Europese topambtenaar: ‘Wat wij hier doen, is realpolitik’
Europese angst voor migratie maakt van Niger een ander land
© Arne Gillis
© Arne Gillis
Europa duwt vluchtelingen terug naar waar ze vandaan komen, en dat heeft gevolgen. Om die gevolgen in te schatten, bezocht MO* het West-Afrikaanse Niger – een van de armste landen van de wereld én bevoorrechte partner van het Europese beleid.
Bushalte Rimbo, Niamey. Vanaf de late namiddag komen hier bussen toe uit heel West-Afrika. Moeilijk is het niet om de migranten eruit te pikken. Ze zien er vermoeider uit dan de andere reizigers. Ze kijken wat langer rond wanneer ze van de bus stappen. Hun kleren sjofeler, en ze hebben minder bagage bij dan hun reguliere reisgenoten. Een klein rugzakje, niet meer.
Van een bus uit Mali stappen twee jonge mannen. De ene ondersteunt de andere terwijl ze naar de wasruimte van de aanpalende moskee strompelen.
Na een wasbeurt en een bord eten willen ze gerust spreken. De oudste van het duo heet George, de ziekste heet Godswill. Liberianen.
De verhalen die ze vertellen, krijg je in gelijkaardige toonaarden te horen van zowat elke West-Afrikaanse migrant. Ze doen nog steeds huiveren. George vertelt hoe enkele maanden geleden een vrachtwagen kantelde en verschillende mensen verpletterde. Hoe de smokkelaars de gewonden als honden achterlieten in de woestijn.
Hoe migranten zoals zij systematisch gepluimd worden, zoals daarnet nog, op de bus die hen naar Niamey bracht. ‘Meer dan twintig blokkades, en ze willen overal wat. Bij de laatste controlepost stak de politieagent een vinger in mijn kont om te zien of ik daar nog iets had verborgen.’ Hoe ze al jaren kriskras door West-Afrika zwerven, in de hoop ooit het beloofde land te bereiken. Hoe dat steeds maar weer mislukt.
Europa heeft deze mannen, hier, in de stoffige Rimbo-bushalte, aan de onderkant van de Saharawoestijn, recht in het vizier.
Hoe moe ze zijn.
Zijn maat Godswill zit erbij en knikkebolt. Even later loopt hij naar de wc om over te geven.
Zelf wijten ze hun falen om Europa te bereiken aan Gods ondoorgrondelijkheid. Maar wat deze mannen amper beseffen, is dat Europa hen hier, in de stoffige Rimbo-bushalte, aan de onderkant van de Saharawoestijn, recht in het vizier heeft.
Ook al bevindt het duo zich vooralsnog op duizenden kilometers afstand van het Europese vasteland. Ook al hebben ze tot nu toe ternauwernood een Europeaan te zien gekregen. Ze zijn hongerig en uitgeput – een mentale reuzensprong verwijderd van het Europese ideaal.
In deze regio weeft Europa een web dat slechts één doel heeft. Het moet de kans reduceren dat mensen als George en Godswill ooit voet zullen zetten op Europese bodem.
Godswill en George in het opvangcentrum van Mauro Armanino, Niamey, Niger | © Arne Gillis
Ze beseffen het niet omdat het een onzichtbaar web is. Het is gesponnen uit inderhaast aangenomen wetteksten met Afrikaanse regeringen – waaronder de hunne. Uit trainingsmodules voor grensbewaking. Uit vriendelijke gezichten die je overtuigen om terug te keren naar je moederland. Uit deals met luchtvaartmaatschappijen, die de logistiek daarvan op zich nemen.
En uit geld. Bakken geld. Afrikaanse landen die bereid zijn te fungeren als poortwachter voor Europa, kunnen daar aanspraak op maken. Die externalisering van de grenzen dient twee doelen. Enerzijds: minder bootjes die de Middellandse Zee oversteken. Anderzijds wil Europa dat de Afrikaanse landen in toenemende mate de asielprocedures voor hun vluchtelingen zelf uitvoeren. Dat bespaart tijd en middelen.
