60.000 politieke gevangenen zitten vast in onmenselijke omstandigheden
Aan de andere kant van de tralies: de gebroken families van al-Sisi's Egypte
MO* | Tekeningen: Shalabeyya
04 november 2022
In Egypte zitten 60.000 mensen gevangen om politieke redenen. Ze leven in onmenselijke omstandigheden en hebben vaak geen toegang tot deftige gezondheidszorg. MO* sprak met hun familieleden, hier en in Egypte. ‘Mijn hersenen zijn aan het roesten, ik wil me met iets kunnen bezighouden.’
November 2021. De eerste koude nacht in de Egyptische hoofdstad Caïro. In het koffiehuis waar ik zit, duikt hier en daar een eerste sjaal of anorak op. Een klant warmt zijn handen aan de kooltjes van een waterpijp. Op het scherm boven ons speelt een zoveelste herhaling van een Premier Leaguewedstrijd.
Ik schenk geen aandacht aan de wedstrijd. Met verbijstering kijk ik op de telefoon van een Egyptische vriend naar een promotiefilmpje. De beelden doen denken aan de reclamespotjes voor luxueuze compounds op vroegere woestijngrond buiten de stad, stokpaardjes van Abdul-Fatah al-Sisi’s presidentschap.
Toch gaat het in dit filmpje om een heel ander project: de bouw van een groots opgezet gevangeniscomplex in de Natrun-vallei, ten noordwesten van Caïro. Met de slogan ‘Een kans op leven’ belooft het regime een faciliteit waarin de rehabilitatie van gevangenen centraal staat. Ze volgen er onder meer kunstworkshops en leren een nieuwe ambacht die hen moet voorbereiden op het leven na de gevangenis.
In het filmpje komen ook de familieleden van de gevangenen op bezoek. Ze vliegen elkaar in de armen, zonder de minste controle door de cipiers. Op de maquette van de gevangenis pronkt in het midden een indrukwekkende moskee. En op de gezichten van de gevangenen zou een glimlach te zien zijn, als ze niet allemaal keurig hun mondmasker zouden dragen om de verspreiding van het coronavirus in de gevangenis tegen te gaan.
Grootse beloftes
De beloftes in het filmpje staan in schril contrast met de verhalen die ik de voorbije maanden hoorde en las over de omstandigheden in de Egyptische gevangenissen. Ex-gedetineerden en hun families getuigden over marteling en politieke vergelding. Mannen en vrouwen verdwenen plotsklaps van de radar om een paar dagen, weken of zelfs maanden later in een politiecel op te duiken.
Het recht op familiebezoeken en communicatie met de buitenwereld staat al jarenlang onder druk. Medisch verzuim kostte talloze gevangenen het leven. Daarbij komt nog dat het coronavirus de voorbije jaren vrij spel had in de overbevolkte cellen, waar ventilatie en hygiëne te wensen over laten.
‘De nieuwe mensenrechtenstrategie verandert niets in Egypte. Stop met haar te gebruiken als een voorbeeld van verandering.’
Sinds het aantreden van al-Sisi, in 2014, is het aantal gevangenen in het land fors toegenomen. De Egyptische autoriteiten weigeren het officiële cijfer bekend te maken, maar de Verenigde Naties schatten hun aantal op zo’n 114.000, meer dan het dubbele van de maximumcapaciteit van 55.000. Volgens mensenrechtenorganisaties zitten 60.000 van hen vast om politieke redenen. Deels door dat hoge cijfer belandde Egypte op de 161ste plaats op de Human Freedom Index, net onder Iran.
Gelijktijdig met het uitbrengen van het propagandafilmpje stelde president al-Sisi zijn nieuwe mensenrechtenstrategie voor. Activiste Mona Seif bracht in oktober 2021 de algemene scepsis onder activisten onder woorden tegenover een panel van het Europees Parlement: ‘De nieuwe mensenrechtenstrategie verandert niets in Egypte. Ze is gemaakt voor jullie. Stop met haar te gebruiken als een voorbeeld van verandering.’
De massa-arrestaties treffen tienduizenden gezinnen. Ik besloot te praten met familieleden en vrienden van Egyptische gevangenen om meer te weten te komen over de humanitaire crisis in de Egyptische cellen en de gevolgen voor wie aan de andere kant van de tralies staat.
© Shalabeyya
De dag dat Ahmed verdween
Mijn reis begint een maand eerder in een gezellige boekhandel in Brussel. Ik ontmoet er Souheila Yıldız, leerkracht en alumna van de Universiteit Gent. Haar partner, Ahmed Samir Santawy, een Egyptische antropologiestudent aan een Weense universiteit, zit dan al bijna een jaar in de gevangenis.
‘We kregen een band door onze gemeenschappelijke liefde voor Arabische literatuur en omdat we ons allebei op een bepaalde manier hebben bevrijd van onze meer conservatieve families,’ haalt Souheila de herinnering op. Over wie haar favoriete Arabische schrijver is, hoeft Yıldız niet lang na te denken: ‘Ahmed, natuurlijk!’
Op 1 februari 2021 verdween Ahmed Samir Santawy tijdens een bezoek aan zijn familie in Caïro plots van de radar, een zoveelste gedwongen verdwijning in het land. In die tijd werd hij gefolterd, zou mensenrechtenorganisatie Amnesty International later melden. Hij kreeg een blinddoek om en agenten sloegen hem.
Santawy werd verhoord over zijn academisch onderzoek over de reproductieve rechten van vrouwen in Egypte. Vijf dagen later verscheen hij voor de beruchte ‘Supreme State Security Prosecutor’, een speciale tak van het Openbaar Ministerie voor aangelegenheden die te maken hebben met de staatsveiligheid.
‘Ahmed was nauwelijks een activist. Het regime heeft hem eruit gepikt, hij had gewoon brute pech.’
