Als mens kunnen we de natuur zorg en herstel bieden, ruimte scheppen en verwildering toelaten
“‘‘We begrepen steeds beter wat we nodig hadden’’
Al was het een snertjaar, MO* probeert het af te sluiten met een positieve noot. 2020 deed ons wandelend de natuur intrekken. Tine Hens ontdekt zo dat er een wereld was die ze beter wilde leren kennen. ‘Ik schreef me in voor een cursus natuurgids en stelde vast dat ik niet de enige was.’
‘Mijn blik kruiste die van een steenbok. Toen draaide hij zijn kop en huppelde langs de wand naar beneden, waar ik zo moeizaam omhoog gekomen was.’
© Tine Hens
Bedankt, 2020!
Vaarwel, sayonara, auf Wiedersehen! Al was het een snertjaar, MO* probeert het af te sluiten met een positieve noot in zijn eindejaarsreeks. Want ook in moeilijke tijden zijn lichtpuntjes te vinden, bakens van hoop om mee te nemen naar 2021 en verder. Dus: bedankt, 2020, en tot nooit meer.
Bekijk de keuze van de volledige redactie.
2020 deed ons wandelend de natuur intrekken. Maar het was een ontmoeting met een steenbok, hoog in de Alpen, die MO*journaliste Tine Hens deed besluiten dat er een wereld was die ze beter wilde leren kennen. ‘We hebben de natuur nodig om ons meer deel van deze wereld te voelen. We staan er niet boven, we staan er middenin.’
Het was een prachtige, zonnige dag met een heldere hemel. De lucht oogde de voorbije weken steeds feller, alsof iemand het stof had afgenomen en het zwerk had gesopt en gezeemd. Geen blauw met een grijze rafelrand, maar even hemelsblauw als de kleur ooit beschreven werd, zonder witte krassen. Vliegtuigen bleven al weken aan de grond.
Ik kwam weer buiten. Het was mijn eerste afspraak met een onbekende in de versoepeling van de eerste lockdown. Het voelde onwennig. We droegen nog geen mondmaskers. In open lucht werd de veiligheid bepaald door de afstand. Anderhalve meter.
Net voor de paasvakantie had de Vlaamse regering beslist een oud plan af te stoffen en goed te keuren. Een kwade geest kon er moedwilligheid en opzet in bespeuren. Laat het ons bij de onbeholpenheid van een in gang gezette procedure houden: wat in gang was gezet moest worden uitgevoerd.
Het klonk als stoere praat om de gapende leegte van de echoput te verdoezelen.
Een strook groen langs het Albertkanaal zou onder beton verdwijnen. Voor bedrijven. Een specifiek bedrijf met een gerichte vraag was er niet. Men zou het terrein bouwklaar maken en daarna een bedrijf aantrekken, verleiden, zoals dat heet.
Het was een economisch recept uit het verleden, maar bij gebrek aan verbeelding vond men er niets beters op dan door te gaan. Daadkracht heette dat. Het klonk als stoere praat om de gapende leegte van de echoput te verdoezelen.
De Groene Delle, een moerassig gebied, moest verdwijnen en plaats ruimen voor iets waarvan men beweerde dat we het nodig hadden.
Maar wat hadden we nodig?
Meer, meer, meer
Al vijftien jaar droeg Wilfried Croux het kruis dat over de Groene Delle hing met zich mee. Hij was ondertussen grootvader geworden, gepensioneerd, de ringbaard was van bruin naar grijs gekleurd. Nu sprong hij weer in de bres. Digitaal, door corona. Hij werd mijn gids door wat op de stafkaart een driehoek van bos was. Van op veilige afstand zwaaiden we. ‘Hallo’, riepen we, ver genoeg verwijderd van elkaar.
‘Meer, meer, meer. Is het dat wat we nodig hebben?’, vroeg hij zich af.
Wilfried nam me mee langs een smal pad naast een draadhek dat bos en bedrijventerrein van elkaar scheidde. Hij wees naar de bijzondere knoteiken, de iconen van het gebied. Met het hoofd gebogen om het niet te stoten tegen overhangende takken loodste hij me door kreupelhout en braamstruiken naar een klein ven dat als een glasraam glansde in de zon.
Dat dit zou verdwijnen, noemde hij onbegrijpelijk. Met gestrekte arm overhandigde hij mij een lijst van bedrijventerreinen die klaarliggen om bebouwd te worden maar die braak blijven omdat de vraag het aanbod al lang niet meer volgt.
‘Meer, meer, meer. Is het dat wat we nodig hebben?’, vroeg hij zich af.
We stonden op de kade van het Albertkanaal. Naast ons wierp een visser zijn lijn in het water. Op Facebook, het communicatiekanaal van Wilfried, ging zijn petitie voor het behoud van dit rust- en natuurgebied als een speer. De commentaren vatten samen wat mensen in tijden van lockdown misten en niet langer pikten.
