De cruciale rol van bosrijk Congo in de strijd tegen klimaatverandering
Volgens sattelietgegevens uit 2010 bezit de Democratische Republiek Congo 152 miljoen hectare tropisch bos. Dit betekent na Brazilië de grootste oppervlakte tropisch woud in één land. Het land speelt dan ook een rol op de eerste lijn in de strijd tegen ontbossing en klimaatverandering.
‘De ontbossingsgraad in DR Congo is relatief beperkt’, doceert Victor Kabengele wa Kadilu, de nationale coördinator voor REDD+ in Congo. ‘We hebben 0,32%, maar dat is de relatieve waarde. In absolute waarde vertegenwoordigt dat immense oppervlaktes aan bosareaal. Men schat dat we elk jaar ca. 500.000 ha verliezen. Dat maakt dat we op de periode 2000-2010 5 miljoen ha bos zijn verloren. Wat overeenstemt met het grondgebied van heel wat landen, zowel in Europa als in Afrika.’
Het heeft Congo alvast van een plaats verzekerd in de top tien van landen met het meeste verloren bosoppervlak.
Ik praat met Kabengele in een hoekje van het Congolese paviljoen op de 22ste VN-klimaatonderhandelingen in Marrakech in november 2016. Congo heeft als een van de weinige Afrikaanse landen een eigen ontmoetingsruimte op de top. Het is dan ook op een missie op deze “Afrika COP”. Niet alleen omdat hun voormalige hoofdonderhandelaar Tosi Mpanu-Mpanu tijdens deze onderhandelingssessie aan het hoofd staat van het blok van de Minst Ontwikkelde Landen, maar vooral om internationale steun te zoeken voor hun REDD+-plannen.
Victor Kabengele
© Bram Cleys
REDD+ is een mechanisme dat sinds 2005 op poten wordt gezet in de context van het VN-kaderverdrag voor klimaatverandering om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door verbeterd bosbeheer. Congo heeft de voorbije jaren ambitieuze plannen ontwikkeld om de achteruitgang van het tropisch woud een halt toe te roepen.Hoewel het belang van bossen als opslagplaatsen voor koolstof al lang bekend waren, verscheen REDD als concept in 2005 tijdens COP11 in Montreal in discussies van het VN-Klimaatverdrag. De afkorting verwees toen naar Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation.
In de daaropvolgende jaren werd duidelijk dat bossen ook nog op andere manieren een rol kunnen spelen in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Dit werd bevestigd in Cancun tijdens COP16 waar lidstaten van het VN-Klimaatverdrag werden aangemoedigd om uitstoot gelieerd aan de bossector te verminderen door:
— De uitstoot door ontbossing te verminderen,
— De uitstoot door bosdegradatie te verminderen,
— De conservatie van koolstofstocks in bossen,
— Het duurzaam beheer van bossen,
— Het optimaliseren van koolstofstocks in bossen.
Met REDD+ verwijst men naar deze uitgebreidere definitie, hoewel het concept zelf nergens in officiële VN-documenten wordt gebruikt.
‘De regering is zich bewust van het verlies aan woudkapitalen. In de visie die in 2011 door Joseph Kabila zelf werd vastgelegd toen hij het Forum de haut niveau sur la gestion durable des forêts, le changement climatique et le développement durable de la RDC voorzat, wordt dan ook een stabilisatie van het bosareaal in 2030 vooropgesteld’, vertelt Kabengele. En sinds 2011 heeft de Coordination Nationale REDD+ binnen het Congolese ministerie voor Milieu veel werk verzet om deze ambitie te vertalen in concreet beleid waarvoor het op deze COP de nodige internationale steun én middelen komt zoeken.
Die vraag om steun wordt ook gehoord door de internationale partners van Congo. Nogal wat donoren – met de Wereldbank en landen als Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Duitsland op kop – hechten veel belang aan de strijd tegen ontbossing in het kader van de strijd tegen klimaatverandering.
