Jan Orbie (UGent)
Sdg’s: wie wil er nog wat oude wijn in een nieuwe zak?
“‘Waarom de duurzame ontwikkelingsdoelen de wereld niet zullen redden’
In 2015 werden de duurzame ontwikkelingsdoelen (sdg’s) met veel fanfare gelanceerd door de Verenigde Naties. Dit jaar wordt een eerste stand van zaken opgemaakt. Jan Orbie (UGent) vindt dat sdg’s structurele onrechtvaardigheden niet aanpakken – en integendeel zelfs versterken, en vraagt daarom dat zeker ngo’s zich herbezinnen.
photothek/Inga Kjer (CC BY-ND 2.0)
De Sustainable Development Goals (sdg’s) bestaan bijna 5 jaar. We hebben dus nog 10 jaar te gaan om de 17 algemene doelstellingen en 169 subdoelstellingen te bereiken. Tijd voor een evaluatie en een blik vooruit.
Ter voorbereiding van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) in september 2020, starten de regionale groepen van de VN een reeks bijeenkomsten. De Afrikaanse groep landen komen eind februari samen in Zimbabwe. De UNECE regio, waartoe ook Europa behoort, buigt zich eind maart over de toekomst van de sdg’s in Genève.
Niet alleen overheden, maar ook ngo’s en bedrijven investeren veel tijd en energie in het sdg-verhaal. Jan Orbie wijst echter op een aantal fundamentele problemen. De sdg’s bevatten geen structurele hervormingen en dragen volgens hen zelfs bij tot de legitimering van de huidige wereldorde, zoals blijkt uit de rol die toegekend wordt aan (vrij)handel.
Wie de wereld wil verbeteren, moet niet ver zoeken. Sinds 2015 vormen de Sustainable Development Goals (sdg’s) het nieuwe raamwerk voor internationale samenwerking. De 17 algemene doelstellingen en 169 specifieke targets die afgesproken zijn in de context van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties (VN), zijn intussen doorgesijpeld in de missie van talrijke overheden, bedrijven en niet-gouvernementele organisaties in Vlaanderen. De gekleurde vierkantjes en pictogrammen duiken op in allerlei posters en powerpoints en bieden een handige to-do lijst voor de komende 10 jaar. Lokale overheden, universiteiten, (multinationale) ondernemingen, niet-gouvernementele en andere organisaties gaan in toenemende mate sdg-labels toekennen aan hun activiteiten.
Hoewel alomtegenwoordig in de doelstellingen van profit en non-profit organisaties, stellen weinigen de sdg’s nog in vraag. In de aanloop naar de VN-top van 2015 was er wel discussie over het gebrek aan focus en de geringe afdwingbaarheid, maar intussen lijken we ons te hebben neergelegd bij het feit dat dit het maximum haalbare was. En proberen we er het beste van te maken: er staan immers ook goede zaken in de sdg’s over bijvoorbeeld universele gezondheidszorg, het probleem van ongelijkheid, gendergerelateerd geweld en de sociale beschermingsvloer. Het glas is halfvol en we willen hoopvol blijven, dus laat ons vooral de positieve kant van de sdg’s verdedigen. Is er niet al genoeg cynisme, negativiteit en polarisatie in deze wereld?
Legitimering bestaande machtsstructuren
De sdg’s bieden een kader om iets te doen voor een betere wereld, maar leiden ons af van de bigger picture.
We hebben de sdg’s algemeen aanvaard als het na te streven kader voor internationale samenwerking en hanteren ze als raamwerk in diverse contexten. Hoewel niemand echt wild wordt van sdg’s, klinkt er weinig fundamentele kritiek. Als politicologen staan we van nature argwanend tegenover de afwezigheid van een debat – zeker in een liberale democratie. Dat geldt ook voor de common sense rond het halfvolle glas van de sdg’s. Als we terugblikken op de evolutie in het ontwikkelingsdenken, komen we tot twee problematische vaststellingen over de Agenda 2030.
