Nic Balthazar
Her-denken op 8 mei
“‘‘Verzet is altijd lastiger dan het lijkt’’
Volgens Nic Balthazar moeten we 'met zo veel mogelijk, en zo snel mogelijk in het verzet'. Hij richt zich op 8 mei tot al wie denkt dat verzet eenvoudig is. 'Meedrijven met de stroom wordt vaak niet meteen als zo erg schadelijk of moreel verwerpelijk bekeken. Toen niet. Nu ook niet.'
Volgens TV- en filmmaker Nic Balthazar moeten we ‘met zo veel mogelijk, en zo snel mogelijk in het verzet’. Hij richt zich op 8 mei, wanneer we het einde van de Tweede Wereldoorlog en de overwinning op het fascisme herdenken, tot al wie denkt dat verzet eenvoudig is. ‘Collaboreren of meedrijven met de stroom wordt vaak niet meteen als zo erg schadelijk of moreel verwerpelijk bekeken. Toen niet. Nu ook niet.’
Mijn grootvader – we noemden hem Bobo – zat in het verzet, al zou hij de laatste geweest zijn om zichzelf een verzetsheld te noemen. Want anders was hij misschien slimmer geweest dan zich door de Gestapo te laten oppakken en naar Büchenwald te laten verschepen, net zoals hij eerder ook al krijgsgevangene was gemaakt na zijn misschien ook weinig heroïsche strijd van amper achttien dagen met onze Belgische strijdkrachten.
Urenlang heb ik al zitten kijken naar het portret van Bobo in zijn gestreepte Büchenwald “pyjama”, en me daarbij afgevraagd wat ik zelf zou hebben gedaan in zijn plaats, een jonge man van 28 die terugkeert na een krijgsgevangenschap van bijna een jaar in een Oostenrijkse Stalag.
Zou ik het ook hebben aangedurfd om op gevaar van eigen leven opnieuw de wapens op te nemen, en tegen die gigantische donkere stroom in te roeien. Het is een klassieke en op zichzelf altijd interessante filosofische vraag. Wat zou ik hebben gedaan tegen “den Duits”?
Wij denken uiteraard al snel dat we net als Bobo in het verzet zouden hebben gezeten, tuurlijk wel. We voelen het vandaag als een evidentie. Maar als we naar onze daden van vandaag kijken moeten we toegeven dat verzet — zelfs zonder de dreiging van de Gestapo aan je deur – moeilijker, lastiger is dan het lijkt.
Terwijl het omgekeerde – collaboreren, of veilig en neutraal meedrijven met de stroom – vaak niet meteen als zo erg schadelijk of moreel verwerpelijk wordt bekeken. Toen niet. Nu ook niet.
Denken we voor de sport enkel nog maar aan het glanzende podium van het Eurovisie Songfestival waar deze week zelfs elk woord, elk teken, elk sjaaltje van verzet met griezelige gründlichkeit zal worden gecensureerd en verwijderd. En dat terwijl een natie die – oh bittere ironie – bezig is aan een genocide (die haar nochtans bekend kon voorkomen) vrolijk en ongestoord mag komen zingen, en misschien wel meermaals kirrend en glunderend ‘twelve points’ zal krijgen.
Groot jolijt in de green room, terwijl de oorlogsmisdaden doorgaan. Terwijl de onschuldige moeders en bommen blijven vallen, ook in het zogenaamde safe ghetto van Rafah. Terwijl de pyramide van dode kinderlijken onderhand bijna tot in de wolken reikt. Hoe zit het hier in het protserige pretpaleis van Malmö met verzet, collaboratie of die zogenaamde neutraliteit, die aseptische objectiviteit die bijna nog meer pijn doet voor wie net zijn kinderen objectief is moeten gaan opgraven van onder het puin?
Of om er even een ander voorbeeld bij te halen. Wie denkt u zal het snelst worden opgesloten? Wie krijgt het meeste steun en sympathie? Is dat de even steenrijke als scherp geklede aandeelhouder van een olie- en gasgigant die wetens en willens de destructie van de planeet verder zet, of die vervelende verzetslieden van Extinction Rebellion die zich buiten aan de trappen van het petro-paleis hebben vastgekleefd, klimaatactivisten die men in meerdere landen ook waarlijk als terroristen wil kunnen boekstaven en berechten?
Ik ben de zoon van een historicus, die uitgebreid heeft onderzocht hoe na de Tweede Wereldoorlog het jammerlijke boetekleed voor de ‘al te zwaar gestrafte’ collaborateurs vaker werd uitgehangen dan een fiere vlag voor de verzetshelden.
We hadden het nooit verwacht, maar we hebben uiteindelijk geen eeuw moeten wachten.
Zelfs de glorierijke 8 mei 1945, de definitieve overwinning op het fascisme in Duitsland, hebben we veelzeggend afgeschaft als nationale feestdag. Er is op een magere bloemlegging hier en daar na geen grote optocht in elke stad, en het is geen stof die ge moet kennen voor het examen. Wie zou het ook kunnen om nog maar één verzetsman of vrouw bij naam noemen? (En “Bobo” telt dus niet.)
Misschien ware het goed geweest om een beetje beter, een beetje dieper, een beetje grondiger te herdenken. Want het even klassieke als belangrijke adagium waar je altijd op kan rekenen is dat wie zijn geschiedenis niet goed kent gedoemd is om die te herhalen.
