Hoe sterk is de eenzame strijder tegen nepnieuws en haattaal?
De leugen rendeert
Kan je nepnieuws grondig aanpakken zonder aan het businessmodel van Facebook te tornen? Tine Hens ging op bezoek bij de nepnieuwsjagers in Berlijn en Brussel. ‘Het is moeilijk om te weten wat het effect is van je werk als je geen zicht hebt op het algoritme achter de newsfeed.’
President Trump zit samen met de oprichters van Paypal Peter Thiel en CEO van apple Tim Cook tijdens een ontmoeting in New York met de tech-reuzen uit Silicon Valley
© Shannon Stapleton / Reuters
‘Nepnieuws is problematische inhoud die we niet willen in onze gemeenschap’, vertelde Mark Zuckerberg begin november aan aandeelhouders en investeerders. De vraag is of je nepnieuws wel grondig kunt aanpakken zonder aan het businessmodel van Facebook te tornen. ‘Het is moeilijk om te weten wat het effect is van je werk als je geen zicht hebt op het algoritme achter de newsfeed’, zeggen de mensen die dagelijks de informatiestroom op Facebook afdreggen naar nepnieuws.
In een gerenoveerd pakhuis in Berlijn, halverwege de Spree en het Volkspark Friedrichshain, op een boogscheut van het Computerspielemuseum, boven een koffiebar en onder een pension, bevindt zich de redactie van Correctiv, een onlinemedium voor onderzoeksjournalistiek. Sinds begin dit jaar ploegen vier journalisten hier voltijds door de bagger van het internet, ze filteren, ontkrachten onzin en checken de feiten.
Echt Jetzt heet het factcheckteam van Correctiv, en ook al zit de zoektocht naar waarheid en wat echt is in het DNA van Correctiv, dat vier mensen zich actief bezighouden met het uitpluizen van de brij aan valse berichten is te danken aan een nieuwe en bijzondere wet die deze zomer in Duitsland werd aangenomen. Met het zicht op de verkiezingen keurde het parlement het Netzwerkdurchsetzungsgesetz goed, de “Netwerkhandhavingswet”. Ook wel de Facebookwet genoemd, omdat Facebook nu eenmaal het kanaal is waardoor het meeste nepnieuws zich lustig verspreidt.
Nepnieuws wordt hard bestraft in Duitsland: sinds 1 oktober kan het verspreiden ervan tot 50.000 euro boete kosten.
Sinds 1 oktober van dit jaar riskeren sociale mediasites die niet tijdig de verspreiding van haattaal en nepnieuws inperken een boete van 50.000 euro. Nergens wordt namaaknieuws zo hard bestraft als in Duitsland.
Aanvankelijk reageerde Facebook zoals het gemiddelde containerbedrijf dat te maken krijgt met een grote drugsvangst. Zij konden verantwoordelijk gesteld worden voor de dienst die ze aanboden, niet voor het gebruik of misbruik van die dienst. ‘Deze wet probeert van Facebook een beoordelaar van de waarheid te maken’, zei Richard Allan, vicepresident voor publiek beleid van Facebook in Europa? ‘We voelen ons daar niet prettig bij.’
Technologische neutraliteit
Maar de tijd van je prettig voelen was ondertussen al even voorbij. Na de opeenstapeling van onthullingen over hoe in de aanloop naar de presidentsverkiezingen in de VS – al dan niet door het Kremlin gesponsorde – bots, nepaccounts en valse Facebookgroepen doelgericht nieuwtjes produceerden die de stemming in het voordeel van Donald Trump moesten doen kantelen of kiezers ervan probeerden te overtuigen thuis te blijven, kon Facebook zich niet langer achter de firewall van technologische neutraliteit verschuilen.
Een week na de Amerikaanse verkiezingen sloeg Mark Zuckerberg een even voorzichtig als uitzonderlijk mea culpa in een persoonlijke post op Facebook. ‘Het publiek heeft gelijk te vragen naar de verantwoordelijkheid van Facebook bij de verspreiding van nepnieuws’, maar, voegde hij er voor alle duidelijkheid aan toe: ‘De waarheid onthullen is een ingewikkelde bezigheid.’