Bossen spelen een essentiële rol in het klimaatsysteem doordat ze in staat zijn koolstofdioxide uit de lucht te binden als koolstof. Omgekeerd komt die koolstof weer vrij in de atmosfeer – en versterkt daardoor het broeikaseffect – bij bosbranden, verrotting en andere vormen van bosdegradatie.
Volgens de laatste cijfers van het IPCC zouden de broeikasgassen die vrijkomen als gevolg van ontbossing dan ook 11% van de totale jaarlijkse uitstoot bedragen. Daardoor kan de strijd tegen ontbossing een aanzienlijke, en volgens sommige voorstanders vooral relatief goedkope, bijdrage leveren tot het behalen van de doelstellingen van het akkoord van Parijs.
Onderzoekers van het Amerikaanse Centre for Global Development hebben berekend dat de jaarlijkse uitstoot met 30% zou verminderen indien alle ontbossing zou stoppen en bossen zouden hergroeien waar ze verdwenen zijn.
Critici betwijfelen of de strijd tegen ontbossing wel zo veel goedkoper zal zijn, met name in een context als Congo met zijn zwakke Staatsstructuur en alles doordringende corruptie. Zij beklemtonen doorgaans dat fossiele brandstoffen met voorsprong de belangrijkste bron van broeikasgassen zijn en dus sowieso prioritair aangepakt moeten worden. Toch betwisten ook zij steeds minder dat het meer dan ooit nodig is om het tropisch woud te beschermen om een kans te behouden om de ambities van het Parijsakkoord van 2015 te halen.
Landbouw en houtskool
Dat Congo tegelijkertijd over nog grote oppervlaktes ongerept tropisch woud beschikt maar dit aan een steeds hoger tempo bedreigd ziet worden, maakt dat het de laatste jaren meer en meer gezien wordt als een van de belangrijkste slagvelden van de strijd tegen klimaatverandering.
Congo is wat bosexperts een HFLD-land noemen: high forest cover, low deforestation. Terwijl de internationale gemeenschap aanvankelijk vooral inzette op landen met massale bosdestructie, is nu het besef gekomen dat op alle fronten actie moet worden ondernomen. Er is dan ook een inhaalbeweging ingezet om de nog resterende intacte woudlandschappen versneld te beschermen.
De publicatie van de Stratégie Nationale REDD in 2012, na een brede consultatie met stakeholders in binnen- en buitenland, was de eerste mijlpaal in dit proces. Dit document legt de directe en indirecte oorzaken van ontbossing vast. Nationale REDD+-coördinator Kabengele citeert ze uit het hoofd en, als bewijs hoe dit document de hele REDD+-discussie mee heeft vormgegeven, zal ik het lijstje in de daaropvolgende weken nog vaak opgesomd horen.
Bosverlies kent in Congo een heel eigen dynamiek die anders is dan wat we intuïtief associëren met tropische ontbossing.
Het onderzoek dat aan de vaststelling van deze oorzaken vooraf ging, heeft aangetoond dat bosverlies in Congo een heel eigen dynamiek kent die anders is dan wat we intuïtief associëren met tropische ontbossing. De belangrijkste ontbosser is immers de lokale bevolking en niet grote bedrijven. Gedreven door een gebrek aan alternatieven plegen ze roofbouw op hun natuurlijke omgeving.
De belangrijkste aandrijver van bosontginning is landbouw, die nog in belangrijke mate bestaat uit familiale landbouw op afgebrande terreinen. De extensieve rotatieteelt die boeren in grote delen van het land toepassen in combinatie met een stevig groeiende bevolking zorgt ervoor dat jaarlijks duizenden hectares nieuwe bossen gekapt worden.
