‘De tegenstelling tussen armoede en klimaat is vals’
Andermans armoede als cynisch excuus voor eigen gebrekkig klimaatbeleid
Kan klimaatbeleid een dam opwerpen tegen armoede of stevenen we door klimaatbeleid collectief op verarming af? Het eerste is waar, menen mensen in armoede, het tweede bangmakerij. Hun grote angst is wel dat zij finaal de rekening zullen betalen.
Men vergeet het vaak, maar van alle mensen leven mensen in armoede het meest ecologisch. Hun voetafdruk is vederlicht.
© Bart Dewaele
Kan klimaatbeleid een dam opwerpen tegen armoede of stevenen we door klimaatbeleid collectief op verarming af? Het eerste is waar, menen mensen in armoede, het tweede bangmakerij. Hun grote angst is wel dat zij finaal de rekening zullen betalen. ‘Ze zouden ons moeten feliciteren met onze voetafdruk. Maar het omgekeerde gebeurt: we zijn verdacht omdat we zo weinig verbruiken.’
‘Of ik een verschil maak?’ Henri, een man van vijftig met terugwijkende hoogblonde haren, kijkt me over zijn leesbril heen licht spottend aan. Het is een blik waarmee hij geleerd heeft naar het leven te kijken. Omdat een vorm van meewarigheid helpt als het leven de neiging heeft in je kuiten te bijten. Hij houdt zijn duim en wijsvinger een paar millimeter van elkaar en zegt: ‘0,001 procent.’ Hij stopt zijn leesbril weg en klikt zijn fietstas dicht. ‘Maar dat is nog altijd beter dan niets.’
Samen met zijn collega Sven werkt Henri als energiesnoeier voor De Ruimtevaart, een Leuvense vereniging waar armen het woord nemen. Twee keer per week rijdt hij met zijn elektrische fiets langs verschillende adressen om te kijken wat er voor de bewoners te winnen en te besparen valt. Hij zoekt met hen de goedkoopste leverancier. Hij heeft een blad met tips in alle nodige talen. Nederlands. Frans. Pools. Arabisch.
‘Men vergeet het vaak, maar van alle mensen leven mensen in armoede het meest ecologisch. Hun voetafdruk is vederlicht.’
Zet geen kasten of zetels voor je radiatoren, staat erop. Zet je verdeelstekker uit bij het verlaten van de kamer of het slapengaan. Verkies een douche boven een bad. Vang lopend water op als je wacht op warm water.
‘Sommigen doen alles al. Anderen gaan verder dan de tips op het blad. Ze draaien lampen uit. Verwarmen slechts één kamer. Alles om zo weinig mogelijk te betalen. Men vergeet het vaak, maar van alle mensen leven mensen in armoede het meest ecologisch. Hun voetafdruk is vederlicht.’
En daar mag wat meer respect voor zijn, vindt Henri. Ik zal het nog vaker horen. Hoe weinig men erkent wat mensen in armoede al allemaal bijdragen. En hoe weinig ze daarvoor terugkrijgen. Niet omdat ze de keuze hebben, wel uit noodzaak. Daar wringt het, natuurlijk.
‘Wie zich een elektrische auto kan veroorloven, is goed bezig en krijgt applaus. Wij hebben niet eens een auto, maar betalen wel mee voor salariswagens en een slecht openbaar vervoer. Resultaat: we geraken nergens en zijn altijd weer de dupe’, zal Francine Van Beneden uit Molenbeek het voor mij samenvatten.
Op de volksuniversiteit die ATD Vierde Wereld jaarlijks organiseert en die dit jaar over duurzaamheid ging, had Francine het met een paar anderen geprobeerd: haar voetafdruk berekenen. Ze komt amper bij van het lachen als ze erover vertelt.
