Fietsen door Israëlische natuurparken, waar bossen de ruïnes van Palestijnse dorpen bedekken

Reportage

De fiets als instrument om het verleden uit te wissen (én van verzet daartegen)

Fietsen door Israëlische natuurparken, waar bossen de ruïnes van Palestijnse dorpen bedekken

De Palestijnse mountainbiker Anas Dadou toont een Romeinse waterbron in het dorp Battir. De bron is genoemd naar de lokale leider Mustafa Hassan die er in 1948 voor zorgde dat de gevluchte bevolking naar het dorp kon terugkeren, waardoor het bleef bestaan.
De Palestijnse mountainbiker Anas Dadou toont een Romeinse waterbron in het dorp Battir. De bron is genoemd naar de lokale leider Mustafa Hassan die er in 1948 voor zorgde dat de gevluchte bevolking naar het dorp kon terugkeren, waardoor het bleef bestaan.

Voor de ene is het een natuurpark met mooie fietsinfrastructuur, voor de andere een uitwissing van het Palestijnse verleden. MO*journalist Pieter Stockmans fietste met Israëlische en Palestijnse wielertoeristen door het westen van Jeruzalem. Door hetzelfde gebied maar in verschillende werelden. Wielertoerisme is hier een middel om te indoctrineren, maar ook om politiek bewust te worden.

‘Palestijnse plaatsen van trauma en herinnering worden vervangen door ruimten van ontspanning en vermaak voor Israëli’s. Dit mechanisme raakte diep geworteld in de psyché van de Israëli’s.’ Zo schrijft de Israëlische historicus Ilan Pappe in zijn standaardwerk De etnische zuivering van Palestina.

De vele natuurparken in het westen van Jeruzalem voelen als een zegen voor fietsers. Maar in 1948, bij de oprichting van de staat Israël, werden hier duizenden Palestijnen verdreven. Zionistische milities vernielden hun traditionele landbouwdorpen. De inwoners daarvan en hun nakomelingen leven al decennialang opeengepakt in dichtbevolkte, armoedige vluchtelingenwijken.

Over de ruïnes, landbouwterrassen en boomgaarden van de dorpen bouwde Israël niet alleen nieuwe, Joodse nederzettingen. Er kwamen ook natuurparken en toeristische infrastructuur, met fietsroutes en verwijzingen naar historische Hebreeuwse sites.

‘Wie voortgaat op de informatieborden van het Joods Nationaal Fonds in de natuurparken, zal nooit weten dat hier al mensen leefden en wie zij waren.’

‘De onteigening ging gepaard met het geven van nieuwe namen aan de veroverde en vernielde plaatsen’, schrijft Pappe in zijn boek. ‘Een “naamgevingscommissie” met Bijbelexperten en archeologen moest de Palestijnse geografie israëliseren.’

Dat is tot vandaag het werk van het Joods Nationaal Fonds (JNF), een private stichting. Ze beheert, in opdracht van de publieke landadministratie van Israël, 13% van de staatsgronden en wint met donaties van joden wereldwijd het ‘Joodse land terug’.

‘Als ze voortgaan op de informatieborden van het JNF in de natuurparken, zullen bezoekers nooit weten dat hier al mensen leefden en wie deze mensen waren’, schrijft Pappe.

De historicus noemt deze informatieborden op fietsroutes ‘deel van een allesdoordringend mechanisme van ontkenning dat Israëli’s activeren. Met een fantasievolle mix van geschiedenis en toeristische tips wissen zij de bloeiende Palestijnse gemeenschap, in 1948 op een paar uur weggevaagd door Joodse troepen, volledig uit het collectieve geheugen van Israël.’

Elk jaar op 15 mei herdenken de Palestijnen dit verlies van hun land in 1948 en de hedendaagse uitwissing van hun cultuur. De gebeurtenis is bekend als de Nakba, Arabisch voor ‘catastrofe’.

© Pieter StockmansRechts bovenaan: joodse nederzetting Har Gilo, gebouwd op de olijfboomterrassen van het Palestijnse dorp Al-Walaja. | © Pieter Stockmans

Ik fiets samen met Kobi en Naama Peor, twee Israëlische fietsers uit Modi’in, door de natuurparken. Ze zijn blij met het werk van het Joods Nationaal Fonds. De fietsinfrastructuur in de parken zorgt voor prachtige dagen op twee wielen. In onze gesprekken komt de vernieling van de Palestijnse dorpen op geen enkel moment ter sprake.