Ten eerste, de sdg’s bevatten geen structurele hervormingen voor een meer rechtvaardige wereldeconomie. Thema’s als eerlijke handel, belastingsparadijzen, schuldkwijtschelding en besluitvorming in Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) blinken uit in afwezigheid. Met haar 17 goals en 169 targets lijkt de Agenda 2030 misschien (te) breed, maar het tegendeel is waar. Historisch gegroeide machtsstructuren – die zich uiten in internationale organisaties en het dominante ideologisch klimaat – worden niet in vraag gesteld. Wat we krijgen is een lange waslijst aan goed bedoelde voornemens, terwijl de sleutels voor grondige hervormingen veilig opgeborgen blijven. sdg’s zijn ongevaarlijk voor de heersende machtsverhoudingen.
Het tweede probleem is subtieler maar niet minder belangrijk. De sdg’s dreigen bestaande machtsstructuren verder te legitimeren. Door volop in te zetten op de sdg’s, blijft er onvoldoende tijd en energie over om te focussen op belangrijke structurele hervormingen. De sdg’s bieden een kader om iets te doen voor een betere wereld, maar leiden ons af van de bigger picture. Ze geven ons de indruk dat we goed bezig zijn, terwijl een aantal belangrijke zaken zoals het internationale handels-, investerings- en belastingskader onaangeroerd blijven. Bovendien is het mits enige creativiteit ook niet zo moeilijk om aan cherry picking en sdg-washing to doen, namelijk deze (sub)doelstellingen aanvinken die in ons kraam passen.
Het probleem met sdg’s is dus niet zozeer wat er in staat – hoewel experten inzake mensenrechten bijvoorbeeld ook daar vraagtekens plaatsen. Het probleem dat we hier aankaarten is wat er niet in staat én hoe dat de status quo bevestigt.
De “innovatie” om meer in te zetten op de bijdrage van de private sector en blending van ontwikkelingsgeld met investeringsfondsen is oude wijn in nieuwe zakken.
Het is niet de eerste keer dat een “nieuw” tijdperk in ontwikkelingssamenwerking aangekondigd wordt. De kans is reëel dat de sdg’s de zoveelste heruitvinding van het ontwikkelingsparadigma sinds de Tweede Wereldoorlog vormen. Voorstanders van de Agenda 2030 wijzen op de “verbeteringen” in vergelijking met de Millenniumdoelstellingen (MDGs), die de ontwikkelingsagenda definieerden tussen 2000 en 2015.
Ontwikkeling moet voortaan duurzaam zijn (niet enkel economisch of humanitair van aard) en dat is een globale verantwoordelijkheid van de hele planeet (dus niet alleen het “Zuiden”). Deze framing van sdg’s als superieur aan mdg’s, is niet onschuldig. Ze gaat voorbij aan de vaststelling dat het “win-win” verhaal en het idee van “gelijk partnerschap” al meer dan 50 jaar het ontwikkelingsdiscours domineert. Ook de “innovatie” om meer in te zetten op de bijdrage van de private sector en blending van ontwikkelingsgeld met investeringsfondsen is oude wijn in nieuwe zakken.
Volgens de Duitse politieke wetenschapper Aram Ziai zetten de sdg’s de traditie verder van het ontwikkelingsdenken sinds de fameuze speech van de Amerikaanse President Truman in 1949 (anderen zouden zeggen, sinds koloniale tijden). Hij identificeert vijf elementen:
armoede, honger en ziektes zijn het probleem bij grote delen van de wereldbevolking,
gelukkig kunnen wij dit op korte termijn oplossen zonder te raken aan bestaande machtsstructuren,
hierbij geholpen door technologische innovaties die bedrijven ons zullen aanreiken,
dit alles geschraagd door de overtuiging dat economische groei noodzakelijk is,
met dien verstande dat economische groei harmonieus zal samengaan met duurzaamheidsdoelstellingen en belangen van mensen in Noord en Zuid.
