“‘Vreedzaam verzet in Palestina en Israël botst op grenzen’
Op 31 oktober nam Brigitte Herremans in Amsterdam deel aan een debat over Israël en Palestina getiteld “De grenzen van het verzet”. Het inspireerde haar tot een opiniestuk waarin ze haar visie op de situatie in dat deel van het Midden-Oosten uiteenzet en de manier aanklaagt waarop Israël probeert ieder verzet te breken.
Als het Israëlisch-Palestijns conflict over de tongen gaat, ontstaan er vaak hevige discussies, niet altijd gehinderd door veel kennis van zaken. Emoties zoals verontwaardiging krijgen dan vaak de bovenhand. Ook bestaat de neiging tot al te grote politisering: de Palestijnse maatschappij wordt vooral bestudeerd door het prisma van de bezetting. Het leven van de bezette bevolking wordt verengd tot haar strijd tegen die bezetting. Er is immers geen ontkomen aan: de bezetting grijpt in op alle aspecten van het leven van Palestijnse burgers, van de wieg tot het graf.
Maar net zoals lotgenoten in andere conflicten ter wereld proberen de meeste Palestijnen een waardig leven te leiden ondanks de bezetting, en er zich niet door te laten definiëren.
Normalisering van de bezetting
Vandaag, na vijftig jaar bezetting, is het verzet, vreedzaam of gewelddadig, niet het meest voorkomende gespreksonderwerp in Palestina. Het laat veel burgers onverschillig. Heel anders dan ten tijde van de Eerste Intifada (1987-1993), toen burgers zich op grote schaal lieten meeslepen door betogingen en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Vandaag echter zien veel Palestijnse burgers geen rol meer voor hen weggelegd in de ontvoogdingsstrijd en plooien ze zich terug op hun eigen leven.
In 2000 werden ze aan de kant gezet door de gewapende groepen die de Tweede Intifada kaapten met aanslagen tegen Israëlische burgers. De toenemende repressie maakte hun leven sindsdien enger, begrensde de bewegingsvrijheid en versleutelde Israëls ijzeren greep op de gefragmenteerde Palestijnse gebieden. Sinds 2000 zijn Palestijnen vooral bezig met overleven: ze leven van dag tot dag, in afwachting van een nieuwe crisis.
Eén staat, twee of meer staten, het interesseert veel Palestijnen niet echt meer, zolang de invallen van het Israëlische leger en de huisvernielingen maar stoppen
Het is ook zonneklaar voor Palestijnen dat Israël nooit de bedoeling had om zich terug te trekken uit de Palestijnse gebieden, maar wel om de bezetting te herorganiseren. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) kon niet alleen geen politiek alternatief verzinnen, maar verrijkte zich en creëerde zelf een repressieve staat in wording, zonder soevereiniteit. Uit pragmatische overwegingen, machteloosheid en vermoeidheid lieten veel Palestijnen de “nationale bevrijding” dan ook links liggen.
Israëls ongebreidelde repressie gaf het geloof in de tweestatenoplossing meer dan één knauw: ze sloeg het Palestijnse nationalisme, dat ijvert voor een Palestijnse staat binnen de grenzen van vóór 1967, aan diggelen. Eén staat, twee of meer staten, het interesseert veel Palestijnen niet echt meer, zolang de invallen van het Israëlische leger en de huisvernielingen maar stoppen, jongeren niet meer uit bed worden gelicht, er meer dan vier uur elektriciteit per dag is in Gaza,… Kortom, dat burgers gespaard blijven van dagelijkse vernederingen en hun basisrechten vervuld zien. Net zoals in de Arabische revoluties klinkt de roep om waardigheid steeds luider.
Geen ruimte meer voor burgerprotest?