Een paar dagen later rijd ik met Anas Dadou, een Palestijnse mountainbiker uit Bethlehem, door dezelfde natuurparken. Over de grindwegen, dichterbij de vergeten plaatsen waar de dorpen ooit lagen. Hij leest dit landschap anders.

En toch zijn het Israëlische koppel én de Palestijnse fietser even trots op dezelfde prachtige natuur. Het gebied ligt in Israël, dus tonen Kobi en Naama me hun eigen land. Maar ook Anas gidst me door dit gebied alsof het zijn land is. Want Israël werd gesticht in Palestina.

‘Je kan hier geen twee staten meer creëren, beschouw Israël en Palestina als één land’, zal Anas voortdurend herhalen.

President’s Forest, waar ooit het dorp Sar’a was

Met Israëliërs Kobi en Naama fiets ik langs het President’s Forest (info van het JNF daarover staat op hun website). Vóór 1948 lag hier het Palestijnse dorp Sar’a.

‘Dit is een poging om de namen, de geografie en de geschiedenis te de-arabiseren.’

Op 14 juli 1948 verdreef de zionistische militie Palmach alle 390 inwoners, door het dorp met mortieren te beschieten en huizen te dynamiteren. Na 1950 werd op de plaats van het Palestijnse dorp een nieuw dorp gebouwd. Het kreeg de oude Bijbelse naam Tzora, naar de plaats waar de Israëlitische rechter Samson uit het Oude Testament geboren werd.

Het JNF plantte op de plek ook dennenbomen ‘ter nagedachtenis aan Chaim Weizmann, de eerste president van Israël’. De resterende ruïnes van Sar’a worden uitgelegd als ‘archeologische sites’. Ilan Pappe, de Israëlische historicus, spreekt van ‘een poging om het terrein, de namen, de geografie en vooral de geschiedenis te de-arabiseren.’

© Pieter StockmansPresident’s Forest, waar ooit het Palestijnse dorp Sar’a lag | © Pieter Stockmans

Pappe neemt in zijn boek De etnische zuivering van Palestina geen blad voor de mond: ‘In Israël en grote delen van de wereld wordt het JNF gezien als een respectabel ecologisch agentschap dat ijverig bomen aanplant en de weg effent voor natuurparken. Maar hun échte missie is niet in de eerste plaats ecologisch, maar wel om de zichtbare overblijfselen van Palestijnse dorpen te bedekken met bomen en verhalen. Om elke herinnering aan die dorpen uit te roeien.’

‘Ecologisch bewustzijn, zionistische ideologie en uitwissing van het verleden gaan hand in hand. Het JNF ecologiseert de misdaden van 1948.’

Sataf: vernield dorp wordt toeristische site

De eerste beklimming op onze fietstocht is een mooie asfaltweg door het Martyrs’ Forest. Het JNF plantte dit bos in 1946 aan ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holocaust (zoals het ook hier verduidelijkt).

De beklimming verschijnt op mijn gps-toestel als een echte col van veertien kilometer. Op de top, op 700 meter hoogte, drinken we iets in Sataf Café. We krijgen er een prachtig uitzicht over de verre valleien en heuveltoppen van het Judeagebergte.

Een groep Palestijnse schoolkinderen maakt een uitstapje door de olijfboomgaarden op de flanken, richting de ruïnes van Sataf.

© Pieter StockmansEen groep Palestijnse schoolkinderen maakt een uitstapje door de olijfboomgaarden op de flanken, richting de ruïnes van Sataf, die er nog steeds liggen, bedekt door het Martyr’s Forest. | © Pieter Stockmans

De naam Sataf verwijst naar het oude Palestijnse dorp dat hier voor 1948 beneden in de vallei aan de rivier lag. Ilan Pappe schrijft over dat dorp: ‘In 1949 werden joodse immigranten uit Arabische landen hierheen gestuurd om de huizen van Sataf in te nemen. Pas toen die nieuwe kolonisten onhandelbaar bleken, besloot het JNF van het dorp een toeristische site te maken.’

