Europa en Azië azen op Senegalese vis

Reportage

Fabrieken in West-Afrika verwerken voedsel tot vismeel

Europa en Azië azen op Senegalese vis

Europa en Azië azen op Senegalese vis
Europa en Azië azen op Senegalese vis

Fabian Federl (tekst) & Fabrice Monteiro (beeld)

02 november 2023

Het is een absurde situatie: een viskwekerij verbruikt vaak meer vis dan ze produceert. Want ook die gekweekte vissen hebben eten nodig, en dat bestaat doorgaans uit vismeel. Fabrieken in Senegal beweren dat ze daar enkel afval voor gebruiken, maar de realiteit toont een ander verhaal.

© Fabrice Monteiro

Wie met zijn krat eerst bij de boot is, mag de vis uitladen. Maar die wordt vaak vermalen tot vismeel, en dat kost veel West-Afrikanen eten én jobs.

© Fabrice Monteiro

Elke avond begint Mor Mbengue bij zonsondergang in Kayar aan zijn ronde op het strand, om conflicten op te lossen over een vis die enkele jaren geleden geen cent waard was. Honderden jongemannen staan in het water, tientallen kopers en verkopers, handelaren, bemiddelaars. Iedereen uit Kayar, de tweede grootste vissershaven van Senegal, is hier.

Dat er om sardines gevochten wordt, is nieuw. En de reden daarvoor zijn de Europese consumenten.

Mbengue kijkt uit over zee naar het westen, waar de prauwen aan de horizon verschijnen. De mannen waden met lange passen richting de boten, want degene die als eerste aankomt met zijn krat mag de boot uitladen. Vandaag zijn het sardines, de kleine visjes die je kan vergelijken met haring, het basisvoedsel van Senegal.

Dat er om sardines gevochten wordt, is nieuw. En de reden daarvoor zijn de Europese consumenten. Drie jaar geleden werden sardines nog op het strand gesmeten, waar ze werden opgeraapt door lokale verwerkers die de vette vis droogden en in het binnenland verkochten aan de allerarmsten.

Sardines leveren dierlijke eiwitten aan heel West-Afrika. Vlees en eieren zijn lokaal erg duur. Zeventig procent van de eiwitten van de Senegalese bevolking komt van vis, zelfs in het zeer arme binnenland. Tachtig procent van de vis die daar wordt verkocht, zijn gedroogde sardines. Zonder vis zouden grote delen van de bevolking te kampen hebben met een tekort aan eiwitten.

‘De aanvoer komt in gevaar’, vertelt Mbengue. ‘De vis wordt schaars, er is meer onenigheid.’ Dat komt omdat de sardines die de lokale verwerkers eerst goedkoop konden krijgen, nu nauwelijks te betalen zijn. Omdat er een concurrent is die op de sardines aast: de vismeelfabrikant.

Viskwekerijen

Al enkele jaren worden er meer en meer vismeelfabrieken geopend in West-Afrika, van Mauritanië tot Senegal, Gambia en Guinee-Bissau. Er zijn nu meer dan vijftig fabrieken, en er staat ook er ook één in Kayar. In de fabriek wordt visafval tot meel gemalen en tot olie geperst. De fabrikanten zeggen dat ze van afval visolie en vismeel maken, het wordt voedsel voor de visteelt.

© Fabrice Monteiro

Verkopers laden in Kayar, de tweede grootste vissershaven van Senegal, vers gevangen vis over.

© Fabrice Monteiro

In de mondiale voedselproductie is visteelt de snelst groeiende sector, met een omzet van 160 miljard. Wereldwijd is de helft van de vis voor consumptie afkomstig van viskwekerijen, van aquacultuur dus. Die wordt door natuurbeschermingsorganisaties gezien als de oplossing voor het uitsterven van het leven in de oceanen.

In kwekerijen worden geen bedreigde diersoorten gevangen, is er geen overbevissing en geen bijvangst. De internationale ngo The Nature Conservancy eist dat de mensheid in 2050 het grootste deel van dierlijke eiwitten uit gekweekte vis haalt.

‘De visserij heeft een probleem en aquacultuur is de oplossing’, zegt Barbara Janker, algemeen directeur voor Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland bij het Aquaculture Stewardship Council (ASC), dat instaat voor de certificering van viskwekerijen. De oplossing voor oceaansterfte en overbevissing, en de basis daarvan is de duurzame productie van vismeel uit visafval.