Vijf maanden later kreeg hij het oordeel te horen: vier jaar gevangenisstraf wegens ‘het verspreiden van nepnieuws om de staat, zijn nationale belangen en de openbare orde te ondermijnen, en paniek te zaaien onder de bevolking’.
© Shalabeyya
Santawy protesteerde tegen die uitspraak door in hongerstaking te gaan en belandde in een isoleercel. Zijn familieleden en medestudenten lanceerden de campagne #FreeAhmedSamir tegen het arrest dat alleen een presidentieel pardon kan terugdraaien.
‘Ahmed was nauwelijks een activist,’ vertelt Amnesty International-onderzoeker Hussein Baoumi me in zijn kantoor in Brussel. ‘Het regime heeft hem eruit gepikt, hij had gewoon brute pech.’
Ahmeds gevangenschap kadert volgens Baoumi binnen het algemene klimaat van wantrouwen van de regering tegenover Egyptenaren die in het buitenland studeren. In juni 2021 beschreef Nabila Makram, minister van Emigratie, die groep nog als ‘de meest gevaarlijke soort emigranten.’
Dat het wantrouwen van het regime groot is, bewijst ook het verhaal van Patrick Zaki, een Egyptische mensenrechtenonderzoeker aan de universiteit van Bologna die een jaar lang in voorarrest zat. Aanleiding waren een aantal kritische uitlatingen op sociale media over de gebrekkige coronamaatregelen in de Egyptische gevangenissen. Hij kwam uiteindelijk in december 2021 vrij onder aanhoudende internationale druk, maar zijn proces loopt nog altijd. De mogelijkheid bestaat dus dat hij alsnog wordt veroordeeld.
Uren op een celdeur bonken
De gevolgen van de massale opsluiting zijn voelbaar in de Egyptische samenleving. Zeker in activistische kringen kent iedereen wel iemand die in de gevangenis zit of heeft gezeten. Toch vind je maar bitter weinig informatie over hoe het er daarbinnen echt aan toegaat.
‘Censuur en controle op informatie over de detentieomstandigheden, beperkte toegang voor onafhankelijke instanties en de intimidatie van activisten en families van gevangenen maken het moeilijk om de ware omvang van de humanitaire crisis in de Egyptische gevangenissen te kunnen vatten’, verklaart Hussein Baoumi.
Bovendien is het ‘voor ex-gevangenen en hun familie gevaarlijk om zich over het thema uit te spreken. De meeste mensen zijn bang. Daarom interviewen we nooit iemand in levenden lijve, maar gebruiken we beveiligde software om digitaal te telefoneren.’
‘Ieder van ons verwacht een telefoontje met de boodschap dat we het levenloze lichaam van ons familielid mogen komen ophalen om het in het duister te begraven.’
Het eten in de gevangenis is ondermaats en medische zorg is vrijwel onbestaand, schetst Baoumi de situatie. ‘Dus moeten de gevangenen, of beter: hun familieleden, in hun basisnoden voorzien. Dat zorgt voor een extra financiële last die veel gezinnen zich niet kunnen veroorloven, zeker als de belangrijkste kostwinner achter de tralies zit.’
Taher Mokhtar, ex-gevangene en voormalig voorzitter van de doktersvakbond van Alexandrië, een miljoenenstad in het noorden van Egypte, spreekt uit eigen ervaring over het gebrek aan medische hulp. ‘Voor een afspraak met de dokter moet je uren met je vuist op de celdeur bonken. Als je uiteindelijk antibiotica of andere medicatie krijgt, is dat meestal niet voldoende voor een volledige kuur.’
Medisch verzuim leidde al bij heel wat mensen tot complicaties of zelfs de dood. Het lot van oud-president Mohamed Morsi spreekt bijvoorbeeld boekdelen. Na zes jaar achter de tralies bezweek hij op 67-jarige leeftijd in de rechtszaal aan een hartstilstand.
Een verklaring op facebook van Familie van gevangenen in de Aqrab-gevangenis, een informele organisatie, weerspiegelt de angst van familieleden dat hun geliefde de gevangenschap niet overleeft: ‘Ieder van ons verwacht op elk moment een telefoontje met de boodschap dat we het levenloze lichaam van ons familielid mogen komen ophalen om het in het duister te begraven.’
Shalabeyya
Brieven als levenslijn
Tussen Souheila Yıldız’ thuisstad Gent en de Tora-gevangenis, waar Ahmed Samir Santawy vastzit, ligt meer dan 3000 kilometer. Ze drong bij de Belgische regering meermaals aan op hulp om toelating te krijgen, zodat ze haar vriend in de gevangenis kan bezoeken. Haar pogingen waren vruchteloos.
‘Mijn hersenen zijn aan het roesten, ik zit hier niets te doen. Ik wil mijn boeken, ik wil me met iets kunnen bezighouden.’
Yıldız leeft toe naar elke vierde dag van de maand, wanneer een familielid Santawy een bezoekje van 20 minuten mag brengen. Meestal is dat het moment waarop berichten worden doorgegeven.
Gevangenisbrieven zijn voor haar het enige middel om met haar vriend te communiceren en te weten wat hij doormaakt. Dat betekent ook dat twee partijen meelezen voordat het bericht Yıldız bereikt: eerst de gevangenisautoriteiten, daarna Santawy’s familie.
De NSA (de nationale inlichtingendienst, red.) heeft onlangs Santawy’s recht op communicatie en boeken in de gevangenis stevig ingeperkt. ‘Ahmed is niet in orde,’ schrijft Yıldız in een Facebookpost van december 2021. ‘Hij ontving geen boeken en geen brieven meer sinds het laatste bezoek op 4 november. Een hele maand lang zit hij naar de muur te staren … De winter is streng en de volledige afsluiting van de buitenwereld zorgt ervoor dat hij zich ontzettend eenzaam voelt. Hij vertelt me dat de brieven zijn navelstreng met de buitenwereld zijn, het enige dat een beetje verlichting brengt.’