‘De benoemingscommissie vond geen connectie met joodse bronnen. De naam bleef Sataf.’ Toch blijken er in Sataf ‘Israëlische bomen’ te staan. Dat staat te lezen op de webpagina van het JNF over Sataf.

‘Hier kan je landbouw uit Bijbelse tijden zien’, schept het JNF op. Maar die werd hier nog tot 1948 bedreven. Tot zionistische milities het Palestijnse dorp vernielden.

Het Arabische dorp Sataf werd tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog verlaten, zo schrijft het JNF daar. De huizen en landbouwterrassen zouden ‘in verval zijn geraakt’, en kleine stukken geïrrigeerd land zijn ‘een overblijfsel van een oude cultuur die bijna verdwenen is’. Er zijn ‘boomgaarden van Israëlische bomen – olijven, druiven, vijgen, amandelen en granaatappels’.

In de jaren ’80, zo wordt verder verduidelijkt, legden medewerkers van het JNF de landbouwterrassen en irrigatiekanalen opnieuw aan, ‘met hulp van de vrienden van het JNF in Zwitserland’. Dankzij die inspanningen, stelt het JNF, ‘kunnen we vandaag de terraslandbouw zien zoals die in Bijbelse tijden werd beoefend.’

Die landbouw werd hier nochtans nog tot 13 juli 1948 bedreven, toen de zionistische militie Palmach het Palestijnse dorp aanviel en de huizen dynamiteerde.

Een Israëlische ngo, Zochrot, brengt de vernielde Palestijnse dorpen in kaart. ‘De bevolking van Sataf was islamitisch’, citeert de organisatie uit All That Remains, een encyclopedie van de gerenommeerde Palestijnse historicus Walid Khalidi over de geschiedenis van deze Palestijnse dorpen. ‘Het land was beplant met graan, groenten, olijven en fruit. De dorpelingen verkochten hun producten op de markten van Jeruzalem. Het gebied rond de dorpsbron is veranderd in een Israëlische toeristische site.’

Maar in Sataf Café spreken Kobi, Naama en ik enkel over hoe heerlijk het is om hier te fietsen.

Ein Kerem, vandaag een ‘hippe wijk’

In Ein Kerem zijn we het dichtst bij de stad Jeruzalem. 75 jaar geleden was het Palestijnse Ayn Karim een levendig dorp. Het was een van de grootste gemeentes van het district Jeruzalem, met 3180 inwoners, moskeeën en kerken, twee scholen, een boekenwinkel, een apotheek, een theater, sportclubs en een scoutsbeweging. De inwoners leefden van de olijven- en druiventeelt.

150 joodse families namen hun intrek in de verlaten huizen. De dorpskern werd gerestaureerd en in de huizen zijn nu koffiebars, ijssalons en restaurants gevestigd.

Op 18 juli 1948 begonnen zionistische milities Ayn Karim met mortieren te beschieten. Volgens de Israëlische historicus Benny Morris waren vele dorpelingen al gevlucht in april, nadat ze hadden gehoord over wat Dair Yassin, een dorp vier kilometer verderop, overkomen was.

De milities hadden de inwoners koelbloedig doodgeschoten. De massamoord deed vele inwoners van omringende dorpen uit angst op de vlucht slaan. Hetzelfde jaar nog namen 150 joodse families hun intrek in de verlaten huizen van de Palestijnse inwoners van Ayn Karim.

De dorpskern (die je kan zien in dit YouTube-filmpje) werd gerestaureerd en in de huizen zijn nu koffiebars, ijssalons en restaurants gevestigd.

‘Ein Kerem is een eeuwenoud dorp met christelijk, islamitisch en joods erfgoed. Het is er heel gezellig. Ze hebben er lekkere ijsjes’, zegt Naama.

© Pieter StockmansIn Ein Kerem National Park, waar voor 1948 de grootste Palestijnse gemeente van het district Jeruzalem lag (Ayn Karim), werd fietsinfrastructuur aangelegd. | © Pieter Stockmans

In de verstedelijkte omgeving rond Ein Kerem is het niet makkelijk om nog iets van de ‘Bijbelse’ taferelen te zien, maar hier en daar krijgen we nog een uitzicht over de flanken en valleien met olijfbomen en landbouwterrassen. Deze gebieden zijn nu beschermd als onderdeel van Ein Kerem National Park, waar bovendien mooie fietsinfrastructuur werd aangelegd.

