Zomer in het geschonden paradijs

Opinie

De favoriete plek van Gie Goris: Kasjmir

Zomer in het geschonden paradijs

Zomer in het geschonden paradijs
Zomer in het geschonden paradijs

MO*hoofdredacteur Gie Goris reist in gedachten terug naar het hooggebergste van Indiaas Jammu en Kasjmir, waar hij in 2008 met vrouw en tent rondtrok. Ze vonden er predikanten, soldaten, een gastvrije Gujjarfamilie en met stenen gooiende jongeren op hun weg. 'Tussen hemel en hel ligt de aarde, maar was dit het paradijs?'

CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)

CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)

Het was niet bedoeld als extreme tourism naar oorlogsgebied, maar het leek eindelijk een kans om in het hooggebergte van Kasjmir te gaan trekken omdat de gewapende opstand na twintig jaar geweld weggedeemsterd was. Maar terwijl wij tussen de wolken liepen, ontplofte de frustratie in dorpen en steden van Indiaas Jammu en Kasjmir. Tussen hemel en hel ligt de aarde, maar was dit het paradijs?

***

Het water in de tweelingbergmeertjes Vishansar en Kishansar was van het zuiverste azuur toen ik er samen met mijn vrouw op een prille augustusochtend in 2008 langs trok. Drie jonge predikanten met zorgvuldig onderhouden lange baarden en enkelbroeken hadden twee dagen met ons meegelopen, maar moesten nu rechtdoor. Daar ligt de bestemming van de echte vromen. Wij moesten westwaarts.

Op de flanken van de meer dan vierduizend meter hoge bergen liepen herders met grote kuddes schapen en zo nu en dan passeerde een groepje soldaten met zwaarbeladen ezels. Zelfs de uniformen waren dermate vriendelijk dat ze de paradijselijke sfeer niet verstoorden. Zo lang de zon scheen.

’s Namiddags begon het pijpenstelen te regenen. Vanuit de militaire post in de buurt kwam de commandant met dienst op het tentje kloppen. Hij vroeg ons verder door te trekken naar Gadsar, want kamperen zo dicht tegen de Line of Control was niet toegelaten, zeker niet met alle spanningen die de lager geleden dorpen en steden van Kasjmir op stelten zetten.

Imtiaz bood ons een zolderplek waar we konden schuilen tegen de tempeesten van de natuur maar ook tegen de stenenregen van woedende Kasjmirse jongeren

Wij konden de stippellijn die Indiaas van Pakistaans Kasjmir scheidt niet zien. We konden nauwelijks de echte bergen zien door de watergordijnen die alles grijs kleurden: de weiden, de schapen, het vreemde groepje mannen dat plots verscheen en weer verdween, het vermoeden van vergezicht. Er bleef van de arcadische aantrekkingskracht van dit stukje Kasjmir niet veel over.

De moesson kan onverbiddelijk zijn aan de westkant van de Himalaya, waardoor het alpijnse Eden snel verandert in een onherbergzame rampenzone, met grondverschuivingen, overstromingsgevaar en kletsnatte voeten in doorweekte schoenen.

Toen we de volgende ochtend in een ondergelopen tent vrolijk probeerden te worden, kwam een in dekens gehulde engel uit een lemen huis omhooggelopen met twee versgebakken chapati’s. Een dag en vele liters bergwater later probeerde een Gujjarfamilie onze kleren te drogen bij een rokend kookvuur.

Imtiaz, die ons als forellen uit het snelstromende water had opgevist, zou ons een afdaling later, in Naranag, nog twee dagen een zolderplek bieden, waar we niet alleen tegen het tempeesten van de natuur maar ook tegen de stenenregen van de woedende Kasjmirse jongeren konden schuilen.

CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)

CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)

Het duurt nooit lang eer Kasjmiri’s hun vallei en de omliggende bergketens omschrijven als het Aards Paradijs –al gebeurt dat meestal in de verleden tijd of de voorwaardelijke wijs. Die verwijzing naar de tuin die voorafging aan het zweet onzes aanschijns en aan goed en kwaad, is niet onverdiend. De ondubbelzinnige gastvrijheid en bezorgdheid van zijn bewoners, de natuurlijke schoonheid van de brede vallei tussen de Himalaya en de Pir Pansjal bergen, het heerlijke klimaat dat er vanaf de prille lente tot in de late herfst heerst, het is er allemaal.

Of er in de Hof van Eden ook ijzige winters waren, is niet bekend. Kasjmir heeft in elk geval voldoende appelgaarden om al zijn Adams en Eva’s duizenden verleidingen te bezorgen. De bloeiende land- en tuinbouw levert overigens ook walnoten, saffraan, perziken en zijde. Maar de kasjmirse wol die we vandaag kopen, komt meestal uit China. Net als de meeste pasjminasjaals. Niets is wat het lijkt. Niet de hemel, niet de hel.

In de winter en de lente vormen de omliggende bergketens een witbesneeuwde achtergrond voor het leven in de vallei en in de zomer zorgen de chinar-platanen voor de schaduw waarin de mannen de stand der dingen kunnen bespreken.

Wat meestal verzwegen wordt, is dat het vaak en stevig regent in het aards paradijs.