De stille oorlog in Tigray (deel 1): ‘Oude vrienden, nieuwe vijanden’
‘Alles wat ons als volk bij elkaar hield, ligt nu in puin’
In november 2022 bereikten de Ethiopische regering en deelstaat Tigray een akkoord: ze zouden de oorlog, die al twee jaar duurde, een halt toeroepen. Maar hoe kwetsbaar is die vrede? En wat betekent het akkoord voor de bevolking? MO* zocht het ter plaatse uit. Dit is deel 1: ‘Oude vrienden, nieuwe vijanden’.
In november 2022 bereikten de Ethiopische regering en deelstaat Tigray een akkoord: ze zouden de oorlog, die al twee jaar duurde, een halt toeroepen. Maar hoe kwetsbaar is die vrede? En wat betekent het akkoord voor de bevolking? MO* zocht het ter plaatse uit. Dit is deel 1: ‘Oude vrienden, nieuwe vijanden’.
‘Niets bleef gespaard’, zegt Rezene (schuilnaam, echte naam is bekend bij de redactie) met een ongemakkelijke grimas op zijn stoppelige gelaat. Hij werpt een blik op een stukgeslagen piano en schudt zijn hoofd.
Jarenlang was de piano een van de pronkstukken van het Martyrs Memorial Museum in Mekele, de hoofdstad van de Ethiopische deelstaat Tigray. Vandaag staat het instrument zieltogend in een hoekje. Het houten raamwerk ontbreekt, op de grond slingeren nog een paar zwarte toetsen rond. ‘Niet te geloven’, prevelt Rezene zachtjes. ‘Alles is weg.’
Rezene is gids en conservator. De vriendelijke dertiger spreekt met een beheerste, zachte stem. Eind november 2020 zag hij hoe tanks van het nationale leger zijn thuisstad Mekele binnenrolden.
Enkele weken eerder, op 4 november, had Ethiopisch premier Abiy Ahmed zijn troepen opgedragen om orde op zaken te stellen in Tigray. Net zoals vele andere bewoners zochten Rezene en zijn familie een veilig onderkomen. Eerst in Mekele, later buiten de stad.
‘Dit museum is een symbolische plek. Daarom moest het met de grond gelijk gemaakt worden.’
De ‘korte militaire operatie’, in de woorden van de premier, was een reactie op een aanval op een federale commandopost die hij toeschreef aan het Tigray People’s Liberation Front (TPLF).
Maar de operatie zou allesbehalve kort zijn. Twee jaar lang vocht het regeringsleger een ongemeen bloedige oorlog uit met het TPLF, of beter: met zijn gewapende vleugel, de Tigray Defense Forces (TDF).
Bij het geweld kwamen volgens sommige schattingen honderdduizenden burgers om, talloze anderen raakten afgesneden van voedsel, communicatie en basisdiensten. Een vredesakkoord, getekend in het Zuid-Afrikaanse Pretoria, maakte op 2 november 2022 officieel een einde aan het bloedvergieten. Maar nog steeds lijden mensen en kan elk moment het geweld opnieuw oplaaien.
‘Nadat de Ethiopische soldaten Mekele veroverd hadden, gebruikten ze het museum acht maanden lang als commandocentrum’, vertelt Rezene. De sporen daarvan zijn in het hele gebouw nog zichtbaar. Foto’s, boeken en relikwieën zijn vernield. Overal liggen lege conservenblikken en zwartgeblakerde kookpotten. Bij de inkom staan stoelen en watertonnen. Ernaast, op de grond, ligt een wirwar van elektrische kabels. Ook allerhande kledingstukken en beha’s die over een muurtje zijn gedrapeerd, doen de grootste gruwel vermoeden.
‘Kijk’, zegt Rezene. Hij wijst op leuzen die op muren en zuilen zijn geschilderd, bijtende teksten die de spot drijven met de Tigreeërs en kopstukken van het TPLF. ‘Deze vernieling maakt deel uit van een campagne van de Ethiopische elite om de Tigreeërs van de kaart te vegen’, meent Rezene.