Dit betekent niet dat de bevolking in de Palestijnse gebieden volledig lamgeslagen is. Zonder dit expliciet te benoemen, bekennen de meeste burgers zich dagelijks tot het geweldloos verzet. Dat doen ze door hun plannen door te zetten en niet te wijken voor het geweld van de bezetting en landroof. De ideologie van “soemoed”, of veerkracht, ontwikkelde zich sinds de Nakba (Palestijnse exodus tussen 1947-1949) en kan worden verstaan als ‘wij blijven hier’.
Daarnaast is er ook een minderheid die actief deelneemt aan het verzet. Enerzijds zijn er de Palestijnse gewapende groeperingen en recent ook Palestijnse individuen die geweld plegen tegen Israëlische burgers en soldaten. Hamas weigert bijvoorbeeld om zijn gewapende vleugel, de Iz ed-din Al-Qasimbrigades, te ontbinden en zijn wapens op te geven omdat het die beschouwt als een troefkaart in de strijd tegen Israël en te allen tijde wil klaarstaan om Israël opnieuw te bestoken met raketten.
Anderzijds zijn er Palestijnse mensenrechtenactivisten en groepen die actief blijven oproepen tot geweldloos verzet tegen de bezetting of ijveren voor meer vrijheid in de Palestijnse maatschappij. Hun voornaamste drijfveer is de overtuiging dat de strijd om basisrechten essentieel is voor de ontvoogding van Palestina, en dat passief toekijken geen optie is. Vaak worden ze bijgestaan door Israëlische en internationale ngo’s die wel bewegingsvrijheid hebben en hun dagelijkse strijd internationale zichtbaarheid geven. Er zijn talloze voorbeelden die dit illustreren: de groep Theatre Day Productions in Gaza, Youth Against Settlements in Hebron, Tent of Nations in Bethlehem, de Circusschool in Ramallah en Project Hope in Nabloes.
Het leger reageerde van meet af aan met extreem geweld op de betogingen
Israël treedt hard op tegen het volksverzet. Dat is de term die Palestijnen verkiezen, ook al gaat het er niet altijd vreedzaam aan toe en worden er soms projectielen gegooid. Voor de Israëlische autoriteiten is het burgerprotest een grote bedreiging. Vanaf de bouw van de muur in 2002, braken in dorpen zoals Bilin en Nilin protesten uit en werden er op vrijdag betogingen georganiseerd.
Ook in het dorp Nabi Saleh ontstond er een protestbeweging. Het leger reageerde van meet af aan met extreem geweld op de betogingen en arresteert met de regelmaat van de klok activisten. Ook mensenrechtenactivisten worden genadeloos aangepakt, als criminelen. De aanvallen tegen Issa Amro, de oprichter van de groep Youth Against Settlements in Hebron, zijn een pijnlijke illustratie.
Er loopt momenteel een proces tegen hem in een Israëlische militaire rechtbank, grotendeels gebaseerd op klachten van kolonisten (en voor feiten waar hij jaren geleden al voor werd gearresteerd maar onmiddellijk weer vrijgelaten). Amnesty International en HRW argumenteren dat de klachten ongegrond zijn.
Een bitter detail: Issa zat in september twee weken in een Palestijnse gevangenis omdat hij de recent aangenomen cyberwet zou geschonden hebben met een Facebookbericht waarin hij zich kritisch uitliet over de Palestijnse president.
© Michael Dehaspe
Steun van buitenaf
De ironie van het lot is dat de Palestijnse zaak internationaal nog steeds veel gemoederen beroert. Er is meer solidariteit voor Palestijnse, dan voor pakweg Syrische, Jemenitische of Soedanese burgers. Dit heeft natuurlijk te maken met de ongebreidelde Amerikaanse politieke steun voor Israël en de spreidstand van de Europese Unie en haar lidstaten. Kort gezegd is er internationaal bijzonder weinig, of zelfs geen, politieke wil om de druk op Israël te verhogen.
Israël kan straffeloos het internationaal recht schenden en terugkomen op zijn aangegane engagementen.
