Terwijl generatiegenoten spaarboekjes erven, erfde zij de armoede van haar ouders

Abbie Boutkabout

17 december 2019
Opinie

MO*lezing: 100 minuten tegen ongelijkheid

Terwijl generatiegenoten spaarboekjes erven, erfde zij de armoede van haar ouders

Terwijl generatiegenoten spaarboekjes erven, erfde zij de armoede van haar ouders
Terwijl generatiegenoten spaarboekjes erven, erfde zij de armoede van haar ouders

Abbie Boutkabout vertelt het verhaal van een 17-jarig meisje dat opgroeit in armoede. 'Hoe groter ongelijkheid wordt, hoe moeilijker het is om ons in te beelden hoe het voor de ander is. Daarom wil ik jullie een verhaal vertellen.'

© Kristof Bilsen

Abbie Boutkabout

© Kristof Bilsen

Achim Steiner, voormalig directeur van het VN-milieuprogramma en nu hoofd van het VN-ontwikkelingsprogramma stelt:

Development means in many respects freeing people from poverty, from economic vulnerability, from environmental risks and so on. If we conceive development as freedom, then inequality becomes an imprisonment.’

Als we ontwikkeling zien als vrijheid, dan staat ongelijkheid voor gevangenschap.

Gevangenschap is voor mij de perfecte omschrijving van ongelijkheid. Ongelijkheid houdt je vastgepind. Je kan je moeilijk bevrijden uit de kwetsbare positie waarin je je bevindt. Je kan geen kant op, zo lijkt het soms.

En hoe groter ongelijkheid wordt, hoe moeilijker het is om ons in te beelden hoe het voor de ander is. Daarom wil ik jullie een verhaal vertellen. Zodat we ons misschien kunnen inbeelden hoe het voor de ander kan zijn. Zodat we misschien een idee krijgen van welke concrete gevolgen ongelijkheid kan hebben.

***

In 1980 wordt in de Regenboogstraat in Lier een baby geboren, het is een meisje. Het meisje groeit op en verhuist met haar familie, steeds weer naar andere woningen. Omdat ze arm zijn. De huur wordt telkens hoger, dus moeten ze steeds opnieuw uitkijken naar een andere woning.

Hoe groter het gezin wordt, hoe kleiner het nieuwe huurhuis wordt. Tot ze, na jaren op de wachtlijst te staan, een sociale woning mogen huren. De huur is iets lager dan wat ze voordien betaalden, maar de kamers zijn te klein, niet gemaakt om in te ademen, laat staan om in te leven. En hoewel de dagen van boterhammen met boter en bruine suiker achter hen liggen, moet het gezin nog steeds kiezen tussen welke facturen ze zullen betalen: water of gas en elektriciteit? School of ziekenhuis? Zodra ze kan, gaat het meisje werken, zodat het gezin niet te verder verdrinkt.

Het meisje wordt een vrouw en leert haar plaats kennen. Ze hoort dingen die de wereld waarin ze zich beweegt haar verwijt: ‘Je bent een vrouw’, ‘Je bent niet van hier’, ‘Je moet lager mikken want je weet niet wat goed voor je is’, ‘Hier, onderteken dit papier als je Belg wil worden’, ‘Mensen als jij kunnen niet studeren’, ‘Je wil verhalen vertellen? Leer een vak en berg je dromen op’, …

Ze bergt haar dromen op.

De vrouw werkt al sinds ze een meisje was van 17. Tweemaal in haar leven moet ze stempelen. De ene keer om een opleiding te volgen, bedoeld voor mensen met een uitkering. Ze neemt dus ontslag maar krijgt daardoor geen uitkering. Ze doet enkele maanden interimwerk. Dag in, dag uit sorteert ze jarenoude papieren van een farmaceutisch bedrijf voor een nakende controle, voor controleurs die uiteindelijk nooit in haar zorgvuldig samengestelde mappen zullen kijken. Het werk laat haar vreugdeloos achter, maar ze heeft altijd gehoord dat werken goed voor haar is. Eender wat, zolang ze maar arbeid verricht.

De vrouw heeft altijd gehoord dat werken goed voor haar is. Eender wat, zolang ze maar arbeid verricht.

Maar het lukt. Op een dag loopt ze met het schaamrood op de wangen naar haar vakbond met haar blauwe stempelkaart. Het is voor een goede reden, houdt ze zich voor. Om haar geliefde opleiding te volgen, waarin ze zal leren filmen en monteren, want ze wil nog steeds verhalen vertellen.

Voor ze voor de tweede keer zonder werk zit, neemt ze zelf ontslag van een job die ze nog maar een jaar uitoefent. Het is een job die haar langzaam maar zeker de keel dichtsnoert. Ze kan daardoor niet onder woorden brengen dat de werkomstandigheden haar in een depressie doen sukkelen. Haar stem verzwakt. Haar werkgever, de reden van haar vertrek, pest haar eerst weg, maar wil haar daarna “helpen” door haar te ontslaan. Maar ze weet beter. De reden van ontslag zou een leugen zijn, zorgvuldig geformuleerd om niet de werkgever maar haar in een kwaad daglicht te stellen.