Een taak op zich. Iets waar journalisten zich normaal gezien mee bezighouden.
En dus koos Facebook voor de schijnbaar vanzelfsprekende uitweg: die van de outsourcing. In plaats van intern factcheckers en moderatoren aan het werk te zetten met als enige opdracht in de echokamers van mensen in te breken en hen te wijzen op de onwaarachtigheid van berichten die beweerden dat Obama een moslim is of dat Hillary Clinton aan het hoofd van een pedofilienetwerk staat, zette het bedrijf externe samenwerkingen op met gedegen journalistieke organisaties. Zoals Correctiv.
Iedere ochtend ontvangt Jutta Kramm, de coördinatrice van Echt Jetzt, in haar mailbox het twijfelachtige materiaal dat Facebook de voorgaande dag heeft opgevist. Het is aan haar team om uit die “digitale troep” de schadelijkste berichten te selecteren en te analyseren. Het systeem is dat van de klassieke journalistieke methode: kijken wat de bron is, zoeken naar de oorspronkelijke website waarvan het bericht verstuurd werd en feit en fictie uit elkaar rafelen.
In de aanloop naar en de nasleep van de Duitse verkiezingen richtten ze hun aandacht vooral op berichten over alle wandaden die vluchtelingen begaan zouden hebben en op berichten die zich specifiek richten tot de Russische minderheid in Duitsland. Meestal gaat het om de klassieke, lichtjes hysterische verhalen van door vluchtelingen verkrachte vrouwen, maar er zijn er ook vileinere: dat de Duitse overheid massaal onteigeningen plant om vluchtelingen te huisvesten bijvoorbeeld.
Met nepnieuws omgaan moet je leren. Zeker als het bericht van je virtuele vrienden komt.
Dankzij Facebook – waarvan ze geen geld ontvangen, benadrukt Kramm – krijgen ze ook toegang tot de newsfeed van mensen. ‘Het is minder de bedoeling berichten te verwijderen of te censureren dan om op onwaarheden te wijzen en mensen twee keer te laten nadenken. Met nepnieuws omgaan moet je leren. Zeker als het bericht van je virtuele vrienden komt.’
Het is arbeidsintensief werk. De traagheid van het nakijken en aftoetsen – ‘We kunnen het ons niet permitteren een fout te maken, dat ondermijnt onze betrouwbaarheid’, aldus Kramm – staat in schril contrast met de exponentiële snelheid waarmee nonsens over het net uitzwermt. Al geloven we graag dat de waarheid de leugen altijd achterhaalt, op het net is de leugen de waarheid vaak te vlug af.
Bovendien botst iedere poging tot het ontkrachten van nepnieuws op de neiging van ons brein om veel liever te horen wat onze bestaande overtuiging staaft dan wat die ontkracht, ondermijnt of op losse schroeven zet.
Een onderzoek van de universiteit van Yale wees erop dat de tagfunctie die Facebook nu gebruikt om “betwistbare verhalen” te markeren een minimaal effect heeft en zelfs contraproductief is. Toen naast het verhaal over de duizenden Ieren die als slaaf naar de VS waren gebracht het label Fake News verscheen, schoot het verkeer naar het verhaal de hoogte in. De aanmaning ‘Niet delen. Niet lezen’, had het omgekeerde effect. ‘Dat risico bestaat altijd’, geeft Kramm toe. ‘Maar niets doen is geen optie.’
Oogballen vangen
Onzin en leugens rechtzetten in opdracht van Facebook: het is een nobele taak. Maar maakt het sociale mediabedrijf met een marktwaarde van 445 miljard dollar en 2 miljard gebruikers zich er niet erg gemakkelijk vanaf? ‘Zelfs hier wil Facebook niet voor betalen’, twitterde Thomas Bruning, de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, nadat het bedrijf had aangekondigd dat het in Nederland met de nieuwssite NU.nl en de universiteit van Leiden een partnerschap heeft opgezet om nepnieuws op het net te bestrijden.
