Jordaanse Palestijnen en de jihad in Syrië
De jihadkaravaan is op weg naar huis
Pieter Stockmans en Montasser AlDe'emeh
06 juni 2014
Moeder Arqawi met foto’s van haar verloren zonen. ‘Wat heb ik gedaan om dit leven te verdienen?’ © Xander Stockmans
De Syriëstrijders hebben op minder dan geen tijd een mythische status verworven, ten kwade of ten goede. Minister Milquet organiseerde er onlangs een internationale ontmoeting over en nodigde ook haar collega uit Jordanië uit. Palestijnse Jordaniërs spelen immers een belangrijke rol spelen in dat verhaal, niet alleen als strijders maar ook als leveranciers van ideologie en historische argumenten. Pieter Stockmans en Montasser AlDe’emeh trokken voor MO* naar het Jordaanse Zarqa en Russeifah, bakermat van de internationale jihad.
Een karavaan van moedjahedeen trekt al veertig jaar rond. Waar een land in de islamitische wereld instort, is ze een magneet voor strijders van over de hele wereld, verenigd door niets anders dan de idee van peetvaders Abdullah Azzam en Abu Muhammad al-Maqdisi: de islamitische wetgeving installeren en zo de waardigheid van de wereldwijde moslimgemeenschap herstellen. Nu de karavaan, na Afghanistan en Irak, haar tenten opslaat in het zuiden van Syrië was ze nooit dichter bij eindbestemming Palestina.
De Jordaanse inlichtingendienst sloeg alarm en vindt gehoor bij Europese collega’s, bezorgd dat de karavaan ideologie, netwerk en expertise meegeeft aan terugkerende Syriëstrijders.‘Dat is het huis van de martelaar Yusuf Arqawi’, zegt een jongen in een kruidenierszaak in Russeifah terwijl hij de touwen van zijn vlieger aanspant. De vlag van de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS) wappert boven het huis.
Zes van de negen broers zitten in de woonkamer. De andere drie zijn er niet meer: de ene zit in de gevangenis na een incident aan de grens met Syrië, de andere vecht in Syrië en Yusuf stierf in een zelfmoordaanslag in de Syrische grensstad Deraa. Met een klein pensioentje voedde hun moeder negen kinderen grotendeels alleen op. ‘Wat ze de Syriërs aandoen, voelt alsof ze het ons aandoen. Ik ben trots op Yusuf’, zegt ze. Maar toen ze hoorde dat hij naar Syrië was vertrokken, was ze ingestort.
Oudste broer Arif komt thuis van de betonfabriek in stoffige overall. ‘Onze neef had mijn broer Zakariyya aangegeven bij de inlichtingendienst, gewoon omdat hij missionariswerk deed’, mengt Arif zich snel. ‘Ze riepen hem op en vroegen wat hij wist over Abu Muhammad al-Maqdisi. Die woonde in onze buurt, maar het was de inlichtingendienst zelf die ons over zijn jihad-ideologie vertelde. Zakariyya was een apolitieke salafist.’
In 2005, na de zelfmoordaanslagen in drie hotels in Amman – volgens al-Qaeda om Israëlisch ambassadepersoneel te treffen, maar bijna enkel moslims kwamen om – startte de inlichtingendienst een operatie tegen iedereen met salafistische overtuigingen, of die nu apolitiek of jihadistisch waren. Russeifah, thuisbasis van de grootste nog levende jihad-ideoloog al-Maqdisi en zijn leerling Abu Musab al-Zarqawi die in Irak zo lelijk huisgehouden heeft, kreeg het hard te verduren. Uitgerekend hier zou later een honderdtal jongeren naar Syrië vertrekken.
Moeder Arqawi huivert als ze vertelt over de nachtelijke raids van het 71ste Counter-terrorist Battalion. De kleine Yusuf zag hoe ze zijn oudere broers Zakariyya en Muhammad wegvoerden. In de gevangenis vertelden salafi-jihadi’s hen over de boeken van al-Maqdisi. Na hun vrijlating werd het huis een ontmoetingsplaats voor salafi-jihadi geleerden. Het eindproduct was een familie met een nieuwe bestaansreden: strijden tot het bittere einde. Het was alleen wachten op een kans.
