Europa stopt migratie uit Eritrea niet, het effent de weg

Reportage

‘Zolang het politieke systeem niet verandert, houdt Europees geld de dictatuur gewoon in stand’

Europa stopt migratie uit Eritrea niet, het effent de weg

De Europese Unie maakte twintig miljoen euro vrij om de hoofdwegen van Ethiopië naar Eritrea te vernieuwen. Dat zou beide landen ten goede moeten komen.
De Europese Unie maakte twintig miljoen euro vrij om de hoofdwegen van Ethiopië naar Eritrea te vernieuwen. Dat zou beide landen ten goede moeten komen.

Een jaar na het historische vredesakkoord met Ethiopië is de massale exodus uit Eritrea niet afgenomen. De EU hoopt de oorzaken van de migratie weg te nemen door te investeren in nieuwe wegen in de Afrikaanse dictatuur. Maar die wegen worden aangelegd door burgers in nationale dienstplicht, en net die oneindige dienstplicht is de hoofdreden waarom de Eritreeërs hun land verlaten.

Update

Door te investeren in nieuwe wegen in Eritrea, hoopt de EU de oorzaken van migratie weg te nemen. In december 2019 besliste de EU om opnieuw 95 miljoen euro te investeren in Eritrea. Daarvan is 60 miljoen euro bestemd voor het investeringsproject Roads for Peace. In de zomer van 2019 stelde MO* al vast dat de EU zo de oorzaken van migratie niet wegneemt. Integendeel, want het wegenproject houdt de problemen mee in stand. Die wegen worden volgens mensenrechtenorganisaties aangelegd door burgers in dienstplicht, een praktijk die door de VN erkend werd als dwangarbeid. Hoewel de EU stelt dat het niet de arbeid financiert, maar enkel de aankoop van materialen, kon MO* vaststellen dat ook het bedrijf dat instaat voor deze aankopen, gebruik maakt van burgers in diezelfde dienstplicht.

In een compact woonblok in een buitenwijk van de stad Shire hokken een veertigtal jonge Eritreeërs samen. Hier in het noorden van Ethiopië begint voor hen een nieuw leven. Voor de meesten is het de eerste stopplaats, niet meer dan dat. De volgende halte is nog onbekend.

Bijna allemaal zijn ze de laatste maanden aangekomen in Ethiopië, na het vredesakkoord. Hoewel ze aangeven dat er sindsdien niets veranderd is in hun land, belichamen zij zelf misschien een verandering die toch plaatsvond. Zij zijn de tweede generatie vluchtelingen. De Eritreeërs die wachtten tot de kust veiliger was, zij die volgden na de waaghalzen. ‘Sinds de vrede kan je makkelijker het land verlaten’, bevestigen ze. Ze vertrokken omdat het nu gratis en veiliger kan.

Voor de vrede mochten Eritreeërs zich niet vrij verplaatsen binnen hun eigen land. Enkel met een smak geld en hulp van smokkelaars kwam je het land uit. Families investeerden in een vluchter, die als een verkenner het donker werd ingestuurd. In ruil hielp hij of zij vervolgens de familie financieel te overleven vanuit het buitenland.

Niemand weet hoeveel inwoners Eritrea precies telt, want sinds zijn bestaan vonden er nooit volkstellingen plaats. Maar de VN schatten het bevolkingsaantal op 4,5 miljoen. 600.000 Eritreeërs zouden buiten de landsgrenzen wonen. Ook het bruto nationaal product (bnp) van de erg gesloten dictatuur is niet bekend, maar de Eritrese diaspora zou misschien wel voor een derde van het vermoedelijke bnp instaan.

Ze doorstonden daarvoor soms levensgevaarlijke beproevingen. Clandestiene netwerken verhandelden hen via Soedan naar Libië, over de Middellandse Zee tot in Europa. We zagen Eritreeërs figureren in gruwelijke verhalen over kidnappings in de Sinaïwoestijn, Libische slavenmarkten en dodelijke rampen met gammele bootjes. Kifle* is twintig en een van de oudere bewoners van het woonblok. Hij is de enige overblijver van die eerste generatie vluchters. Zelf is hij niet verder geraakt dan de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba.