Mor Mbengue vertelt een ander verhaal: de vismeelfabriek verwerkt geen afval, maar verse sardines. De fabriek maalt het eten van de Senegalezen tot vismeel, dat vervolgens wordt gebruikt om het voedsel van Europeanen mee te voeden. De kweek van zalm, tilapia en pangasius, allemaal te vinden in Europese supermarkten, berooft zo de verwerkers van hun werk, de handelaren van hun vis en de armen van hun eten.

De visteelt in Europa en Azië veroorzaakt voedseltekorten in West-Afrika, zeggen vissers, activisten en nu ook Europese politici en wetenschappers.

1000 euro per ton

In de maanden voorafgaand aan ons journalistiek onderzoek nemen we contact op met de Senegalese fabrikanten van vismeel. Van de acht fabrieken is er één Marokkaans, één Senegalees en zijn er vijf Chinees. Alleen van de visfabriek van het Baskische bedrijf Barna S.A. in Kayar ontvangen we een antwoord. We mogen de fabriek komen bezoeken op voorwaarde dat we de naam van de geïnterviewde niet zullen noemen.

De fabriek bevindt zich op een kilometer van Kayar. Ze verspreidt een afschuwelijke geur, waardoor het onmogelijk is door je neus te ademen. De werknemers zijn Senegalees, onze gesprekspartner is een Spanjaard die elke twee maanden naar Kayar wordt gestuurd. Hij geeft ons een rondleiding door de fabriekshallen.

© Fabrice Monteiro

Vier kilo vis wordt vermalen tot één kilo vismeel. Een ton brengt ongeveer 1000 tot 1200 euro op.

© Fabrice Monteiro

De fabriek is volledig geautomatiseerd. In de eerste hal komt het visafval aan, het stinkt verschrikkelijk, maar overduidelijk, naar tonijn. Graten, koppen, blazen en ingewanden liggen in de container. De massa wordt door buizen geperst, verhit, gedroogd en gemalen. Vier kilo vis verandert in één kilo vismeel. Het rolt aan de andere kant van de fabriek van de band en is dan geurloos, ziet eruit als kerriepoeder en bevat ten minste zestig procent eiwit.

‘Barna maakt deel uit van de circulaire economie. We zijn duurzaam.’

Een ton vismeel brengt ongeveer 1000 tot 1200 euro op. Het gaat eerst naar Spanje en vervolgens naar andere Europese landen. Vismeel uit West-Afrika wordt gebruikt in kwekerijen in Duitsland, Spanje en Noorwegen. Het zit in zalm, in forel en in tilapia. Het komt in vele Europese supermarkten terecht.

Van de bedrijfskosten van viskwekerijen gaat ongeveer zeventig procent naar visvoeding. Vismeel zit in álle soorten visvoeding die worden gebruikt voor commercieel gebruik op grote schaal. Het is geen nieuw product. Vismeel en visolie worden al honderden jaren geproduceerd.

Barna heeft twee vismeelfabrieken in Spanje, één in Andalusië en één in Baskenland. Beide fabrieken gebruiken restafval uit de conservenindustrie. Vijftig procent bestaat uit restafval, vertelt de directeur ons, hoofden en organen maar ook vlees en vinnen. De vismeelfabriek gebruikt dit afval. ‘Barna maakt deel uit van de circulaire economie’, vertelt hij. ‘We zijn duurzaam.’

Verantwoord gekweekte vis

‘Aquacultuur heeft veel potentieel om de groeiende wereldbevolking van dierlijke eiwitten te voorzien’, zegt Barbara Janker van ASC. ‘Daar kan geen varken of ander vee mee concurreren’ – want vis is in vergelijking zuinig in grondstoffengebruik. ‘Als we dierlijke eiwitten blijven eten,’ zegt Janker, ‘kan het eigenlijk alleen maar gekweekte vis zijn.’

Het turquoise logo van ASC is te vinden op ongeveer zeventig procent van de visproducten in Duitse supermarkten. We schreven alle grote supermarktketens in Duitsland aan, zij zijn allemaal voor duurzame viskweek. En om die te garanderen, vertrouwen ze uiteindelijk allemaal op logo’s zoals dat van ASC. Volgens Janker staat het voor ‘verantwoord gekweekte vis.’

‘Vismeel en visolie kunnen zeer duurzame en hernieuwbare grondstoffen worden,’ vertelt ze, ‘zolang ze beheerd worden, net als hout of biomassa.’ Goed beheer, dat wil zeggen: gemaakt van afval, niet van voedsel. In Senegal zijn bijvoorbeeld verschillende tonijnconservenfabrieken. Die staan in de haven van Dakar, waar al sinds 1967 ook een Senegalese vismeelfabriek staat.

