Rijke grond, arm dorp: grootschalige onteigening in het hart van de EU
‘Dit is een oorlog om land, Roemenië is het slagveld’
99 procent van de Roemeense boerderijen zijn familieboerderijen, de resterende 1 procent bezit meer dan de helft van de landbouwgrond en ontvangt 70 procent van de subsidies. © Xander Stockmans
Gedwongen door armoede verkopen Roemenen hun gronden aan buitenlandse investeringsgroepen. Lokale bewoners werken in loondienst van de bedrijven aan wie ze hun land verkopen, verhuizen naar de stad of emigreren. De grondroof in de graanschuur van Europa komt hard aan, stelde Pieter Stockmans vast.
‘Geef mij een miljoen euro en binnen twee maanden is het weg. Grond verzamelen is een verslaving. Alleen een boer kan dat begrijpen.’ De adrenaline stroomt nog door het lijf van Frank Depotter, een West-Vlaamse aardappelboer in Roemenië. Hij kocht net 28 hectares voor 140.000 euro. Vorig jaar kocht hij voor 600.000 euro grond.
Door het raam van het vergaderlokaaltje boven de verwerkingsafdeling schijnt de rode gloed van de ondergaande zon over de uitgestrekte velden. Depotter haalt er een kaart bij met alle kavels in de omgeving van Șag, een dorpje van 2600 inwoners.
‘Alle gearceerde kavels zijn al van mij, 2000 hectares. Kijk, dit is een document van een Roemeen die na de revolutie grond terugkreeg van de staat. Hij heeft geen officiële eigendomspapieren, zoals de meeste Roemeense landeigenaars. Ik heb voor hem de registratie in het kadastraal plan betaald. Zo kon ik de grond na zijn overlijden van de erfgenamen kopen.’
Ondoordachte landhervormingen na de revolutie van 1989 schiepen een gepolariseerd landschap: onevenredig grote industriële holdings – de door de sociaaldemocraten geprivatiseerde voormalige grote staatsboerderijen – en vele kleine, niet-geregistreerde lapjes van hooguit twee hectares, de gronden van de coöperatieven die werden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars.
De meesten waren al lang in de stad aan het werk en hadden geen band meer met het land. Machines hadden ze al helemaal niet. En de nieuwe overheid verrichtte nooit landmetingen om de gronden in het kadaster op te nemen. Ze waren bovendien te klein om in aanmerking te komen voor landbouwsubsidies.
‘De trein van grond opkopen passeert nu en ik moet erop springen.’
Voor deze goedkope kavels loopt het storm. FirstFarms, een industrieel landbouwbedrijf uit Denemarken, vat het goed samen: ‘Sterk gefragmenteerde landbouw met potentieel om deel te nemen aan herstructureringsproces waarbij kleinere bedrijven tot grotere, winstgevende eenheden worden samengevoegd.’
Depotter kwam in 2007 naar Roemenië, toen het land toetrad tot de Europese Unie. ‘Veel kavels lagen er onbewerkt bij. We zijn er gewoon beginnen ploegen en na een tijdje kwamen de eigenaars zelf naar ons toe om hun grond te verkopen of te verhuren.’
In 2016 kon hij de verwerkingsafdeling kopen van de Italiaanse aardappelproducent Pizzoli. Arbeiders verpakken aardappelen in dozen om ze te verkopen aan Lidl-supermarkten. ‘De Roemenen die ik in dienst nam, hadden geen kapitaal om hun eigen gronden te bewerken. Dus huren wij ze. Van de huur en het loon dat wij hen betalen, kunnen ze leven, maar hun grond is weg.’
Binnen tien jaar wil Depotter eigenaar zijn van alle gronden die hij bewerkt. ‘Met mijn verhuurders heb ik het recht van voorkoop. Met andere eigenaars tref ik soms een regeling om eerst twee maanden aan mij te verhuren zodat het voorkooprecht aan mij toekomt. Als ik een eigenaar vind die zijn gronden verkoopt, moet ik geen bedenktijd vragen. Dan gaan we meteen naar de notaris.’