‘Het is de eerste keer dat ik over dit fietspad rijd’, zegt Naama terwijl we fietsen over een vers fietspad tussen de heuvelflanken en door de Kerem-tunnel, dwars door de berg.

Al-Walaja: fysieke en mentale apartheid

Aan de andere kant van de Kerem-tunnel begint Rephaim Stream Park. De weg, enkel toegankelijk voor fietsers, klimt als een col met haarspeldbochten tot 850 meter hoogte. De Nakba, de verdwijning van de Palestijnse cultuur via de ‘verparking’ van bestaande dorpen, gaat hier tot vandaag door.

Op de bergflank aan de overkant van de vallei kronkelt een lang lint. Het lijkt wel een wonde die dwars door de landbouwterrassen op de heuvelflanken snijdt. Het is de annexatiemuur die Israël bouwde om de Joodse nederzettingen in bezet Palestijns gebied in te lijven bij Israël. Van achter de berg weergalmen de klanken van een islamitische muezzin, die oproept het gebed.

Het geluid lijkt uit een andere wereld te komen. En dat is het ook voor Kobi en Naama, een andere wereld. Voor hen is dit Rephaim Stream Park, een van de vele natuurparken in Jeruzalem. Maar we rijden tegelijk over onteigende landbouwgronden van het Palestijnse dorp Al-Walaja. De dorpskern ligt op de heuveltop aan de overkant van de vallei. Het is als een buitenland waar Kobi en Naama nooit komen.

© Pieter StockmansIsraëlische tieners zwemmen in een waterbron in Rephaim Stream Park op de landbouwgronden van het Palestijnse dorp Al-Walaja. De dorpskern ligt achteraan de foto, op de heuveltop. Daar kronkelt op de heuvelflank een lint. Dat is de Israëlische annexatiemuur die de dorpskern van Al-Walaja scheidt van de landbouwgronden. | © Pieter Stockmans

De fietsinfrastructuur, de wegen, de annexatiemuur: alles is zo aangelegd dat de fysieke en mentale ruimte waarin fietsers blijven op elk moment Israëlisch is. De Palestijnse dorpskernen liggen achter de muur en de landbouwgronden voor de muur, gescheiden van hun Palestijnse eigenaars.

Ik besluit om deze fysieke en mentale apartheid te doorbreken en zal een paar dagen later wel gaan fietsen in Al-Walaja.

De ‘lokale inwoners’ zijn Palestijnen, die door het natuurpark afgesloten worden van hun olijfbomen.

In het midden van de beklimming willen Kobi en Naama me een waterbron tonen. Er zwemmen vier Israëlische tieners in.

Op een informatiepaneel van het JNF staat te lezen: ‘De eeuwenoude olijfbomen op de terrassen weerspiegelen de toegewijde zorg van de lokale inwoners door de eeuwen heen. Dat leidde tot een uniek cultureel landschap. De bronnen zullen worden gerestaureerd en ontwikkeld ten behoeve van het groeiende aantal bezoekers. Water was zowel vroeger als nu van het grootste belang.’

Dat die ‘lokale inwoners’ Palestijnen zijn, die juist door het natuurpark afgesloten worden van hun olijfbomen, staat nergens vermeld. De ‘toegewijde zorg’ is het levensonderhoud van deze Palestijnen tot vandaag, maar wordt uitgelegd als een relict uit het verleden dat Israëli’s kunnen bezoeken tijdens wandelingen en fietstochten. En de ‘oude bron’ was een wateropslagplaats voor de boeren van Al-Walaja.

© Pieter StockmansDe dorpskern van Al-Walaja achter de annexatiemuur, waar ik later alleen naartoe zou fietsen. | © Pieter Stockmans

Natuurpracht op de ruïnes van Aqqur en Deir as-Sheikh

Met de Israëlische fietsers Kobi en Naama daal ik 15 kilometer lang de brede asfaltweg af door de vallei van de Sorek. Dat is een van de langste rivieren van Israël, van het Judeagebergte bij Jeruzalem tot de monding in de Middellandse Zee.