‘Dit museum ging over opoffering, eenheid, onderwijs en samenwerking. Het was een krachtige herinnering aan het belang van op te komen voor je overtuigingen en samen te streven naar een betere toekomst. Het is een symbolische plek. Daarom moest het museum met de grond gelijk gemaakt worden.’
Het museum werd gebruikt als militair kamp. De sporen daarvan zijn overal zichtbaar.
© Pauline Niks
Overal in het museum zijn leuzen aangebracht die de spot drijven met kopstukken van de Tigrese strijdkrachten.
© Pauline Niks
Twee rebellengroepen, twee geschiedenissen
Zichtbaar aangeslagen door de verwoesting leidt Rezene ons rond door de verschillende zalen. Op de bovenverdieping toont hij een paneel met zwart-witfoto’s. Groepjes TPLF-strijders zijn aan het vergaderen en koken. Op andere foto’s wordt jongeren uitgelegd hoe ze een wapen moeten hanteren.
Het zijn taferelen uit de jaren ‘70 en ‘80. Toen vocht het TPLF een guerillaoorlog uit met de Provisional Military Government of Socialist Ethiopia, beter bekend als de Derg.
Bij zijn oprichting in 1975 was het TPLF niet veel meer dan een groepje rebelse studenten die komaf wilden maken met de structurele achterstelling van hun regio. Het had geen duidelijke leider, noch enige militaire ervaring. Bovendien stond het, zeker in de beginjaren, in de schaduw van een andere rebellengroep: het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF), geleid door de latere president van Eritrea, Isaias Afewerki.
Hoewel ze vochten tegen dezelfde vijand, verschilden de twee rebellengroepen wat betreft structuur, militaire aanpak en visie. Eritrea was tot 1941 een Italiaanse kolonie en zou daarna een tijdje onder Brits bestuur vallen. In 1952 werd het bij Ethiopië gevoegd: eerst als federatie, in 1962 als provincie.
Het EPLF streefde van meet af aan naar onafhankelijkheid van Eritrea, terwijl het TPLF ijverde voor meer rechten en politieke macht in Ethiopië. Daarbij wilde het ook andere etnische groepen betrekken.
Ondanks die verschillen zouden de twee rebellengroepen samen succesvol blijken. Eind jaren ‘80, na talrijke militaire nederlagen en het verlies van belangrijke wapenarsenalen, moesten de Derg-troepen zich terugtrekken uit de rebellengebieden. Op 28 mei 1991 marcheerden de soldaten van het TPLF Addis Abeba binnen, nog geen week nadat het EPLF de Eritrese hoofdstad Asmara had bevrijd.
Groepjes TPLF-strijders zijn aan het vergaderen. Op andere foto’s wordt jongeren uitgelegd hoe ze een wapen moeten hanteren.
© Pauline Niks
Eritrea: hoopvolle natie wordt dictatuur
Op 24 mei 1993 werd de nieuwe vlag gehesen in Eritrea: het land maakte officieel niet langer deel uit van Ethiopië. Met Isaias Afewerki aan het roer in Asmara en Meles Zenawi van het TPLF in Addis Abeba oogde de toekomst hoopvol.
Maar in 1998 ging het al mis. Een grensgeschil over landbouwgebieden rond het plaatsje Badme ontaardde in een bloedige oorlog met loopgraven en tienduizenden doden aan beide kanten.
‘Eritrea is nooit groot genoeg geweest voor Isaias Afewerki’, zegt Sarah Vaughan, onderzoekster Afrikaanse geschiedenis en coauteur van het pas verschenen overzichtswerk Understanding Ethiopia’s Tigray war (2023). ‘Zelfs toen de spanningen tussen het TPLF en het EPLF opliepen in de jaren ‘90, na de Eritrese onafhankelijkheid, geloofde Isaias nog steeds dat hij Ethiopië zijn wil kon opleggen.’
‘Eritreeërs keken met minachting naar de Tigreeërs. Dat waren “Agames”, dagloners die klusjes kwamen doen in Asmara.’
