‘Palmolieplantages zijn geen bossen’

Reportage

Maakt het Belgische bedrijf SIAT zich schuldig aan landroof in West-Afrika?

‘Palmolieplantages zijn geen bossen’

‘Palmolieplantages zijn geen bossen’
‘Palmolieplantages zijn geen bossen’

Tuur Bries

01 juli 2022

Het Belgische palmolie- en rubberbedrijf SIAT maakt zich schuldig aan inbreuken op milieu- en mensenrechten in West-Afrika. Dat stelden enkele vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen uit Ghana, Ivoorkust en Nigeria tijdens een bezoek aan ons land. ‘Dit is landroof.’

© Arnaud Ghys

De actievoerders protesteren aan de hoofdzetel van SIAT in Zaventem

© Arnaud Ghys

Het Belgische palmolie- en rubberbedrijf SIAT maakt zich schuldig aan inbreuken op milieu- en mensenrechten in West-Afrika. Dat stelden enkele vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen uit Ghana, Ivoorkust en Nigeria tijdens een bezoek aan ons land. ‘Voedselveiligheid is geen kwestie van kwantiteit, maar van investeren in voedselsystemen die goed zijn voor mensen en voor de planeet.’

Vol overtuiging stond een vijfkoppige delegatie uit West-Afrika voor de hoofdzetel van het Belgische bedrijf SIAT in Zaventem. Zij beschuldigen het bedrijf van landroof. ‘Geef ons ons land terug’, klinkt het.

De delegatie bestond uit vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen en middenveldorganisaties uit Ghana, Ivoorkust en Nigeria. Ze reisden naar België af om de activiteiten van SIAT aan te klagen.

‘In België kunnen wij ten minste actie voeren tegen het bedrijf, in Ivoorkust is dat haast onmogelijk’, vertelde Daleba Nahounou Pierre Lautti, vertegenwoordiger van een Ivoriaanse middenveldorganisatie.

De protestactie maakte deel uit van een lobbytour waarbij de vertegenwoordigers werden bijgestaan door vier Franstalige ngo’s: FIAN, CIDSE, Entraide & Fraternité en 11,11,11/CNCD. Ze ontmoetten daarnaast Belgische en Europese beleidsmakers en belangengroepen. Op deze manier hoopten ze meer aandacht te vestigen op de activiteiten van SIAT en de algemene praktijk van landroof in hun land.

SIAT is een bedrijf dat zich toelegt op tropische landbouw. Het produceert voornamelijk palmolie en rubber en is actief in Nigeria, Ghana, Gabon, Ivoorkust en Cambodja. In totaal bezit het zo’n 46.100 hectare aan palmolieplantages en 24.000 hectare aan rubberplantages.

De ngo CIDSE onderzocht de handelsketens van SIAT. Daaruit bleek dat de palmolie van het bedrijf voornamelijk verkocht wordt aan multinationals zoals Unilever en Nestlé. Ook de rubber is bestemd voor grote bedrijven zoals Michelin en Goodyear.

‘Onze gemeenschappen winnen dus niets uit de aanwezigheid van SIAT’, stelde Rita Uwaka, een Nigeriaanse vertegenwoordiger van de milieuorganisatie Friends of the Earth, in Zaventem. ‘Ze ontnemen onze grond, onze bossen en maken onze manier van leven onmogelijk. Tegelijk zijn alle winsten privaat.’

Gebrek aan consultatie

Wat volgens de delegatie plaatsvindt in alle landen waar SIAT aanwezig is, is de grootschalige verkoop van land door de overheden aan het bedrijf, zonder consultatie van de lokale bevolking. Zo begon de vervreemding van grond in Ivoorkust in 1979, aldus een beleidsnota van de ngo FIAN. De Ivoriaanse staat eigende zich toen 5000 hectare land toe dat nadien werd gebruikt door het staatsbedrijf Sodesucre om suiker te verbouwen.

Lokale boeren werden toen gecompenseerd voor de vernietiging van hun gewassen en deels tewerkgesteld op deze suikerplantages. Wanneer het bedrijf in 1982 ten onder ging maakten de lokale boeren opnieuw gebruik van de grond om aan kleinschalige landbouw te doen.