‘En de notaris verwijst erfgenamen vaak naar mij door als ze willen verkopen. De trein van grond opkopen passeert nu en ik moet erop springen.’
De Belgische boer Frank Depotter toont de kavels die hij in Roemenië kocht: ‘Ik had geen kapitaal van beleggingsfondsen. In het begin sliep ik op de boerderij. Boeren is mijn passie.’ © Xander Stockmans
Beleggingsmaatschappijen
Dat heeft ook het Deense FirstFarms begrepen. Ze zetten ‘Deense knowhow in om met de productie van gewassen winst te maken voor aandeelhouders’.
Investeringsmogelijkheden in Oost-Europese landbouw noemen ze ‘gunstig wegens de lage lonen, de lage grondprijzen, stijgende grondprijzen voor speculatie, en stijgende politieke interesse in de productie van bio-energie’.
Zoltan Bogre, de Roemeense topograaf van het bedrijf, toont de gedetailleerde kaarten die hij maakt om een strategisch overzicht te bewaren: ‘Dat is mijn werk: alles in kaart brengen om onze grond uit te breiden en aan elkaar te sluiten via aankoop, huur en ruilverkaveling.’
Op Bogre’s schouders rust een zware verantwoordelijkheid. Hij moet de belofte aan aandeelhouders waarmaken: de komende twee jaar het aantal bewerkte hectares verdubbelen tot 8000.
‘Dat we meer subsidies krijgen is toch normaal? Onze investering moet opbrengen voor de aandeelhouders. Lokale boeren investeren gewoon hun eigen geld.’
‘Alleen gefrustreerde Roemenen die geen kapitaal hebben om grond te kopen, noemen dat vandaag nog landroof’, zegt hij. ‘In de jaren ’90, toen de Italianen en de Duitsers supersnel en goedkoop gronden opkochten via allerlei constructies, dat was misschien landroof. Mijn eigen ouders verkochten hun grond voor een paar honderd euro om het inschrijvingsgeld van één jaar universiteit voor mijn zus te kunnen betalen. Maar wat wij doen, is gewoon investeren. En dat we meer subsidies krijgen is toch normaal? Onze investering moet opbrengen voor de aandeelhouders. Lokale boeren investeren gewoon hun eigen geld.’
FirstFarms is een beleggingsmaatschappij op de beurs van Kopenhagen. Bedrijfsleider is Anders Nørgaard, een voormalige bankier uit Jutland. In 2006 brachten 2600 aandeelhouders 63 miljoen euro bij elkaar voor investeringen in Slovakije, Roemenië en Hongarije. De grootste aandeelhouders zijn andere Deense beleggingsmaatschappijen.
De Roemeense boer Constantin Ureche belandde in een conflict over grond met de Deense beleggingsmaatschappij FirstFarms. © Xander Stockmans
Constantin Ureche, een Roemeense boer met 28 hectares naast de gronden van FirstFarms, staat in zijn zondagse kleren voor de orthodoxe kerk van Ghilad, een dorpje van 1800 inwoners. Hij woonde zojuist een herdenkingsviering voor zijn overleden voorouders bij. Zijn dochter biedt ons de gezegende graancake aan, die ze bij dit soort gelegenheden voor familie en vrienden klaarmaken.
Ureche’s buurman gaf één hectare aan FirstFarms in ruil voor drie hectares dichter bij zijn huis. ‘Daar varen beide partijen wel bij’, zegt Bogre. ‘Soms kopen we grond, niet om hem te bewerken, maar om hem in te zetten in ruilverkavelingsonderhandelingen. Die drie hectare waren voor ons minder strategisch dan die ene hectare die ons aaneengesloten land uitbreidt.’
‘Waarom ik dan doorga als boer? Omdat ik geen slaaf in mijn eigen land wil zijn!’