‘We konden dat niet berekenen’, zegt ze. Ze somt de vragen op waarop voor mensen in armoede antwoorden moeilijk en zelfs onmogelijk was. ‘Waar woont u? Sommigen zijn dakloos, die wonen nergens. Hoeveel keer per week eet u vlees? Sommigen eten niet meer dan een maaltijd per dag. Ik moet ook soms kiezen tussen eten of een nieuwe, tweedehandse jas. Of ze krijgen hun eten van de voedselbank. Dat is recuperatie. Wij zijn meesters in de recuperatie. Hoe vaak gaat u op reis? Nooit. Vliegen? Doen we niet. Ze zouden ons moeten feliciteren met onze voetafdruk. Maar het omgekeerde gebeurt: we zijn verdacht omdat we zo weinig verbruiken.’
‘Een vrouw hier hergebruikte zo veel en consumeerde zo weinig dat ze amper afval had. Iemand van de middenklasse krijgt dan applaus. Een mens in armoede een fraudecontroleur.’
Francine Van Beneden
De lijst met voorbeelden is lang. Er is het verhaal van de vrouw die zo weinig drinkwater verbruikte, omdat ze poetste, waste en de wc doorspoelde met regenwater, dat de watermaatschappij fraude vermoedde. Er werd een nieuwe watermeter geplaatst. ‘Op haar kosten’, zegt Francine. Er zijn mensen die bang zijn om mee te werken in de buurtmoestuin uit vrees dat ze hun uitkering zullen verliezen. ‘Wat als daar een controleur komt die zegt: ‘Ah, hier kan je wel werken?’ Of die denkt dat ik de groenten zal verkopen?’
Of er is de andere vrouw die ze kennen van wie de vuilnisbak altijd zo weinig woog dat er onderzocht werd of ze niet stiekem aan sluikstorten deed. ‘Maar nee, die vrouw hergebruikte zo veel en consumeerde zo weinig dat ze amper afval had. Iemand van de middenklasse krijgt dan applaus. Een mens in armoede wordt wantrouwig bekeken. Die moet het systeem wel misbruiken. Als je een leefloon hebt, ben je bijna per definitie een profiteur.’
Meer betalen voor minder
‘De logica wordt omgedraaid’, vat Guy Malfait als coördinator van ATD De Vierde Wereld het samen. ‘Als je van een uitkering leeft en je hebt een lage energiefactuur, dan moet je bewijzen dat je geen domiciliefraude pleegt. Heel veel mensen willen bijdragen aan een betere wereld, die droom leeft ook bij mensen in armoede. Als we hen ernstig zouden nemen, zouden we veel van hen kunnen leren. Ze tonen dat het mogelijk is: leven met minder.’
‘Klimaatbeleid en armoede staan niet haaks op elkaar. Maar dan moet je wel kiezen voor herverdelende maatregelen, zodat de grootste vervuilers ook de grootste kosten dragen. En niet zoals het nu loopt. Dat mensen in armoede de prijs betalen en ook nog eens als excuus gebruikt worden om niets te doen. Als men de huurwaarborg optrekt tot drie maanden, hoor je weinig politici hun bezorgdheid uiten over het effect op mensen in armoede. Als er een kerosinetaks op tafel ligt, gebruikt men die zelfde mensen ineens als stropop om dat weer van tafel te vegen. Een vierde van de Belgen kan zich geen week vakantie in het buitenland veroorloven. Beweren dat een kerosinetaks hen raakt, is het misbruiken van mensen in armoede.’
Henri hangt zijn fietstas aan zijn bagagedrager en kijkt nog een keer de inhoud na. Ledlampen, tochtstrips, verdeelstekkers met schakelaars. Per huisbezoek, of energiescan, mag Henri een pakket ter waarde van 25 euro achterlaten, op kosten van netbeheerder Fluvius. Als tegenprestatie moeten de Energiesnoeiers een minimum aantal scans doen. 290 per jaar.