Het Niger van president Mahamadou Issoufou is meer dan bereid om zich in dat programma in te schakelen. Zijn regering kreeg tot nu toe al 253 miljoen euro toegestopt.
War on migration (2015 — …)
‘We zitten in een race tegen de klok om het Schengenakkoord te redden’, liet Donald Tusk, voorzitter van de Europese Raad, optekenen in november 2015. De directe aanleiding was een relatief kortstondige piek asielaanvragen, die het Europese project op zijn grondvesten deed daveren.
In spoedoverleg steken de Europese leiders de koppen bijeen en boksen twee pakketten maatregels in elkaar. Het ene pakket zou te boek komen te staan als de Turkijedeal. Het andere pakket heeft betrekking op Afrikaanse landen.
De zuidgrens van Europa verplaatst zich zuidelijker, tot diep in de Sahel. Binnen de Europese grenzen zelf stokte het beleid.
Het onderliggende credo: laten we uitbesteden wat we intern niet kunnen oplossen. In de praktijk betekent de deal dat Europa de landen in zijn periferie gaat betalen om vluchtelingen tegen te houden. De zuidgrens van Europa verplaatst zich zuidelijker, tot diep in de Sahel.
Binnen de Europese grenzen zelf stokte het beleid. Dat is nog steeds goed te zien aan de rafelranden van Europa. Propvolle, mensonterende vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden moeten enerzijds toekomstige vluchtelingen afschrikken, en anderzijds de buitenwereld overtuigen van het nieuwe beleid: ‘Europa zit vol. Hier is geen plaats meer voor meer vluchtelingen.’
Turkije kreeg zes miljard euro toegestopt. De Afrikaanse “partners” ontvingen 4,3 miljard euro via het zogenaamde Emergency Trust Fund for Africa (EUTF). Dat fonds is op papier bedoeld als ontwikkelingshulp en moet ‘de grondoorzaken van migratie tegengaan’. En in ruil moeten de partners Europa helpen om vluchtelingen tegen te houden.
De deals werken – althans naar de maatstaf van de Unie. Sindsdien steken er nog maar sporadisch mensen de Middellandse Zee over. Maar dat zegt weinig of niets over hoeveel mensen vertrekken uit hun landen van oorsprong – en wat er met hen onderweg gebeurt. Inderdaad, luidt de kritiek van mensenrechtenorganisaties: het leed van de vluchtelingen verdwijnt niet, maar wordt onzichtbaar gemaakt.
Europa sponsort intussen de Libische kustwacht, die bootjes vol vluchtelingen “opvangt” en terugstuurt naar het Afrikaanse vasteland. In Libië zelf controleren milities de illegale detentiecentra waar tienduizenden Afrikanen opgesloten zitten, als slaven verkocht en tot prostitutie gedwongen worden.
Hoeveel mensen zitten er vast in de Libische kampen? Hoeveel mensen komen er om in de woestijn? De Europese leiders maken ze de pis niet lauw. Minder bootjes, minder vluchtelingen, en dus minder ondergraving van project Europa.
De ontmanteling van een smokkelnest
Niger heet een “bevoorrechte partner” te zijn van het Europese beleid. Geen enkel ander Afrikaans land heeft meer fondsen uit het EUTF toegewezen gekregen – intussen zo’n 253 miljoen euro.
Dat is geen toeval. Het land is al sinds mensenheugenis het belangrijkste knooppunt op de migratieroute vanuit West-Afrika naar Europa. Centraal in dat netwerk ligt de noordelijke stad Agadez. Die woestijnstad is al sinds de veertiende eeuw zowat de belangrijkste handelsstad in de Sahara.
Ook migranten uit heel West-Afrika passeerden er sinds jaar en dag met drommen tegelijk. De lokale bevolking pikte graag een graantje mee – migranten bijstaan met onderdak, transport en voedsel werd in Agadez beschouwd als een normale economische activiteit. Zelfs de Nigerese staat engageerde zich voor de migranten. Elke maandag werden de transporten naar de Libische grens begeleid door het Nigerese leger.