En zo geschiedt de geschiedenis, jawel… We hadden het nooit gedacht. We hadden het nooit verwacht, maar we hebben uiteindelijk geen eeuw moeten wachten. In dit wankel tijdsgewricht waarin het wrede en veelkoppige monster dat oorlog heet elke dag weer dichterbij sluipt, blijkt ook het fascisme in al zijn minder of meer gecamoufleerde vormen aan een haast triomfantelijke comeback bezig.
Alle historische alarmsignalen van de jaren ’30 gaan in deze jaren ’20 al een tijdje af, en de pijnlijke vraag die wij ons op deze achtste mei moeten stellen is hoe, waar en op welke manier we in het verzet moeten?
Of misschien beter: Moesten we misschien al lang in het verzet hebben gezeten of gestaan opdat onze heiligste waarden van democratie, mensenrechten en solidariteit niet opnieuw te grabbel worden gegooid?
Want welke duistere krachten in maatpak kunnen en durven we vandaag nog te lijf? Nu hun geldstromen via big oil, big tech, big pharma, big weapons, en andere big business astronomischer zijn dan ooit.
In welke ondergrondse kan men nog opereren, nu de nieuwe mogelijkheden tot brainwashing griezeliger zijn dan ooit? Hoe moet politiek verzet er uitzien, nu de lobbymachines performanter zijn dan ooit? De lek gestoken Europese dromen van natuurherstel en duurzame energietransitie hangen alvast als de eerste jammerlijke scalp aan hun gordel, terwijl de groeiende en loeiende rechterkant van het halfrond de giftige ontmanteling van elke milieubescherming luid toejuicht. In naam van de heilige koopkracht die uiteindelijk alle hoopkracht versmacht.
Op een dag als deze moeten we de verzetshelden van toen herdenken, terwijl we misschien meteen ook hun spirit van onverschrokkenheid opnieuw moeten durven inademen. Mijn grootvader en zijn kompanen werden drie weken lang gefolterd door de Gestapo. Hun kreten van angst en woede zijn blijkbaar niet lang en luid genoeg blijven nazinderen, of we hadden ons misschien slimmer bewapend. We hadden ons beter verzet.
Op een herdenkingsdag is het dus misschien goed om nog snel te her-denken en opnieuw te bekijken hoe we alle verzetshelden van vandaag zouden kunnen versterken en jawel, hoe we hen zouden kunnen vervoegen. Zij die in onze universiteiten, maar ook op straat, de gruwel in Gaza blijven aanklagen huilen van de horror, maar helaas ook van het traangas en de pepperspray die hen – ook door onze politiemensen – van dichtbij in de ogen wordt gespoten.
Versterken we misschien ook zij die de natuur en de toekomst proberen te beschermen door zich vast te ketenen of vast te lijmen aan het gloeiende asfalt van onze heilige wielerklassiekers, en die daarom alleen al de hoon en de vijandigheid van de massa over zich heen krijgen? Want tenzij je een grote tractor van een ton of twee onder je kont hebt, is er immers weinig begrip of ontzag, en wordt er al snel met waterkanon en plastic handboeien gereageerd als je een weg probeert te versperren.
Laat ons, op deze dag en op alle dagen, ten minste respect hebben voor het verzet. Voor zij die hun lijf, hun tijd, hun energie en hun brains in de strijd gooien om op te komen voor de rechten van de rechtenlozen; voor een menswaardige omgang met al wie men liefst zo ontmenselijkt mogelijk voorstelt door hen enkel nog migrant, transmigrant of illegaal te noemen. (Vreemdelingenhaat, nog zo’n alarmbel die al een tijdje aan het afgaan is.)
Mijn grootvader en zijn kompanen werden drie weken lang gefolterd door de Gestapo. Hun kreten van angst en woede zijn blijkbaar niet lang en luid genoeg blijven nazinderen.
Laat ons her-denken. Hoe we ons opnieuw (en opnieuw en opnieuw) moeten verzetten tegen de gekende recepten van desinformatie, opgediend op dat helaas klassieke bedje van xenofobie, racisme en culturele superioriteit. Hoe? Ik weet het ook niet.
Ik kijk naar de foto van Bobo, en weet alleen dat zelfs Büchenwald hem niet klein had gekregen. Ik kijk naar vandaag en besef dat ook niets doen kwalijker kan zijn dan we vermoeden. Dat ons met opgeheven schouders afwenden van het weinig verheffende geopolitieke schouwtoneel – hoe begrijpelijk ook – toch misschien zou kunnen neerkomen op een stille collaboratie. Dat geldt misschien ook voor het vrolijk meekirren met het Eurovisie Songfestival, zonder aan te klagen dat Israël vrolijk al onze Europese waarden aan de bloederige laarzen lapt.
Net zoals je niet gespierd tegen de slavernij kon optreden door er simpelweg geen slaven op na te houden, moeten we ons niet verzetten tegen racisme, fascisme en onverdraagzaamheid door te stellen dat we geen racist zijn, of geen fascist. (Zinnen waar toch te vaak nog een ‘maar…’ op volgt.)
We moeten ons radicaal opstellen als anti-racist, als anti-fascist, als activist. Nu er nog een barricade op te richten valt.
We moeten met zo veel mogelijk, en zo snel mogelijk in het verzet. Hoe dan precies? Als we er vandaag op 8 mei – ter ere van alle Bobo’s en alle verzetshelden – samen aan beginnen, vogelen we dat samen wel uit.
Nic Balthazar is schrijver, theater-, televisie- en filmmaker. Deze tekst is de neerslag van zijn toespraak op de 8 mei viering op het Acht Mei Plein in Gent.