Vaak zijn ze de eersten die bij mensen aan huis komen. Soms gaan ze meer dan eens bij dezelfde woning langs met telkens andere bewoners. Zo snel kan verhuizen gaan. En dan begint het verhaal van vooraf aan. Het is een van de redenen waarom Henri er niet van overtuigd is dat wat hij doet meer is dan een druppel op een gloeiende plaat. Maar er is meer. Hij ziet hoe mensen wonen. Hij is de man die vochtplekken, tochtgaten, onbeveiligde elektriciteitskasten en schimmels inventariseert. Hij hoeft maar een blik op een adres te werpen of hij weet dat hij met huisjesmelkerij te maken heeft. ‘Een adres met verschillende nummers. Dan weet je meestal hoe laat het is.’ Het is die blik achter de voordeuren die hem het gevoel geeft dat hij niet alleen tegen sluipverbruik maar vooral tegen bierkaaien vecht.
Het is goed om tochtstrips aan te brengen, het is beter om te renoveren. Maar daarvoor moet je verhuurders overtuigen om te investeren in isolatie, een zuinig verwarmingssysteem en dubbele beglazing waarvan de opbrengst – de lagere energiefactuur – voor de huurder is. De eigenaars bij wie Henri over de vloer komt, hebben meestal met hun laatste centen een woning gekocht. Men noemt ze noodkopers. Er is geen geld voor nieuwe ramen of gevelisolatie. Er is amper geld om de energiefactuur te betalen. Als Henri samen met hen de V-test doet van de VREG om te speuren naar de goedkoopste energieleverancier, vragen ze wel eens: ‘Is het mogelijk preventief een budgetmeter te installeren?’, waarop Henri antwoordt: ‘Nee, dat kan niet.’ En ook: ‘Dan controleer je misschien je verbruik, maar je doet dat niet tegen het goedkoopste tarief.’ Dan wordt er geknikt en zwijgend verder gezocht.
De goedkoopste energieaanbieders zijn voor mensen met een beperkt budget onbereikbaar.
‘Ik kan er een boek over schrijven.’ Hij zet zijn fiets tegen de voorgevel van een huis in de Leuvense binnenstad en kijkt omhoog. Nee, hier kwam hij nog niet over de vloer. ‘Hallo’, zegt een stem door de deurtelefoon. ‘Henri. Van de Energiesnoeiers.’ De voordeur klikt open. ‘Het is boven’, roept een man boven aan de trap. Twee maanden woont hij ondertussen in deze studio. Twee kleine ramen boven het bed kijken uit op de straat. Als hij aan zijn bureau wil zitten, moet hij de salontafel tot tegen de zitbank schuiven. Dat doet hij. Want Henri heeft de computer nodig voor de V-test. De opdracht is eenvoudig: zoek de goedkoopste energieleverancier.
Anderhalf uur later zijn we er nog niet uit. De goedkoopste energieaanbieders zijn voor mensen met een beperkt budget onbereikbaar. Het zijn coöperaties als Ecopower, waar je eerst een aandeel moet aankopen om dan klant en mede-eigenaar te worden. Een mooi model van burgerinspraak in energie, maar ook hier de ironie van wel meer duurzame oplossingen: wie geld heeft, komt finaal goedkoper uit.
Uiteindelijk noteert Henri drie leveranciers en drie formules op een briefje. Hij belt ze op. En dan komen de addertjes onder het gras uit. Het goedkoopste pakket van Eneco moet je online bestellen, maar is op de eigen website niet meer te vinden. Stilte aan de andere kant van de lijn. O ja, het kan enkel op aanvraag. Ook het tarief van Ebem dat in de V-test verschijnt, staat niet zo maar op de eigen website. ‘Wat besluit jij daar nu uit?, wil hij weten. ‘Dat energiebedrijven niet echt bereid zijn het goedkoopste contract werkelijk te sluiten,’ zeg ik. Hij knikt. Dit is de realiteit voor wie geen keuze heeft: je hebt geen geld en toch betaal je meer voor minder.
Op de klimaatmarsen dragen sommige wasknijpers met de naam van mensen in armoede die niet kunnen deelnemen.