Constantin Ureche heeft minder goede ervaringen met FirstFarms. Het Deens bedrijf investeerde in de eerste schoonmaak van de irrigatiekanalen sinds twintig jaar. ‘Zonder mijn toestemming te vragen, dumpten ze het vuil op mijn land’, zegt hij terwijl hij ons de strook land toont.
FirstFarms werpt tegen dat dit ‘goede grond is die Ureche kan uitstrooien over zijn land’. Maar daar heeft Ureche de middelen niet voor. Al twee jaar verliest hij de oogst van één hectare grond.
Ureche’s huis is een armoedig plattelandshuisje dat aan films over het Vlaamse platteland van de negentiende eeuw doet denken. De confetti van het verjaardagsfeest voor zijn kleindochter ligt nog op de grond. Zijn vrouw stopt het meisje onder in het tweepersoonsbed in de woonkamer. Erboven hangt een wandtapijt van Jezus.
Naast het huis staat Ureche’s enige machine: een tractor uit 1993. ‘Eén van de veertien gloednieuwe supertractoren van FirstFarms is meer waard dan mijn hele boerderij’, lacht Ureche cynisch.
Het volgende plaatsje dat we in de avondschemering binnenrijden, lijkt wel een spookdorp. Tot we het lokale winkeltje-café binnenstappen. Beschonken mannen roepen en tieren, het bier en de palinka vloeien rijkelijk.
Een boer met modderlaarzen stormt het lokaal binnen: ‘Belastingen op alles en nog wat! De banken geven geen kredieten of alleen tegen belachelijk hoge rentevoeten van 12 procent! De buitenlanders krijgen van hun banken kredieten tegen 2 procent! Ze kopen alle grond op en doen de grondprijzen stijgen en de graanprijzen dalen! Ik krijg een honderdste van hun subsidies! Aankoop en onderhoud van machines, te duur! Kunstmest, te duur! Waarom ik dan doorga? Omdat ik geen slaaf in eigen land wil zijn!’
Constantin Ureche met zijn dochter en kleinkinderen © Xander Stockmans
‘De Belg en de Oostenrijker’
Twee boeren bouwen een houten schuur voor de schapen. Achter hen uitgestrekte weilanden tot aan de horizon.
‘Ik heb een boerderij van twintig hectares, maar geen geld om machines te kopen’, roept Dragić Miškov boven de elektrische zaag uit. ‘Ik werk als toezichthouder voor de Oostenrijker in Orțișoara. Hij betaalt me het minimumloon. Ik vind dat niet leuk, maar ik heb een gezin te onderhouden.’
De Oostenrijker is Helmuth Kulterer. Volgens cijfers van het overheidsagentschap dat de Europese landbouwsubsidies in Roemenië beheert, is zijn bedrijf Ineu de op 22 na grootste landeigenaar. Ze hebben ongeveer 7000 hectare in de buurt van Orțișoara. In 2016 ontvingen ze meer dan een miljoen euro Europese landbouwsubsidies.
In het dorpscafé van Orțișoara slurpen oude mannen met rode neuzen aan hun bierfles.
— ‘Heb jij niet verkocht aan de Oostenrijker?’, roept een man.
— ‘Ja, en aan de Belg’, zegt Titel Stanic. Stanic verhuurt 27 hectare aan “de Belg” en verkocht er 33 aan Ineu. De Belg blijkt de West-Vlaamse boer Rik Brusselle te zijn, die hier in 2014 het bedrijf Bruholand oprichtte.
‘Vijftien jaar lang heb ik dat land bewerkt’, declameert Titel Stanic terwijl hij de laatste slok bier achterover slaat. ‘Maar in 2007, toen veel bedrijven met hun moderne technologie kwamen, moest ik het opgeven.’
Stanic neemt ons mee naar de gronden die hij aan Ineu verkocht. Op het land staat een opslagplaats. Maar die blijkt geen eigendom meer van Ineu. Het Oostenrijkse RWA Raiffeisen Agro Romania kocht ze in 2016 van Ineu.