Israël kan straffeloos het internationaal recht schenden en terugkomen op zijn aangegane engagementen. ‘Wij hebben ons onder de Oslo-akkoorden (1993) nooit verbonden tot een volledige terugtrekking uit de Palestijnse gebieden.’ ‘Over de C-zone was er geen unanimiteit.’ ‘Hoe zou het dan moeten met onze veiligheid?’ ‘Trouwens, er is geen partner voor vrede.’ Dit is een losse greep uit enkele veelgehoorde Israëlische opwerpingen tegen de vredesakkoorden.
Waar de internationale gemeenschap, met name de Europese Unie, wel sterk in investeert is de financiering van de Palestijnse staatsopbouw en ontwikkeling. Van 1993 tot 2000, toen er nog optimisme heerste over de staatsopbouw, besteedden de EU en de lidstaten hier jaarlijks gemiddeld 500 miljoen euro aan. Vanaf 2000 steeg dit naar 1 miljard euro per jaar, en gingen er veel meer middelen naar humanitaire hulp.
Vandaag is de EU erg actief in de C-zone waar ze Palestijnse ontwikkelings- en humanitaire projecten financiert die vaak met afbraak door Israël worden bedreigd. De Israëlische overheid stelt dat deze projecten illegaal zijn omdat ze zonder bouwaanvraag worden opgericht. Als bezettende macht heeft Israël hier geen bevoegdheid over, ook niet in de C-zone.
Tussen 2009 en 2017 vernielde of confisqueerde de Israëlische overheid ongeveer 400 Europese projecten.
De EU en haar partners weten bovendien dat slechts 1 procent van de aangevraagde bouwvergunningen door Israël wordt goedgekeurd, dus besluiten ze om het risico te wagen. Tussen 2009 en 2017 vernielde of confisqueerde de Israëlische overheid ongeveer 400 Europese projecten. Het is ontzettend belangrijk dat een aantal Europese lidstaten, waaronder België, het voortouw nemen en dreigen met compensatie-eisen.
De projecten in kwestie bieden steun aan Palestijnse gemeenschappen, veelal bedoeïenen, die erg kwetsbaar zijn, zoals in Khan al-Ahmar bij Jeruzalem. De EU behoedt deze gemeenschappen voor gedwongen transfer en zorgt ervoor dat ze stand kunnen houden.
Internationale organisaties spelen hierin ook een belangrijke rol. Concreet maken grote humanitaire ngo’s zoals Oxfam en de Norwegian Refugee Council, deel uit van een internationaal consortium van ngo’s dat deze humanitaire projecten op het terrein mee uitvoert: de bouw van woningen en scholen, de aanleg van infrastructuur zoals water en elektriciteit, maar ook het verlenen van juridisch advies aan de getroffen gemeenschappen.
Ook in de Gazastrook voeren humanitaire en ontwikkelings-ngo’s projecten uit om concrete noden te lenigen, gaande van voedselhulp, voorziening van tijdelijke woningen, onderhoud van infrastructuur zoals rioleringen tot steun aan vissers en landbouwgemeenschappen in gevaarlijke zones.
Daarnaast zetten veel ontwikkelings- en vredesorganisaties, zoals ook Broederlijk Delen en Pax Christi, sterk in op het respect voor het internationaal recht en vredesopbouw. Concreet steunen we onder meer Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties en versterken we niet alleen hun werk op het terrein, maar geven we hen ook zichtbaarheid in Europa. Een voor de hand liggende keuze in een conflict dat getekend wordt door aanhoudende schendingen van het internationaal recht.
Ngo’s in het vizier
De afgelopen jaren bemoeilijken de Israëlische autoriteiten het werk van onze partners echter sterk. In de Palestijnse gebieden is dat niet nieuw. Sinds de ontwikkeling van Palestijnse middenveldorganisaties, gestimuleerd door de Eerste Intifada en boomend vanaf de start van het vredesproces in 1993, viseerde de Israëlische overheid hen.