Drie jaar geleden vertrok Kifle uit Eritrea om de nationale dienstplicht te ontlopen, net als de andere jongeren in het gebouw waar ik hem ontmoet. De vlucht kostte hem toen zeven dagen en drieduizend dollar. Als stadsjongen mocht Kifle de Eritrese hoofdstad niet uit, laat staan het land. ‘Dus investeerde de familie in mij. Vele anderen die samen met mij vertrokken zijn, zitten nu in de VS, Canada of Europa. Anderen zitten vast in Libië of hebben de bestemming misschien niet levend bereikt’, weet Kifle ook. Hij kent de risico’s. ‘Moest het geld er zijn, dan nam ik dezelfde risico’s en waagde ik mijn kans om ook in Europa te raken.’

Shire hangt vol affiches die vluchtelingen ontraden om in te gaan op de aanbiedingen van de ronselende smokkelaars. Kifle glimlacht veelzeggend wanneer ik naar zo een affiche wijs.

Na de vrede de veilige vlucht

‘Nee, ik laat me niet verleiden door de smokkelaars. Ik hoop dat ik via een legale weg naar Canada kan. Daar wonen ooms’, zegt Johanna*. ‘En in afwachting is het hier al beter dan in Eritrea. Hier zijn we vrijer.’ De meeste nieuwe vluchtelingen tonen minder interesse in het aanbod van de smokkelaars. Ze hebben net gewacht tot het veiliger was en lijken ook buiten Eritrea geen zin te hebben in halsbrekende toeren. Net na het vredesakkoord, toen de grenzen werden geopend, stelden organisaties aan de grens een toename van Eritrese vluchtelingen vast. Opvallend meer vrouwen en kinderen waagden nu ook hun kans.

Het laatste jaar middelbaar onderwijs betekent in werkelijkheid een enkele reis naar de SAWA, de militaire academie. Zo start voor iedereen de nationale dienstplicht,maar waar en hoe die zal eindigen, dat weet niemand.

Johanna en Rahel* zijn nichten. Ze huren samen een kamertje in de stad. Vluchtelingen die kunnen aantonen dat ze een sponsor hebben, mogen van de lokale overheid buiten de kampen wonen. ‘De kampen zijn te warm en stoffig.’ Wie kan, verlaat ze zo snel mogelijk. Rahel is zestien en had haar ouders niet ingelicht over haar plannen. Pas na drie dagen, toen ze zich bij haar nicht Johanna had gevoegd, lichtte ze haar ouders in.

Beide meisjes hebben bewust het laatste jaar van het middelbaar onderwijs niet afgemaakt. ‘Dat laatste jaar betekent in werkelijkheid een enkele reis naar de SAWA, de militaire academie.’ Zo start voor iedereen de nationale dienstplicht, maar waar en hoe die zal eindigen, dat weet niemand.

Johanna twijfelde nog even. Misschien zou de vrede echt iets veranderen, hoopte ze. ‘De grenzen werden geopend, goederen uit Ethiopië waren plots beschikbaar op de lokale markt en we konden zelfs een beetje zaken doen. Maar toen sloten ze weer. Zonder uitleg.’ Daarmee verdween voor Johanna de hoop op verandering.

Opnieuw piekte het aantal vluchtelingen. De officiële grensovergangen waren gesloten, maar de natuurlijke grenzen zijn sindsdien onbewapend en bieden nog steeds een veilige uitweg. ‘Onze ouders komen morgen zelfs even op bezoek’, verklapt Rahel. Ze heeft geen afscheid kunnen nemen van haar moeder. Dat hoopt ze nu goed te maken. ‘Morgen rijden onze ouders samen naar de grens. Dan steken ze, net als wij, even de bergen over. En volgende week gaan ze gewoon via dezelfde weg terug. Nu kan het nog, maar morgen misschien niet meer.’

‘En net daarom was het een goed moment voor ons om te vertrekken’, neemt de oudere Johanna weer over. ‘Want mensen bewegen nog wel vrijer, maar we leven niet in vrijheid. Zelfs je huis een laag verf geven mag niet van de overheid. Enkel op de nationale feestdag mag je iets schilderen, en dan in de kleur die de overheid voor je kiest.’