‘Er was een totaal gebrek aan consultatie, van de ene dag op de andere verloren we onze grond en werden onze gewassen vernietigd.’

Maar in 2011 kwam het nieuws dat die grond gebruikt ging worden om rubber te verbouwen door de Compagnie Hévéicole de Prikpro (CHP). Dat is een dochteronderneming van SIAT dat momenteel 11.000 hectare aan landbouwgrond beheert in Ivoorkust.

In 2013 spande de lokale bevolking daarom een rechtszaak aan tegen SIAT, die enkele jaren aansleepte. Uiteindelijk besliste de rechtbank in 2016 dat de landbouwers het land al hadden afgestaan bij de vestiging van Sodesucre en dat ze sindsdien geen eigenaarschap meer hadden.

Maar volgens Sinan Ouattara, vertegenwoordiger van de Ivoriaanse lokale gemeenschappen, zijn de eigendomsrechten van die grond nooit officieel overgedragen aan de staat en zou die bijgevolg de grond niet mogen verkopen. ‘De grond werd ons zonder toestemming en compensatie afgenomen.’

Dat is een inbreuk op de Ivoriaanse wetgeving, gaat hij verder. ‘Wettelijk gezien kan de overheid zich geen grond toe-eigenen als het niet expliciet geregistreerd staat als eigendom van de staat.’ Volgens hem hebben SIAT en de nationale overheid de Ivoriaanse wet geschonden.

Tomaso Ferrando, professor aan de faculteit rechten van de Universiteit van Antwerpen, beaamt dat in de Ivoriaanse wetgeving enkele beschermingsmaatregelen liggen vervat. Maar tegelijk, wijst hij erop, kunnen grote bedrijven die makkelijk omzeilen.

‘Uit verschillende cases op het Afrikaanse continent blijkt dat bedrijven soms slechts selectief lokale leiders consulteren voor toelating en deze dan gebruiken om hun wil op te leggen aan de rest van de bevolking. Soms gaat het over financiële en materiële compensatie die slechts bepaalde personen bevoordeelt’, aldus Ferrando.

Ouatarra wijst erop dat volgens de overeenkomst tussen SIAT en de Ivoriaanse overheid lokale dorpen hun toestemming moeten geven bij projecten die hun rechten aantasten. ‘Maar wij werden helemaal niet geconsulteerd’, stelt hij.

Ook in Ghana en Nigeria zou de toe-eigening van de grond op een gelijkaardige manier verlopen zijn. Wisdom Koffi uit Ghana spreekt over een ‘totaal gebrek aan raadpleging. Van de ene op de andere dag verloren we onze grond en werden onze gewassen vernietigd’.

© Tuur Bries

Sinan Ouatarra, Wisdom Koffi en Daleba Nahounou Pierre Lautti praten met MO* over hun ervaringen met SIAT

© Tuur Bries

Economische afhankelijkheid

Voordat SIAT zich in de betrokken landen vestigde leefde de lokale bevolking van kleinschalige landbouw. De gemeenschappen waren grotendeels zelfvoorzienend.

‘We leefden van onze oogst’, vertelt Gladys Omorefe Osaghae, een Nigeriaanse landbouwster en gemeenschapsleidster. ‘Vroeger teelden we allerlei soort gewassen. Nu mogen we de grond niet meer verbouwen en wordt het land bezaaid met één enkel gewas bestemd voor export.’

‘Zij spenderen hun loon aan geïmporteerd voedsel terwijl zij helpen in de productie van één gewas dat bedoeld is voor export.’

Rechten-professor Ferrando wijst erop dat de vestiging van grote exportgeoriënteerde landbouwprojecten ervoor zorgt dat de lokale bevolking zijn zelfstandigheid verliest. Die wordt dan economisch afhankelijk van het bedrijf dat hun zelfvoorzienende landbouwcultuur afneemt.