Op het punt waar de Rephaim uitmondt in de Sorek begint het Sorek Nature Reserve. En begint ook onze volgende beklimming. Die brengt ons steeds hoger boven de rivierbedding. Nietsvermoedend genieten we van het prachtige uitzicht. Maar daar ergens beneden in de vallei lagen de Palestijnse dorpen Deir as-Sheikh en Aqqur.

Met de Palestijnse mountainbiker Anas rijd ik over grindwegen in de vallei, waar de dorpen lagen. De weg golft op en neer als een achtbaan door de kloof, langs de rivier.

Plots zien we een richtingaanwijzer naar het oude treinstation van Deir as-Sheikh. Het vernielde dorp lag aan de oude spoorlijn van de kust naar Jeruzalem. Het vervallen en verlaten stationnetje is als ‘bezienswaardigheid’ opgenomen in wandelroutes.

© Pieter StockmansHet station van Deir as-Sheikh lag voor 1948 aan de belangrijke spoorlijn van de kust naar Jeruzalem. Sinds 1948 is het vernield, verlaten en overgroeid. De ruïnes zijn als een bezienswaardigheid opgenomen in wandelroutes van het JNF. | © Pieter Stockmans

Het grindpad kronkelt verder, tussen de steeds hogere bergflanken, langs steeds dramatischer rotsen. Hier ergens lag Aqqur. De Palestijnse historicus Walid Khalidi schrijft: ‘Olijfbomen omringden het dorp langs alle kanten. De aangrenzende hellingen, bedekt met wilde bomen en kruiden, werden gebruikt voor begrazing en als bron van brandhout.’

Zijn Israëlische collega-historicus Benny Morris schrijft dat het dorp werd ingenomen op 14 juli 1948. Op het terrein plantte het JNF dennen- en cipressenbomen aan, ter nagedachtenis aan invloedrijke Amerikaanse joden. In dat bos zijn de ruïnes van Aqqur nog zichtbaar.

De omgeving is paradijselijk mooi en rustig. Een groot contrast met de verpauperde vluchtelingenwijken rond Bethlehem, waar de inwoners en hun nakomelingen vandaag leven.

© Pieter StockmansSorek Nature Reserve: voor 1948 de leefomgeving van Palestijnse boeren in dorpen als Aqqur en Deir as-Sheikh. | © Pieter Stockmans

‘Verlaten’ boomgaarden in Ajjur/British Park?

Anas brengt me naar een volgend natuurpark, in de vlakte tussen het Judeagebergte en de kust: British Park, aangelegd door het JNF met de steun van Britse joden.

Crossen op een 13 kilometer lang single track mountainbikepad geeft een kick. Brengt Anas me hierheen als gepassioneerd mountainbiker, omdat hij dat gevoel met mij wil delen? Of als Palestijn die wil benadrukken dat dit natuurpark het dorp Ajjur toedekt, dat hier voor 1948 lag?

Het uitdagende mountainbikepad daalt en klimt naar het hoogste punt van het natuurpark, dwars door de voormalige landbouwgronden van het Palestijnse dorp. De vele oude waterputten getuigen nog van dit verleden.

Dit zegt het JNF er zelf over: ‘We hebben het park ingericht met schilderachtige routes, wandelpaden, uitkijkpunten, recreatieterreinen en picknickplaatsen. De verlaten boomgaarden floreren nog steeds.’

In een recent verleden waren dit geen ‘verlaten’ boomgaarden, maar het levensonderhoud van Palestijnen.

© Pieter StockmansBritish Park: de ‘schilderachtige mountainbikeroute’ door ‘verlaten’ olijfboomgaarden, in de woorden van het JNF. In een recent verleden waren dit geen ‘verlaten’ boomgaarden, maar het levensonderhoud van Palestijnen. | © Pieter Stockmans

Op de top van de Ramat Avishur-hoogvlakte, op 375 meter hoogte, komen we uitgeput boven. Een Israëlische familie houdt er een picknick. De thee die ze ons aanbieden, smaakt heerlijk.

Anas spreekt met hen over ervaringen in Hebron, Tel Aviv, Bethlehem. Het zijn steden in Israël en bezet Palestina, maar het lijkt alsof ze het over hetzelfde land hebben, alsof ze dit land delen. ‘Konden we dat maar, als gelijken’, zegt Anas terwijl we naar beneden rijden.

