‘Het is ons gelukt over te gaan van de dictatuur naar een schijndemocratie’
‘Algerije kookt, maar zal niet ontploffen’
Toen in 2011 de wind van de Arabische Lente door heel wat landen waaide, keek olierijk Algerije de andere kant op. De staatskas was vol in 2011 en de overheid kon de sociale vrede gemakkelijk afkopen. Maar anno 2018 staat het grootste land van Afrika op een keerpunt, zowel politiek als economisch. De toekomst is onzeker, maar de crisis kan ook een kans zijn.
Het Front de Libération Nationale, de politieke arm van de Nationale Bevrijding, waarvan deze vrouw een verkiezingscampagne bijwoont, is al sinds de onafhankelijkheid in 1962 onafgebroken aan de macht in Algerije.
© Reuters / Ramzi Boudina
Toen in 2011 de wind van de Arabische Lente door heel wat landen waaide, keek olierijk Algerije de andere kant op. De Algerijnen hadden een déjà-vugevoel en wilden de bloedige jaren negentig niet opnieuw doormaken. De staatskas was vol in 2011 en de overheid kon de sociale vrede gemakkelijk afkopen. Maar anno 2018 is de prijs van ruwe olie enorm gedaald en zijn de inkomsten sterk geslonken. Het grootste land van Afrika staat op een keerpunt, zowel politiek als economisch. De toekomst is onzeker, maar de crisis kan ook een kans zijn.
‘Wie heeft de macht in Algerije? Wie houdt er de touwtjes in handen? Is het president Bouteflika? De president is niet alleen oud, tachtig jaar, maar ook ziek, en we hebben hem vijf jaar lang niet gezien. Is het de broer van de president? Is het de militaire top? We weten het niet’, zegt Amina in haar kantoor in het hart van hoofdstad Algiers. En ze toont me een krant met een karikatuur van de president.
‘Kijk! In Algerije is er persvrijheid. Er is veel kritiek op de overheid. Wij als burgers kunnen zeggen wat we willen. Ik kan zelfs de president beledigen zonder bang te hoeven zijn. Maar dat haalt allemaal niets uit. Wat je zegt gaat het ene oor in en het andere weer uit. We zijn tot de conclusie gekomen dat het niet veel uitmaakt wie aan de macht is of wie aan de macht komt. Wat voor ons belangrijk is, is dat de socio-economische problemen aangepakt worden. We willen een betere verdeling van de rijkdommen. We willen dat de corruptie werkelijk aangepakt wordt. We willen een productief land worden. Kortom, wij willen een fatsoenlijk leven.’
Sociale malaise
‘Het kookt, maar zal niet ontploffen’, zo vat de zevenentwintigjarige Wissam van de vereniging Joussour, wat “Bruggen” betekent, de situatie in zijn land samen. Begin februari staan de kranten vol van de stakingen in het onderwijs en het protest van wat ze in Algerije “les résidents” noemen. Dat zijn de studenten geneeskunde die in hun specialisatiejaren zitten.
Ze protesteren tegen de dubbele dienst die ze moeten doen na afloop van hun studie. Ze moeten twee tot vier jaar in de zuidelijke en meer afgelegen dorpen en steden hun burgerdienst doen. Daarnaast moeten de mannelijke dokters een jaar in militaire dienst. De studenten willen van dat systeem af. Ook in het onderwijs rommelt het al heel lang. Een open staking werd begin februari aangekondigd.
Het protest in deze twee cruciale sectoren is slechts een indicator. Het ongenoegen is vrij algemeen. Iedereen klaagt, want iedereen deelt in de klappen. Het leven is duurder geworden en de lonen zijn onveranderd gebleven.
Wissam: ‘We hebben geen gerechtelijke overgangsperiode gehad zoals sommige landen in Latijns-Amerika wel hebben gekend.’
© Samira Bendadi
‘Er is een grote sociale malaise’, zegt Wissam. ‘En de genomen maatregelen komen neer op pleisters plakken. Er is geen visie op een manier om uit de crisis te geraken. Er is geen beleid voor de lange termijn’, zegt hij. En dat verklaart die scheiding die er is tussen de politiek en de samenleving. ‘Veel wordt er niet verwacht, noch van diegenen die nu aan de macht zijn noch van hen die eventueel aan de macht zullen komen. Dat was duidelijk te zien bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen, waar de opkomst heel erg laag was. Ik heb dat met mijn eigen ogen kunnen vaststellen in mijn stad Borj Bo’ririj. De stemlokalen waren leeg. Ik heb zelf niet gestemd en zal ook bij de volgende verkiezingen mijn stem niet uitbrengen.’