De vraag is of de ambitie om leugens te ontkrachten die op het netwerk circuleren wel te verzoenen valt met de ultieme bestaansreden van het bedrijf: het vangen en doorverkopen van aandacht – “oogballen” in het vakjargon. Wat Facebook doet is niet vernieuwend, wel de technologie waarmee en de schaal waarop het het doet. Facebook is een reclamebedrijf dat enkel geïnteresseerd is in de hoeveelheid geld dat het kan halen uit de manier waarop gebruikers zich op hun site gedragen. Dat levert hen de data op op basis waarvan Facebook meer over mensen weet dan hun buurman of de overheid. Die data zijn de kostbare grondstof die het doorverkoopt aan de hoogst biedende adverteerder, die zich dan weer kan onderscheiden van de anderen door advertenties op maat te snijden van alle vind-ik-leuks of -niet-leuks die mensen hebben uitgedeeld. Wie die adverteerder is, maakte Facebook tot nu niet zoveel uit.
De aantrekkingskracht van pseudonieuws werkt net zoals die van gepersonaliseerde advertentie. Net zoals men producten aangeprezen door vrienden hoger waardeert, is men geneigd nieuwsberichten van mensen die men vertrouwt voor waar en echt aan te nemen en bereid om ze gretiger te delen. Onderzoek naar de verspreiding van valse nieuwsberichten laat zien dat ze vanuit een kleine cirkel van vertrouwden steevast uitdijen naar de rest van het net, zoals de kringen rond de steen die iemand in de kikkerpoel smeet.
Tepels verboden
De aard van sociale media – door er gebruik van te maken word je deel van het product – blijkt bijzonder kwetsbaar voor alle vormen van desinformatie. ‘Heeft Facebook er belang bij dat de waarheid wordt verteld?’ vroeg de Britse journalist en auteur John Lanchester zich een paar maanden geleden af in The London Review of Books. Of moeten we vaststellen dat ‘er nooit een grotere kloof heeft bestaan tussen wat een bedrijf zegt dat het doet – “verbinden”, “gemeenschappen bouwen” – en de commerciële werkelijkheid?’
Tot nu toe werden op Facebook tepels veel strikter geweerd dan leugens.
Tot nu toe, stelt Lanchester vast, waren de regels voor het bannen van tepels veel strenger dan die voor het weren van leugens. De reden was bedrijfstechnisch: adverteerders – de echte klanten van Facebook – maakten er wel een probleem van als hun product naast een blote borst verscheen, maar maalden niet om het waarheidsgehalte van berichten. Integendeel. De leugens helpen hen op weg naar de klanten die ze wilden bereiken.
Het is de cynische realiteit van een medium dat zich sociaal noemt: de valse verkiezingsnieuwsverhalen werden vele malen vaker gedeeld en bekeken dan de nauwkeurig onderzochte en zorgvuldig geschreven reportages van The New York Times. ‘Dit klinkt niet als een probleem waaraan Facebook snel iets zal willen doen’, merkt Lanchester op. Als reden geeft hij de Wet van Gresham op: als nepnieuws vaker wordt aangeklikt en gratis te produceren is, dan zal het het echte nieuws verdringen. Zeker omdat het echte nieuws mensen ook nog weleens dingen vertelt die ze liever niet horen.
Méér Facebook
Het antwoord van Facebook op een probleem is meestal ontnuchterend eenvoudig: méér Facebook. Op 1 november werd Zuckerberg op een hoorzitting van de Amerikaanse senaat verwacht. Hij stuurde zijn advocaat en deed ondertussen op zijn eigen Facebookpagina uit de doeken hoe hij de toekomst van zijn bedrijf ziet. Nepnieuws beschouwt hij daarbij als ‘problematische inhoud die we niet willen in onze gemeenschap’, maar ook als een technisch euvel dat met de juiste sturing van algoritmen uit de wereld kan worden geholpen.
Mark Zuckerberg: ‘Nepnieuws is problematische inhoud die we niet willen in onze gemeenschap.’