‘Denk aan mij. Ik was daar. Ik was daar, mijn vriend.’
In een andere brief schrijft Santawy zelf: ‘Mijn hersenen zijn aan het roesten, want ik zit hier niets te doen. Ik wil mijn boeken, ik wil me met iets kunnen bezighouden.’
Meerdere gevangenen hebben het belang van gevangenisbrieven aangehaald. ‘Ik had ze nodig om te overleven,’ vertelt voormalig politiek gevangene en schrijver Abdel Rahman al-Gendy me tijdens een online interview.
‘Ik bleef de brieven herlezen tot ik ze uit m’n hoofd kende. Sommige zijn intussen vodden of de inkt is helemaal vervaagd, doordat ik ze vijftien keer of meer heb herlezen. Je wilt je herinneren dat er mensen zijn die zich jou herinneren, want je herinneringen vervagen en je begint te twijfelen. Was ik ooit daarbuiten? Ben ik in de gevangenis geboren? Die brieven geven je grond onder je voeten. Denk aan mij. Ik was daar. Ik was daar, mijn vriend.’
Creativiteit
In tegenstelling tot Yıldız kreeg de Franse Céline Lebrun-Shaath, echtgenote van de onlangs vrijgelaten Egyptisch-Palestijnse activist Ramy Shaath, wel de toestemming om haar man in de gevangenis te bezoeken.
‘Communicatie vergt creativiteit,’ vertelt Lebrun-Shaath tijdens een Skype-interview. ‘Ramy is dol op informatie. Elke ochtend was het eerste dat hij deed water koken, een sigaret opsteken en dan een uur lang naar het nieuws kijken. Hetzelfde ‘s avonds.’
Toen haar echtgenoot in de gevangenis zat, liet ze SD-kaarten met lange spraakopnames de gevangenis binnensmokkelen. Die kon Shaath beluisteren met een reader die hij in zijn cel had verstopt. ‘Ik vertelde hem algemene dingen, over mijn leven, hoe het onze vrienden verging, maar ook het wereldnieuws.’
Familieleden van gevangenen lieten me zelfgemaakte armbanden zien, bloemen gemaakt van crêpepapier, T-shirts gesigneerd door alle gevangenen van een cel en misbaha’s (islamitisch gebedssnoer, red.) van gedroogde broodkruimels.
‘Het maken van zulke voorwerpen in de gevangenis is een vorm van verzet,’ zegt Aida Seif al-Dawla, hoofd van het El-Nadeem Centrum voor de Rehabilitatie van Slachtoffers van Staatsgeweld in Egypte. ‘Je wilt mij isoleren? Kom dan, ik ben niet geïsoleerd. Ik zal me tegen dat isolement verzetten. En natuurlijk is het een troost voor de familieleden. Drie keer heb ik een cadeautje mogen ontvangen van iemand in de gevangenis. Dat gaf me een geweldig gevoel.’
Veel ex-gedetineerden zetten hun ervaringen in de gevangenis om in kunst, zoals dit werk van Egyptische schilder Yassin.
Yassin (2019, acrylverf op papier 50 op 70 cm).
Internationale campagne
De casussen die mensenrechtenorganisaties eruit lichten zijn maar het topje van de ijsberg. De meeste families houden hun lippen op elkaar, uit angst dat het regime anders wraak zal nemen op de gevangenen of op andere familieleden.
‘Dat is iets waarmee we rekening moeten houden,’ geeft Yıldız toe. ‘Maar tegelijkertijd: het zwijgen heeft weinig goeds voortgebracht.’
Ze verwijst naar het trieste lot van Shady Habash, een jonge filmmaker die na het innemen van methanol in zijn cel overleed aan complicaties. De gevangenisautoriteiten verstrekten hem niet de nodige medische zorgen. Hij werd niet behandeld als een noodgeval. In plaats daarvan gaven ze hem anti-emetica (een antibraakmiddel, red.) en stuurden ze hem terug zijn cel in.
‘Zijn familie wilde geen ophef maken over zijn opsluiting en wachtte in stilte zijn vrijlating af. Als de internationale gemeenschap meer druk had uitgeoefend, zouden de gevangenisautoriteiten hem misschien wel de nodige behandeling hebben gegeven en was Shady Habash nu nog in leven.’
Yıldız gelooft dat de media-aandacht Ahmed Samir Santawy’s situatie heeft verbeterd. ‘We horen berichten van mensen die met 20 tot 40 samen in één cel zitten. Ahmad heeft tenminste een fatsoenlijke cel, die hij deelt met twee andere politieke gevangenen.’
Een overschilderde revolutie
Om beter te begrijpen hoe opsluiting het leven van familieleden van gevangenen beïnvloedt, besluit ik naar Caïro te reizen. Ik stel er ogenblikkelijk vast dat politiek uit de publieke sfeer verbannen is. Bijna elke verwijzing naar de revolutie van 2011 is uit het straatbeeld verdwenen. Alleen wat graffiti op een deel van de ommuring van de Amerikaanse Universiteit van Caïro herinnert aan wat ooit een lange reeks muurschilderingen was ter ere van de martelaren van de revolutie.
‘Die beledigingen, dat is het eerste dat ze met je doen in de gevangenis. Ze dwingen je om jezelf te beledigen. Ze proberen je eigenwaarde naar beneden te halen.’
Wanneer we langs een leegstaand filiaal van de al-Tawhid & al-Nour-warenhuizen rijden, merkt een vriend op dat de keten − net als vele andere − de deuren moest sluiten: eigenaar Sayed al-Sewerky is gearresteerd omdat hij een terroristische groepering (lees: de Moslimbroederschap) zou hebben gefinancierd.