Crisis
De staatskas is zo goed als volledig afhankelijk van de verkoop van brandstoffen.
De economische moeilijkheden begonnen met de sterke val van de olieprijzen. In de tweede helft van 2014 zakte de prijs met vijftig procent. Een zware klap voor de staatskas, die zo goed als volledig afhankelijk is van de verkoop van brandstoffen. Meer dan 97 procent van de inkomsten in harde valuta komen uit de olie- en de gasexport. En 65 procent van de belastinginkomsten houden verband met brandstoffen. De exportinkomsten gingen van 60,3 miljard dollar in 2014 naar 27,1 miljard in 2016.
‘In Algerije is onderwijs en gezondheidszorg volledig gratis. De staat subsidieert heel wat producten, van gas en elektriciteit tot basislevensmiddelen en medicijnen. Er is ook een woonsubsidie. Er wordt volop gebouwd’, legt een onderzoeksjournalist uit. ‘Door het krimpen van de inkomsten heeft de regering moeite om de begroting niet te laten kapseizen. Maar aan de subsidies van de levensmiddelen zal niet getornd worden, werd beloofd’, zegt hij. En dus moet er gezocht worden naar andere maatregelen om de begroting onder controle te houden.
Het is de import geworden. De overheid heeft een lijst opgesteld van 851 producten die voortaan niet meer geïmporteerd mogen worden. Zo beperkt ze de uitgaven in harde valuta en moedigt ze de eigen producten aan. Twee vliegen in één klap. ‘Een geschenk voor de Algerijnse privésector’, zei de Algerijnse minister van Handel Mohamed Benmeradi ter verdediging van de maatregel.
Officieel is Algerije nog altijd, al sinds de onafhankelijkheid in 1962, een socialistisch land.
Officieel is Algerije nog altijd een socialistisch land. Het socialisme was sinds de onafhankelijkheid in 1962 de staatsdoctrine. Het land viel onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie. Heel lang heeft Algerije zich van de buitenwereld afgesloten. In de jaren zeventig probeerde het land een eigen industrie op te bouwen. Maar eind jaren tachtig, begin jaren negentig kwam een liberalisering op gang, zowel van de politiek als van de economie. Men kon ongebreideld importeren. Een goede zaak, vonden veel Algerijnen, die toegang wilden hebben tot buitenlandse producten.
‘Maar de liberalisering was fataal voor heel wat sectoren’, zegt de onderzoeksjournalist. ‘De textielsector werd vernietigd. Nu zijn er nieuwe investeerders in de sector. Het zijn voornamelijk Turken die sinds vier of vijf jaar in Algerije actief zijn en ze leveren goede kwaliteit. De importbeperking is een kans voor de lokale producten. En bovendien zal de markt zich aan de nieuwe werkelijkheid moeten aanpassen en zal er wel naar manieren gezocht worden om een evenwicht tussen vraag en aanbod te behouden’.
De import aan banden leggen is geen nieuwe maatregel. Een quotasysteem om de import te beperken werd eind 2015 ingevoerd. Sindsdien volgen de maatregelen elkaar op een incoherente en soms tegenstrijdige manier op, klinkt de kritiek. De import op zulke grote schaal beperken zou funest kunnen zijn voor de eigen bedrijven, vindt econoom Mohamed Badis. ‘70 procent van de industriële grondstoffen is afkomstig uit het buitenland. Hoe zal men omgaan met de tekorten op dat gebied, in de levensmiddelenindustrie en in de houtsector?’ vraagt hij zich af in een gesprek met de krant Al-Watan.
Het tekort aan deze producten zal bovendien de verhoging van de prijzen in de hand werken en de informele markt versterken. ‘De bedrijven moeten leren hun producten hier in het land te vinden’, antwoordt de minister. De lijst is niet definitief en zal regelmatig herzien worden, stelt de overheid de publieke opinie gerust.