Zoals de Millenniumdoelstellingen “armoedebestrijding” hanteerden als de nieuwe verpakking voor een neoliberaal beleid, gebeurt dat vandaag voor “duurzaamheid”.
Deze vijf ingrediënten vormen al decennialang het ontwikkelingsdenken. Nieuwe “oplossingen” verdoezelen de continuïteit van het patroon. Ook de impact blijft altijd beperkt. De typische conclusie luidt dan dat het moeilijk meetbaar is en dat we meer en beter hadden moeten implementeren. Ook bij evaluaties van 5 jaar sdg’s gaan we ongetwijfeld horen dat we zaken beter moeten operationaliseren en dat we meer ons best moeten doen om de sdg’s te bereiken. Er ontstaat een heuse industrie rond het monitoren en evalueren van sdg’s. Wat een aantal activisten, kritische denkers en praktijkmensen al lang aanklagen, sijpelt nauwelijks door tot het maatschappelijk debat over “ontwikkeling”: het probleem is niet zozeer dat we te weinig doen maar ook en vooral dat we aan de verkeerde knoppen draaien.
Sdg’s zijn dus geen paradigmaverschuiving. Hoewel voorstanders zoals minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo het steevast hebben over een “nieuw paradigma”, gaat het enkel om nieuwe concepten. Zo wordt het begrip “duurzame ontwikkeling” mainstream en ontdaan van zijn politieke lading. Sdg’s vormen de zoveelste poging om mondiale onrechtvaardigheden te verbloemen en interventies in het Globale Zuiden te legitimeren, zonder het te moeten hebben over structurele hervormingen.
Zoals de Millenniumdoelstellingen “armoedebestrijding” hanteerden als de nieuwe verpakking voor een neoliberaal beleid (zoals onderzoekster Francine Mestrum betoogde), gebeurt dat vandaag voor ‘duurzaamheid”. Economische groei wordt nauwelijks in vraag gesteld. Integendeel, Hickel berekende dat de sdg’s uitgaan van een assumptie van 3% wereldwijde economische groei per jaar. Terwijl het groeicredo stilaan scheurtjes vertoont, blijft de Agenda 2030 zich vastklampen aan de noodzaak van méér groei om de wereld te redden.
Oude recepten
Laat ons dit punt even illustreren aan de hand van een concrete casus: handel. Niemand betwist het belang van handel voor duurzame ontwikkeling – in positieve of negatieve zin. Voor- en tegenstanders voeren al decennialang een strijd over de impact van internationale handel op “ontwikkeling”. Tal van studies en debatten behandelen de condities waaronder handel (niet) bijdraagt tot meer welvaart in het Zuiden. Ook activisten in België, onder meer de Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging 11.11.11., hebben de dubieuze link tussen vrijhandel en duurzaamheid systematisch aan de kaak gesteld.
Welnu, een goed bewaard geheim: sdg’s zeggen bijna niets over handel. Doel 8 over “Waardig Werk en Economische Groei” vermeldt arbeidsrechten, maar niet handel. De soms dubieuze link tussen vrijhandel en arbeidsrechten is nochtans welbekend. Er is een oproep voor meer “Aid for Trade”, een term die in de jaren 2000 uitgevonden is om de decennialange ontwikkelingshulp die gericht is op infrastructuur en handelsbevordering in een nieuw kleedje te stoppen.
De illusie dat meer markttoegang voor minst ontwikkelde landen zou bijdragen tot grotere welvaart binnen die landen, is al langer doorprikt.