Volgens Human Rights Watch toont de opsluiting van zakenlui als al-Sewerky aan hoe ‘het leger de gebrekkige Egyptische antiterreurwet gebruikt om succesvolle zakenlui te straffen die weigeren hun eigendom af te staan.’ Zo blijft het leger ongestraft zijn eigen imperium uitbreiden.
Op een ander moment zit ik samen met een vriend op een terrasje suikerrietsap te drinken, wanneer een man op het belendende plein verschijnt. Zijn handen graaien in zijn lange baard. ‘Ik ben een idioot,’ schreeuwt hij. ‘Ik ben niets waard!’ Een politieman komt uit het niets tevoorschijn en maant de man onder zachte dwang aan om het plein te verlaten.
‘Het is duidelijk wat er met de man is gebeurd,’ vertelt mijn vriend me na afloop. ‘Die beledigingen, dat is het eerste dat ze met je doen in de gevangenis. Ze dwingen je om jezelf te beledigen. Ze proberen je eigenwaarde naar beneden te halen. Begrijp je nu waarom ik liever over cryptocurrency praat dan over politiek?’
De ongeschreven regels van opsluiting
In afwachting van onze ontmoeting stuurt Mohamed Lotfi, directeur van de Egyptische Commissie voor Rechten en Vrijheden (ECRF), me een lijst met 100 namen van Egyptische politieke gevangenen. Het geeft een idee van de geviseerde profielen.
Ik ga in stilte door het bestand, de rillingen lopen over mijn rug. Er zitten politieke figuren bij, zoals Anas Mohamed al-Beltagi, zoon van de vooraanstaande Moslimbroeder Mohamed al-Beltagi, en Israa Abdel Fattah, journaliste en stichtend lid van de April 6th Youth Movement, die na haar arrestatie werd geslagen en gemarteld om het wachtwoord van haar gsm te onthullen. Verder nog leden van mensenrechtenorganisaties, vakbondsmensen, kunstenaars en geleerden.
De laatste pagina’s gaan over de nieuwste obsessie van de Staatsveiligheid: iedereen die niet past in het plaatje van al-Sisi’s ‘Nieuwe Republiek’. Hier staan niet alleen de foto’s van zangers met te schunnig bevonden teksten, maar ook die van de 23-jarige Hadeer Hamd en Noura Hesham, bekend als de ‘Tiktok-meisjes’. Zij werden opgesloten wegens ‘het schenden van familiewaarden en de waarden van de Egyptische samenleving’.
De verschillende casussen vertonen opvallende gelijkenissen. Dezelfde drie beschuldigingen duiken telkens op: ‘lidmaatschap van een terroristische groepering’, ‘verspreiding van nepnieuws dat de veiligheid van de staat schaadt’ en ‘misbruik van sociale media’. Bovendien worden veel gevangenisstraffen voorafgegaan door een gedwongen verdwijning, die weken tot maanden kan duren.
De duur van de voorlopige hechtenis wordt vaak verlengd door tadweer, het recycleren van rechtszaken. Zodra een zaak is afgehandeld, moet de gevangene voor een andere, al bestaande zaak voor de rechter verschijnen. De meeste gedetineerden ondergaan foltering of andere vormen van een onmenselijke of vernederende behandeling, keer op keer is er sprake van medisch verzuim. Ten slotte is ook het ontzeggen van het recht op familiebezoek en communicatie met de buitenwereld een beproefde straf.
Ik ontmoet Mohamed Lotfi in zijn kantoor in een rustige wijk in Caïro. De kamer ademt soberheid; de muren zijn leeg en er staan een bruin houten bureau en twee banken om gasten te ontvangen. ‘We zijn verhuisd nadat de politie twee keer was binnengevallen: eerst in 2016 en andermaal in 2017,’ verklaart Lotfi zijn lauw enthousiasme voor de inrichting van het interieur.
Lotfi’s vereniging kende verschillende aanhoudingen. Op het moment van het interview zitten er nog altijd medewerkers achter de tralies. Hun expert huisvestingsrecht, Ibrahim Ezz al-Din, werd op een onbekende plaats gemarteld en dook na 167 dagen weer op in een politiecel. De tenlasteleggingen hoeven niemand nog te verbazen: ‘lidmaatschap bij een terroristische groepering en het verspreiden van nepnieuws’.
‘De autoriteiten geven een duidelijk signaal aan de hele samenleving: wie zijn mond opendoet kan in dezelfde situatie terechtkomen.’
Gaandeweg ging het steeds meer bergaf voor verenigingen als Lotfi’s ECRF. In januari 2022 nam het parlement een nieuwe ngo-wet aan. Die verplicht alle organisaties om zich officieel te registreren en hun activiteiten te laten controleren door de staat, een concessie waartoe veel organisaties niet bereid zijn.
‘De eerste massale arrestatiegolf vond plaats in 2013,’ vertelt Lotfi, ‘toen al-Sisi hard optrad tegen aanhangers van de afgezette president Mohamed Morsi en leden van de Moslimbroederschap.’ Na verloop van tijd kwamen ook de liberalen, socialisten, pan-Arabisten en andere niet-islamistische activisten in het vizier.
‘De internationale gemeenschap merkte de olifant in de kamer pas op na de dood van Giulio Regeni, in januari 2016’, meent Lotfi. Regeni was een Italiaanse doctoraatsstudent die onderzoek deed naar Egyptische onafhankelijke vakbonden, een gevoelig onderwerp in het land. Hij werd ontvoerd, gemarteld en uiteindelijk vermoord. In oktober 2021 opende een rechtbank in Rome het proces tegen vier Egyptische politieagenten in absentia, die volgens de Italianen achter de moord zitten.
