Sdg’s en de urgente noodzaak voor mensenrechten in tijden van crisis

Chiara Macchi

19 mei 2020
Opinie

Internationale mensenrechtenverdragen zijn verdacht afwezig in de sdg’s

Sdg’s en de urgente noodzaak voor mensenrechten in tijden van crisis

Sdg’s en de urgente noodzaak voor mensenrechten in tijden van crisis
Sdg’s en de urgente noodzaak voor mensenrechten in tijden van crisis

Mensenrechten zijn verdacht afwezig in de sdg’s. Ondanks de politiek geruststellende taal van “doelstellingen” en “engagementen” vreest Chiara Macchi dat de sdg’s er niet in slagen om prioriteit te geven aan mensenrechten. Sdg’s verminderen ook de verantwoordelijkheid van staten en bedrijven.

Mijnbouw in de Buuruljut vallei in Mongolië leidt tot ernstige verontreinig en schending van mensenrechten.

Foto aangeboden door Source International - https://www.source-international.org/

Mensenrechten zijn verdacht afwezig in de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen of sdg’s. Ondanks de politiek geruststellende taal van “doelstellingen” en “engagementen” vreest onderzoeker Chiara Macchi dat de sdg’s er niet in slagen om prioriteit te geven aan mensenrechten. Sdg’s verminderen ook de verantwoordelijkheid van staten en bedrijven.

Mochten ze afgestemd zijn op het internationale mensenrechtenkader, dan kunnen sdg’s bijdragen tot de realisatie van mensenrechten in Noord en Zuid. Maar daarvoor moeten staten wel erkennen dat internationale mensenrechten voorrang hebben op hun eigen politieke doelstellingen. Ze moeten sdg’s dan ook systematisch aanpakken in plaats van te focussen op specifieke (sub)doelstellingen. Op dat vlak toont de Agenda 2030 een aantal hiaten en contradicties.

Doelstellingen en rechten hoeven nochtans niet noodzakelijk tegenstrijdig te zijn. Het nastreven van legitieme politieke engagementen zoals de Agenda 2030 kan bijdragen tot de bevordering van mensenrechten, op voorwaarde dat de eersten stevig ingekapseld blijven in het internationale mensenrechtenkader.

Maar de beperkte rol van mensenrechten in de Agenda 2030 belooft weinig goeds. Het geeft ruimte aan staten om de sdg’s selectief te gebruiken en gevoelige mensenrechtenthema’s te ontwijken.

Verwaterde resultaten en diffuse verplichtingen

Internationale mensenrechtenverdragen zijn verdacht afwezig in de sdg’s. Hoewel de Universele Verklaring voor de Mensenrechten vermeld wordt in de Agenda 2030, vinden we de twee bindende Convenanten die hieruit voortvloeien (één over burgerlijke en politieke rechten en één over economische, sociale en culturele rechten) niet in terug in de Agenda 2030. Deze agenda hanteert een discours van ‘principes en engagementen’ en verwijst maar zeer oppervlakkig naar de internationale verplichtingen van staten.

Internationale mensenrechtenverdragen zijn verdacht afwezig in de sdg’s.

Dat sdg’s geframed worden als politieke engagementen en niet als verplichtingen is op zichzelf geen probleem. Zoals gezegd, doelstellingen en rechten kunnen samengaan en elkaar zelfs versterken. Maar aan hoe sdg’s de taal van mensenrechten opzij schuiven, kun je zien dat staten zeer weigerachtig zijn om de meest urgente uitdagingen van deze tijd aan te pakken vanuit een mensenrechtenperspectief.

Bij catastrofes zoals klimaatverandering of de COVID-19 pandemie, roept het normatieve kader van mensenrechten op tot dringende actie. Het wijst specifieke verantwoordelijkheden aan en dwingt tot de mobilisatie van middelen.

Daartegenover staan de politiek geruststellende “doelstellingen” en “engagementen”, die leiden tot een verwatering van resultaten op een lange termijn. Sdg’s blijven bovendien vaag over wie individueel verantwoordelijk is, aangezien ze spreken over de collectieve verantwoordelijkheid van de “internationale gemeenschap”. Dit leidt to tenminste twee problemen. Eén, het onvermogen om prioriteit te geven aan de meest dringende noden inzake mensenrechten. Twee, het onvermogen om staten en bedrijven ter verantwoording te roepen.