Ineu had in 2011 gronden rond Orțișoara gekocht ter waarde van 4 miljoen euro. In 2016 was dat teruggelopen tot 870.000 euro. ‘Ze kochten de gronden om ze bij stijgende grondprijzen door te verkopen’, zegt Attila Szocs, directeur van de boerenorganisatie Eco Ruralis.
‘Het Roemeense platteland wordt een wingewest van de internationale markt. Maar wij willen dat agro-exportmodel niet.’
‘Roemenië is de EU-lidstaat met de snelst stijgende grondprijzen. Dat Roemeense grond als koopwaar verhandeld wordt door makelaars en speculanten vind ik angstaanjagend. Roemeense eigenaars staan beslissingsmacht af over wat er met hun gronden gebeurt. Eerst worden ze geconcentreerd bij gesubsidieerde, beursgenoteerde bedrijven; dan beslist “de markt”, aangestuurd door politieke signalen, waarvoor ze gebruikt worden.’
‘Dat is niet zo heel anders dan in het communistische model. Het Roemeense platteland wordt een wingewest van de internationale markt. Plots hebben we bio-energie nodig. En dan loopt het storm op Roemeens land om die gewassen te produceren. Morgen is het iets anders. Wij willen soevereine lokale economieën in plaats van een agro-exportmodel.’
Om fragmentatie tegen te gaan, stimuleert de Roemeense regering kleine landeigenaars om hun gronden te verkopen, maar beschermt ze lokale kopers niet tegen kapitaalkrachtigere buitenlandse kopers.
Een arme bevolking heeft niet de middelen om zich te verzetten tegen overname door de agro-industrie. Titel Stanic heeft geen spijt dat hij zijn gronden heeft verkocht. Zijn pensioen is amper 190 euro per maand.
Gianvito Pantalea van RWA Raiffeisen Agro Romania zegt, in eigen naam, dat hij de onevenredig grote schaal van de agro-industrie in Roemenië betreurt, maar dat landconcentratie ons wapen is om de competitie met de Chinese landbouwreuzen aan te gaan die anders heel Europa overnemen.
Aan de voet van de molens van Carani, de grootste van Zuidoost-Europa, ligt Carani, een dorpje met 1700 inwoners. © Xander Stockmans
7 miljoen euro subsidies voor Libanese maffia
Reuzen komen ook uit het piepkleine Libanon. Voor een winkeltje in Orțișoara staan twee vrachtwagens van Maria Group. De chauffeurs drinken koffie in de januarizon. ‘Die Arabieren hebben zoveel land, maar betalen ons het minimumloon’, klinkt het meteen boos.
Graanreus Maria Group hoort bij het imperium van Jihad El Khalil, de op drie na rijkste landbouwer in Roemenië. El Khalil heeft één boerderij van 20.000 hectares. Dat zijn 30.000 voetbalvelden. De gemiddelde omvang van een Europese boerderij is 15 hectares.
Dankzij contacten met de sociaaldemocratische partij konden Libanezen met Roemeense nationaliteit in 1991 een van de grootste voormalig communistische boerderijen huren van de staat. Tegenwoordig produceert de boerderij jaarlijks 300.000 ton granen. Alle bedrijven van El Khalil maken samen een jaarlijkse winst van ongeveer 7 miljoen euro.
Onlangs greep hij de kans om ook in West-Roemenië in één klap duizenden hectares te kopen. Maar waar? En hoe? De vrachtwagenchauffeurs helpen ons op weg: ‘Ze hebben veel land aan de molens van Carani, op tien minuutjes rijden van hier.’
‘Die Arabieren hebben zoveel land, maar betalen ons het minimumloon!’
Aan de voet van de molens, de grootste van Zuidoost-Europa, ligt Carani, een dorpje met 1700 inwoners. Marian Prodea is aan het werk op zijn boerderij. Bij een tafel vol verse kaas en gepekelde groente vertelt hij wat hij begreep van het verhaal van belastingontduiking en ondoorzichtige structuren van zusterondernemingen.