© Bart Dewaele
Mattheuseffect
In het vergaderlokaal op de eerste verdieping van de Ruimtevaart komt Anna Raymaekers als coördinator van de Energiesnoeiers nog even terug op de vraag naar welk verschil ze maken. Ze begrijpt de moedeloosheid die Henri soms overvalt. ‘Wij zien de kwetsbaarste groep, en ja, het is vaak dweilen met de kraan open. We blussen brandjes omdat het beleid mensen in armoede in de steek laat.’ Maar het verschil dat ze maken, is groter dan de minuscule ruimte die Henri tussen duim en wijsvinger toonde.
Ze legt cijfers op tafel. Wie alle tips volgt, bespaart 10 procent op zijn factuur. Telefoonladers uit het stopcontact trekken als ze niet gebruikt worden: een verschil van 25 euro op jaarbasis. De thermostaat een graad lager: een besparing van 70 euro per jaar. Maar ook: Energiesnoeiers is een sociale tewerkstellingsplaats. Sven en Henri weten wat armoede is. Ze hebben het zelf meegemaakt. Het is hun kracht in het contact met de mensen bij wie ze aan huis komen. Ze kennen de angst voor de volgende energiefactuur.’
‘“Als we willen, vinden we een weg; als we niet willen, vinden we een excuus.” Laat mensen in armoede alsjeblieft niet het excuus zijn.’
‘Het woonbeleid is een schoolvoorbeeld van het mattheuseffect. Wie geld heeft, plukt de vruchten van energiebesparende ingrepen. Wie geen geld heeft, krijgt de rekening gepresenteerd. Er zijn talloze premies. Maar je moet eerst alles zelf betalen. Dat lukt niet als je met je laatste centen een huis hebt gekocht.’
‘Wat is klimaatrechtvaardigheid?’ Als ervaringsdeskundige in de armoede bij Welzijnsschakels slingert Caro Bridts de vraag van het podium zaal De Nieuwe Vrede in Berchem in. Het is een vrijdag in mei en de Grootouders voor het Klimaat hebben een colloquium georganiseerd over precies die vraag. Er kwamen een filosoof, een econoom en een vakbondsvertegenwoordiger aan het woord. En toen was daar Caro. ‘Dat is niet moeilijk’, geeft ze zelf antwoord. ‘Het betekent dat je niemand achterlaat. Ook mensen in kwetsbare situaties niet. Als we zorgen dat iedereen mee is en dat de rekening eerlijk verdeeld is, dan zijn we rechtvaardig bezig.’
‘Wij hebben een woning gekocht. Dat geluk hebben we. Maar ik kan geen vensters met ventilatie betalen. Gevolg: ik loop een premie mis en kom duurder uit dan iemand die zich dat allemaal wel kan veroorloven. We zijn bang om vergeten te worden. Terwijl, zo moeilijk is het niet: energiezuinige woningen voor iedereen en beter en betaalbaar openbaar vervoer. Twee maatregelen die het klimaat en de mensen vooruithelpen. Ik hoorde iemand op dit colloquium zeggen: als we willen, vinden we een weg; als we niet willen, vinden we een excuus. Laat mensen in armoede alsjeblieft niet het excuus zijn.’
‘De tegenstelling die nu vaak gemaakt wordt tussen armoede en klimaat is vals’, meent ook David De Vaal van het Netwerk tegen armoede. ‘Men gaat bij premies en subsidies uit van de middenklasse en iedereen daarboven. Er gaan grote bedragen naar het subsidiëren van milieuvriendelijke vormen van mobiliteit of wonen, die niet terecht komen bij mensen in armoede, maar die wel voor een deel door hen gedragen worden. Wie salariswagens subsidieert, investeert minder in openbaar vervoer.’
David De Vaal: ‘Alle maatregelen die gedrag proberen te sturen, marginaliseren mensen in armoede. Gedrag laat zich pas sturen als je de keuzemogelijkheid hebt.’
© Bart Dewaele
‘Men zou de politieke moed moeten hebben om de rekening te leggen bij een kapitaalkrachtig publiek.’