Het is donker geworden. We rijden opnieuw bezet Palestina in. Daar nemen we aan de militaire controlepost een taxibusje. Fiets erin, terug naar Bethlehem.

Al-Walaja: Palestijnse traditie, Israëlisch verhaal

Een paar dagen geleden fietste ik met Kobi en Naama over voormalige landbouwgronden van Al-Walaja. Nu rijd ik alleen naar de dorpskern, naar de wereld achter de muur.

Vanaf de landbouwgrond moet ik acht kilometer verder door een Israëlische controlepost in de stad Bethlehem, en van daar nog eens zes kilometer aan de andere kant van de muur tot in de dorpskern.

Ik klim Bethlehem uit langs kerken en eeuwenoude huizen. Ook hier snijdt de muur dwars door een olijfboomvallei om de Israëlische kolonistensnelweg, tussen Jeruzalem en de Joodse nederzetting Gilo, af te scheiden van de Palestijnen. Voor me verschijnt Har Gilo, ooit begonnen als uitbreiding van Gilo op gronden van Al-Walaja. Een paar jaar geleden bouwde Israël ook hier de muur, om Har Gilo in te lijven.

© Pieter StockmansIn het midden: een elektrisch beveiligd hek. Voor het hek: het Palestijnse dorp Al-Walaja. Achter het hek: de joodse nederzetting Har Gilo, gebouwd op gronden van Al-Walaja. | © Pieter Stockmans

Een grindweg duikt naar beneden. Plots verschijnt een ongelooflijk beeld: de ondergaande zon werpt mistige, oranje stralen over de olijfboomterrassen tot diep beneden in de vallei. Een herder trekt er met zijn schapen doorheen. Is dit een overbijfsel van het paradijs zoals we het uit de Bijbel kennen, met lieflijke boerendorpjes ingebed in de valleien en op de heuveltoppen?

© Pieter StockmansEen herder trekt met zijn schapen door de olijfboomterrassen van Al-Walaja | © Pieter Stockmans

Het bestaat nog. Maar de landbouwterrassen van Al-Walaja worden geannexeerd binnen het Israëlische Rephaim Stream Park aan de andere kant van de muur, en daardoor verandert levende landbouw in een verhaal. Het is ironisch dat het échte traditionele landbouwleven, het Palestijns-Arabische, vernietigd wordt om op een informatiepaneel het verhaal te kunnen vertellen dat het ooit Hebreeuws was.

Battir: bewaard maar ingelijfd bij Israël

Van Al-Walaja rijd ik over een grindpad op de bergflanken richting Battir, een dorp uit de Romeinse tijd dat aanvoelt als een Italiaans bergdorp. Waar Al-Walaja bedreigd wordt, kon Battir zich succesvol verzetten tegen de “verparking” van zijn oude agrarische levenswijze. Die levenswijze is zelfs door de Unesco erkend als werelderfgoed.

In 2012 wilde het Israëlische ministerie van Defensie de annexatiemuur er pal door Romeinse terrassen en waterbronnen bouwen. Tot vandaag irrigeren de inwoners hun gewassen in de vallei met die Romeinse infrastructuur.

Het dorp Battir kon zich succesvol verzetten tegen de “verparking” van hun traditionele levenswijze.

Maar de Israel Nature and Parks Authority was deze keer wél een bondgenoot van de Palestijnse dorpelingen. Het was de eerste keer dat een Israëlische regeringsinstelling succesvol de route van de muur kon veranderen. Battir bleef bewaard als Palestijns dorp.

Het was helaas een pyrrusoverwinning: de nieuwe route zou de dorpskern niet scheiden van zijn gronden maar Battir gewoon helemáál inlijven bij Israël.

Ook in 1948 was het verzet in Battir succesvol, en ook toen was dat zeldzaam. De lokale leider Mustafa Hassan zorgde ervoor dat de gevluchte bevolking naar het dorp kon terugkeren. Battir bleef bestaan. Een Romeinse bron draagt sindsdien Hassans naam.