‘De gevolgen van het gigantische aantal gevangen op de Egyptische samenleving zijn niet te onderschatten,’ zegt Lotfi. ‘Duizenden mensen zitten opgesloten. Dat betekent dat er duizenden families, vrienden, collega’s en kennissen van die gevangenen weet hebben van hun benarde situatie en dat onrechtvaardig vinden. De autoriteiten geven dus een duidelijk signaal aan de hele samenleving: wie zijn mond opendoet kan in dezelfde situatie terechtkomen.’
De vloek van Laila Soueif
Terwijl Lotfi’s kantoor in een uitzonderlijk rustige buurt van Caïro is gelegen, ontmoet ik Mona Seif in een levendige wijk in Dokki. De activiste is een telg van de Seifs, een familie van liberale activisten die zich al sinds de tijd van Anwar Sadat (Egyptische president die in 1981 werd vermoord, red.) tegen het regime verzet.
De goedlachse Seif wacht me op met Toka, de hond van haar zus. Ze zorgt voor het huisdier terwijl haar zus Sanaa op haar vrijlating wacht in de Qanatir-vrouwengevangenis. Ze werd met een minibus ontvoerd voor het politiebureau waar ze een sit-in hield om te protesteren tegen de erbarmelijke detentieomstandigheden van haar broer Alaa Abd al-Fattah.
Abd al-Fattah wordt beschouwd als een van de invloedrijkste liberale activisten in Egypte. In 2021 verscheen zijn boek You have not yet been defeated, een bundeling van zijn politieke speeches, artikels en tweets. Sinds 2011 bracht hij meer tijd in dan uit de gevangenis door. Ook hun vader, wijlen Ahmed Seif, zat ooit vast vanwege zijn politieke ideeën, al was dat tijdens de regeerperiode van een andere president.
Ik vraag Mona Seif of ze vreest dat ook zij op een dag aan de beurt zal zijn. ‘Dat vreesde ik en dat doe ik nog altijd, maar de gevangenis is niet langer mijn grootste angst. Mijn ergste nachtmerrie is een deel van wat er nu aan het gebeuren is.’ ‘We hebben in de familie de steeds terugkerende grap,’ legt ze uit, ‘dat ik lijd aan “de vloek van Laila Soueif”.’ In de jaren zeventig, toen de ene na de andere persoon in haar omgeving achter de tralies vloog, was Seifs moeder Laila een van de weinigen die niet werd gearresteerd. Zo bleef Laila alleen achter met de zware taak om voor haar opgesloten vrienden en familie te zorgen.
Volgens Seif heeft de opsluiting van haar broer en zus de familiedynamiek ingrijpend veranderd. ‘Soms heeft Alaa het gevoel dat wij niet begrijpen wat hij doormaakt, soms heb ik hetzelfde gevoel. Alaa heeft nooit geprobeerd “de familie aan de andere kant van de tralies” te zijn. Hij werd kort vrijgelaten na papa’s dood. Wij gingen toen Sanaa bezoeken in de gevangenis, maar Alaa zag dat niet zitten uit vrees dat de confrontatie te groot zou zijn.’
‘Dit regime is mannelijk’
Mona Seif, Souheila Yıldız, Céline Lebrun-Shaath: het lijkt wel dat in een meerderheid van de gevallen de vrouwen de zorg voor gevangen familieleden op zich nemen. ‘Dit regime is mannelijk,’ legt Seif uit. ‘Als het om politieke gevangenen gaat, neemt het regime vrouwen niet serieus. Dat is soms een voordeel.’
Volgens Mona Seif is die dynamiek wel aan het veranderen. Dat ondervond ze aan den lijve: in juli 2022 sloeg een bende vrouwen Mona, haar moeder en haar zus voor de poorten van de Tora-gevangenis in elkaar. ‘Het regime heeft daarbij zijn eigen rode lijn overschreden. Daarvoor heerste de opvatting dat vrouwen iets meer bescherming genoten tijdens bezoeken of tabliyya (het bezorgen van levensbenodigdheden aan gevangenen, red.). Uiteraard huurden ze vrouwen in om die klus te klaren.’
Toen ik Mona Seif sprak, zat haar broer opgesloten in de Tora-gevangenis, een geluk bij een ongeluk want die ligt in het gouvernement van Caïro. Sommige gevangenen zitten hun straf mijlenver van hun familie uit, zoals in de New Valley-gevangenis, diep in de Westelijke Woestijn, op 600 kilometer van de hoofdstad. Dat maakt bezoeken en tabliyya nog ingewikkelder en duurder.
Seif geeft me een idee van hoe een typisch gevangenisbezoek eruit ziet, ook al is “typisch” nauwelijks van toepassing. Op het moment van het interview mag ze haar broer en zus al enkele maanden niet meer bezoeken.
‘Ik ben er zeker van dat ze onze gesprekken opnemen.’
‘Aan de gevangenispoort overhandigen we eerst onze identiteitsbewijzen, brieven en een lijst van dingen die we voor Alaa hebben meegenomen.’ Dat laatste moet iemand hoog in het echelon van de Staatsveiligheid eerst goedkeuren, en daar gaat vaak nogal wat willekeur mee gepaard.
‘We blijven meestal van ongeveer 10 uur ’s ochtends voor de gevangenis wachten totdat we naar binnen mogen, rond 15 of 16 uur. We verliezen een volledige dag met een bezoek.’ Families die ver weg wonen, verliezen nog meer tijd. Ex-gevangene Taher Mokhtar vertelde me eerder al hoe zijn familie drie dagen uittrok voor een bezoek, omdat ze elke keer van de kuststad Marsa Matruh naar Caïro moest reizen.