In 2006 pompte het Duitse investeringsfonds Aton Group 200 miljoen euro in de oprichting van een Roemeens filiaal: Aton Transilvania. De oude molens van Carani kochten ze voor 12 miljoen euro – Duits kapitaal, én Europese fondsen uit het speciale toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling toen Roemenië nog kandidaat-lidstaat was.
Met 40.000 hectares beheerden ze een gigantisch landbouwimperium. Tot het Roemeense Directoraat voor Onderzoek van Georganiseerde Misdaad en Terrorisme (DIICOT) de Roemeense bedrijfsleider Nikolaus Mann aanklaagde wegens omkoping van rechters, fraude met Europese fondsen en verduistering van 33 miljoen euro van Aton Group.
Mann werd veroordeeld tot vijftien jaar cel. Aton Transilvania ging failliet, de molens van Carani lagen vier jaar stil.
Silo’s van Carani, beheerd door de Libanese Maria Group. Zij worden vervolgd wegens belastingontduiking ter waarde van 30 miljoen euro en kregen meer dan 7 miljoen euro aan landbouwsubsidies van de EU. © Xander Stockmans
SIFI TM Agro, een zusterbedrijf van het op één na grootste investeringsbedrijf op de beurs van Boekarest, kocht de molens in 2015. Het bedrijf wordt gecontroleerd door een Cypriotisch bedrijf en een Libanees bedrijf met bestuurder Sarkis Elias Sarkis, tevens een van de eigenaars van Maria Group. Maria Group kocht ook 3000 hectares van Aton Transilvania, voor 10 miljoen euro.
De Libanezen hadden al de strategische regio bij de Zwarte Zee, waar ze zelfs een deel van de haven van Constanța controleren. Nu hebben ze ook de belangrijke handelsroutes in West-Roemenië, de graanschuur van Europa die elk jaar gemiddeld 1,5 miljoen ton graan produceert.
Sindsdien daveren hun vrachtwagens over het vroegere dorpsweggetje in Orțișoara – recent verbreed tot de grotere verkeersas waar we hun verongelijkte chauffeurs spraken.
El Khalil pleegde in 2011 zelf fraude en belastingontduiking. Het DIICOT schatte de waarde op 30 miljoen euro en noemde El Khalil “lid van een georganiseerde-misdaadgroep”. Tussen 2008 en 2013 kreeg deze groep – in Roemenië beter bekend als de Libanese graanmaffia – 7,3 miljoen euro aan landbouwsubsidies van de EU.
Familiebedrijf
Roemeense boeren produceren massaal granen omdat de markt deze gewassen vraagt voor de uitvoer. Dat maakt hen kwetsbaar: de prijzen daarvoor worden vastgesteld op de beurs van Parijs.
‘Buitenlandse bedrijven kopen en exporteren de gewassen, geoogst op Roemeense gronden. En dan importeert Roemenië afgewerkte voedingsproducten uit andere landen. Dat is toch te gek voor woorden?’ zegt de jonge Roemeense boer Vlad Rosca bij zijn kerstboom vol koeienkerstballen.
‘Buitenlandse bedrijven exporteren Roemeense gewassen, waarna Roemenië afgewerkte voedingsproducten importeert. Dat is toch te gek voor woorden?’
‘Daarom hebben wij besloten om niet meer alleen de marktgewassen te verkopen aan de buitenlandse bedrijven, maar om zélf afgewerkte producten te maken. Met Europese steun voor jonge boeren bouwen we een moderne runderkwekerij. We gingen aankloppen bij andere Roemeense koeienfokkers. Het idee: laten we een coöperatie beginnen en onze eigen zuivelproducten op de markt brengen! Twee weken geleden is de productie begonnen. Ook Roemenen groeien, hoor. Maar wel langzaam.’ Agro Vlad is een voorbeeld van een relatief succesvolle Roemeense boer. En van een zoon die de boerderij van zijn vader overnam.