De Italianen hadden tijdens het koloniale bewind het landje met zijn strategische ligging aan de Rode Zee gemaakt tot het industriële centrum van Italiaans Oost-Afrika, waartoe ook Italiaans Somaliland (in huidig Somalië) en Abessinië (Ethiopië) behoorden. Ze bouwden er theaters en art-decovilla’s en legden pittoreske steegjes, parken en boulevards met gekleurde tegels aan.
Ironisch genoeg leidde de koloniale ervaring tot een superioriteitsgevoel onder de Eritreeërs, legt Vaughan uit. ‘In hun ogen was Eritrea een bastion van cultuur en industrialisatie. Ze keken minachtend naar de Tigreeërs. Dat waren “Agames”, dagloners die klusjes kwamen doen in Asmara, de gesofisticeerde stad met zijn geweldige koffie, ijssalons en fascistische bouwwerken.’
Eigenlijk, zegt Vaughan, had Isaias dezelfde houding als de Italiaanse kolonisator: ‘Eritrea zou grondstoffen uit Ethiopië halen, die het zou verwerken en exporteren. Dat zou het fundament zijn van de Eritrese welvaart. Dus toen Isaias hoorde dat de Tigreeërs zelf fabrieken begonnen te bouwen, was hij razend. Hij zag zichzelf als de leider van de Hoorn van Afrika, en zeker van Ethiopië.’
De grensoorlog van 1998 was een ontnuchtering. De Ethiopische troepen waren vele malen groter dan de Eritrese. Toen Isaias in 2000 op een smadelijke nederlaag afstevende, koos hij eieren voor zijn geld en tekende een fragiel vredesakkoord. Maar in de praktijk werd het conflict niet opgelost en bleef de grens op slot.
De militaire vernedering zou de Eritrese leider voorgoed veranderen. Kritiek smoorde hij met harde repressie in de kiem, de pers kwam onherroepelijk aan de ketting. De ooit hoopvolle jonge natie veranderde in een dictatuur die zijn eigen onderdanen op ongeziene wijze op de vlucht joeg.
Ethiopië: Tigreeërs zijn kop van Jut
In Addis Abeba wilde Meles Zenawi van bij het begin breken met het verleden en streefde hij naar een nieuwe, zogezegd democratische samenleving. Er werd een regeringscoalitie op de been gebracht, met vier partijen, van verschillende etnische achtergrond. Daarin zou alle partijen, althans op papier, verregaande autonomie worden gegarandeerd, zelfs het recht op onafhankelijkheid.
In de praktijk bleek dat binnen de regeringscoalitie vooral de Tigreeërs de lakens uitdeelden. Alleen: de etnische groep vertegenwoordigt slechts 6% à 7% van de 120 miljoen Ethiopiërs. Dat leidde tot onvrede, vooral bij de Amhaarse elite, die zich als de historische leiders van het land beschouwen en bij de Oromo’s, die zich als grootste bevolkingsgroep achtergesteld voelden.
‘Het was zeker geen volledig democratische tijd. Maar onder Meles Zenawi zette Ethiopië enorme stappen op het gebied van armoedebestrijding.’
In 2018 maakte het aantreden van premier Abiy Ahmed een einde aan meer dan een kwart eeuw dominantie van het TPLF, een periode getekend door economische groei maar ook door censuur en harde repressie.
‘Het was zeker geen volledig inclusieve of volledig democratische tijd’, analyseert Vaughan het bewind van Meles. ‘Maar ondanks die tekortkomingen was er grote sociale en economische vooruitgang. Ethiopië zette enorme stappen op het gebied van armoedebestrijding. Na zijn dood ging het mis.’
Met Abiy leek het land een nieuwe start te maken. Hij gooide de gevangenispoorten open voor journalisten en dissidente politici, hief de censuur op, vormde een regering die voor de helft bestond uit vrouwelijke ministers en beloofde een liberalisering van de economie. Ook de regeringscoalitie werd ontbonden en vervangen door een eenheidspartij, de pan-Ethiopische Prosperity Party.