‘Bezoeken aan Alaa vinden plaats in een gebouw met kleine cabines die lijken op sanitaire blokken. Je komt binnen via een kleine deur met dubbel glas. Soms staan er een stoel en een kleine ventilator. Alaa wordt in een kamer aan de andere kant van het glas binnengebracht en een agent overhandigt je een telefoon. Ik ben er zeker van dat ze onze gesprekken opnemen.’1
Shalabeyya
Baba en Dodo verstoppen zich voor een leeuw
Intimidatie, ook seksueel, is een probleem voor bezoekers. ‘Er zit een discriminerend kantje aan,’ vertelt Seif. Als de gevangenisautoriteiten het gevoel hebben dat je uit een hogere klasse komt zijn ze iets voorzichtiger. In veel gevangenissen is het zo dat als je mensen aan de poort omkoopt, ze je niet lastigvallen of fouilleren.’ Alleen: zulke omkoperijen maken de financiële last voor de families van de gevangenen nog groter.
Seif: ‘Een bezoek kost doorgaans duizenden (Egyptische) ponden. Voor sommige families is dat eenvoudigweg te duur. Wij krijgen enorme financiële steun van vrienden en familie. Eerlijk gezegd weet ik niet hoe andere gezinnen zonder zo’n groot netwerk het bolwerken.’
‘Als er geen tekening voor Dodo is, weten we dat het niet goed gaat met Alaa.’
Dan leeft Seif plots op. ‘Ik heb iets wat ik jullie kan tonen!’ Toka, die tussen mijn gastvrouw en mij was gaan staan, springt van tafel en volgt de zus van haar baasje naar een van de slaapkamers van het familiehuis. Ik hoor de hond blaffen en een seconde later verschijnt Seif weer stralend in de huiskamer met een grote stapel papier.
‘Dit is alleen nog maar wat mijn moeder hier bewaart, in het andere huis ligt er nog veel meer.’ Ze legt de stapel op tafel neemt er een willekeurige brief uit. Ze grinnikt. ‘Hier staat: Baba en Dodo verstoppen zich achter een baobab voor een leeuw.’
Ze laat me een bijbehorende tekening zien en legt uit dat haar broer meestal een tekening voor zijn zoon Khaled (Dodo) maakt op de achterkant van zijn brieven. Het is zijn manier om te communiceren met zijn zoon, die non-verbaal autisme heeft. ‘Als er geen tekening voor Dodo is, weten we dat het niet goed gaat met Alaa.’
Op de keerzijde heeft Alaa Abd al-Fattah een brief geschreven voor de volwassen familieleden. ‘Hé mama,’ vertaalt Seif. ‘Zoals gewoonlijk schrijf ik je een antwoord zonder dat ik je laatste brief heb ontvangen. Ik reageer op je brieven van januari en februari, maar zal het waarschijnlijk kort houden. Het waait en het is koud, ik wil zo snel mogelijk weer onder de dekens.’
De vrouw in zwarte niqab die de president in verlegenheid bracht
Nadat het leger in 2013 Mohamed Morsi had afgezet, kreeg zijn achterban het bijzonder hard te verduren. In augustus dat jaar stierven volgens HRW minstens 900 Morsi-sympathisanten, toen veiligheidstroepen van het regime sit-ins op het Rabaa al-Adawiya-plein en het al-Nahda-plein met geweld uiteendreven.
Leden van de Moslimbroederschap, de achterban van Morsi, vlogen massaal achter de tralies. In de daaropvolgende jaren werd de organisatie met wortel en tak uitgeroeid. Hoewel de groep al het langst en hardst wordt geviseerd, komen haar opgesloten leden amper ter sprake in Westerse media. Die lijken liever te berichten over liberale gevangenen.
Het is bijna onmogelijk om in Egypte (voormalige) leden van de Moslimbroederschap te interviewen. Alleen al de naam van de organisatie op straat uitspreken wekt argwaan. Daarom heb ik een videogesprek met Omar Sweikh, die na zijn vrijlating uit de gevangenis naar Turkije is gevlucht.
De familie Sweikh was heel nauw betrokken bij het pro-Morsi-kamp na diens afzetting. Daar betaalde ze een loodzware prijs voor. Eerst belandden Omar en zijn broer in de gevangenis. Ze ondergingen de zwaarste folteringen en werden ieder afzonderlijk verkracht door gevangenispersoneel.
Toen Omars Sweikhs broer de gebeurtenissen in een brief aan zijn moeder beschreef, besloot ze dat ze niet langer kon zwijgen. Ze contacteerde verschillende nieuwszenders en las stukken uit de brief voor op Al Jazeera.
De daaropvolgende campagne werd wereldnieuws en kwam zelf ter sprake in het Amerikaans Congres en het Europees Parlement. ‘Als iemand uit de Verenigde Staten in die tijd Egypte bezocht, spraken ze over mijn moeder en mijn broer. Het maakte veel ophef.’
Omar Sweikhs moeder was er met haar volledig in het zwart gesluierde televisieoptredens in geslaagd wat maar weinigen tot dan toe was gelukt: ze had president al-Sisi in verlegenheid gebracht tegenover zijn Westerse bondgenoten.
‘Mijn moeder heeft diabetes en had net een maagoperatie ondergaan toen ze werd opgepakt.’
De vergelding liet niet lang op zich wachten. Omar Sweikh was op dat moment al naar Turkije gevlucht. ‘Ze braken binnen in ons huis in Caïro, toen ik met mijn moeder aan het bellen was. Plotseling hing ze op. Ik dacht dat er een probleem met de verbinding was. Nauwelijks twee minuten later belde mijn zus me op om me het nieuws te melden. Ze namen mijn moeder, mijn achttienjarige zus en mijn vader mee. Mijn kleine broertje bleef alleen achter.’
‘Mijn moeder heeft diabetes en had net een maagoperatie ondergaan toen ze werd opgepakt,’ vertelt Sweikh met tranen in zijn ogen. ‘Ze moet veel medicijnen slikken om in leven te blijven, maar sinds haar arrestatie heeft ze nog geen enkel bezoek mogen ontvangen.’