Official White House Photo by Pete Souza (CC0)
Het is een overtuiging die Zuckerberg moet hebben, maar waaraan Kramm twijfelt. ‘Zolang de algoritmen waarmee Facebook werkt niet transparant zijn, krijg je geen zicht op waarom welke berichten bovenaan verschijnen en andere niet.’
Het is een klacht die steeds meer gedeeld wordt door de feitennatrekkers van Facebook. Aan The Guardian lieten journalisten die al maanden pseudonieuws ontkrachten in opdracht van Facebook weten dat ze twijfelen aan de zin van dat werk. Vooral omdat Facebook hen weigert te laten weten welk effect hun werk heeft. Ze worstelden met het onaangename gevoel dat ze gebruikt werden voor een pr-campagne waarmee Facebook vooral de indruk wil wekken dat het de ontmijning van nepnieuws ernstig neemt. ‘Maar,’ argumenteerde een van de factcheckers, ‘ze kopen pr door ons te betalen. Ze doen er alles aan om hun verdienmodel niet te schaden.’
Het is de reden, herhaalt Kramm, waarom ze bij Correctiv geen geld van Facebook aannemen. Ze zijn niet te huur. Ze nemen journalistiek ernstig en die begint met onafhankelijkheid. Correctiv leeft van lidgelden en financiering door stichtingen. Bij Correctiv menen ze dat het antwoord op pseudonieuws niet meer Facebook is, maar betere journalistiek, die zich niet laat dirigeren door de wetten van het klikken. De golf van onzinnieuws is daarbij de crisis die de journalistiek moet aangrijpen om zichzelf opnieuw uit te vinden.
Onafhankelijke nieuwsorganisaties stelden van de ene dag op de andere vast dat hun berichten niet langer in het nieuwsoverzicht van mensen verschenen, maar in een aparte afdeling, de “explore feed”, die niemand kende en die iedereen negeerde.
Het klinkt mooi. De realiteit is weerbarstiger. Wat als de journalistiek zo afhankelijk is geworden van Google en Facebook dat ze zonder die platforms nog amper een kans maakt om te overleven? Wat als Facebook op dit moment de macht heeft een nieuwsorganisatie van de kaart te vegen?
Eind oktober zette Facebook een laboratorium op in zes landen die samen één procent van hun gebruikers vertegenwoordigen en daarom des te interessanter zijn om experimenten te organiseren. Baat het daar niet, dan schaadt het het bedrijf ook niet. Het zijn niet toevallig vaak ook landen met een broze democratie en een weinig divers perslandschap dat zich pas net is begonnen te ontwikkelen. Ook en vooral dankzij Facebook. Journalistieke projecten als Soy502 in Guatemala of KRIK in Slovakije bouwden via Facebook een lezerspubliek op dat zonder het platform ondenkbaar was geweest.
Juist die onafhankelijke nieuwsorganisaties in Slovakije, Guatemala, Sri Lanka, Bolivia, Cambodja en Slovakije stelden van de ene dag op de andere vast dat hun berichten niet langer in het nieuwsoverzicht van mensen verschenen, maar in een aparte afdeling, de “explore feed”, die niemand kende en die iedereen negeerde. ‘We willen zien of dit het gebruiksgemak verhoogt’, liet Adam Mosseri, het hoofd van de newsfeed van Facebook, in een geschreven verklaring weten.
Terwijl voor Facebook de proeftijd nog te kort is om de resultaten van de test te analyseren, was voor verschillende media in deze landen het pijnlijke gevolg na één dag al duidelijk: het bezoek aan hun nieuwssites daalde met zestig procent. Bovendien merkten ze op dat de grote, commerciële media wel nog een plaats hadden in de gewone newsfeed. De reden was eenvoudig: ze hadden ervoor betaald.