‘Mensen verliezen de toegang tot land. En die grond wordt niet meer gebruikt om voedsel te verbouwen voor lokale consumptie maar voor andere markten. Dat betekent dat een groeiend aantal mensen voedsel moet kopen om te overleven, waar geld voor nodig is. Om dat geld te verdienen moeten ze werken voor het bedrijf.’

‘Dit soort investeringen wordt vaak gerechtvaardigd omdat ze jobs zouden creëren en infrastructuur bouwen. Maar uiteindelijk is er geen verbetering van levenskwaliteit. Deze mensen spenderen dan hun loon aan geïmporteerd voedsel, terwijl ze één gewas helpen produceren dat bedoeld is voor export’, aldus Ferrando.

‘SIAT bouwde een enorme gracht waardoor we de grond niet meer kunnen betreden’, beaamt de Nigeriaanse Omorefe Osaghae. Volgens haar maakt de economische afhankelijkheid vrouwen extra kwetsbaar voor seksuele uitbuiting. ‘Als vrouwen hun kinderen zien honger lijden omdat ze zelf geen voedsel meer kunnen telen, kloppen ze wanhopig aan bij de plantage voor een job. Vaak staat daar seks tegenover.’

Ook de arbeidsomstandigheden in de plantages van SIAT laten te wensen over, klinkt het bij de delegatie. ‘De werkomstandigheden zijn miserabel. Ook de verloning is enorm slecht: mensen werken voor minder dan één euro per dag’, zegt Ouatarra.

En dan is er nog het gebrek aan sociale bescherming, blijkt uit het voorbeeld van de Ghanees Koffi. ‘Volgens de Ghanese arbeidswetgeving ben je verplicht om iemand een vast contract te geven na drie maanden tewerkstelling. Dat geeft je als werknemer meer sociale bescherming. Maar SIAT werkt nooit met contracten die langer dan drie maanden geldig zijn. Als iemand ziek valt, valt die dus zonder inkomen.’

Repressie

Lokale gemeenschappen in Nigeria, Ghana en Ivoorkust spreken daarom van een bezetting van hun land. De ngo FIAN wijst erop dat ze al langer in opstand komen tegen wat ze de landroof door SIAT noemen.

Maar lokale protestacties worden vaak hardhandig de kop ingedrukt door de ordediensten. In 2013 mobiliseerde de lokale bevolking in Ivoorkust zich om te protesteren tegen de vernietiging van hun gewassen. Die protesten werden met geweld neergeslagen door de autoriteiten. Na een soortgelijke actie in 2015 openden de ordediensten het vuur op manifestanten waarbij twee boeren het leven lieten.

‘Er is een officiële verklaring voor zijn arrestatie, maar in realiteit is het een manier om zijn verzet een halt toe te roepen.’

Lokale gezagsdragers die wandaden proberen aankaarten worden onder valse voorwendselen vastgehouden, zegt Ouatarra. ‘Er zijn een officiële verklaringen voor arrestaties, maar in realiteit is het een manier om verzet een halt toe te roepen.’

Tijdens de protestactie in Zaventem plaatsten Sinan Ouatarra en Gladys Omorefe Osaghae rode handafdrukken op autobanden, om te tonen dat er bloed plakt aan het rubber van SIAT. Eén van de spandoeken zette de menselijke kost van de activiteiten van SIAT in Ivoorkust op een rij: ‘4 doden, 200 gewonden, 65 gevangenen, 100 arrestaties en meer dan 1000 ontheemden.’

© Tuur Bries

Met rode handafdrukken benadrukken Sinan Ouatarra en Gladys Omorefe Osaghae dat er bloed hangt aan het rubber van SIAT

© Tuur Bries

De nieuwe Scramble for Africa

Vooral tussen 2009 en 2010 namen grootschalige landovereenkomsten tussen bedrijven en overheden sterk toe. Dat kwam door de toegenomen vraag naar gewassen als maïs en palmolie. Ferrando wijt dat onder meer aan investeringen in biobrandstoffen, omdat de Europese Unie destijds sterk inzette op meer gebruik van biobrandstoffen.