‘We weten niet of de medicijnen die we haar opsturen haar bereiken, of ze ons geld of ons voedsel ontvangt. We weten niets van haar, alleen dat ze in leven is, want tien dagen geleden is ze voor de rechter verschenen.’
‘Het leed stopt niet aan de gevangenispoorten’
Als kind bracht Aida Seif al-Dawla maanden door met een voortvluchtige oom, die tijdens het regime van president Gamal Adel Nasser uit de gevangenis was ontsnapt. ‘Mijn ouders waren bang dat ik mijn oom zou verraden als iemand plots binnenkwam, dus sloten ze ons samen in een kamer op.’
In die kamer werd de kiem voor Aida Seifs activisme gelegd. Haar oom zei drie maanden lang geen woord, maar op de een of andere manier bouwden de twee een band op.
Door haar werk als psychiater en als hoofd van het El-Nadeem Centrum voor de Rehabilitatie van Slachtoffers van Staatsgeweld komt Aida Seif nu dagelijks in contact met gezinnen die getraumatiseerd zijn door een gevangeniservaring. Ze schetst een grimmig beeld van hun sociaal leven na hun vrijlating.
‘Het leed stopt niet aan de gevangenispoorten,’ vertelt ze me in haar woonkamer in Caïro. ‘In het begin is er natuurlijk de blijdschap van de hereniging, maar daarna zijn er zoveel gaten te vullen, zoveel nieuwe regels te leren, zoveel verwachtingen. Sommigen hebben moeite met de vaststelling dat de familie het heeft overleefd zonder hen. Het is een straf, zowel voor de gevangenen als voor hun familie.’
Veel ex-gedetineerden kampen met psychische problemen. ‘Je ziet het hele spectrum van angststoornissen, affectieve stoornissen als depressie en een paar gevallen van slaapstoornissen, eetproblemen, seksuele stoornissen, verstoord vertrouwen in mensen, inclusief diegenen die het dichtst bij hen staan.’
‘Veel van mijn patiënten voelen zich schuldig omdat ze uit de gevangenis zijn geraakt, terwijl hun vrienden nog altijd vastzitten.’
De gevangenis is gericht op het breken van de wil van de gevangenen, zegt Aida Seif el-Dawla. ‘Er is een gebrek aan logica. Alles hangt af van de willekeur van een ambtenaar of rechter: of je in de gevangenis blijft of wordt vrijgelaten, of je bezoek krijgt of niet. Hetzelfde geldt voor de medische zorg. De islamisten in de Tora-gevangenis ontvangen al jaren geen bezoek meer. Mensen als Alaa Abd al-Fattah krijgen geen boeken, zelfs niet uit de gevangenisbibliotheek. Ze ervaren een totaal isolement. Zelfs wanneer al-Fattah naar de rechtbank gaat, wordt hij alleen vervoerd, in een tank.’
En dan is er nog zoiets als het ‘overlevendensyndroom’, legt Seif el-Dawla uit. ‘Veel van mijn patiënten voelen zich schuldig omdat ze uit de gevangenis zijn geraakt, terwijl hun vrienden nog altijd vastzitten.’
‘Er is een vreemde intimiteit in de gevangenis. Mensen delen verhalen, herinneringen, misschien hadden ze een inzinking en weenden ze in het bijzijn van celgenoten. Ze kunnen ruzie maken, maar tegenover een bewaker vormt de groep één blok. Het is een vaak gehoorde opmerking dat gevangenen een stukje van zichzelf in de cel hebben achtergelaten.’ ‘Ze voelen zich niet begrepen door iemand die die ervaring niet deelt. En het is waar, die kunnen zich dat niet voorstellen.’
Baggeren versus mensenrechten
In januari 2022 maakte de regering-Biden bekend dat ze 130 miljoen dollar militaire hulp aan Egypte achterhoudt uit bezorgdheid over de mensenrechten in het land. Het toont aan dat de internationale gemeenschap wel degelijk de instrumenten heeft om het steeds autoritairder wordende regime te raken waar het pijn doet. Tot dusver bleef die druk weliswaar beperkt, vooral omdat het Westen het Egyptische regime als een bondgenoot ziet in de strijd tegen het internationale terrorisme.
François Cornet d’Elzius, de Belgische ambassadeur in Egypte, zegt het onomwonden: ‘We zijn een beetje hypocriet. (…) We hebben veel te verliezen, vooral economische belangen.’ Zijn uitspraak wordt gevolgd door een opsomming van de grootste contracten van Belgische bedrijven in het land, waaronder de baggerwerken in het Suezkanaal door DEME en Jan De Nul, de bouw van het nieuwe Groot Egyptisch Museum door BESIX en contracten met de haven van Antwerpen.
‘Er heerst consensus onder diplomaten, al is dat met tegenzin, om al-Sisi te laten betijen, zolang er vooruitgang is op het vlak van infrastructuur en publieke voorzieningen.’
Op mijn vraag of er contracten van militaire aard zijn, is de ambassadeur terughoudend. ‘Er is activiteit,’ verklaart hij. Dan kapt hij zijn zin af en zegt hij dat de informatie gevoelig is. Hij wenst niet verder op het onderwerp in te gaan.
‘België wil stabiliteit voor handel en migratiecontrole en al-Sisi behartigt die belangen. Kijk, er heerst consensus onder diplomaten, al is dat met tegenzin, om al-Sisi te laten betijen, zolang er vooruitgang is op het vlak van infrastructuur en publieke voorzieningen’, besluit de ambassadeur. Hij haast zich om er nog aan toe te voegen dat ‘de (Egyptische) regering oprechte inspanningen levert voor vrouwenrechten en voor de vreedzame co-existentie tussen moslims en kopten in het land.’