De poorten naar jihad
Trots vertelt Arif over Muhammads machinegeweer dat hij verborgen hield om naar Gaza te trekken en mee te doen aan een jihad tegen de Israëli’s in 2008. De karavaan bracht Muhammad nooit tot Gaza, maar later wel tot Damascus. De jihad was na de terugtrekking van de Sovjet-Unie uit Afghanistan uitgewaaierd en kreeg pas na 2001 opnieuw de wind in de zeilen: opnieuw in Afghanistan, maar vooral in Irak. Met de Arabische lente kwam ook de Jordaanse salafi-jihadi beweging op straat.
De nachtelijke raids begonnen opnieuw, ook in het huis van de Arqawi’s. ‘In de gevangenis urineerden ze op mijn baard. “Dat God jullie maar komt helpen”, lachten ze. Toen besefte ik dat al-Maqdisi gelijk had: de staat stelt ongelovige daden. Wat we meemaakten zou zelfs een hond wegjagen’, zegt Arif.
De Jordaanse geheime dienst wilde van zijn jihadisten af, haar Syrische evenknie had ze nodig om de revolutie te discrediteren.
Een jaar later opende Jordanië niet enkel de poorten van de gevangenis, maar ook de poorten naar jihad in Syrië. Volgens advocaat Taher Nassar, die al jaren salafi-jihadi’s verdedigt, was dat bewust: ‘Gelijktijdig met de vrijlatingen verzachtten ze de grenscontroles en konden moskeeën openlijk oproepen tot jihad. De Jordaanse geheime dienst wilde van zijn jihadisten af, haar Syrische evenknie had ze nodig om de revolutie te discrediteren.’
De frustratie die na een decennium War on Terror het kookpunt had bereikt, vond een uitweg. Via Dr. Munif Samara, de liaison tussen de salafi-jihadi beweging in Jordanië en de nieuwe al-Qaeda militie Jabhat al-Nusra in Syrië, vervoegden Yusuf en Muhammad de karavaan in Deraa.
Toch is de religieuze ideologie van al-Maqdisi slechts het tipje van een ijsberg van wraak en hoop. ‘Niemand van ons had een baard, maar als een baard in de ogen van de regering slecht is, dan doe ik hem nooit meer weg. Net als die al-Qaeda vlag buiten’, roept Arif met sigaret bengelend in zijn mondhoek, wat hoogst ongebruikelijk is voor een salafist. Moeder prevelt schietgebedjes over de foto’s van haar verloren zonen: ‘Wat heb ik gedaan om dit leven te verdienen? Ik snak naar Muhammads terugkeer, maar de inlichtingendienst zal hem arresteren.’
Sinds begin 2014 worden nieuwe kandidaten en terugkeerders inderdaad juridisch vervolgd. Leiders binnen Jabhat al-Nusra vrij heen en weer laten bewegen – wat volgens Dr. Munif Samara een tijdlang mogelijk was – zou de karavaan immers naar Jordanië kunnen afleiden. Een maand geleden werd een jongeman veroordeeld tot 2,5 jaar cel wegens “pogingen om illegaal Syrië binnen te gaan”, in één van de om en bij de 120 rechtszaken tegen Syriëstrijders. ‘Dus plots erkent Jordanië de Syrische president Bashar Assad?’, lacht een van de broers als die in zwarte djellaba van het middaggebed thuiskomt.
Deradicaliseren?
Een aandachtige waarnemer kan door het stof van de jihadkaravaan een Palestijnse Intifada ontwaren. In een stoffige garage herstelt een kleine jongen zijn speelgoedwagen. Hij luistert naar de naam Saber, of “de geduldige”. ‘We konden niet mee op schooluitstap, omdat papa geen 6 dinar kon betalen’, fluistert hij verlegen. Afkomstig uit Gaza, opgroeiend in het uitzichtloze Russeifah moet je geduldig zijn, maar sommige Palestijnse jongens wachten niet op een oplossing voor Palestina en vertrekken naar Syrië.