Houtkap voor brandhout of houtskoolproductie is de tweede belangrijkste motor van ontbossing. Energiearmoede blijft een van de belangrijkste hinderpalen die economische ontwikkeling verhindert en mensen tegenhoudt om uit de armoede te komen. Bij gebrek aan betrouwbare elektrische stroom kookt zowat 80% van de Congolese huishoudens dan ook op hout of houtskool. Het REDD+-strategiedocument duidt illegale houtkap aan als derde oorzaak van bosverlies.
Zakken makala langs de kant van de weg tussen Bandundu en Kinshasa.
© Bram Cleys
Er bestaat grote onenigheid tussen de Congolese overheid en sommige milieugroeperingen over de omvang van deze stroom. De overheid geeft toe dat illegale houtkap een reëel probleem is; alleen al in de relatief kleine provincie Maï Ndombe zou jaarlijks 240.000 kubieke meter hout zo verdwijnen.
Volgens milieuorganisaties onderschatten deze cijfers niet alleen het probleem, zij verwijten de regering vooral haar eigen moratorium op de afbakening van nieuwe houtconcessies niet na te leven. Ondanks de officiële verlenging van dit moratorium zouden de voorbije jaren enkele nieuwe concessies zijn erkend, allicht na omkoping.
Ontbossing wordt in Congo vooral gedreven door armoede, bevolkingsdruk en verstedelijking, in de context van een zwakke en vaak corrupte staat.
Behalve deze directe aandrijvers stipt het strategiedocument nog vier onderliggende oorzaken aan. ‘De eerste is het bestuur dat verbeterd moet worden’, benoemt Kabengele. ‘Daarnaast zijn er hervormingen noodzakelijk in essentiële sectoren. Met name is er de hervorming van de ruimtelijke ordening en de landhervorming, waar rekening moet worden gehouden met de dualiteit tussen het gewoonterecht enerzijds en het burgerlijk recht anderzijds. Men moet die twee codes harmoniseren en het landbezit veilig stellen. En ook de demografie is een oorzaak: hoe meer monden er te voeden zijn, hoe meer ruimte er nodig zal zijn.’
Anders gezegd: ontbossing wordt in Congo vooral gedreven door armoede, bevolkingsdruk en verstedelijking, in de context van een zwakke en vaak corrupte staat. Dat verklaart de veel lagere ontbossingsgraad dan in die twee andere tropisch-woud-grootmachten, Brazilië en Indonesië, waar het vooral (agro-)industriële ontginning is die tot het verdwijnen van bossen leidt.
Makala
De avenue de la Démocratie is een drukke baan op de grens tussen Barumbu en Lingwala, twee dichtbevolkte gemeentes in Kinshasa. Langs beide kanten van de weg hebben handelaars en stielmannen hun plaatsje gevonden. Samen met Issa Lingbelu Tiaple ga ik tussen hen in op zoek naar houtskool-verkopers en –verkoopsters. Issa werkt voor een organisatie die met jongeren projecten opzet rond opleiding en milieubescherming en heeft me op sleeptouw genomen om de omvang van de consumptie van brandhout in de stad te tonen.
Het is de ideale gelegenheid om de realiteit achter deze Nationale REDD+ Strategie beter te begrijpen. Hij is ook een van de bestuurders van het nationale coördinatieorgaan van middenveldorganisaties die actief zijn rond ontbossing (GTCR – Groupe de Travail Climat REDD+).
Issa Lingbelu
© Bram Cleys
Hoewel het voor ongeveer 80% van de huishoudens in de hoofdstad de primaire kookbrandstof is, en dus een essentiële energiebron, blijft hout voor veel huishoudens een grote uitgavepost.
Makala, zoals houtskool bijna overal in Congo bekend staat, wordt aan de verkooppunten geleverd in zware zakken van makkelijk 50 kg, maar ter plekke herverpakt in kleinere verpakkingen. Een hoog gestapelde emmer kost bijvoorbeeld 5000 franc congolais, ongeveer 4 euro.