David De Vaal
De Vaal wijst op nog een ander pervers effect. ‘Alle maatregelen die gedrag proberen te sturen, marginaliseren mensen in armoede. Gedrag laat zich pas sturen als je de keuzemogelijkheid hebt.’ Boven op het perverse effect heeft zich een bijkomend pervers effect genesteld. Dat is pervers in het kwadraat. Nu kringloopwinkels tot het circuit van de hipheid behoren, zijn ook daar de prijzen gestegen.
Francine had er ook al op gewezen. Hoe ze vroeger tweedehands kleren kocht bij Spullenhulp, maar nu goedkoper af is met een nieuwe broek op de markt. ‘Ik weet dat die broek genaaid is door mensen die daar amper voor betaald worden. Ik vind het vreselijk dat ik verplicht word dat te kopen omdat tweedehands zo trendy is dat het duurder is geworden. Dat is toch de omgekeerde wereld?’
De Vaal herkent het. Die omkering van de wereld. En de frustratie omdat men altijd weer in de hoek belandt. ‘Er wordt heel veel aandacht besteed aan het creëren van draagvlak voor klimaatmaatregelen. Door sociaal blind te zijn in voorstellen, gaat men voorbij aan het draagvlak bij mensen in armoede. Men zou de politieke moed moeten hebben om de rekening te leggen bij een kapitaalkrachtig publiek en ervoor te zorgen dat de voordelen terugvloeien naar de mensen die het het meest nodig hebben. Dát is een rechtvaardig klimaatbeleid.’
Levenskracht in plaats van koopkracht
Grande-Synthe is een stad waar je niet naartoe gaat als je er niet moet zijn. Tussen Duinkerke en Calais ligt ze weggedoken tussen de koeltorens van de kerncentrale van Grevelingen en omgeven door een sliert Seveso-bedrijven. De statistieken van Grande-Synthe ogen troosteloos. 28 procent werkloosheid, 33 procent van de bevolking onder de armoedegrens en eind april werden al 32 dagen geteld waarop de norm van fijn stof overschreden was. Grande-Synthe is wat overblijft als de industrie verdwijnt, verhuist of verschuift. Ooit werkten er 11.000 mensen in de staalfabriek van Arcelor-Mittal, nu nog 2800. Het is Charleroi aan de Noord-Franse kust. Met één groot en cruciaal verschil: sinds enkele jaren rijgt Grande-Synthe de prijzen van ecologie, groen bestuur, klimaat en biodiversiteit aan elkaar.
Tussen de sociale woonblokken – zestig procent van het patrimonium – verschenen gedeelde groentetuinen, er werden fietspaden aangelegd, de schoolmaaltijden zijn honderd procent biologisch, de stad investeerde in landbouwgrond en verpachtte die aan biologische boeren, gebouwen werden gerenoveerd en met zonnepanelen bedekt en sinds oktober 2018 is ook het openbaar vervoer gratis. Hoe grijs en grauw de rand rond Grande-Synthe ook is, inwoners wonen gemiddeld op 300 meter van een plek in de natuur.
Grande-Synthe toont hoe rechtvaardig klimaatbeleid er in de praktijk uitziet. In een stad die gespeend is van iedere hipheid. ‘Ecologie is het antwoord op de sociale crisis’, meent burgemeester Damien Carême, die al achttien jaar lang rigoureus het ecologische aan het sociale koppelt. Zijn uitgangspunt? ‘Tonen dat het kan is niet de beste manier om te overtuigen, het is het enige.’ Maar ook, en dat klinkt minder als een boutade dan als een politiek ijkpunt, ‘ecologie gaat over autonomie, over emancipatie, over een gezonde wereld voor iedereen.’
‘In Grande-Synthe hebben mensen niet het gevoel dat ze moeten kiezen tussen het einde van de maand en het einde van de wereld.’