Maar de vismeelfabriek van Barna staat niet naast de conservenfabriek, wel twee uur verderop. Ze staat wél op slechts vijf minuten van de tweede grootste traditionele vissershaven van het land.

Na meerdere keren vragen krijgen we daar een verklaring voor: Barna heeft de fabriek hier neergepoot omdat dat goedkoper was. En omdat de fabriek ook het restafval van de traditionele vissers wil gebruiken. Afval dat anders op het strand achterblijft of wordt teruggegooid in zee. De vissers worden aangespoord het afval te verzamelen en te verkopen aan de fabriek.

Het strand van Kayar bezaaid ligt met visresten, dat klopt. Maar kun je met enkel restafval vismeel maken dat voor zestig procent uit eiwitten bestaat? Graten en vinnen bevatten ongeveer tien tot twintig procent eiwitten.

De hele sardines komen af en toe in de fabriek terecht. Maar alleen als afval of overschot. Alles wat als ‘afval’ wordt bestempeld, kan naar de fabriek. En wat als afval of overschot wordt gezien, dat bepalen de vissers. Niet de fabriek.

Naar Spanje

‘Om het probleem met vismeel te begrijpen, moet je het globaal bekijken’, vertelt Karim Sall terwijl hij een deur opent in de vissershaven bij Joal-Fadiouth, de grootste vissershaven van Senegal, vijf uur ten zuiden van Kayar. Karim is secretaris-generaal van de haven.

Er staan honderden kratten met vis op de grond: witte zaagbaarzen, tandbaarzen, octopussen en kratten vol sardines. ‘Voor mij als visser zou de vismeelfabriek geweldig moeten zijn,’ zegt Karim, ‘omdat de prijs van de vis stijgt wanneer de vraag toeneemt.’ Maar hij zegt dat er twee soorten vissers zijn: ‘Zij die aan het heden denken en zij die ook aan de toekomst denken.’

© Fabrice Monteiro

In Senegal werken 600.000 mannen in de visserij en nog meer vrouwen in de visverwerking. ‘Sardines geven heel West-Afrika te eten.’

© Fabrice Monteiro

In Senegal werken 600.000 mannen in de visserij en nog veel meer vrouwen in de visverwerking. Er wordt jaarlijks 430.000 ton vis geregistreerd in de havens van Senegal, waarvan een derde hier in Joal-Fadiouth. 97 % van de vis die aan land komt zijn sardines, 1% pijlinktvis en andere inktvis en 2% bestaat uit overige.

Maar die d]3% is goed voor bijna de helft van de inkomsten van de haven, vertelt Karim. De sardines waren economisch nooit interessant voor de vissers. Ze waren het niet waard om te verkopen. Er bestond een informele markt voor, alleen door ze te verwerken kreeg de waardeloze vis waarde.

Sinds de opening van de vismeelfabriek vertrekken er meer en meer mensen.

Bij Joal-Fadiouth ligt ’s lands grootste visverwerkingsstation, meer dan honderd hectare groot en daarmee ongeveer zo groot als het meer van Bütgenbach. Het staat er vol met tafels, kraampjes en hutjes waar vis gedroogd wordt. Er wonen hier ongeveer vijfhonderd Burkinezen, enkele honderden Guineeërs en evenveel Malinezen.

Ze halen de sardines uit de haven en drogen, zouten en fermenteren de vis hier om hem te kunnen transporteren naar hun thuisland. Daar is het vaak de enige goedkope bron van dierlijk eiwit. Zo’n tienduizend mensen leven van dit verwerkingsstation, en volledige regio’s en landen zijn afhankelijk van de productie hier. ‘Sardines geven heel West-Afrika te eten’, zegt Karim Sall.

Als er geen vis is meer, verdwijnen ook de vissers en de verwerkers. ‘Iedereen zal hier zijn baan verliezen’, zegt hij. ‘De Burkinezen, de Guineeërs, de Malinezen en wij ook.’ Karim wijst met zijn vinger en schudt zijn hoofd. ‘En waarom?’, vraagt hij. ‘Zodat degenen die al genoeg te eten hebben, jullie, Europeanen, nog meer kunnen eten.’

Mor Mbengue vertelt dat de fabriek in Kayar mensen dwingt om te emigreren. Elk jaar stappen honderden vissers er in hun prauw, met als doel de Canarische eilanden te bereiken. Tussen 2017 en 2019 vertrokken tweeduizend vissers van Kayar naar Spanje, zegt Mor. Sinds de opening van de vismeelfabriek vertrekken er meer en meer mensen. ‘Al mijn broers zitten in Spanje,’ zegt Mor, ‘en niet één van hen kwam daar op legale wijze.’