Bij een andere verkoopster vinden we plastiek zakjes, bedrukt met een foto van Obama boven het onderschrift “premier président afro-américain!”, die voor 1000 francs verkocht worden. Daarnaast zien we in zowat alle verkooppunten vrouwen bezig om de restjes die op de grond gevallen zijn bij het herverpakken te zeven om in nog kleinere stapeltjes te kunnen verkopen. Zelfs het stof wordt verkocht om op te branden in speciaal geconstrueerde branders.
Aan het einde van zijn rondleiding neemt Issa me mee naar een productieplaats voor houtskool-kookstellen waar ook dit model geproduceerd wordt. Een uit een radio gedemonteerde ventilator zorgt ervoor dat het stof kan branden. Al deze inventiviteit verhindert niet dat de verkoop de laatste maanden terugvalt, als gevolg van de politieke instabiliteit en de daarmee gepaard gaande economische crisis, zo vertellen de verkoopsters.
Mee onder invloed van de economisch onzekere situatie heerst er ook een sterke concurrentie onder de verkopers van makala. In een van de verkooppunten ontmoeten we de eigenaar, die zich enkel bij zijn voornaam Freddy voorstelt. Hij begon aan het eind van de jaren ’80 houtskool te verkopen en runt vandaag twee winkels. Hij vertelt dat er in de begindagen van zijn handel regelmatig overleg was tussen de verschillende handelaars.
Toen in de woelige jaren ’90 steeds meer spelers op de markt verschenen, viel dat overleg helemaal stil. Sindsdien wordt de sector gekenmerkt door bikkelharde concurrentie en is het ieder voor zich. Volgens hem vielen zelfs al doden bij afrekeningen tussen concurrenten.
Deze weinig ontziende concurrentie heeft veel te maken met de totale desorganisatie van de fillière die van de producenten van de houtskool in de ruime periferie rond Kinshasa tot de straatverkopers leidt die wij opzoeken. Het is een van de stokpaardjes van Issa: ‘Het gebrek aan organisatie van de houtskool-filière is een groot probleem. Nu is er geen overzicht over hoeveel houtskool geconsumeerd wordt, welke spelers allemaal actief zijn in de sector, waar het hout precies vandaan komt,…’
Het blijft dan ook moeilijk om een precies beeld te krijgen van de omvang van de makala-consumptie.
Het blijft dan ook moeilijk om een precies beeld te krijgen van de omvang van de makala-consumptie. Vijf jaar geleden schatte een onderzoek van CIFOR, een internationaal centrum voor bosonderzoek, de jaarlijkse consumptie van Kinshasa op 4,5 miljoen kubieke meter.
De meeste verkoopsters kopen de zakken rechtstreeks in bij handelaars die met hun overvolle vrachtwagens bij voorkeur ’s nachts hun ronde doen, als politieagenten niet aan het werk zijn. Anderen laten zelf af en toe een houtskooloven bouwen. Doorgaans gebeurt dat op de plateaus rond Kinshasa. Freddy bijvoorbeeld doet dit in Bukanga-Lonzo, op 230 kilometer van zijn verkooppunt in het stadscentrum. Dichterbij de hoofdstad is niet veel hout beschikbaar van de juiste kwaliteit.
Wanneer ik in de daarop volgende dagen het binnenland in trek op weg naar Bandundu Stad kom ik ook daar, op bijna 300 kilometer van Kinshasa, nog vrachtwagens tegen vol houtskool op weg naar de hoofdstad. Via de Congorivier en zijn zijrivieren zou hout en houtskool zelfs van 1000 kilometer verder aangevoerd worden.
Zo lang Congo en de Congolezen er niet in slagen een andere betrouwbare en betaalbare energiebron te vinden voor huishoudens en kleine ondernemingen, zullen ze blijven terugkeren naar het woud om er brandstof te vinden.
Dit dossier kwam tot stand in het kader van ‘De geldstromen van MO*’. MO* zette zijn marketingbudget om in middelen voor onderzoeksjournalistiek. Daardoor kon dit dossier gefinancierd worden.