Amina: ‘De arabisering is er niet in geslaagd een elite te produceren’
© Samira Bendadi
Zand in de ogen
In plaats van de import aan te pakken zou men de export moeten aanmoedigen, klinkt het bij de tegenstanders van de maatregel. Er is op dat terrein veel werk aan de winkel. Om te exporteren moet je eerst produceren. ‘Olie was een vloek’, vindt Amina. ‘We zouden meer moeten produceren. Ze strooiden ons zand in de ogen en beweerden dat we voortaan auto’s zouden produceren. Maar wat we doen is assembleren. Het zijn buitenlandse bedrijven die slechts het laatste deel van het werk bij ons komen doen. Onze arbeiders worden helemaal op het einde van het productieproces ingeschakeld. Er is met andere woorden zelfs geen expertise die doorgegeven wordt’.
Ook de subsidiëring van voedsel en andere basisproducten staat ter discussie. Het systeem zoals het nu is, is te belastend voor de staatskas. Er zou op langere termijn meer differentiatie moeten komen. De overheid wil tot een systeem komen waarin alleen de allerzwaksten subsidiëring kunnen genieten, via een directe vergoeding.
Concreet betekent dit dat de prijzen van producten zoals melk, brood, suiker en olie zullen stijgen. Waarnemers verwachten echter dat een prijsstijging niet van vandaag op morgen zal gebeuren. Al is het om electorale redenen. 2019 is het jaar van de presidentsverkiezingen en het jaar waarin een nieuwe regering gevormd zal worden.
‘We zijn een volk dat niet geleerd heeft om zelf het initiatief te nemen’, zegt van zijn kant Ali, verantwoordelijk voor 250 werknemers in een overheidsbedrijf. ‘Enkele jaren geleden werd het systeem van vervroegd pensioen ingevoerd om de hoge jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Heel veel mensen zijn te vroeg gestopt met werken, waardoor hun vakkennis niet is doorgegeven. Intussen is men van dat vervroegd pensioen teruggekomen.’
President Bouteflika, 80 ondertussen, begint midden volgend jaar misschien wel aan zijn vijfde ambtstermijn.
© Reuters / Zohra Bensemra
Revolutionaire legitimiteit
Mourad toont me het treinstation van Blida, een provinciestad op ongeveer 45 kilometer ten zuidwesten van Algiers. ‘Dit zijn de eerste spoorwegen die door de Fransen werden aangelegd’, vertelt de vijftiger. De sporen werden officieel in gebruik genomen in 1862; Algerije was toen al dertig jaar een kolonie van Frankrijk. De werken waren vier jaar eerder begonnen, in 1858, onder keizer Napoleon III. De koloniale periode heeft van 1830 tot 1962 geduurd. Een aanwezigheid van maar liefst 132 jaar. Het zijn dus niet alleen de sporen van de trein die nog aanwezig zijn, ook de sporen van de Franse kolonisatie zijn er nog. Overal.
Mourad behoort tot een generatie die vlak na de onafhankelijkheid is geboren en heeft van de verworvenheden kunnen genieten. Hij heeft als ambtenaar hogerop kunnen klimmen, maar geen kans gekregen om mee te beslissen. Er is zoiets als de revolutionaire legitimiteit. De generatie van na de onafhankelijkheid had geen recht van spreken, want ze had niet meegeholpen aan de bevrijding van het land, en nu is er een nieuwe generatie die beslissingsrecht claimt.
Ondanks de mooie leuzen van de Algerijnse revolutie is de macht na de onafhankelijkheid beperkt gebleven tot de kring die de revolutie had geleid. Sinds de onafhankelijkheid in 1962 tot de huidige dag is het nog altijd het FLN, Front de Libération Nationale, de politieke arm van het Leger van de Nationale Bevrijding, en de mensen die dicht bij de partij staan die de lakens uitdelen. President Bouteflika behoort tot het FLN. Eerste minister Ouyahya behoort tot de RND, Rassemblement National Démocratique, een partij die door het FLN werd opgericht.
‘Het is ons gelukt over te gaan van de dictatuur naar een schijndemocratie. Meer is het niet.’
Ondanks de veelheid aan partijen is er geen duidelijke kanshebber bij de presidentsverkiezingen van april 2019. Er wordt zelfs gesproken van een mogelijke vijfde ambtstermijn van Bouteflika. ‘De leiders van de onafhankelijkheidsstrijd keken naar het land alsof het hun eigen kind was’, zegt een commentator.
‘Het is ons gelukt over te gaan van de dictatuur naar een schijndemocratie’, zegt Nassim, een medewerker van een internationale mensenrechtenorganisatie in Algiers. ‘Meer is het niet.’