© elien SpillebeenDe Ethiopische stad Shire hangt vol affiches die vluchtelingen ontraden om in te gaan op de aanbiedingen van mensensmokkelaars | © elien Spillebeen

De onverwachte vrede

Eritrea is de meest gesloten dictatuur van het Afrikaanse continent. Sinds het land in 1993 onafhankelijk werd van Ethiopië, regeert Isaias Afewerki er met ijzeren hand. Aanvankelijk werd hij aangeduid als hoofd van een overgangsregering, maar nieuwe verkiezingen vonden nooit plaats. Vandaag is hij niet enkel president, maar ook opperbevelhebber van het leger, voorzitter van het nationale congres en partijvoorzitter van de enige toegelaten politieke partij.

In 1998 ontaardde een grensdispuut over de stad Badme in een oorlog met Ethiopië, die twintig jaar zou duren. Het conflict werd door Afewerki aangewend om de politieke vrijheden steeds meer terug te schroeven. Freedom House, de Amerikaanse ngo die wereldwijd de ruimte voor politieke vrijheden en burgerrechten meet, geeft Eritrea de magere score van twee op een schaal van honderd. Er zijn geen onafhankelijke media, ook buitenlandse correspondenten werden verbannen. Willekeurige arrestaties zijn schering en inslag. Andere politieke partijen dan de regeringspartij zijn verboden en de nationale dienstplicht bepaalt de volledige loopbaan van de burgers.

Die militaire dienstplicht, die voor mannen en vrouwen achttien maanden bedraagt, kan in de praktijk tot in het oneindige worden verlengd. Omdat iedereen een bijdrage moest leveren in de strijd tegen vijand Ethiopië, werden uitzonderlijke omstandigheden ingeroepen. Maar die dienstplicht hield niet enkel het nationale leger op de been, hij diende na verloop van tijd ook om de hele economie van het sterk geïsoleerde land overeind te houden.

Dienstplichtigen worden niet enkel militairen, maar ook havenarbeiders, mijn- en wegenwerkers, bankbedienden en leerkrachten, bakkers en verpleegkundigen. Hun schamele vergoeding volstaat amper om in het eigen levensonderhoud te voorzien. ‘Slavernij’ en ‘een misdaad tegen de menselijkheid’, oordeelden de Verenigde Naties. De Eritrese overheid bepaalt al in de militaire academie de toekomst van haar burgers. Wie wil ontkomen, moet zelf een uitweg zoeken. Het gevolg was de massale exodus.

Met haar Trust Fund for Africa investeert de Europese Unie op het Afrikaanse continent, ook in Eritrea, in projecten die de grondoorzaken van immigratie beloven aan te pakken.

In juni vorig jaar kwam dan toch, nogal onverwacht, de vrede tussen Eritrea en Ethiopië. De nieuwe Ethiopische premier Abiy Ahmed zorgde voor die historische kanteling. Met Ahmed stond voor het eerst sinds lang geen man van de Tigrayminderheid meer aan het hoofd van het land. En het waren net de Tigray die de betwiste stad Badme, op de grens met Eritrea, niet wilden opgeven. Nu zij niet langer de eerste viool speelden, kon de nieuwe premier eindelijk de hand reiken aan Eritrea. Abiy wilde met dit symbolische gebaar zijn daadkracht tonen.

Omdat Abiy de eis over Badme liet vallen, kon Afewerki de uitgestoken hand onmogelijk weigeren. Op 9 juli 2018 ondertekenden beide leiders een gemeenschappelijke verklaring en werd de vrede officieel afgekondigd. Een week later gingen de grenzen open en werd een eerste passagiersvlucht tussen de twee hoofdsteden ingelegd. Eritrese vertegenwoordigers van het regime lieten zich ontvallen dat de militaire dienstplicht in het licht van dit akkoord kon worden herbekeken. Razendsnel leek het plots te gaan.

De EU effent het pad

De Europese Unie reageerde, net als hele internationale gemeenschap, positief. Met haar Trust Fund for Africa investeert de Unie op het Afrikaanse continent in projecten die de grondoorzaken van migratie aanpakken. Eritreeërs wagen niet enkel vaak hun leven om in de EU te raken, voor een kleine land zijn ze ook oververtegenwoordigd in de statistieken van de asielaanvragen. Zolang de politieke situatie niet verandert, is terugsturen geen optie. De vrede bood Europese leiders hoop op het terugdringen van de migratie uit Eritrea, en het fonds werd door de Europese Commissie snel aangeboord.