Rosca is amper 24, wat hem zeldzaam maakt. Slechts 7 procent van de Roemeense boeren is jonger dan 35. ‘Vader kocht deze boerderij toen ik twaalf was. Elke dag nam hij me mee naar het veld en nu neem ik het na mijn studies van landbouwingenieur van hem over.’
Vlad Rosca kon met Europese steun voor jonge boeren zélf afgewerkte producten op de markt brengen in plaats van enkel marktgewassen te leveren aan buitenlandse handelaars. © Xander Stockmans
De familie Rosca heeft begrepen dat autonomie en onafhankelijkheid van buitenlandse bedrijven de sleutel tot overleven is. Ze hebben nu eigen kapitaal om te investeren in machines en technologie. Alleen de snel stijgende grondprijzen liggen moeilijk.
‘Het zou niet slecht zijn als de Roemeense staat wat meer beperkingen zou inbouwen voor buitenlanders’, zegt Rosca. Ook het rapport van het Europees Parlement beveelt ‘legitieme beperkingen op het vrije verkeer van kapitaal’ aan (zie kader).
Roemenië, de meest ongelijke EU-lidstaat
‘Transnationale holdings concentreren landbouwgronden, de vitaliteit van het platteland verzwakt, het Europese model van familieboerderijen erodeert, jongeren krijgen geen toegang meer tot landbouw.’
Een recente studie in opdracht van het Europees Parlement luidt de alarmklok over landroof in de EU. Schuldige: een combinatie van het vrije verkeer van kapitaal, relatief lage grondprijzen in Midden-Europa, corruptie bij privatiseringen van voormalig communistische staatsboerderijen, en Europese landbouwsubsidies.
Veel bedrijven bezitten weinig grond: 84 procent van de boerderijen in de EU draait nog op families. In Roemenië is dat 99 procent. Maar zij bezitten weinig land en de helft komt niet in aanmerking voor subsidies.
Weinig bedrijven bezitten veel grond: 3 procent van de landbouwbedrijven in de EU bezit de helft van de landbouwgrond en ontvangt 70 procent van de subsidies (2010). In Roemenië, de meest ongelijke EU-lidstaat, is dat 0,4 procent. Een derde van de bewerkte Roemeense landbouwgrond is al in handen van buitenlandse investeerders, terwijl driekwart van de actieve bevolking er afhankelijk is van landbouw.
Als er geen alternatieve banen worden geschapen, kan dit leiden tot een toename van werkloosheid en emigratie. De armoede is het diepst waar de landconcentratie het grootst is, suggereert het rapport.
Florentin is een kleine landeigenaar die grond verhuurde aan Aton Group. Tot overmaat van ramp kwam ook het andere bedrijf waaraan hij verhuurt in financiële problemen: het Duitse Kampo Nova, sinds 2009 actief in Roemenië. In 2016 maakte Kampo Nova 1,2 miljoen euro verlies.
‘Ik verhuur 27 hectare van mijn vader aan Kampo Nova’, zegt Florentin terwijl hij op straat zijn tapijt afklopt. ‘Ze betalen de huur altijd te laat. Ik stapte naar de rechter. Ze moeten hun schulden niet afbetalen met mijn geld. Ik wil het contract stopzetten, maar ze zegden: “Dat kan niet, je vader heeft de clausule ondertekend dat de erfgenamen het land aan ons moeten blijven verhuren.” Mijn vader was oud. Ze lieten hem het contract niet lezen.’
Duitsers in Arad
Op een berg in de buurt van Sântana, in het aangrenzende noordelijke district Arad, zien we de velden waar Hongaarse revolutionairen 170 jaar geleden de onafhankelijkheidsstrijd verloren tegen het Oostenrijkse keizerrijk. Vandaag speelt zich op deze lappendeken van uitgestrekte kavels en kleine, lange strookjes land een andere veldslag af.