Gratis bestaat niet
Larry Page, een van de oprichters van Google en nu aan het hoofd van moederbedrijf Alphabet. Een visionair die enorme bedragen investeert in artificiële intelligentie en gelooft dat de mens gelukkiger wordt als het computerbrein het overneemt
Marcin Mycielski (CC BY-SA 4.0)
Daar zijn we beland: één enkel bedrijf is in staat de wereldwijde stroom aan informatie te regelen of te ontregelen. Dat is niet alleen de schuld van de expansiedrift van Facebook, maar ook van de journalistiek, die zich wel erg gewillig heeft genesteld in het bedje dat de sociale netwerksite voor haar spreidde. Nieuwswebsites beenden de journalistiek uit tot een wetenschappelijke methode die kon voorspellen welke berichten viraal zouden gaan en welke niet. Twee regels bleken cruciaal om mensen te doen klikken: geen nachtmerrieverhalen en een kop die meer beloofde. ‘Je gelooft nooit wat hierna gebeurde’, dat werk.
Daar zijn we beland: één enkel bedrijf is in staat de wereldwijde stroom aan informatie te regelen of te ontregelen.
De schijnbaar eenvoudige toegang tot een nog nauwelijks ontgonnen publiek die Google en Facebook boden, was te verleidelijk om af te slaan voor mediabedrijven die hun advertentie-inkomsten zagen wegsijpelen naar die zelfde twee internetgiganten. Terwijl internet ons eerder al wijsmaakte dat films en muziek gratis zijn, liet Facebook nu uitschijnen dat ook journalistieke inhoud dat is.
Volgens een berekening van The New York Times in 2014 hebben we met de mensheid al 39.757 jaar op Facebook doorgebracht en vijf miljoen jaar gratis arbeid geleverd. Waarom zou je voor een reportage betalen als je ook gratis nieuws kunt consumeren? Maar gratis, zo heeft de epidemie van nepnieuws ondertussen aangetoond, heeft altijd een prijs. Het omgekeerde is even waar: wie degelijke journalistiek wil die opweegt tegen het gemak van nepnieuws, zal erin moeten investeren. Dat laatste is overal een pijnpunt.
Onderbemand, onderbetaald
In de Wetstraat, in de invloedscirkel van de Europese instellingen, houdt het antinepnieuwsagentschap van de Europese Unie kantoor. Het nauwelijks bekende EU vs Disinfo werd in maart 2015 opgericht als de East Stratcom Task Force met als doel door het Kremlin gefinancierde propaganda op te sporen en te ontkrachten. Het team bestaat uit veertien mensen en is sinds zijn ontstaan chronisch onderbemand en onderbetaald. En toch is dat wat je nodig zult hebben als je het meent met een actieplan tegen nepnieuws: mensen en middelen.
‘Mediageletterdheid en kwaliteitsjournalistiek zullen onontbeerlijk zijn.’
Toch keek de Europese Commissie over het bestaande agentschap heen toen het midden november een begin van een actieplan aankondigde. Tot 23 februari kan iedere Europeaan zich aanmelden om suggesties te doen tijdens de Public Consultation on Fake News and Online Disinformation. Met zo’n brede bevraging wil men een beeld krijgen van welke nepberichten de ronde doen, hoe ze zich verspreiden, wat er nu al gebeurt om ze tegen te gaan of te houden en wat er nog meer nodig is. Bij de aankondiging van de grote enquête gaf Andrus Ansip, Europees Commissaris voor de Digitale Eengemaakte Markt alvast te verstaan dat ‘mediageletterdheid en kwaliteitsjournalistiek onontbeerlijk zullen zijn’. Twee dingen die effect hebben op de lange termijn.
Ondertussen produceert het veertienkoppige factcheckteam van de EU iedere dag een rapport met een analyse van het nepnieuws uit Rusland. Over beelden die bewijzen dat de VS stiekem IS helpt. Over hoe het Westen van Oekraïne een nucleaire stortplaats maakt. Over hongersnood in de Baltische staten omdat de Europese Unie een economisch drama is. Eén voor één worden ze ontleed, getraceerd en rechtgezet. Nauwelijks iemand schijnt het ooit op te merken of te lezen.
Want de leugen verspreidt zich sneller dan de waarheid haar ooit kan achterhalen en ontkrachten. En als de waarheid de leugen inhaalt, blijft er altijd een spoor. Niets is ooit helemaal weg op het net.
Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!