Amir, een 18-jarige jongen uit Hebron. © Xander Stockmans
De 18-jarige Amir al-Hujuj probeerde via Turkije te vertrekken, nu de Jordaans-Syrische grens beter bewaakt wordt. ‘Maandenlang had ik voor het ticket gespaard, maar ze hielden me tegen in de luchthaven van Zarqa’, vertelt hij in de moskee. Zijn vader schrok, en is de inlichtingendienst dankbaar dat ze Amir niet vervolgden. De “deradicalisering” die Amir in de gevangenis onderging, gleed echter van hem af. ‘Moslimgeleerden vertelden dat de strijd in Syrië geen jihad is. Ik respecteerde hen, maar ze hebben me niet veranderd. En het onrecht in Syrië is er niet door verdwenen’, zegt Amir.
Advocaat Taher Nassar is kritisch over de preventieve aanpak in zijn land: ‘Gearresteerde terugkeerders kunnen islamitische vakken en psychosociale counseling volgen. Maar sommige van mijn cliënten zitten vol haat en werden gemarteld. De repressie en de schending van het recht op een eerlijk proces neutraliseren de poging tot preventie. Jihadisten komen voor “rechtbanken voor de veiligheid van de staat”. De rechter behoort tot dezelfde instelling als de aanklager. Het is theater. Vorige week nog gaf een getuige in de rechtszaal toe dat de inlichtingendienst hem had omgekocht om een valse verklaring af te leggen.’ In 2007 kregen 27 gevangenen religieuze lessen. In 2008 waren dat er 32. Ongeveer de helft werd niet “gederadicaliseerd”. Recente cijfers zijn niet bekend.
Er zijn genoeg salafistische geleerden die de jihad in Syrië in twijfel trekken en die kunnen helpen bij “deradicalisering”. De vraag is of deze imams de jongeren nog wel bereiken. ‘In dit land heb je groepen met eigen ideologen die fatwa’s over de jihad uitvaardigen en preken op internet’, vertelde imam Mahmud Sabbah van de grote Omar moskee in Zarqa, in het bijzijn van vijf leden van de inlichtingendienst. Volgens de salafistische stroming die hij aanhangt, moet jihad vandaag worden ingevuld als islamitisch missionariswerk. Hij raadt Europese moslims dan ook af om in Syrië te vechten.
‘De Levant is vandaag een land van jihad, belangrijker dan Afghanistan ooit geweest is. We wissen de koloniale grenzen uit en herstellen de glorieuze natie van weleer’
Amir al-Hujuj radicaliseerde niet in Syrië, zoals inlichtingendiensten wel eens vrezen, maar in Jordanië. Het martelaarschap voor de heropbouw van het kalifaat raakte verankerd in zijn hart sinds zijn neef hem meenam naar martelaarsfeesten voor gesneuvelde Jordaanse jihadstrijders. ‘De Levant is vandaag een land van jihad, belangrijker dan Afghanistan ooit geweest is. De meeste buitenlandse strijders bevinden zich daar! Het behoort toe aan alle moslims. We wissen de koloniale grenzen uit en herstellen de glorieuze natie van weleer’, hoorde hij geleerden zeggen.
Het gaat erin als zoete koek: Amir leerde nooit degelijk lezen en deze geleerden brengen hem nu kennis bij. Zijn leven lijkt hem onbeduidend en de vruchten van jihad zoveel groter dan het fruit dat hij elke dag – in militaire salafi-jihadi outfit – tegen zijn zin op de markt verkoopt. Diep in zijn hart weet hij dat hij gelijk heeft en dat iedereen die hem van het tegendeel wil overtuigen lafheid met redelijkheid verwart, zoals Abdullah Azzam in zijn standaardwerk over jihad, Join The Caravan, schreef.