Het primaat van mensenrechten

Het idee van “geleidelijke verwezenlijking” dat inherent is aan de sdg’s, vinden we evengoed terug in het internationale mensenrechtenkader. We vinden dit bijvoorbeeld in het Internationaal Convenant over Economische, Sociale en Culturele rechten (ICESCR), dat uitermate relevant is als kader voor duurzame ontwikkeling.

Maar er zijn cruciale verschillen. Het ICESCR wijst specifieke verplichtingen toe aan staten. Het verplicht verdragspartijen om doelbewuste, concrete en gerichte stappen te zetten voor de geleidelijke realisering van de rechten die opgenomen zijn in het Convenant. De “geleidelijke verwezenlijking” houdt een verplichting in tot due diligence. Zoals de ILA Study Group on Due Diligence het stelde, dit is noodzakelijk om te bepalen of mensenrechten geschonden zijn.

Nog belangrijker is dat het mensenrechtenkader criteria bevat over welke acties staten prioritair moeten ondernemen. Opnieuw iets wat ontbreekt in de sdg’s.

Niet zo bij de sdg’s. Pogge en Sengupta zijn stellig: de complete afwezigheid van specifieke verantwoordelijkheden maakt het gemakkelijk voor regeringen om de sdg’s te onderschrijven, omdat ze zich eigenlijk tot niets verbinden. Doordat er geen duidelijke taakverdeling is om de sdg’s uit te voeren, kunnen landen gemakkelijk elk falen op elkaar afschuiven.

Nog belangrijker is dat het mensenrechtenkader criteria bevat over welke acties staten prioritair moeten ondernemen. Opnieuw iets wat ontbreekt in de sdg’s. Internationale mensenrechten omvatten dringende verplichtingen, in het bijzonder wat betreft “absolute” rechten (zoals het recht om niet willekeurig van het leven te worden beroofd, vrijwaring van foltering, en vrijheid van slavernij), de noodzaak van niet-discriminatie en minimale kernverplichtingen van het ICESCR.

Mensen in hongersnood redden, toegang tot basisgezondheidszorg voorzien of het recht op onderdak garanderen: dat zijn geen “doelstellingen” om geleidelijk aan te verwezenlijken. Het zijn mensenrechten en verplichtingen die we zonder uitstel moeten uitvoeren. Maar het gebrek aan bindende kracht en de afwezigheid van mechanismes voor verantwoording maken het gemakkelijk voor staten om de sdg’s te ondersteunen. Dat geldt zelfs voor staten zoals de VS die zich altijd al kantten tegen de juridische toepasbaarheid van economische, sociale en culturele rechten.

Intussen heeft de helft van de wereldbevolking geen toegang de essentiële gezondheidszorg, terwijl, volgens de FAO, het aantal ondervoede mensen in de wereld gestegen is sinds 2015 en terug zit op het niveau van 2010-2011. De economische crisis die zal volgen op de COVID-19 pandemie zal deze problemen alleen maar verergeren.

Het punt is dat als we de sdg’s ontkoppelen van mensenrechten, het wel heel gemakkelijk wordt voor regeringen die getroffen zin door de crisis om niets te doen in naam van de sdg’s. Sdg’s staan voor geleidelijke en beperkte verbeteringen die bestaande ongelijkheden niet fundamenteel veranderen.

Het internationale kader van mensenrechten daarentegen verplicht staten, zelfs in tijden van crisis en bezuinigingen, de geleidelijke verwezenlijking van economische en sociale rechten verder te zetten, om elke stap die daarvan afwijkt grondig te motiveren, en om onmiddellijke de naleving van minimale mensenrechten te garanderen. Het mensenrechtenkader geeft duidelijk aan waarvoor budgetten prioritair ingezet moeten worden, iets wat sdg’s die grotendeels overlaten aan het oordeel van regeringen.

Teveel economische groei, te weinig aansprakelijkheid

Sdg’s steunen op ‘aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei’ (Doel 8). Tegenover het onwrikbare vertrouwen in economische groei en internationale handel als motor hiervan, staat dat staten enkel ‘streven naar’ de ontkoppeling van economische groei en achteruitgang van het milieu (Doel 8.4). Terwijl sdg’s ‘schonere en milieuvriendelijke technologieën’ aanmoedigen (Doel 9.4), ligt de nadruk op het promoten van industrialisering (Doel 9).