En vooral: Abiy sloot vrede met buurland Eritrea. Die verrassende demarche leverde hem in de herfst van 2019 de Nobelprijs voor de Vrede op.
Maar de blijmoedige stemming was van korte duur. Hoewel de internationale gemeenschap in hem een verzoener zag, gedroeg Abiy zich in eigen land al snel als een verdeler. Hij gewaagde van ‘27 donkere jaren onder de vorige regering’ en legde de schuld van alles wat misging in Ethiopië bij de Tigreeërs. Niet alleen de leiders van het TPLF werden daarbij geviseerd, maar de hele Tigrese bevolking.
Vaughan spreekt van een ‘extreem cynische en potentieel genocidale campagne van politici die weinig ophadden met het federale systeem en opzettelijk haat wilden zaaien’. Daarbij vonden ze een bondgenoot in het Eritrese regime. ‘Dat had door zijn nederlaag in grensoorlog altijd al een hekel aan het Tigrese leiderschap. Het was behoorlijk schokkend voor het TPFL en voor veel Tigreeërs. Ze dachten dat ze Ethiopiërs waren en ontdekten in de loop van de oorlog dat ze dat niet waren.
De collectie van het museum is nagenoeg volledig vernield.
© Pauline Niks
Het museum werd gebruikt als militair kamp. De sporen daarvan zijn overal zichtbaar. Midden: een beeld van Meles Zenawi is vernield.
© Pauline Niks
De piano die in de jaren ’80 werd buitgemaakt is nu helemaal vernield.
© Pauline Niks
‘Alles was een doelwit’
In hun strijd tegen de Tigreeërs kregen de Ethiopische troepen steun van het Eritrese leger en van milities uit de naburige regio Amhara. Die zagen hun kans schoon om oude territoriale aanspraken met geweld af te dwingen. Door hun numeriek overwicht en dankzij een arsenaal van drones behaalde het militaire bondgenootschap aanvankelijk de ene overwinning na de andere.
‘Mijn schoonmoeder maakte in haar leven drie oorlogen mee, de laatste heeft haar gebroken.’
‘Elke ochtend hoorden we drones en vliegtuigen overvliegen’, vertelt een gepensioneerde ngo-medewerker in Mekele. Hij bleef in de stad toen de Ethiopische soldaten er de straten ruimden. ‘Ik kon niet vertrekken, want zonder medicatie zou ik sterven. Ik heb hypertensie, hoge bloeddruk. Maar net zoals voedsel en water waren medicijnen moeilijk te vinden.’
De grootste zorg, zegt de oude man, was de onzekerheid. ‘We leefden in voortdurende angst. Je wist niet wanneer je zou sterven. We hadden geluk dat ons huis een kelder heeft. Wanneer we vliegtuigen of drones hoorden, verstopten we ons daar. Behalve mijn schoonmoeder. Die bleef telkens koppig in de woonkamer. Ze maakte in haar leven drie oorlogen mee, de laatste heeft haar gebroken.’
De man slaat zijn ogen neer en wrijft ongemakkelijk in zijn handen. Dan verzucht hij: ‘Ik zie geen toekomst meer voor Tigray. Scholen, ziekenhuizen en fabrieken zijn volledig vernield en geplunderd. Kostbare onderdelen en grondstoffen werden meegegraaid. In deze oorlog was alles een doelwit. Alles wat ons volk bij elkaar hield, ligt nu in puin. Zelfs kerken en moskeeën bleven niet gespaard van het geweld.’
Al-Nejashimoskee
Nabij de stad Wukro, ten noorden van Mekelle, staat de al-Nejashimoskee. Het iconische gebouw stamt uit de zevende eeuw en zou een van de oudste moskeeën van Afrika zijn. Bij een inslag raakten de minaret en de koepel ernstig beschadigd. Binnen in het gebouw is een deel van het puin nog steeds niet geruimd.
Bij een inslag raakten de minaret en de koepel van de al-Nejashimoskee ernstig beschadigd.