Daarnaast zorgden ook financiële speculatie en de vrees voor voedseltekorten ervoor dat meer grootschalige plantages werden opgericht. Omdat een gewas zoals palmolie zowel voor voeding als voor biobrandstof kan dienen werden er veel palmolieplantages opgericht.

‘Door de grootschalige teelt van palmolie gaat onze natuur verloren. Palmolieplantages zijn geen bossen.’

‘Westerse landen brachten soms zelfs actief overheden en private bedrijven daartoe samen’, stelt Ferrando die op de faciliterende rol van internationale instituties wil wijzen. ‘De gedachtegang was dat er meer nood was aan voedsel. Dat het probleem bij distributie en de toegang tot voedsel lag, daarmee werd geen rekening gehouden. Bovendien wordt zo veel land gebruikt voor biobrandstof en veevoeder.’

Behalve de mensenrechten van lokale gemeenschappen, zijn dergelijke landbouwprojecten, gericht op grootschalige monocultuur ook nefast voor het milieu, stellen verschillende milieuorganisaties. Het leidt tot ontbossing, vormt een dreiging voor biodiversiteit en zorgt voor meer vervuiling.

Zo wijst een rapport van Oxfam uit 2019 erop dat de aanleg van palmolieplantages zorgt voor grootschalige ontbossing. ‘Onze bossen zijn heilig voor ons ons. We leven van dat land’, stelt Uwaka. ‘Maar door de grootschalige teelt van palmolie gaat onze natuur verloren. Palmolieplantages zijn geen bossen.’

Mentaliteitswijziging

Ferrando stelt dat westerse landen hierin een belangrijke rol kunnen spelen door preventief tewerk te gaan. Zo investeerde BIO, Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, in het verleden al in grootschalige palmolieplantages in Congo. Geld voor ontwikkelingssamenwerking stroomt dan door naar grootschalige projecten voor monocultuur. ‘Dat zou niet mogen gebeuren. Die hulp moet gaan naar lokale projecten gericht op voedselveiligheid en regionale voedselmarkten.’

Daarnaast kunnen westerse landen ook beter mensenrechten garanderen door bedrijven uit hun land ter verantwoording te roepen als ze bijdragen aan voedselonzekerheid en kan er een strengere controle komen op de milieu-impact van geïmporteerde producten, meent Ferrando. ‘Geen enkele burger zou een product mogen kunnen kopen dat in strijd is met mens- en milieurechten.’

In een gezamenlijke brief zetten de leden van de West-Afrikaanse delegatie hun grieven en eisen duidelijk op een rij. Ze overhandigden de brief aan een vertegenwoordiger van SIAT tijdens de actie in Zaventem. Hun doelstelling is drieledig: dat SIAT met de lokale gemeenschappen praat, dat land wordt teruggegeven en dat gemeenschappen herstel krijgen voor de geleden schade.

© Arnaud Ghys

De Afrikaanse delegatie overhandigt een brief met eisen aan een vertegenwoordiger van SIAT

© Arnaud Ghys

De Belgische ngo’s die de West-Afrikaanse delegatie ontvingen, vragen aan de Belgische overheid om haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de acties van Belgische bedrijven in andere landen. Ze wijzen op het belang van de zorgplichtwet in de Belgische wetgeving die ervoor moet zorgen dat bedrijven verplicht worden zorgvuldiger om te springen en lokale gemeenschappen het recht bieden om Belgische bedrijven aansprakelijk te stellen.

‘Het belangrijkste is dat er een mentaliteitswijziging komt’, stelt rechten-professor Ferrando. Landbouw moet duurzamer en sociaal rechtvaardig worden. ‘Overheden, bedrijven en organisaties moeten het idee loslaten dat er meer voedsel nodig is. Er is voedsel genoeg. Voedselveiligheid is geen kwestie van kwantiteit, maar investeren in voedselsystemen die goed zijn voor mensen en de planeet, en die armoede en ongelijkheid wegwerken.’

MO* vroeg ook SIAT om een reactie, maar daar was niemand bereikbaar voor commentaar.