De wapenstilstandslijn van 1948 liep door het dorp. ‘Hier staan we op die lijn, de Groene Lijn. Zie jij iets?’, zegt Anas wanneer ik hier later nog eens fiets, dit keer met hem. De Groene Lijn is de zogezegde erkende grens tussen ‘Israël’ en ‘Palestina’ (de Westelijke Jordaanoever), maar in de echte wereld is nergens enige grens te bespeuren.

‘Kijk daar, dit is de lagere school van Battir’, zegt Anas. ‘Ze ligt in Israël. Terwijl de winkel van Battir, waar we zojuist eten kochten, in Palestina ligt. Dat slaat nergens op.’

© Pieter StockmansHier fietst Anas op de zogenaamde ‘groene lijn’ tussen Israël en de bezette Palestijnse gebieden. ‘Kijk, daar ligt de lagere school van Battir, in Israël. En daar ligt de kruidenierswinkel van Battir, in Palestina ligt. Dat slaat nergens op. Zogezegd moet ik een vergunning vragen om hier te fietsen, maar zie jij enige grensinfrastructuur? Israël beschouwt dit alles als één land, en dan doe ik dat ook.’ | © Pieter Stockmans

De échte grens wordt hier bepaald door de verplichting van Palestijnen om aan het Israëlische leger een vergunning te vragen. ‘Sinds ik zeven jaar geleden begon te fietsen, denk ik er niet meer aan om een vergunning te vragen’, zegt Anas. ‘Ik neem mijn fiets en rijd waar ik wil. Dit is ook mijn land.’

‘Als jullie dit als één land beschouwen, dan doe ik dat ook. Ik ben een mens zoals jullie.’

Plots stopt Anas aan een brug over de grindweg. ‘Een paar maanden geleden stuitte ik op dit punt op twee Israëlische soldaten. Een vreemd zicht, midden in de natuur. Ze vroegen waar ik vandaan kwam. Ik zei: “Bethlehem, Palestina”. De soldaten zeiden dat ik hier niet mocht komen. Maar ik antwoordde: “Jullie komen van Tel Aviv en mogen hier wel zijn, in een Palestijns dorp. Als jullie dit als één land beschouwen, dan doe ik dat ook. Ik ben een mens zoals jullie. Ik ben gewoon een fietser.” Op het einde van het gesprek keken ze me verbaasd aan en zeiden ze dat ik mocht verder rijden.’

Al-Qabu/Begin Park: ‘Zwitsers Palestina’

Na de brug trekt een grindweg door de vallei van de Rephaim en de Sorek. Het ziet er idyllisch uit, een beetje Zwitsers. ‘We noemen dit soms Zwitsers Palestina’, zegt Anas.

Hij vermeldt het niet als iets om trots op te zijn. ‘Hier lagen veel Palestijnse dorpen’, vervolgt Anas. ‘Ze zijn nu bedekt door Europese boomsoorten, aangeplant voor dit natuurpark.’

Na de vernieling van de Palestijnse dorpen, zoals bijvoorbeeld Al-Qabu, dat al sinds de Romeinse tijd bestond, werden er in de jaren ’50 dennenbomen over geplant. Dat werd het zogenaamde Begin Park. Het is genoemd naar Menachem Begin, de zesde premier van Israël, die vóór 1948 lid was van de terreurgroep Irgun. Tussen de bomen zijn de ruïnes van de moskee nog te zien.

 © Pieter StockmansBegin Park, ‘Zwitsers Palestina’ of Al-Qabu? | © Pieter Stockmans

Historicus Ilan Pappe meent dat het JNF eerder voor naaldbomen opteerde dan voor de inheemse flora van Palestina ‘om het land een Europese uitstraling te geven’.

Sommige Palestijnse vluchtelingen willen hun dorpen, die onder de bossen begraven liggen, herdenken. Het is de taak van het JNF om dat te voorkomen.

Anas vindt de fiets een ideaal middel om de locaties van de vroegere dorpen te bezoeken en ze op die manier te herdenken. ‘Golda Meir, een Israëlische premier, zei eens dat oudere Palestijnen zouden sterven en dat jongeren zouden vergeten’, zegt hij.

‘Een oude man toonde me hier eens de plaats waar zijn dorp ooit was, in tranen. Ik wil jongeren op de fiets naar hier brengen en vertellen over de dorpen. Nooit zullen wij vergeten.’