Moderne tractors met Duitse nummerplaten bemesten het land. Aan de ingang van het bedrijf waar ze de natuurlijke mest ophalen, hangt een groot bord: ‘Wij kopen en huren land.’ Op een ander bord is te lezen dat het bedrijf, Agro Sanktana, in 2015 silo’s kon bouwen met 808.795 euro uit het Europese landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.
Agro Sanktana is een van de bedrijven van de invloedrijke boerenfamilie Großmann uit het Beierse dorp Vierkirchen. Met een deel van hun kapitaal, verdiend in de Beierse landbouw- en vastgoedsector, richtten ze in 2004 hun eerste landbouwbedrijf in Roemenië op. Peter Großmann werd bedrijfsleider, zijn zoon Georg en voormalig burgemeester Anton Schweiger aandeelhouder.
‘Binnen tien jaar zijn hier geen kleine boerderijen meer. Honderdduizenden hectares landbouwgrond, maar geen boeren. Alleen industrie.’
De eerste drie jaar leenden ze vooral geld om grond te kopen en aanspraak te kunnen maken op Europese landbouwsubsidies. Ze kochten een voormalige staatsboerderij. Aandeelhouders lieten hen jaarlijks driehonderd hectares huren van lokale inwoners. Voor de aankoop van grond en landbouwmachines hadden ze jaarlijks 300.000 euro.
Peter en Georg investeerden ook in Tsjechische landbouw- en vastgoedbedrijven.
Rond 2010 kwam een Duits bedrijf uit Sleeswijk-Holstein, Tar Farming, naar Sântana om met Großmann te concurreren. ‘Beide bedrijven kochten alles wat ze maar konden’, zegt Denis (een schuilnaam, nvdr), eigenaar van een middelgrote Roemeense familieboerderij. ‘In een opbod telden ze tot 10.000 euro per hectare neer. Het lokale gemiddelde is 5000 euro.’
Tar Farming werd opgericht met kapitaal uit de beleggingsmaatschappij Tar Invest. In 2009 richtte Tar Invest een nieuw bedrijf op in Sântana, New Holstein Farming, dat een jaar later aandelen verkocht aan Globinvest. Dat is een bedrijf uit Dubai, geregistreerd in Ras al-Khaimah, het emiraat dat er prat op gaat geen enkele vorm van bedrijfsbelasting te kennen.
Drie jaar later werd Horn Gernot bedrijfsleider van alle zusterbedrijven. Gernot was eerder al bedrijfsleider van Baltic Agrar, een ander landbouwbedrijf uit Sleeswijk-Holstein, dat duizenden hectares bewerkt aan de Oostzee in Noord-Duitsland en Noord-Polen.
Toen de grondprijs in Sântana door de onderlinge speculatie te sterk steeg, vertrok Tar Farming naar een naburig dorp. Daar kochten ze de oude communistische werkplaats voor landbouwmachines. Ze bewerken nu 8000 hectares. De gronden die ze al gekocht hadden in Sântana verhuren ze aan Denis.
‘Zie je hoe klein? Een hectare, twee hectares’, zegt Denis terwijl hij de kavels op zijn smartphone toont. ‘Dit is een oorlog om land en Roemenië is het slagveld. Minder kapitaalkrachtige bedrijven sneuvelen.’
De oudere Simeon Budiu (hier zijn collega, Budiu zelf wilde niet op de foto) heeft geen Europese steun voor jonge boeren en geen erfgenamen die de boerderij willen overnemen. Hij kreeg een bod van een Duitse investeerder. © Xander Stockmans
Emigratie
Großmann is de oude communistische staatsboerderij die hij in 2009 kocht al lang ontgroeid. In 2016 boekte hij een winst van een miljoen euro. De familieboerderij van Denis, begonnen in hetzelfde jaar als Grossmann, werkt tot vandaag met dezelfde infrastructuur als toen. Hun winst bedroeg 55.000 euro.