Evenmin stellen sdg’s vrijhandel in vraag, en de mogelijke negatieve gevolgen op sociaal en ontwikkelingsvlak.

Het World Economic Situation and Prospects rapport van de VN (WESP 2020) benadrukt dat we de klimaatverandering onvoldoende aanpakken, terwijl bedrijven nog altijd kortzichtige beslissingen nemen om te investeren in koolstof-intensieve sectoren. Het rapport wijst ook op de nood aan een ambitieus overheidsbeleid, ook op multilateraal niveau, om een paradigmaverandering teweeg te brengen – iets wat de sdg’s onvoldoende benadrukken.

In een gesloten systeem met beperkte middelen is het cruciaal om beleidsacties te prioritiseren en te garanderen dat interventies voor één sdg-doelstelling de andere niet saboteren. Een silo-benadering van sdg’s, zoals Doel 8 en Doel 9, ondermijnt de realisatie van andere sdg’s. Het wordt helemaal problematisch als het niet lukt om stevig werk te maken van dé duurzaamheidsuitdaging bij uitstek, namelijk de drivers achter klimaatverandering.

Evenmin stellen sdg’s vrijhandel in vraag, en de mogelijke negatieve gevolgen op sociaal en ontwikkelingsvlak. De COVID-19 crisis illustreert nochtans opnieuw het failliet van mondiale waardeketens waarin arbeiders geen werkzekerheid hebben en gedwongen worden om te werken wanneer ze ziek zijn. Net zoals staten ontsnappen aan mensenrechten verplichtingen, verwijzen de sdg’s ook maar zeer terloops op de VN Richtlijnen over Bedrijven en Mensenrechten en op de verantwoordelijkheid van bedrijven in het algemeen.

Bovendien zeggen de sdg’s niets over de noodzakelijke hervorming van het investeringsrecht zodat dit aan bedrijven niet langer, om het met Van Ho te zeggen, een “schild” biedt voor problematische bedrijfsactiviteiten en een “zwaard” om regeringen te dagvaarden voor progressieve wetgeving die mensenrechten beschermt.

De Agenda 2030 dringt aan op publiek-private partnerschappen als een centrale strategie voor duurzame ontwikkeling, maar fouten in het verleden tonen aan dat dit enkel een maatschappelijke meerwaarde biedt wanneer het publieke belang voorrang krijgt op commerciële prioriteiten.

Positieve bijdragen

Door de zwakke opname van mensenrechten ontbreekt het de sdg’s aan een noodzakelijk mechanisme om beleid te prioritiseren, iets wat cruciaal is om sdg’s op een systemische manier te kunnen uitvoeren en om haar interne contradicties te overstijgen.

De Urgenda-klimaatzaak tegen de Nederlandse staat toont aan dat vrijwillige engagementen zoals die onder het Parijs Akkoord op zichzelf geen juridische verplichtingen inhouden, maar dat rechtbanken deze wel kunnen gebruiken om de due diligence verplichtingen van staten te interpreteren in het licht van nationale en internationale wetgeving – inclusief mensenrechtenverdragen.

Op dat vlak zien we ook positieve bijdragen vanuit de VN-instellingen, die vrijwillig de monitoring van de sdg’s vanuit een mensenrechtenkader op zich nemen. Agentschappen zoals CEDAW, CESCR of CRC roepen staten regelmatig op om mensenrechten verplichtingen na te leven bij de implementatie van de Agenda 2030. Ze pleiten hierbij ook voor een participatieve aanpak.

Ook ngo’s leggen in hun lobbywerk steeds meer de link tussen de uitvoering van sdg’s en mensenrechten. Op die manier proberen ze te garanderen dat staten hun internationale verplichtingen niet opzij schuiven bij het nastreven van politieke ‘doelstellingen’.

Dr. Chiara Macchi is post-doctoraal Marie Skłodowska-Curie Onderzoeker aan de Universiteit Wageningen. Ze doet onderzoek naar en geeft les over bedrijven en mensenrechten.

Een Engelstalige versie van deze blog verscheen op de website van het Ghent Centre for Global Studies.