“God Bless Our Home, Palestine”
Die avond staat Amirs blik op oneindig als vader en oom genieten van mansaf (rijstschotel met kip) in de haast koninklijke woonkamer van hun huis. Aan de muur prijkt een kader met het opschrift “God Bless Our Home, Palestine”. Amir serveert koffie in wit gewaad en militair vest.
‘Ze maken je wijs dat ze de grenzen kunnen aanpassen, maar kijk toch naar de toekomst. Palestina voor Palestijnen, Israël voor Israëli’s, Jordanië voor Jordaniërs’, knikt zijn vader liefdevol. ‘Wat zeg je daar?’, komt de oom tussen. ‘Met Hamas gaan we voor heel Palestina. Als de grenzen met Palestina open zouden zijn, zou Amir daar vechten. Maar mensen met een politiek project misleiden hem naar Syrië.’ Geen enkel woord heeft impact op de jongen. Hij voelt de magneet van de karavaan, en voor ballingen in Jordanië zijn enkel ISIS of Jabhat al-Nusra in de aanbieding.
Alleen het uitzicht op een oplossing voor Syrië en Palestina zal deze onstuimige jongen deradicaliseren, tenzij zijn familie hem ervan overtuigt dat geweld niet de beste manier is. Maar elke poging kan een averechts effect hebben.
Terwijl de ouderen palaveren, is Amir in gedachten in Syrië, waar moedjahedien de daad bij het woord voegen. Hij hoorde immers van salafi-jihadi geleerden dat Hamas en de Moslimbroeders faalden omdat ze geloven in een “ongelovige democratie” en vernederd worden in Palestina, Egypte en Jordanië.
Amir voelt zich als een betrapt dier. Sinds hij na zijn mislukte emigratiepoging werd vrijgelaten, staat hij weer elke dag achter zijn fruitstand. ‘Kijk rond je: Egyptenaren, Pakistani’s, Syriërs, Palestijnen; alle problemen komen in deze soek samen. Zonder sterke inlichtingendienst zou alles ontploffen. Het is kiezen tussen status-quo of anarchie’, drukt de plaatselijke slager, zelf Palestijn, hem op het hart. Amir is niet geïnteresseerd in jihad tegen de Jordaanse staat. ‘Mijn broer is soldaat in het leger. Sommigen zouden hem daarom ongelovig verklaren, ik niet. Maar Bashar Assad onderdrukt de moslims, daar is jihad verplicht’, roept hij uit.
‘Je bent een goede jongen die tegen onrecht wil strijden, maar je weet niet hoe’, plaagt de slager. ‘Ik weet wel hoe: jihad!’, houdt Amir vol. Een Syrische jongen, die deserteerde en hier bij de slager werkt, noemt de moedjahedien kanonnenvlees. Het vuur in Amirs ogen licht op. ‘Jij ontloopt je plicht tot jihad in eigen land. Daarom moeten emigranten naar het land van jihad trekken. Moge God je leiden’, roept hij nog, waarna hij achter zijn fruitstand gaat staan en de Syrische jongen het vlees begint schoon te maken.
Van fedayien tot moedjahedien
Verderop, aan het busstation van Zarqa, tref je potentiële Syriëstrijders gewoon op straat. Je herkent ze aan baard en camouflagebroek, kentekens van gelijkgestemden in de onzichtbare karavaan. Mahmud ‘Abdallah zit met een andere man achter een informeel standje met kinderschoentjes. Achter hen het Palestijnse vluchtelingenkamp, aan de overkant de inlichtingendienst en een portret van de koning. Telkens Mahmud iets verkoopt, schrijft hij de zuurverdiende dinars zorgvuldig in zijn notaboekje, druk verder pratend over de omverwerping van regimes van Afghanistan tot Israël.