‘Ons startkapitaal was mijn Roemeens loontje van mijn baan in de stad, geen kapitaal verdiend in de vastgoedsector. We ploegden nog met een paard’, zegt Denis. ‘Tegen 5000 euro per hectare had ik kunnen uitbreiden, maar niet tegen 10.000 euro. Ik kan dus ook geen aanspraak maken op hogere Europese landbouwsubsidies. Zij krijgen voor 4000 hectares meer dan 760.000 euro, wij voor 400 hectares 76.000. Want hoe meer grond, hoe meer subsidies, en dus hoe meer schaalvergroting en winstmarges.’
Er zijn al meer dan een half miljoen Roemenen in Duitsland. Elk jaar komen er ongeveer 120.000 bij. Het is de sterkst groeiende groep EU-onderdanen in Duitsland.
‘Grote bedrijven hebben ook meer hefbomen in ruilverkavelingsonderhandelingen. En met hun hogere winsten kunnen ze verhuurders een hoge huurprijs bieden en meer verhuurders aantrekken dan ik. Ze hebben dus op veel meer grond het voorkooprecht als die verhuurders hun land verkopen.’
Een wegwerker in het dorp had ons naar Denis doorverwezen. Denis vertelt ons in vertrouwen dat deze man sinds 2010 opereerde als tussenpersoon voor Großmann én Tar Farming. ‘Als topograaf kent hij de eigenaars van de kleine kavels in Sântana. Hij ging van huis tot huis om mensen te vragen of ze hun grond wilden verkopen. Voor elke hectare die hij kon binnenhalen, verdiende hij een commissie van honderd euro. Hij verdiende in korte tijd veel geld, terwijl de boeren van Santana de hoge grondprijzen niet meer konden betalen. Je kunt je wel voorstellen waarom dit onderwerp gevoelig ligt in ons dorp.’
Het was waarschijnlijk daarom dat de man grijnsde en aarzelde toen we vroegen of hij mensen kende die grond aan Großmann hadden verkocht.
In 2015 sloot Großmann de duurste landkoop van het jaar: dertig hectares voor meer dan een miljoen euro. Denis weet dat Großmann zijn oog ook liet vallen op de 1000 hectares van de Roemeense boerderij Agromec. ‘Waarom zou ik verkopen? Land is het laatste wat we hebben. Als we dat verliezen, worden we slaven’, zegt eigenaar Simeon Budiu verbitterd.
Maar Budiu heeft geen erfgenamen die de boerderij kunnen overnemen. Op een dag zullen zijn kinderen de boerderij verkopen, om een huis te bouwen of een auto te kopen.
‘Ik denk niet dat ik hen de boerderij zou laten overnemen. Ik wil dat ze gelukkig worden’, zegt Budiu. ‘Ze willen naar het buitenland. Veel inwoners van Santana zijn naar Duitsland geëmigreerd. Binnen tien jaar zijn hier geen kleine boerderijen meer. Honderdduizenden hectares landbouwgrond, maar geen boeren. Alleen industrie.’
Hogere subsidies, meer kredieten en lagere rentevoeten kunnen ervoor zorgen dat meer Roemeense jongeren de boerderijen van hun ouders overnemen. En dus niet emigreren. Maar het zijn Duitse bedrijven en beleggingsfondsen die van de kleine lapjes Roemeense grond concurrerende bedrijven maken. En Roemenen die naar Duitsland emigreren.
Er zijn 554.182 Roemenen in Duitsland en elk jaar komen er ongeveer 120.000 bij. Het is de sterkst groeiende groep EU-onderdanen in Duitsland.
Op de splinternieuwe industriële vestiging van Großmann werken voormalige Roemeense boeren. ‘Mijn ouders hebben hun gronden verhuurd aan Großmann’, zegt een van hen. Hij bewerkt ze nu als werknemer in loondienst voor Großmann. Op de 4000 hectares van Großmann passen 266 familieboerderijen van 15 hectares, het Europese gemiddelde. Dat zijn 266 gezinnen.
Het Duitse bedrijf heeft nu twaalf werknemers.
Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!