De systematische intimidatie en arrestatie van activisten, invallen in gebouwen, confiscatie van computers: het is schering en inslag.
De systematische intimidatie en arrestatie van activisten, invallen in gebouwen, confiscatie van computers: het is schering en inslag. De Israëlische overheid wordt hierbij ook geassisteerd door de Palestijnse Autoriteit, die ngo’s veelal als een bedreiging voor haar eigen machtsbasis beschouwt. Zo doet de PA ook steeds vaker een beroep op uiterst repressieve wetten (aangenomen bij presidentieel decreet omdat het parlement sinds 2007 buiten werking is gesteld).
Maar sinds een aantal jaar heeft de Israëlische regering het ook steeds meer gemunt op de luizen in eigen pels: de Israëlische ngo’s. Sinds 2002 werden er verschillende wetten aangenomen om de druk op ngo’s te verhogen, onder het mom van transparantie of omdat ze het Joodse karakter van de staat bedreigen (Nakba-wet). De meest opzienbarende is de Transparantiewet (2016) die ngo’s die meer dan de helft van hun financiering van een buitenlandse entiteit krijgen, verplicht dit bij publieke evenementen bekend te maken.
Van de 29 organisaties die hierdoor werden getroffen, behoren er 27 tot het anti-bezettingskamp. Ze worden door de overheid beschuldigd van disloyaliteit en systematisch aangevallen. Zo stelde de regering eind oktober voor om een nieuwe wet in te voeren tegen organisaties van ex-soldaten, in casu Breaking the Silence. Vooral Breaking the Silence en B’Tselem moeten het zwaar ontgelden, zoals Belgisch premier Michel recent mocht ondervinden na een gesprek met deze groepen waarmee hij de toorn van premier Netanyahu opwekte.
Bovendien zijn er extreme Israëlische groepen zoals Regavim en NGO-Monitor die de heksenjacht tegen deze ngo’s voeden en hen met leugenachtige rapporten en beschuldigingen onderuit proberen te halen.
© Michael Dehaspe
Optimisme van de wil
Kunnen ngo’s in de huidige constellatie wel een verschil maken? Het evidente en gemakkelijke antwoord is dat de situatie zonder hun bijdrage nog schrijnender zou zijn. Maar ook die waarheid kunnen we in vraag stellen. Wanneer er een nog grotere humanitaire crisis zou uitbreken, zou de bestaande hulparchitectuur, waarbij de internationale donoren met de hulp van ngo’s en de Palestijnse Autoriteit de taken van Israël als bezettende macht overnemen, in duigen vallen. Israël zou dan ofwel eindelijk moeten instaan voor het welzijn van de burgers, of zich terugtrekken uit de Palestijnse gebieden. Dit gedachte-experiment is echter riskant, omdat het uitgaat van een nog grootschaligere humanitaire crisis.
Persoonlijk ben ik zelf al vele malen getuige geweest van minuscule overwinningen, kiemen voor verandering. Een groep jongeren van Theatre Day Productions in Gaza die we na de oorlog van 2014 naar België haalden, Belgische parlementairen die door Palestijnse mensenrechtenactivisten in Gaza worden rondgeleid, een succesvolle reizende expo over vreedzaam verzet, partners als B’Tselem en Gisha die groeien in plaats van te buigen, de Palestijn Issa Amro en Israëli Yehuda Shaul die samen een strijd tegen segregatie voeren in Hebron.
De tijd tikt echter genadeloos. Zelf werd mij, zoals een groeiend aantal mensenrechtenactivisten, in 2016 de toegang tot Israël ontzegd. De Israëlische regering zet volop in op een dubbele tactiek van het versterken van de bezetting en het doen verstommen van het verzet ertegen. Edward Saïd haalde in deze context graag Gramsci aan: wat nodig is, is pessimisme van het verstand en optimisme van de wil.
Brigitte Herremans is beleidsmedewerker Midden-Oosten van Broederlijk Delen-Pax Christi Vlaanderen