En die overgang was bijzonder bloedig. Toen het meerpartijensysteem werd ingevoerd en de islamitische partij FIS de eerste ronde van de palemementsverkiezingen in 1992 won, greep het leger in en werden de verkiezingen nietig verklaard. Dat leidde tot een bloedige strijd die ruim een decennium duurde en 200.000 levens kostte. Het trauma van die periode is nog niet verwerkt.
Wassim: ‘Het is ons gelukt over te gaan van de dictatuur naar een schijndemocratie’
© Samira Bendadi
Wie zijn wij?
De architectuur in het centrum van Algiers herinnert aan de koloniale periode. De basiliek Notre Dame d’Afrique, gebouwd op een heuvel in het oostelijke deel van de hoofdstad in 1872 heeft een mooi zicht op de baai van Algiers. Helemaal aan de overkant is de hoge minaret van de grote moskee duidelijk zichtbaar. Een prestigieus project dat tegen het einde van volgend jaar volledig af zou moeten zijn, maar het project heeft veel kritiek uitgelokt vanwege de hoog opgelopen kosten ervan.
‘Wat we zien is een reproductie van het koloniale systeem. Op school leren we over de revolutie, maar we leren niets over de conflicten die er waren tussen de revolutionairen’, zegt Amina. ‘Uiteindelijk waren dat er heel wat. En Frankrijk is niet zomaar vertrokken. Er is onderhandeld. Frankrijk is nog altijd hier.’
‘Er is een minderheid die zich aan het politieke systeem heeft vastgeklampt en zich heeft verrijkt. En er is de rest. Ook cultureel zijn de dingen onhelder. Wie zijn wij uiteindelijk?’ vraagt ze zich af. ‘De arabisering is er niet in geslaagd om een elite te produceren.’
De elite is nog altijd Franstalig en dat vindt Amina, met wie het gesprek bijna volledig in het Frans wordt gevoerd, niet normaal. De identiteitskwestie is ook bron van heftige debatten en conflicten in de Algerijnse samenleving.
Dat verklaart waarom het collectief Nabni, een denktank die opgericht werd door academici en intellectuelen aan het begin van de “Arabische Lente” in 2011, op de economie focust. Nabni wil een platform zijn voor intellectuelen die los van elke ideologische overtuiging, een visie naar voor wil schuiven over hoe het land uit de crisis kan geraken en een betere economie kan opbouwen.
‘Er zijn twee soorten discours in Algerije’, zegt Wissam. ‘Het discours over het koloniale verleden en het discours over het terrorisme en het zwarte decennium van de jaren negentig. Ik vind de hele discussie over het feit dat Frankrijk zich zou moeten verontschuldigen voor de kolonisatie en de misdaden die ermee gepaard zijn gegaan een non-issue. Het is misschien in politiek perspectief belangrijk, of belangrijk voor de mensen die de oorlog hebben meegemaakt, maar wat voor mij echt belangrijk is, is de periode van terrorisme’, zegt hij.
‘We weten niet wat er in de zwarte periode precies is gebeurd. Er is vrede, maar de psychologische trauma’s zijn niet verdwenen.’
‘Officieel heeft de wet op de nationale verzoening vrede gebracht, maar in feite heeft die ook straffeloosheid geïnstalleerd. De terroristen werd gevraagd om de wapens neer te leggen, in ruil daarvoor kregen ze werk en een huis. Er zijn situaties waarin de oude terroristen in dezelfde straat zijn komen wonen als hun slachtoffers.’
‘SOS-Disparus, een organisatie van ouders wier kinderen verdwenen zijn tijdens die zwarte periode, protesteert nog altijd tegen die wet en wil duidelijkheid over het lot van hun kinderen, maar er is niemand die naar hen luistert. We hebben geen gerechtelijke overgangsperiode gehad zoals sommige landen in Latijns-Amerika die bijvoorbeeld wél hebben gekend. We weten niet wat er toen precies is gebeurd. Er is vrede, maar de psychologische trauma’s zijn niet verdwenen.’
‘Het is nog altijd bij de wet verboden om in Algiers te betogen en we hebben zelfs geen wet die het mogelijk maakt om een sociale onderneming te beginnen. Er komt nu eindelijk wat beweging, maar verandering gaat hier veel te traag’, besluit Wissam.
Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!