© Fabrice Monteiro

De fabriek in Kayar dwingt mensen om te emigreren, zegt Mor Mbengue (foto). ‘Al mijn broers zitten in Spanje.’

© Fabrice Monteiro

Vis kweken kost vis

Alassane Samba, voormalig hoofd van het Oceanografisch Instituut in Dakar, was betrokken bij de opening van de eerste Senegalese vismeelfabriek in 1967. ‘Er waren strikte voorwaarden,’ vertelt hij, ‘en de eerste was: enkel visafval!’ Hij zegt dat inspecties van bij het eerste begin al uitwezen dat er iets niet klopte. ‘We kwamen erachter dat de fabriek verse vis rechtstreeks uit de haven kocht,’ vertelt Samba, ‘en dat gebeurt vandaag de dag nog steeds.’

‘Vis uit kwekerijen zou de oplossing moeten zijn. Maar door de afhankelijkheid van wilde vangst wordt het probleem alleen maar groter.’
Sophie Nedzenski (ngo Changing Markets Foundation)

Maar als iemand komt controleren, wordt er gezegd dat de vis al aan het rotten was. Dan wordt hij wel beschouwd als afval. En veel vissers werken mee. Ze varen twee of drie dagen uit met hun grote prauwen en vangen 15 tot 20 ton vis. Eenmaal terug in de haven is de helft al verrot en dan mogen ze het officieel aan de fabriek verkopen. ‘Alle fabrieken spelen vals’, zegt Samba. ‘Alle vismeelfabrieken in Senegal gebruiken verse vis.’

Sophie Nedzenski van de ngo Changing Markets Foundation vertelt dat ‘33% van de visbestanden wordt overbevist, en dat 60% zelfs aan het maximum zit. Aquacultuur zou de oplossing moeten zijn, maar door de afhankelijkheid van wilde vangst wordt het probleem alleen maar groter.’

Voor elke kilo vis uit aquacultuur gebruiken kwekers meerdere kilo’s vismeel. Zalmen eten tijdens de kweek bijvoorbeeld 15 keer hun lichaamsgewicht aan wild gevangen, verwerkte vis. Dat leidt tot een absurde conclusie: een viskwekerij consumeert meer vis dan ze produceert.

De meeste certificering in de visindustrie wordt verzorgd door Marine Trust. Ook het ASC is afhankelijk van de certificatie door Marine Trust. Volgens een studie gepubliceerd door Changing Markets in 2021 zijn verschillende Marine Trust-gecertificeerde bedrijven betrokken bij illegale visserij voor de productie van vismeel. ‘Het systeem werkt niet’, zegt Nodzenski. Marine Trust ging niet in op onze herhaalde verzoeken om een interview.

Wanneer we Barbara Janker van het ASC hiernaar vragen, zegt ze dat de keten erg complex is. Ze stelt dat het ASC volledige transparantie vereist. ‘Het gaat over documentatie en transparantie. En daar wringt de schoen.’ Er is niet één speler die het kan oplossen, zegt ze, er is regelgeving voor nodig. ‘Ik denk dat we daar de politiek echt voor nodig hebben.’

Europees Parlementslid Caroline Roose (De Groenen) is daar al jaren mee bezig, zondersucces. ‘De gedragscode voor de visserij wordt wereldwijd niet gerespecteerd’, zegt ze. ‘Dus kan ook de herkomst van het visvoer niet worden gegarandeerd. Er is geen sprake van duurzame aquacultuur tot we stoppen met het kweken van vleesetende vissen, omdat die vismeel nodig hebben.’

Een paar maanden na ons onderzoek valt een e-mail uit Kayar in onze mailbox. Mor Mbengue en Maty Ndao, de leider van de vrouwelijke visverwerkers, schrijven: ‘We hebben gevochten tot de Spanjaarden hun deel van de fabriek verkochten.’ Barna Senegal heet nu Touba Protéine en is eigendom van een Senegalees bedrijf.

Mor en Maty hebben Touba namens alle inwoners van Kayar aangeklaagd wegens milieuvervuiling. De rechtszaak stond gepland voor 22 september 2022 in het hooggerechtshof van Thiès, maar begin 2023 werd ze ‘ongegrond’ verklaard. Mor en Maty willen in beroep gaan. De fabriek draait nog steeds.

Dit onderzoek kwam tot stand met steun van de Otto Brenner Foundation.

Vertaling door Esther De Gries

Dit onderzoek werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.