Jihadist bij ISIS in de kamer van zijn dochtertje. ‘Soms kleed ik haar in jihad-outfit.’ © Xander Stockmans
In een bouwvallig kamertje in het kamp, onder de vlag van ISIS, bekijken ze gruwelvideo’s van de oorlog niet ver hiervandaan. Stilzitten werd een bron van vernedering, de wapens opnemen een bron van trots. Plots laat Mahmud een bom vallen: ‘Mijn droom is om in Syrië een zelfmoordaanslag uit te voeren.’ Zijn kompaan knikt goedkeurend. Een dag later staat Mahmud in de kinderkamer van zijn driejarige dochtertje Bisan, genoemd naar de Palestijnse stad waaruit zijn voorouders werden verdreven. ‘Soms kleed ik haar in jihad-kledij’, zegt hij trots tussen het speelgoed en de prentjes met bidinstructies.
Mahmud stoomt de volgende generatie klaar, zelf erfde hij de strijd van zijn vader. ‘Vader werd geboren in een eeuwenoud dorp bij Jeruzalem. In 1948 verdreven de Joden hem naar het vluchtelingenkamp van Zarqa, waar ik ben opgegroeid. Op mijn dertiende kon ik met een Israëlisch visum de al-Aqsa moskee in Jeruzalem bezoeken, de wereld van mijn ouders en voorouders.’ Daarna moest hij terugkeren naar de in de lucht hangende stank van rioolwater en vernedering in het kamp.
Vandaag pronkt de al-Aqsa moskee enkel boven zijn voordeur en in zijn hart. ‘Mijn vader heeft gestreden om die wereld terug te krijgen. Hij was lid van de fedayien, maar de Jordaanse overheid – politie van Israël – arresteerde en martelde hem.’ De fedayien, of “zelf-opofferaars”, waren een links-nationalistische militie om Palestina te bevrijden. Sinds de jaren tachtig kwam het islamisme in de plaats als grootste verzetsideologie en dat is te danken aan de Palestijnse theoloog Abdullah Azzam: hij predikte verzet tegen bezetters van eender welk islamitisch land als de plicht van elke moslim. De bevrijding van de islamitische wereld werd een voorwaarde voor de herovering van Palestina.
‘Mijn vader verloor de strijd omdat hij zonder geloof streed. Ik heb begrepen dat we niet enkel om grond moeten vechten, maar om waarden: het Woord van God.’
35 jaar later schemert dit idee door in Mahmuds woorden: ‘Mijn vader verloor de strijd omdat hij zonder geloof streed. Ik heb begrepen dat we niet enkel om grond moeten vechten, maar om waarden: het Woord van God.’ Daarom is hij vandaag geen lid van de seculiere fedayien, maar van de religieuze moedjahedien. Maar waarom dan bij ISIS?
De volgehouden propaganda, dat ISIS’ ogen gericht zijn op Jeruzalem, heeft impact op Mahmud. Maar vooral: zijn kompaan vocht met Abu Musab al-Zarqawi bij al-Qaeda in Irak, de vorige halte van de jihadkaravaan. Het is die groep die zich transformeerde tot ISIS.
Tien jaar geleden splitste de jihadkaravaan toen Abu Muhammad al-Maqdisi zijn leerling al-Zarqawi bekritiseerde omdat diens gruwelijke aanpak in Irak het imago van de jihad besmeurde. Daarom kent Mahmud vandaag niet eens Dr. Munif Samara, die Jordaanse strijders tot bij Jabhat al-Nusra brengt. In zijn rekruteringswerk moet Dr. Samara opboksen tegen de heldenstatus die al-Zarqawi geniet binnen de Bani Hassan stam, waarvan vele jongeren bij ISIS strijden. Dat is tastbaar in Russeifah.
Een apolitieke salafist weet te vertellen dat hier onlangs tientallen achtergebleven vrouwen en de kinderen in één klap weduwe en vaderloos werden toen mannen uit dezelfde wijk tegelijk sneuvelden. 300 van de om en bij de 1200 Jordaanse Syriëstrijders komen uit Zarqa en Russeifah. Nooit eerder mobiliseerde de karavaan zoveel strijders van de Jordaanse salafi-jihadi beweging.
