“‘Sterke schouders moeten de zwaarste lasten dragen ’
Welgeteld 3062,29 euro. Dat is het bedrag dat ik aan de belastingen heb betaald voor het inkomstenjaar 2003. Het was mijn eerste jaar als journalist. Ik werkte halftijds in dienstverband bij MO*magazine en halftijds als freelancer voor De Morgen en andere media.
Van mijn belastbare freelance-inkomsten – een goeie 7500 euro – ging zowat de helft naar Vadertje Staat. Met plezier. Ik droeg die belastingen immers af met de belofte dat ik later een waardig pensioen zou krijgen, dat ik bij ziekte of werkloosheid niet aan mijn lot zou worden overgelaten, dat mijn kinderen degelijk en gratis onderwijs zouden kunnen genieten…
Toen ik me de voorbije maanden samen met collega’s van De Tijd en Le Soir door honderden pagina’s Luxemburgse confidentiële belastingsafspraken worstelde, moest ik regelmatig terugdenken aan die belastingsaangifte van tien jaar geleden. Tijdens het onderzoek naar Belgische bedrijven stelde ik immers vast dat een betrokken Luxemburgse holding ook een bedrag van die grootte-orde had afgedragen. 3210 euro om precies te zijn. Alleen had die holding een winst gemaakt van… 150 miljoen euro. Een Belgisch dochterbedrijf van een andere groep die had aangeklopt bij de Luxemburgse belastingsadministratie betaalde 2863 euro belastingen. Dat jaar noteerde het bedrijf een winst van liefst… 378 miljoen euro.
In het Luxembourg Leaks-dossier dat MO.be deze week publiceert, kaart ICIJ de rol aan van het Groothertogdom in de internationale belastingsplanning van bedrijven. Het gaat om Pepsi, IKEA, FedEx en 340 andere internationale bedrijven, die er via hun Luxemburgse aanwezigheid in slagen hun belastingen te reduceren tot soms enkele procenten. Ook steenrijke Belgische bedrijven en families duiken op in de gelekte documenten: familie de Spoelberch (AB Inbev), Belgacom, de Waalse kalkreus Lhoist, de firma Artal van de families Wittouck en Ullens de Schooten (eigenaar van Weightwatchers), Groupe Bruxelles Lambert (van de rijkste Belg Albert Frère), Bank Degroof, Unibra (van de familie Relecom) en Accent Jobs for People.
Matteüseffect in het kwadraat
Met de praktijk van rulings an sich is er niets mis. Die voorafgaande beslissingen bieden bedrijven rechtszekerheid en zijn in heel wat landen een courante praktijk – ook in België. Voorwaarde is wel dat de rulings voor iedereen moeten gelden – niet à la tête du client. En daar knelt in Luxemburg het schoentje. De Luxemburgse rulings zijn confidentieel – in tegenstelling tot België bijvoorbeeld, waar de dienst Voorafgaande Beslissingen rulings publiceert in een jaarverslag, zij het anoniem.
Bovendien heeft niet elk bedrijf – laat staan de gemiddelde burger – de financiële middelen om een fiscaal adviseur onder de arm te nemen die alle achterpoortjes van de internationale fiscaliteit kent, om vervolgens op de juiste deur aan te kloppen voor de meest voordelige ruling. Hier speelt met andere woorden het Matteüseffect in het kwadraat: wie heel veel geld heeft, kan zich fiscale vrijstellingen en constructies “kopen” waar gewone burgers of kleine bedrijven niet van kunnen dromen.
Voor alle duidelijkheid: de betrokken bedrijven doen niets illegaals. Ze houden zich strikt aan de nationale, Europese en internationale wetten. Dat geldt althans tot het tegendeel bewezen is. Maar zolang de Europese Commissie niet oordeelt dat sommige Luxemburgse belastingsafspraken een vorm zijn van staatssteun, en zolang de Belgische fiscus niet valt over de Luxemburgse constructies opgezet door Belgische bedrijven, zolang is op de rulings die ICIJ onderzocht juridisch gezien niets aan te merken.