Carême geeft een stoet van voorbeelden die op zich klein en onbeduidend klinken, maar met elkaar verbonden het begin van een groene oase vormen. ‘Neem nu de volksuniversiteit en haar lessen in autonomie. Mensen leren er zelf ecologische poets- en verzorgingsproducten maken. Een liter zelfgemaakte ecologische zeep kost 40 eurocent, in de supermarkt betaal je 4 euro. Twee vliegen in een klap: mensen worden onafhankelijk, ze kunnen van alles en ze winnen aan levenskracht.’
Het is het woord dat Carême graag in de plaats stelt van koopkracht. In het Frans klinkt het zo: ‘Pouvoir de vivre, niet pouvoir d’achat.’ ‘Ik weiger mensen te reduceren tot consumenten. Maar voor mij staat het buiten kijf dat ecologie in de eerste plaats kwetsbare mensen ten goede komt. Waarom zou ecologie iets zijn van wie het zich kan veroorloven? Nee, het is de basis van ons bestaan. Als burgemeester van een stad met hoge werkloosheid en armoede kan ik zeggen: de ecologie is het antwoord. En ze zorgt voor heel veel schoonheid en vreugde. Mensen winnen erbij. Levenskwaliteit. Gezonde jaren. Mooie natuur. In Grande-Synthe hebben mensen niet het gevoel dat ze moeten kiezen tussen het einde van de maand en het einde van de wereld. Maar natuurlijk, als een maatregel slecht bedacht is, dan lijkt ecologie ineens een straf.’
Carème verwijst naar de gele hesjes. Hun woede over de extra belasting op diesel. Het verbaast hem niet. ‘Men heeft ze eerst verslaafd gemaakt aan de diesel omdat dat zogezegd beter was voor het klimaat en dan heft men er een taks op terwijl kerosine onbelast blijft? Dat is het recept voor een ramp. Ik vind ook dat we vervuilende producten moeten belasten, maar niet zonder werkbaar alternatief. Ik wil die taks in een sociaal-ecologisch fonds dat terugstroomt naar de mensen door extra ondersteuning bij energiebesparende maatregelen of investeringen in hernieuwbare energie. De brandstof wordt zo duurder, maar het leven niet en op het einde van de maand houdt men finaal misschien meer over.’
In Grande-Synthe is Carème alvast met een experiment van zo’n sociaal-ecologisch fonds gestart en dit dankzij een uitgekiend lichtplan. Om het leven van vleermuizen en nachtvlinders niet langer te ontregelen, schrapte de stad verlichtingspalen waar het kon. ‘Een besparing’, zegt Carème. De openbare verlichting die overbleef, werd voor de helft gedoofd. ‘Nog een besparing.’ Het geld dat vrijkwam – 175.000 euro – is het begin van een budget waarmee men bewoners wil betalen die zich engageren voor sociale en ecologische initiatieven. Het is voor Carème de aanzet van een inkomen los van arbeid. Want de zwakke plek van zijn groene stad in een grijze streek is dat hij geen arbeidsplaatsen tevoorschijn kan toveren.
Het is de kritiek die naburige burgemeesters op hem hebben. Dat hij niet inschikkelijk genoeg is voor de komst van nieuwe bedrijven. Carème is resoluut: ‘Ik wil geen vervuiling meer. Wie investeert in Grande-Synthe moet dat doen zonder hinder voor mens of natuur.’ Hij verwijst naar de windmolenparken op zee die in ontwikkeling zijn en de belofte van waterstof op basis van hernieuwbare energie. Banen met toekomst. ‘Maar de stad moet zich voorbereiden op het vertrek van Arcelor. Daarom zet ik in op autonomie en zelfstandigheid. Het ecologisme staat voor een ander model. Het is respectvol, gezond, eerlijk, het sterkt mensen en werpt een dam op tegen populisme.’
Ook daarin blijkt Grande-Synthe de uitzondering in de streek. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen spoelde het Front National als een olievlek over de regio. Behalve in Grande-Synthe. ‘We zijn geen uitzondering’, zegt Carême daarop. ‘Niets van wat we doen is onmogelijk. Het kan overal.’
Dit artikel werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!