‘Er is al zo weinig natuur’, schreef A.
‘Alles moet kapot’, noteerde P.
‘Hier stopt het’, typte V.
Wat hebben we nodig?
Ademruimte
Aan onze huizen en appartementen gekluisterd klonk het protest online steeds luider. De Groene Delle werd symbool van hoe we jaar na jaar natuur hadden gewikt, gewogen, gecatalogeerd. Als nutteloos restgebied. Als buffer. Als dood gewicht in economische balansen. Als luxe. Als pasmunt voor verdere expansie.
Ondertussen bleven de dagen helder, scheen de zon steeds feller en gebeurde wat we nooit voor mogelijk hadden gehouden. De regen bleef uit. Met heimwee dachten we terug aan de hondsdagen van stortbuien en druppels die haperend baantjes trokken op de ramen. Onze voeten zakten niet langer weg in de modder op veldwegen. Ze lieten een spoor van stofwolkjes achter.
Sommigen begonnen punten met elkaar te verbinden. Hoe kan je natte natuur kappen en vol beton gieten als we nu al kreunen onder een uitgedroogde bodem? Want ook dat gebeurde. Er ontspon zich een diepere ervaring van de natuur om ons heen.
Het was alsof het virus een sluimerend verlangen had wakker gekust.
Het was alsof het virus een sluimerend verlangen had wakker gekust. Omdat er niets anders te beleven viel, trokken we met z’n allen de natuur in. We botsten op elkaar op boswegen. We zetten stappen opzij op heuveltoppen. En om op de smalle veldwegen elkaar niet onnodig aan te raken, voerden we geïmproviseerde choreografieën uit. We woven bochten om elkaar heen.
De natuur intrekken drukte ons met de neus op het tekort. De bossen, beemden, heidegebieden, drassige graslanden waren zo versnipperd en zo verknipt dat ze niet groot genoeg waren om ons allemaal ademruimte te bieden.
We begrepen steeds beter wat we nodig hadden.
De wereld hier op aarde
Hoog in de Alpen, op een met sneeuw bedekte col die ik vloekend en met tranen in de ogen, voetje voor voetje beklommen had, kruiste mijn blik die van een steenbok. Het was een mannetje, dat bleek uit zijn majestueuze hoorns. Hij torende boven me uit en even bevroren we allebei, gevangen in dat ene ogenblik van contact met een ander wezen.
Toen draaide hij zijn kop en huppelde hij langs de wand naar beneden, waar ik zo moeizaam omhoog gekomen was. Ik beeldde me in dat hij het fluitend deed. Het maakte me op een vreemde manier gelukkig.
Alsof ik een nieuwe wereld betrad. Plots kwamen al onze zoektochten naar leven op andere planeten me vreemd en bijna absurd voor. Er was nog zo veel leven hier te ontdekken, onder onze voeten, in onze neuzen, achter onze oren, op onze huid, boven onze hoofden, in de donkerste diepte van de oceanen.
Het was een wereld hier op aarde die ik beter wilde leren kennen.
Ik schreef me in voor een cursus natuurgids en stelde vast dat ik niet de enige was. De organisatie had het vol verbazing over een overrompeling. Jong en oud, man en vrouw, ze wilden niet alleen de natuur intrekken en ontdekken maar hem ook kunnen benoemen en begrijpen. Zelfs al moesten we dat door de tweede lockdown aan onze bureau en voor ons scherm doen.
Het is wat we nodig hebben.
Verbinding met de natuur
Uiteindelijk is er niet meer nodig dan een onbekend virus om ons van die zelfgebouwde troon te stoten.
De Groene Delle zal niet gekapt worden. Daar heeft het protest voor gezorgd. Het kan een beginpunt zijn van een herijking van onze relatie met de natuur om ons heen, waarbij we niet meer boven die andere wezens en levens gaan staan maar hen recht in de ogen staren en ons er verbonden mee voelen.
We mogen ons dan wel tot de absolutistische heersers van de planeet hebben gekroond, een denkbeeld dat al te vaak misbruikt is om de natuur uit te lepelen en te vernietigen, om dieren af te schieten en mensen uit bossen te verjagen, uiteindelijk is er niet meer nodig dan een onbekend virus, een in eiwit verpakt stukje genetisch materiaal, een niet dode maar ook niet levende levensvorm, om ons van die zelfgebouwde troon te stoten.
2021 kondigt zich aan als het jaar van het vaccin. Ik hoop dat we er tegelijkertijd in slagen voorbij het vaccin te kijken en te beseffen dat roofbouw op de natuur en het vellen van bossen steeds meer virussen zal schudden uit vleermuizen, gordeldieren en andere dieren op zoek naar een veilig onderkomen.
We hebben de natuur nodig om ons meer deel van deze wereld te voelen. We staan er niet boven. We staan er middenin. Als mens kunnen we zorg en herstel bieden, weer ruimte scheppen en de verwildering toelaten.
Meer hebben we niet nodig.