Begin dit jaar deelde de Commissie mee dat twintig miljoen euro werd vrijgemaakt om Eritrea opnieuw met Ethiopië te verbinden. Het vernieuwen van de hoofdwegen in Eritrea zou naar eigen zeggen beide landen, en zo ook de burgers, ten goede komen. Ethiopië grenst niet aan de zee, maar na de vrede werd aangekondigd dat Eritrea de haven van Massawa snel zou openstellen voor de zuiderburen. De wegen van de grens tot aan de haven zouden in gereedheid worden gebracht. De EU maakt dat financieel mee mogelijk. ‘Dit zal beide economieën een stimulans geven en jobs genereren’, stelt de projectfiche.

De Eritrese diaspora reageerde verbolgen. De Nederlandse stichting Human Rights for Eritreans legde een formele klacht neer tegen de Europese Commissie. ‘Een schending van de mensenrechten en onwettig’, aldus hun advocaat Emiel Jurjens. ‘Voor de uitvoering van dit project wordt dwangarbeid gebruikt, en daar is de EU zich van bewust.’ De Europese Commissie verwijst in de projectfiche zelf naar arbeiders die in nationale dienstplicht zijn en onvermijdelijk ingezet zullen worden voor de aanleg van de nieuwe wegen. ‘Maar, ’ verantwoordt ze, ‘tijdens het overleg sprak de overheid de ambitie uit om de nationale dienstplicht te hervormen, eenmaal er nieuwe jobs gecreëerd zijn.’

Van de ene op de andere dag word je als wegenwerker ingezet, en je weet niet hoe lang het zal duren. Weigeren kan niet, want je staat in dienst van je land.

Hoewel ook de VN de dienstplicht als dwangarbeid bestempelen, ontkent de Commissie dat ze hier met dit project zelf aan bijdraagt. In een schriftelijke reactie aan MO* stelt een woordvoerder van de Commissie dat ‘mensenrechten wel degelijk centraal staan in het beleid. De EU is tegen dwangarbeid en vergoedt met dit project niet de arbeid, maar enkel de aankoop van materialen en werktuigen aangekocht door lokale bedrijven.’

‘Lokale bedrijven zijn altijd minstens voor een deel in handen van de overheid’, bevestigt Daniel*, een vluchteling die twee maanden geleden, na tien jaar dienst, de luchtmacht en dus zijn land vaarwel zei. Het bedrijf dat de materialen aankoopt is Red Sea Trading Corporation (RSTC), ‘ook wel bekend onder de codenaam 09. Elke poot van de activiteiten van de overheid heeft een code. De eerste drie cijfers zijn voor de land-, zee- en luchtmacht. Dan zijn er codes voor de departementen voor communicatie. Import en export van goederen is de 09’, verduidelijkt hij. Internationaal staat die 09 geregistreerd als het bedrijf RSTC, de onderneming die in de projectfiche van de EU werd aangeduid als partner voor de aankoop, en die de Europese centen dus zal besteden.

Maar ook bij dit overheidsbedrijf werken mensen in nationale dienstplicht. Een ouder familielid van een andere jonge vluchteling, Desta*, werkt bij RSTC. ‘In nationale dienst, ’ bevestigt hij. Ze is er al in dienst zo lang hij zich kan herinneren. Zelf weet Desta ook wat het is om als jonge militair plots voor wegenwerken te worden ingeschakeld. Anderhalf jaar lang werd hij ingeschakeld voor de aanleg van een nieuwe brug: ‘De hele dag sleep je met stenen en zakken cement. Van de ene op de andere dag word je als wegenwerker ingezet, en je weet niet hoe lang het zal duren.’ Weigeren kon Desta niet, want hij stond in dienst van zijn land. Na vier jaar, waarvan dus anderhalf jaar als wegenwerker, gaf hij er de brui aan.

De Europese Commissie verwees in haar eigen projectfiche al naar ‘een recente verhoging van de vergoeding van de dienstplicht’, alsof ze leek te anticiperen op de kritiek die zou volgen. Sinds de vrede met Ethiopië is er nog niet aan die vergoeding gesleuteld, dat bevestigt elke vluchteling die we spreken. ‘Twee jaar geleden is de vergoeding voor sommigen wel verhoogd’, kan Daniel ons vertellen. ‘Wij bij de luchtmacht kregen voordien wat meer dan de rest. Dat verschil is toen weggewerkt. Hijzelf kreeg bruto iets meer dan 100 euro per maand, waar netto 76 van overbleef. Daarvan gaat 36 euro rechtstreeks naar je familie. Wie in het militaire kamp verblijft, wat meestal geen eigen keuze is, moet nog eens 18 euro afstaan voor kost en inwoon. In dat geval hou je maandelijks nog 22 euro over.’