Tot het takenpakket van de Belgische diplomatieke missie behoort ook het aandringen op de eerbiediging van de mensenrechten en de vertegenwoordiging van Belgische burgers in Egypte. Ik was dan ook geschokt toen ik vaststelde dat de ambassadeur zich de naam van Souheila Yıldız niet herinnerde, een Belgische burger die hij geacht wordt te vertegenwoordigen en die van het ministerie van Buitenlandse Zaken de belofte had gekregen dat er inspanningen zouden worden gedaan om haar man Ahmed Samir Santawy vrij te krijgen.
De ambassadeur voegde er wel aan toe dat de ambassade ‘elke gelegenheid te baat neemt om kenbaar te maken dat zulke incidenten, bijvoorbeeld de zaak-Ahmed Samir Santawy, enorme schade toebrengen aan de Belgisch-Egyptische relatie.’
Cartoon door Shalabeyya, oorspronkelijk gepubliceerd in maart 2021
Sporadisch goed nieuws
Op de terugweg van de ambassade wandel ik langs het politiebureau van Abdeen, in het centrum van Caïro. Het is zondagavond en de nacht is over de stad gevallen. Ik kijk zwijgend naar de slordige rij mensen die aan de ingang staat te wachten met plastic zakken gevuld met voedsel. Zijn het mensen die een familielid proberen te helpen met levensmiddelen? Het zou onvoorzichtig zijn het hun te vragen, daarom loop ik langs hen heen. Ik zie vermoeidheid in hun ogen.
‘Het is triest dat het enige goede nieuws dat tegenwoordig uit Egypte komt, gaat over mensen die uit de gevangenis worden vrijgelaten.’
Hoe meer ik te weten kom over de omstandigheden in de Egyptische gevangenissen, hoe duidelijker het wordt dat families samen met hun gedetineerde geliefden gevangen zijn gezet. Hun leven wordt gedicteerd door economische moeilijkheden en sociale uitsluiting, het dagelijkse gevecht voor rechten van de gevangenen die een evidentie zouden moeten zijn, zoals een bezoek of elementaire medische zorg.
‘Het is triest dat het enige goede nieuws dat tegenwoordig uit Egypte komt, gaat over mensen die uit de gevangenis worden vrijgelaten’, vertelt Amnesty International-onderzoeker Hussein Baoumi me in een Brussels café na mijn terugkeer.
Op 8 december 2021 werd de Egyptische onderzoeker Patrick Zaki vrijgelaten, na meer dan 20 maanden in voorarrest te hebben gezeten. Later die maand volgde Sanaa Seif. Op Twitter zie ik foto’s van haar hereniging met haar hond Toka. Begin dit jaar kwam ook Céline Lebrun-Shaaths echtgenoot Rami vrij, na meer dan 900 dagen gevangenschap, al moest hij daarvoor de Egyptische nationaliteit opgeven.
Op 30 juli dit jaar kwam er ook voor Ahmed Samir Santawy en zijn familie een eind aan de nachtmerrie. De Egyptische president sprak een presidentieel pardon uit voor hem en twee medegevangenen. Later bleek dat Santawy wel nog onderworpen is aan een reisverbod.
De vreugde die deze families op sociale media tentoonspreiden is aanstekelijk. Toch gaan er nog altijd meer Egyptenaren de gevangenis in dan er vrijkomen. Voor tienduizenden gedetineerden en hun families is het nog altijd wachten op de dag dat het helen eindelijk kan beginnen.
Laila Soueif, moeder in een familie van activisten, leest een brief uit de gevangenis van haar zoon Alaa. De hond van haar opgesloten dochter Sanaa, Toka, houdt haar gezelschap.
MO*
‘Als er geen tekening voor Dodo is, weten we dat het niet goed gaat met Alaa.’
Elke week gaat Laila Soueif naar de gevangenis met levensmiddelen, maar niet alles mag de gevangenis binnen. Dit keer kwam ze terug met onder andere gevangenisbrieven, kleren, een gsm, een draagbare radio, een schaakbord en studieboeken.
Ook deze voorwerpen mochten de gevangenis niet binnen: vuilniszakken, een iPod, een bloeddrukmeter, een horloge. Onderaan de foto: Alaa’s boek dat in oktober 2021 verscheen.
Laila’s dochter Sanaa breide dit iPod-hoesje als een geschenk voor haar moeder. ‘Het maken van zulke voorwerpen in de gevangenis is een vorm van verzet,’ zegt psychiater Aida Seif al-Dawla.
Laila zit aan de keukentafel, omgeven door gevangenisbrieven van haar dochter en zoon. Haar gezin is slechts een van de vele duizenden die generaal al-Sisi repressief bewind uit elkaar heeft gescheurd.
Laila Soueif: ‘Dit huis is nu al een hele tijd leeg.’
Dit artikel behandelt een erg gevoelig onderwerp. Het getuigt van moed dat de personen die aan bod kwamen zich daarover willen uitspreken. Velen van hen wonen niet langer in Egypte en zijn niet van plan terug te keren zolang president al-Sisi aan de macht is. Wie nog wel in het land woont en heeft getuigd, zoals de leden van de familie Seif, Eida Seif al-Dawla en Mohamed Lotfi, lijken hun lot als lid van van de vervolgde oppositie te hebben aanvaard. Opsluiting hangt als een zwaard van Damocles boven hun hoofd. Het enige waar zij op kunnen hopen is dat hun netwerk het regime afschrikt, uit angst voor een internationaal schandaal.
Mijn Belgische paspoort biedt me een geprivilegieerde bescherming. Toch zou het publiceren van mijn naam waarschijnlijk tot mijn verbanning uit Egypte leiden, een land en samenleving waarvan ik ben gaan houden. Daarom heb ik besloten om anoniem te blijven. Ik ben echter te allen tijde bereid om verantwoording af te leggen voor dit onderzoek via de redactie van MO*.
Dit artikel werd gerealiseerd met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.