© Pauline Niks
De imam is afwezig, maar zijn plaatsvervanger vertelt hoe soldaten naar zijn dorp kwamen, op zoek naar Tigrese strijders. Die zouden volgens de Ethiopische regering loopgraven hebben gegraven rond de moskee. ‘In het gebied werd gevochten,’ bevestigt de man, ‘maar de Tigrese strijders waren niet in de buurt van de moskee’.
Hij wijst naar een bloedvlek op het witte marmer. ‘Hier zijn drie jongeren vermoord. Ze hadden niets met het leger te maken. Eén van hen was moslim, de anderen waren christen. Zij verstopten zich in de moskee. Iedereen was bang. Er is een kerk in de buurt, maar de moskee heeft een ondergrondse ruimte.’
Meer dan de helft van het dorp was op dat moment al op de vlucht geslagen. Ook de plaatsvervanger van de imam stuurde zijn vrouw en kinderen naar een stadje in de buurt, omdat Eritrese troepen hun huis hadden vernield. Zelf bleef hij, omdat hij zorg wilde dragen voor de moskee.
Vandaag is die nog steeds operationeel. Maar de schade is groot. ‘De Turkse ambassadeur in Ethiopië heeft de moskee bezocht’, vertelt de man. ‘Hij beloofde dat het Turkije het gebouw zal restaureren. Die steun is welkom, want we kunnen elke cent gebruiken.’
Patstelling
In het Martyrs Memorial Museum slaakt conservator Rezene een diepe zucht. Hij kijkt naar een portret van Meles Zenawi en fronst zijn wenkbrauwen. De gehavende foto staat op een wankele stoel. Een stuk van het hoofd van de Tigrese verzetsleider en oud-premier van Ethiopië is weggesneden. Alsof daarmee ook een deel van het collectieve geheugen is uitgewist.
Een portret van Meles Zenawi waarvan een stuk is weggesneden.
© Pauline Niks
‘Het museum bracht hulde aan onze strijd tegen de Derg’, zegt Rezene. Foto’s, tekeningen en infografieken uit deze periode werden bijeengebracht. Ook de piano die TPLF-soldaten begin jaren ‘80 buitmaakten en nu aan diggelen is, kreeg een prominente plek.
‘Met deze plek wilden we onze geschiedenis bewaren voor de volgende generaties. We hebben elke cent voor dit museum ingezameld onder de Tigreeërs. Zelfs de boeren en mensen uit de diaspora hebben meebetaald.’
‘We zullen het museum helemaal opnieuw opbouwen.’
In juni 2021 kregen de Tigrese strijdkrachten Mekele opnieuw in handen. Enkele maanden later, in november, marcheerden ze richting het zuiden en wisten ze tot op 85 kilometer van hoofdstad Addis Abeba te naderen.
Buitenlandse regeringen snelden de Ethiopische regering te hulp, vooral met drones. Uiteindelijk zou de Ethiopische coalitie de Tigreeërs terugdringen, waarna hun momentum keerde. Op 2 november 2022 volgde een vredesakkoord.
Net zoals 40 jaar geleden voelde iedere Tigrese soldaat zich tijdens de oorlog woyane, een verzetsstrijder. Maar vandaag liggen de kaarten anders, ziet Sarah Vaughan.
‘Het is één ding om je dierbaren te verliezen als je als overwinnaar uit de strijd komt. Maar het is iets anders als je verslagen bent en dan te horen krijgt dat er een vredesakkoord is, maar een jaar lang geen eten hebt en niets van steun ontvangt.’
Toch blijft Rezene niet bij de pakken zitten. ‘We zullen het museum helemaal opnieuw opbouwen’, klinkt hij strijdvaardig. ‘Daarbij zal er ook plaats zijn voor de martelaren die tijdens de jongste oorlog zijn gevallen. Misschien bouwen we zelfs een zaal bij.’
‘Ons verhaal is nog lang niet geschreven. Of dat verhaal zich in Ethiopië zal afspelen, is zeer de vraag.’