De jihadkaravaan reist in verdeelde slagorde verder, maar over één zaak zijn alle jihadisten het eens: de moedjahedien in Afghanistan waren destijds enkel “mondiale helden” omdat ze tegen de vijand van het Westen vochten: de Sovjets. ‘De moedjahedien in Irak en Syrië noemen ze “terroristen” omdat ze het Westen zelf bedreigen. Alleen daarom durven vele geleerden niet tot jihad oproepen. Wij laten ons niet tegenhouden door die geleerden van de sultans, die onder het koloniale systeem werken’, zegt Dr. Munif Samara.
66-jarige vluchteling: ‘Nooit zal ik Palestina opgeven, maar de jihadisten misleiden onze jongeren.’ © Xander Stockmans
De karavaan komt thuis
In een kantoor van de inlichtingendienst in Amman zitten twee mannen onder de haast religieuze portretten van de koning, vader en zoon. ‘Misschien zijn jullie wel informanten voor Jabhat al-Nusra’, zegt één van hen. Uiteindelijk laten ze toch in hun kaarten kijken: ‘Wat als Jabhat al-Nusra een stad als Deraa overneemt en er een uitvalsbasis van maakt om Jordanië aan te vallen? We weten dat ze hier een islamitisch kalifaat willen oprichten.’
Ironisch genoeg heet de straat van de inlichtingendienst Khilafa al-Rashidun, het rechtgeleide kalifaat. Het kantoor is vandaag een versterkte burcht omringd door wachttorens en soldaten. Het is ook deze straat die Jordaanse ISIS-strijders dreigden aan te vallen toen ze op YouTube hun Jordaans paspoort verbrandden. Komt de karavaan met een wervelwind naar Jordanië? Of is ze er al? Onlangs zwoer een militante groep uit de zuidelijke stad Ma‘an de eed van trouw aan de leider van ISIS: ‘Deze staat bestrijdt de jihad om Israël te beschermen, en is daarom ongelovig. Soldaten, veiligheidsagenten, als jullie niet terugkeren naar de islam rest tussen ons enkel het zwaard.’
Dr. Samara raadt Belgische moslims af ISIS te vervoegen. © Xander Stockmans
De zwarte vlaggen van Jabhat al-Nusra in Deraa zijn op een heldere dag zichtbaar vanuit Jordanië en Israël ‘Wij zijn niet van plan om nu geweld te gebruiken in Jordanië. Maar hoe meer ze ons tegenhouden, hoe meer Jordanië op onze radar komt’, zegt Dr. Munif Samara. Hetzelfde geluid hoor je bij Belgische Syriëstrijders over het Westen. Toch zal de karavaan van terugkerende jihadstrijders in het Westen niet per se een gewelddadig aangezicht hebben, wel zal ze de ideologie verspreiden. En als de nacht van uitzichtloosheid ondraaglijk wordt, zullen misschien zelfs oude cynici zich aansluiten.
Een oude man in het vluchtelingenkamp van Russeifah schreef zijn levensverhaal neer. In zijn ogen staan de tranen van de jongen die in 1948 uit zijn Palestijns dorp werd verdreven. ‘Mijn kinderen mogen nooit vergeten dat ik ooit een rijk man was. Moge God hen vernederen die ons uit Palestina hebben gegooid’, zegt hij in zijn armoedig kruidenierswinkeltje. ‘Maar dat de salafi-jihadi’s Jeruzalem gaan bevrijden? De zoveelste leugen die ze ons Palestijnen verkopen.’
De oude man heeft alles gezien, jongeren raken sneller verleid door de nieuwste aanbieding. Hun levens zijn een gevangenis, de jihadkaravaan een uitweg. Herinneringen en wraakgevoelens reizen mee, van generatie tot generatie.
Bekijk hier een fotoreportage over Jihadisten in Russeifa, Jordanië en over de Palestijnse Intifada in Syrië