En ze weet ook: ze wil zélf haar eigen verhaal schrijven, dat leerde ze tijdens die opleiding. Fier en misschien ook koppig als ze is, neemt ze opnieuw ontslag. Na drie maanden werk zoeken raakt haar spaargeld op. Spaargeld dat ze zorgvuldig bijeen schraapte van haar eeuwige minimumloon. Ze spendeert het aan de huur van haar beschimmelde appartement, aan rekeningen die aanmaningen worden, aan eten (rijst, eieren, brood en kaas). Een vriendin schoot haar net de huur voor een maand of vier voor, wanneer ze een nieuwe job vindt. Maar tegen dan is haar stem haast verdwenen. Ze kan nog net, opnieuw met schaamrood op de wangen, haar vriendin bedanken voor het geld.

Op verschillende momenten in haar leven leert ze opnieuw haar plaats kennen: ‘Wees niet te kritisch’, hoort ze. ‘Steek je nek niet uit, want dan verlies je misschien je baan. Houd je mening voor jezelf, doe wat je van je vragen.’

Ze doet wat ze van haar vragen.

Maar in de zorgvuldig opgebouwde muur die ze om haar heen hebben gebouwd komen barsten. De barsten worden groter en er begint licht door te schijnen, waardoor ze beter naar zichzelf kan kijken. Ze ontdekt wie ze is. Met elke kleine daad van rebellie. Elke keer ze iemand tegenspreekt. Elke keer ze iemand wijst op zijn fouten. Elke keer ze iemand aanspreekt op zijn integriteit, ontstaan er meer barsten in de muur rond haar. Ze ziet niet alleen zichzelf, maar hoe ze in de wereld staat. Welke plaats ze inneemt. Hoe de wereld er uit ziet. Hoeveel mensen, net als zij, steeds weer vallen en opstaan. Mensen die er erger aan toe zijn en bengelen aan het einde van de ladder. Ze ziet dat ze behoort tot een groep mensen die steeds groter en steeds armer wordt. De verworpenen der aarde.

Het gevoel van onbehagen dat zich doorheen de jaren diep in haar nestelde, transformeert. Het wordt een gevoel voor rechtvaardigheid. Dat gevoel wordt sterker, het brandt, ze kan het niet meer tegenhouden. Het neemt haar denken over, en wanneer ze verhalen schrijft, sijpelt het gevoel tussen de lijnen door.

Ook al eet ze nu meer dan rijst, kaas en brood. Haar lijf is altijd hongerig.

De waarheid is dit: ze zal nooit haar positie kunnen verbeteren. Ze zal altijd blijven waar ze zit. Ook al woont ze nu in een mooi huis. Het is niet haar huis. Ook al eet ze nu meer dan rijst, kaas en brood. Haar lijf is altijd hongerig. Ook al kan ze nu eenmaal per jaar op vakantie. Haar zorgen reizen overal met haar mee.

Dit meisje, deze vrouw.

Ze heeft geen eigendom, maar ze heeft haar hoofd. Haar vuur. Haar stem. Die drie dingen houden haar in leven.

Dit meisje, deze vrouw.

***

Soms kijk ik op haar terug en schieten mijn ogen vol. Al sinds ze 17 is, werkt ze. Maar ze werd er niet rijker op. Terwijl sommige generatiegenoten spaarboekjes erven, erfde zij de armoede van haar ouders en de armoede van hun ouders. Ze leeft in een maatschappij die haar het leven niet gunt. Die haar, omwille van haar naam, haar achtergrond en haar ideeën steeds weer uitspuwt.

Ik huil om haar en de duizenden anderen, waarvan er velen nog slechter aan toe zijn. Ze ondergaan hun lot in stilte. Ze schrapen geld bijeen. Het systeem leidt hen van de ene tijdelijke job naar de andere. Ze bouwen niets op, weten dat hun pensioen niets waard zal zijn en kunnen hun ziekenhuisfacturen amper betalen.

Ongelijkheid kan alleen omgekeerd worden door de politiek. Ongelijkheid is immers daar geboren. Ongelijkheid zal daar moeten sterven.

We bevinden ons in a culture of avoidance, een cultuur van vermijding. We sluiten bewust onze ogen voor ongelijkheid, want het maakt ons oncomfortabel, en comfort is net waar we met z’n allen naar zoeken. Dus we doen alsof ze we zelf geen aandeel hebben in ongelijkheid. We praten eromheen en omheen. We houden cijfers bij en gieten ze in grafieken. We ontwikkelen nieuwe theorieën, of denken dat te doen, terwijl we eigenlijk bestaande theorieën in nieuwe, duurdere woorden gieten. We schrijven boeken en organiseren symposia. Maar ongelijkheid kan alleen omgekeerd worden door de politiek. Ongelijkheid is immers daar geboren. Ongelijkheid zal daar moeten sterven. En de politiek, die kiezen wij.

Ik denk vaak terug aan dat meisje dat geboren werd in de Regenboogstraat in Lier, het meisje dat een vrouw werd, de vrouw die moeder zal worden. Ook zij zal een meisje ter wereld brengen, een meisje dat zal opgroeien in een wereld die nog lang na haar dood ongelijk zal blijven. Het enige wat haar moeder kan doen – het enige wat ik kan doen – is erover blijven praten. Want ik heb mijn hoofd, mijn vuur en mijn stem. Daarmee zal ik het moeten doen.

* Abbie Boutkabout was een van de aangekondigde gasten op de MO*lezing 100 minuten tegen ongelijkheid maar kon door een ongelukkige val enkel dagen voor de lezing niet aanwezig zijn. Ze had wel al een tekst voorbereid.