Francine Mestrum
Sdg's in perspectief
“‘Zeer “duurzaam”, weinig ontwikkeling, geen systeemverandering’
Volgens Francine Mestrum zijn de sdg’s “duurzaam”, in die zin dat armoedebestrijding al zéér lang het ontwikkelingsverhaal beheerst. Maar dat is net het probleem: de oude ontwikkelingsagenda van radicale hervormingen is verwaterd. Post-ontwikkeling biedt volgens Mestrum geen alternatief. Ze pleit net voor méér ontwikkeling en systeemverandering.
https://www.vietnamfulldisclosure.org/the-importance-of-the-1955-bandung-conference/
Volgens Francine Mestrum zijn de sdg’s “duurzaam”, in die zin dat armoedebestrijding al zéér lang het ontwikkelingsverhaal beheerst. Maar dat is net het probleem: de oude ontwikkelingsagenda van radicale hervormingen is verwaterd. Post-ontwikkeling biedt volgens Mestrum geen alternatief. Ze pleit net voor méér ontwikkeling en systeemverandering.
“Duurzaamheid” is een broos concept. Het kan verschillende betekenissen hebben, ecologisch zowel als financieel. Maar één vast element zit er altijd in: tijd. Iets “duurzaam” is iets wat een tijdje meegaat of kan meegaan.
In dat opzicht zijn de duurzame ontwikkelingsdoelen of sdg’s inderdaad erg duurzaam. Doelstelling nummer één over de uitroeiing van de armoede is al vijftig jaar oud. In het oude ontwikkelingsverhaal van de VN werd nooit over armoede gesproken en de Wereldbank heeft lang geweigerd om sociale projecten in overweging te nemen, maar Robert McNamara, voorzitter van de Wereldbank en eerder al VS-Minister van Defensie tijdens de Vietnamoorlog, verklaarde begin jaren zeventig van de vorige eeuw dat de extreme armoede tegen het nieuwe millennium zou zijn uitgeroeid.
Doelstelling nummer één over de uitroeiing van de armoede is al vijftig jaar oud
In 2000, toen de Millenniumdoelstellingen werden goedgekeurd, werd gezegd dat extreme armoede tegen 2015 zou zijn verdwenen. En in 2015 werd het doel verschoven naar 2030.Moet het nog benadrukt worden dat ‘armoedevermindering’ niet hetzelfde is als ‘ontwikkeling’?
Het goeie nieuws: sociale bescherming
Toch eerst een paar positieve opmerkingen over de sdg’s.
Het belangrijkste is hun universalisme. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, Noord en Zuid, rijk en arm. Dit is een agenda voor iedereen en niemand kan aan zijn verantwoordelijkheid ontsnappen.
Het tweede punt is de link tussen de sociale en de ecologische agenda. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten gelijktijdig worden nagestreefd.
Ten derde vragen de sdg’s wel iets meer dan enkel armoedebestrijding. Sociale bescherming wordt uitdrukkelijk vermeld, ook al is het eerder bescheiden, en er is een aparte doestelling (nummer tien) over de strijd tegen ongelijkheid.
Nogmaals, het is geen ambitieuze agenda, het is het al eerder goedgekeurde programma van de Wereldbank, maar het erkent ongelijkheid als probleem. Naast sociale bescherming zijn er overigens aparte hoofdstukken over voedselveiligheid, gezondheid, onderwijs en gendergelijkheid.
Deze drie punten zijn erg belangrijk. Maar er zijn ook ernstige problemen.
Recht op ontwikkeling onder de mat
Paragraaf tien van de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN, waarmee de sdg’s zijn goedgekeurd, spreekt over het respect van alle “doelstellingen en principes” van de VN, met inbegrip van het internationaal recht en de mensenrechten. Het vermeldt uitdrukkelijk de ‘Verklaring over het Recht op Ontwikkeling’ van 1986.
Dit “recht op ontwikkeling” kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar het is een feit dat met de goedkeuring van de Millenniumdoelstellingen en het erkennen van armoedebestrijding als belangrijkste prioriteit van ‘ontwikkeling’, de ontwikkelingsagenda van de jaren zestig van de vorige eeuw zo goed als onder de mat werd geveegd.
Tijdens de eerste “ontwikkelingsdecennia” pleitten de VN-resoluties van 1961, 1970 en 1980 voor technologietransfers, participatie in de dienstensector (banken, transport, verzekeringen …), fair trade en rechtvaardige prijzen voor grondstoffen. Het is meteen duidelijk dat al deze punten volkomen verwaterden met de neoliberale structurele veranderingen vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw, en later met de “armoedevermindering”. Het nieuwe mantra werd “mondialisering” en het werd gebruikt om de productie op export en op de afbetaling van de schuldenlast te richten.