‘Dat de EU hoopt met dit project nieuwe jobs te creëren, en dat vervolgens de militaire dienstplicht kan worden afgebouwd, is volgens Daniel wel erg optimistisch: ‘Ik vind het goed dat wegen worden aangelegd. En het is zelfs een goede zaak dat Eritrea dat zelf mag doen, en dat het niet door Chinezen wordt uitgevoerd, zoals hier in Ethiopië. Maar de EU geeft de centen aan de staat. En zolang het politieke systeem niet verandert, houdt dat geld de dictatuur gewoon in stand.’

© Panos Pictures / Stefan BonessIn juli vorig jaar sloten Ethiopisch president Abiy Ahmed (rechts) en zijn Eritrese collega Afewerki (links) een historisch vredesakkoord | © Panos Pictures / Stefan Boness

Verbinding verbroken

Op 11 april gingen de werken van start, schrijft de woordvoerder van de Europese Commissie, en dat bevestigen ook verschillende vluchtelingen. ‘Ja, de weg is vanaf Dekemhare onderbroken door werken, ’ zag ook Daniel. En zo effent Eritrea, met steun van de EU, het pad om goederen van Ethiopië richting Rode Zee te voeren. De werken zouden een jaar moeten duren. Maar of er tegen die tijd effectief goederen de landsgrenzen over kunnen, is maar de vraag.

De feestelijke opening van de grensovergangen vorig jaar beloofde veel goeds. Families die soms meer dan twintig jaar door een grens verdeeld waren, vlogen elkaar in de armen. Nigisti was zestien toen ze met haar kind vluchtte uit het Ethiopische dorp Adi Nebrid. Enkel de bergen scheiden de inwoners daar van Eritrea. Via die bergen komen vandaag nog steeds Eritreeërs het land binnen. Meer dan twintig jaar geleden trok Nigisti de andere richting uit, uit schrik voor haar man. De oorlog maakte een terugkeer onmogelijk. ‘Toen de vrede kwam, ben ik samen met mijn huidige man, een Eritreeër, en de kinderen teruggekeerd. Het was erg emotioneel om na al die jaren mijn familie terug te zien.’

Overal in Adi Nebrid, maar ook in andere grensdorpen, vonden dergelijke taferelen plaats. ‘Families werden herenigd en vervolgens werden ook zaken gedaan’, vult Nigisti’s jongere broer aan. Hij zag in de Eritrese contacten van zijn zus een buitenkans om zaken te doen. Birhane wou frisdrank verkopen in Samboko, waar Nigisti jarenlang had gewoond. Zelf had ze geen zin om terug te gaan. Haar kleine broer voerde dan maar zelf kisten prik de grens over.

Maar de handel, hoe kleinschalig ook, ging kennelijk te veel de ene richting uit, denkt Birhane, want een voor een sloot Eritrea de grensovergangen opnieuw. ‘Ik heb nog kisten aan de andere kant staan. Ik vrees dat ik die niet meer terugzie.’ Zowel Eritreeërs als Ethiopiërs brachten koopwaar van Ethiopië naar Eritrea en geld vertrok vermoedelijk te snel in de omgekeerde richting.

Zonder officiële verklaring sloot Eritrea eenzijdig opnieuw de grens. Het was net na die aankondiging van de EU om wegen te helpen verharden, maar nog voor de werken werden aangevat. Of en wanneer de grens weer open gaat, en of Europa’s nieuwe wegen de economieën van beide landen ook in werkelijkheid zullen verbinden? Dat is onduidelijk. Eritrea’s communicatiediensten richten zich nog steeds niet op de buitenwereld. Het land blijft nog even gesloten voor handel met het buurland. Enkel de migranten blijven vandaag het belangrijkste en voorlopig enige exportproduct.

Alle namen zijn gewijzigd om de identiteit van de getuigen te beschermen

Dit artikel werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine in 2019, getiteld Verliest het middenveld z'n stem? Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.