Doel 12 over “Verantwoorde Consumptie en Productie” omvat enkele interessante dingen zoals minder voedselverspilling, maar de koppeling met handelsstromen wordt opnieuw niet gelegd. Doel 13 over “Klimaatactie” is uiteraard relevant, maar dit staat opnieuw los van (vrij)handel. Het weinige dat we terugvinden promoot de vrijhandelsagenda van de WTO. De voorlaatste subdoelstelling van het laatste Doel 17 over “Partnerschappen” gaat over handel. Hier vinden we drie goeie voornemens voor de Agenda 2030: (1) het promoten van de WTO en de afronding van de Doha ronde; (2) het verhogen van export van ontwikkelingslanden, in het bijzonder de armste landen; en (3) het bevorderen van tariefvrije markttoegang voor producten uit de minst ontwikkelde landen.
Dit zijn de oude recepten die niet gewerkt hebben. De illusie dat meer markttoegang voor minst ontwikkelde landen zou bijdragen tot grotere welvaart binnen die landen, is al langer doorprikt. Machtige economieën in het Westen (maar ook China) bouwden hun welvaart op protectionisme en overheidsinterventie. Studies wijzen op de negatieve gevolgen van de Doha Ronde voor voedselveiligheid in het Zuiden. Zelfs het meest ambitieuze scenario inzake liberalisering binnen de Doharonde zou de lage inkomenslanden niet ten goede komen (wél de zogenaamde opkomende landen).
Wat de drie sdg-puntjes over handel gemeenschappelijk hebben, is niet alleen hun gebrek aan originaliteit en creativiteit, maar ook het geloof dat vrijhandel en exportgeleide groei zullen bijdragen tot “ontwikkeling”. Ze legitimeren impliciet en zelfs expliciet dat de WTO hét forum is voor internationale handel. Van VN-organisaties als de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) is al helemaal geen sprake.
De WTO is blijkbaar fair enough. Hiermee missen de sdg’s een kans om het over trade justice te hebben. Het High Level Panel dat de sdg’s voorbereidde, pleitte nochtans voor meer regulering van internationale grondstoffenmarkten en een een verbod op speculatie. De sdg’s daarentegen stellen dat de werking van grondstoffenmarkten en hun afgeleiden verbeterd moet worden. De markt is niet langer het probleem, maar wel de oplossing. De sdg’s zijn een gemiste kans om bescherming om sociale, ecologische en democratische redenen opnieuw legitiem te maken.
In de marge van het debat rijzen intussen steeds meer kritische stemmen. De urgentie van de klimaatverandering stimuleert de degrowth beweging in Europa en de VS, terwijl de post development beweging zich uitbreidt vanuit Latijns-Amerika. Kan deze prille openheid voor nieuwe ideeën tot een nieuw paradigma leiden? Het gaat vooralsnog om utopische en uiteenlopende ideeën, die in het beste geval met een gezond scepticisme en in het slechtste geval met hoongelach onthaald worden.
Ngo’s uiten vaak ook systeemkritiek, maar hebben het moeilijk om tegen de stroom in te roeien, terwijl de sdg’s een relatief makkelijk kader bieden om te werken (en soms ook noodzakelijk zijn voor financiering). Paradigmaverandering gaat samen met een duidelijke en als dusdanig gepercipieerde crisis, alternatieve en uitdagende denkkaders, en fundamentele verschuivingen van machtsverhoudingen. Op al deze vlakken zien we wel wat verschuiven, maar het is onzeker of het gaat om een significante shift.
Wél duidelijk is dat als we de mondiale onrechtvaardigheid echt willen aanpakken, we niet kunnen berusten in de sdg’s. We hadden het over handel, maar hetzelfde geldt voor investeringen, belastingen, herstelbetalingen en inspraak in de multilaterale instellingen die het voor het zeggen hebben. De discussie zou niet moeten gaan over de vraag of het glas halfvol is of halfleeg, of over optimisten versus pessimisten. Het probleem ligt bij de inhoud van het glas. En dat blijkt vandaag geen nieuwe wijn, maar een onsmakelijke variant op een oude recept, dat nog nooit gewerkt heeft.
Jan Orbie is directeur van het Centrum voor EU-studies en Associate Professor aan het Departement Politieke Wetenschappen van de UGent