In het officiële ontwikkelingsdiscours van vandaag blijft niet zoveel over van alle relevante ideeën en concepten van vijftig jaar geleden
In het officiële ontwikkelingsdiscours van vandaag blijft niet zoveel over van alle relevante ideeën en concepten van vijftig jaar geleden. De VN-resoluties over de nieuwe internationale economische orde en over internationale economische samenwerking (allebei 1975), het Handvest over de economische rechten en verplichtingen van staten (1974), de opmerkelijke documenten over het ‘unified concept’ waarmee sociale en economische ontwikkeling aan elkaar werden gekoppeld, getuigen ervan dat men de relaties tussen staten goed inschatte.
Alle ontwikkelingslanden beseften dat hun politieke onafhankelijkheid niets betekende als ze niet ook economisch onafhankelijk werden. Dat was waar in 1960 en het is vandaag nog steeds waar.
Nu zijn er uiteraard ook wel zeer goeie redenen om kritisch om te gaan met die oude documenten. Ze hielden geen rekening met de ecologische dimensie van “ontwikkeling”, want in de jaren zestig van de vorige eeuw was er nauwelijks enig besef van dit probleem. Sinds die tijd is er ook een brede waaier van kritisch ontwikkelingsdenken ontstaan met een even brede waaier aan alternatieven.
Post-ontwikkeling: pover alternatief
Of niet? Hoe correct en verantwoord de analyses van groei, kolonialisme en ontwikkelingssamenwerking ook zijn, de problemen en de twijfel ontbreken evenmin. Ik wil enkele punten vermelden.
Analyses over “post-ontwikkeling“ verwarren voortdurend de praktijk met het discours. Nooit wordt enig levensvatbaar alternatief voorgesteld.
Het is duidelijk dat arme landen groei en industrialisering nodig hebben
Het “de-growth” discours is erg typisch voor rijke landen en er is een ernstig semantisch probleem met dit concept. Als met “de-growth” niet wordt bedoeld dat de groei moet verminderen, dan kan er best een ander woord gezocht worden. Bovendien, hoe los je de problemen van de Democratische Republiek Congo op als het BBP per capita niet meer dan vijfhonderd Amerikaanse dollar bedraagt? Kan je Afrika veroordelen tot een leven aan de rand van armoede en honger?
Het is duidelijk dat arme landen groei en industrialisering nodig hebben. Wat wel moet aangepakt worden, is de uitbuiting, het extractivisme en industrie op basis van fossiele brandstoffen.
Ten derde heeft het kolonialisme inderdaad gevolgen tot op de dag van vandaag en het is zeker verantwoord om de koloniale machten met de vinger te wijzen. Maar hoe helpt dit de arm gemaakte mensen? Ik las onlangs over een spoorlijn in India die in de koloniale tijd werd gebouwd tot meerdere eer en glorie en winst van de eigenaar. Maar moeten we daarom de spoorwegen veroordelen?
Over ontwikkelingssamenwerking kunnen we heel kort zijn: nooit werden arme landen geholpen en nooit was dit ook de bedoeling. Alle samenwerking en hulp was enkel gericht op de ontwikkeling van de “gevende” landen.
Het lijkt er dus op dat we de oude theorieën en verhalen over ontwikkeling wel kritisch kunnen benaderen, maar dat de huidige “alternatieven” weinig soelaas bieden, laat staan een “duurzame toekomst”.
Naar een nieuw ontwikkelingshoofdstuk
Voor de sdg’s is er inderdaad een “nieuwe internationale economische orde” nodig én systeemverandering. De machtsverhoudingen moeten anders. Het zijn de punten waarover de analyses van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, in Latijns-Amerika met het structuralisme en de ‘dependencia’, op de Bandungconferentie in 1955 met de eis voor zelfbeschikking, erg relevant waren.
Er is een dringende behoefte aan ontwikkeling. Het kritische ontwikkelingsdenken gaat in de goede richting maar mag het kind niet met het badwater weggooien
Vandaag moeten we ook rekening houden met de mondiale en ecologische dimensies en daar kunnen de sdg’s inderdaad bij helpen. Maar als we een nieuw hoofdstuk willen schrijven voor de eenentwintigste eeuw, dan moeten we terug naar het oude denken over wat ontwikkeling nu eigenlijk is.
Slechts één enkel voorbeeld: financiële middelen. Volgens het jongste rapport van Global Financial Integrity’ bedroeg de waardekloof tussen de export van arme landen en de import van ontwikkelde landen in 2017 817,2 miljard Amerikaanse dollar. Dit is het gevolg van foute factureringen die bedoeld zijn om belastingen te ontwijken via onwettige financiële stromen.
Er is een dringende behoefte aan ontwikkeling. Het kritische ontwikkelingsdenken gaat in de goede richting maar mag het kind niet met het badwater weggooien.
Francine Mestrum is doctor in de sociale wetenschappen en doet onderzoek naar de sociale dimensie van mondialisering. Ze werkte voor de Europese instellingen en aan verschillende Belgische universiteiten. Zij is lid van de Raad van Bestuur van CETRI (Centre Tricontinental), de internationale Raad van het Wereld Sociaal Forum en het Internationaal comité van het Asia Europe People’s Forum.
Lees de Engelstalige versie op de website van Ghent Centre for Global Studies