Zonder factuur
Wat dan met de ethische dimensie? ‘Persoonlijk denk ik niet dat belastingswetgeving enig moreel doel dient,’ aldus een expert fiscaliteit waar ICIJ België mee sprak. ‘Het is gewoon een manier voor een staat om geld binnen te halen.’ Een andere expert wierp op: ‘Wie is het scherpst? Een rijke familie die haar beleggingen optimaliseert of de werkman die bij uw thuis langskomt en zegt: “Als ’t zonder factuur is, is het goed voor mij”? Het is moeilijk om er ethische oordelen over te vellen. Ik heb beslist om dat niet te doen.’ Nog een derde expert kaatste terug: ‘Wat is een eerlijk belastingtarief? Moet een bedrijf effectief 10 procent belastingen betalen? Of 20 of 30? Het is toch niet de journalist die moet bepalen hoeveel dat percentage moet zijn. Evenmin is dat aan de belastingsconsultant. Het is uiteindelijk de wetgever die moet zeggen wat toelaatbaar is en wat niet.’
Je kan de bedrijven in kwestie moeilijk verwijten dat ze hun belastingen optimaliseren – al moeten ze dan op publieke fora ook niet al te veel schermen met hun mecenaatverdiensten en maatschappelijke bijdragen vind ik. Evenmin kan je een adviseur als PricewaterhouseCoopers verwijten dat hij de kennis over wettelijke achterpoortjes in nationale wetgevingen wereldwijd combineert en tot een van zijn unique selling propositions maakt. De bal ligt hier in het kamp van de wetgever.
De Luxemburgse trukendoos
Europese lidstaten hebben tal van beleidsdomeinen overgedragen aan de EU. Fiscaliteit niet, dat blijft een nationale bevoegdheid. Gevolg is dat EU-lidstaten elkaar beconcurreren met allerhande fiscale voordelen. Zo haal je bedrijven binnen, en die zorgen voor inkomsten. Zelfs al hef je maar enkele procenten belasting… als dat op een miljardenbedrag is, zijn die inkomsten mooi meegenomen.
Luxemburg gaat erg ver in het toekennen van fiscale incentives, dat blijkt uit de 28.000 pagina’s rulings die ICIJ heeft onderzocht. Als je bijvoorbeeld maar kan argumenteren dat je knowhow belangrijk is voor je business, kan je in Luxemburg in sommige gevallen rekenen op een belastingvrijstelling van 90 procent op je bedrijfsinkomsten. Afschrijving van immateriële activa heet dat dan. En zo zitten er nog wel opportuniteiten in de Luxemburgse trukendoos. Maar ook andere landen kennen allerhande incentives toe: Nederland, Ierland, ja ook België – denk aan de notionele intrestaftrek.
Wel is Luxemburg opvallend lakser als het gaat om de feitelijke aanwezigheid van bedrijven. Een gouden regel in het belastingsuniversum stelt dat inkomsten belast moeten worden in het land waar de activiteiten zich voltrekken. Postbusadressen zijn niet bepaald een sterk argument om zulke activiteiten te onderbouwen. Als je dan vaststelt dat op één adres in Luxemburg liefst 1600 bedrijven geregistreerd staan, kan je je – ik druk me voorzichtig uit – toch vragen stellen over de werkelijke substantie van die vennootschappen. (Tussen haakjes: het zou een interessante oefening zijn om uit te zoeken hoeveel kapitaal die 1600 bedrijven samen vertegenwoordigen. Misschien gaat het wel om een van de allerrijkste adressen ter wereld.)
Feitenkennis
Voor kleinere landen zijn belastingincentives een manier om zich macroeconomisch te handhaven. Zij hebben niet de schaalvoordelen van pakweg Duitsland of de VS. Dat is een belangrijke nuance in het verhaal. Maar dat gezegd zijnde, is het tijd voor een ernstig Europees debat over fiscaliteit, en misschien wel over een zekere mate aan uniformisering. De OESO, de club van rijke landen, heeft overigens al een voorzet gegeven met zijn Base Erosion and Profit Shifting-initiatief.
In zo’n debat is feitenkennis cruciaal. Dat is waarom ICIJ met het project Luxembourg Leaks honderden confidentiële belastingsafspraken op het publieke forum gooit. Nu is het aan de dames en heren politici om met deze journalistieke input – het werk van meer dan tachtig journalisten in 26 landen – verder aan de slag te gaan. Zeker in de huidige maatschappelijke context: nu onze economieën niet meer groeien, veel mensen moeten inleveren, en er een roep is om een shift van belasting weg van arbeid, is het vinden van andere belastingbasissen onvermijdelijk.
Maar het zou al te makkelijk zijn om dit dossier louter aan politici over te laten, en vrolijk terug te keren tot de orde van de dag. Hoe staan de betrokken bedrijven, families en adviseurs tegenover het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen? Dat is een cruciale vraag die Luxembourg Leaks opwerpt.