Zo brachten migranten economische welvaart en stabiliteit naar de afgelegen regio. Desondanks hoeft het niet te verbazen dat het smokkelnest Agadez al snel in het vizier kwam van de Europese Unie.
In 2015 stemde de Nigerese regering de beruchte Wet N°36. Die wet werd erdoor gedrukt onder zware druk van de Europese Unie en installeerde een verbod op wat illegale mensenhandel wordt genoemd. Een jaar lang leidde de wet een sluimerend bestaan, tot ze halverwege 2016 afgedwongen werd.
Elke beweging van niet-Nigerese ingezetenen ten noorden van Agadez werd vanaf dat moment in de praktijk illegaal.
Dat Wet N°36 eigenlijk een andere wet overrulede, en dus eigenlijk illegaal is, was van geen tel. Het regionale ECOWAS-blok, waartoe Niger samen met vijftien andere West-Afrikaanse landen behoort, kent namelijk al sinds 1975 bewegings- en handelsvrijheid voor al haar 350 miljoen inwoners.
Volgens cijfers van UNICEF komen er in Niger elke dag nog steeds zo’n 500 Afrikanen aan die op zoek zijn naar een beter leven in Europa.
Het werd van de ene dag op de andere van tafel geveegd. Maar nefaster voor de lokale bevolking was dat het hele economische systeem van de regio in elkaar klapte. Het gerenommeerde Clingendaelinstituut schat dat de smokkelarij zo’n zesduizend directe jobs opleverde, en indirect nog een stuk meer.
Niet alleen de smokkelaars worden sindsdien geviseerd door de wet, ook de eigenaars van de smokkelauto’s, de uitbaters van de migrantenhuizen (de zogenaamde ghettos), tussenpersonen (c_oxeurs_) en chauffeurs. En de migranten zelf, uiteraard. Per duizenden werden ze naar hun moederland teruggebracht.
Volgens cijfers van UNICEF komen er in Niger elke dag nog steeds zo’n 500 Afrikanen aan die op zoek zijn naar een beter leven in Europa.
Nog steeds. Elke dag. Het enige verschil met vroeger is: het grootste deel laat sinds 2016 Agadez links liggen.
Om de Nigerese grenspatrouilles te ontlopen worden ze gedwongen om dieper de woestijn in te trekken, met de hulp van professionelere of meer gewetenloze smokkelaars. De reis naar het noorden werd zo een stuk duurder, én gevaarlijker.
Agadez mag sinds 2016 succesvol ontmanteld zijn als smokkelbolwerk, als doorn in het Europese oog. Maar de lokale economie is de nek omgewrongen, en er is niemand die nog weet hoeveel mensen er sindsdien zijn omgekomen in de woestijn.
Dat laatste geeft ook Barbara Rijks toe, hoofd van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Niger. ‘We weten het niet’, klinkt het.
Postpakketten
Armanino vertelt hoe hij getuige was van de stapsgewijze criminalisering van migratie.
Dergelijk beleid kan allerminst op de steun rekenen van Mauro Armanino. Deze Italiaanse priester woont en werkt al sinds 2011 in de Nigerese hoofdstad Niamey. Daar heeft hij een opvangcentrum opgericht dat migranten bijstaat met advies en begeleiding. ‘De heilige graal van het Europese vluchtelingenbeleid is de gelijkschakeling tussen migratie, veiligheid en terrorisme’, analyseert hij de ontwikkelingen die tot onder meer Wet N°36 leidden.
Armanino vertelt hoe hij getuige was van de stapsgewijze criminalisering van migratie. En zoals elke strijd, begon ook deze met een veranderend taalgebruik. ‘Vroeger noemden ze hen avonturiers. Dat werd onder druk van de Europese Unie veranderd naar irreguliere migratie. Nog later begonnen ze te spreken van illegale migratie’.
Mauro Armanino, Niamey, Niger | © Arne Gillis
Dat veranderend taalgebruik heeft zo z’n gevolgen. Wie het heeft over illegale migratie, ontkent impliciet dat de betrokkene rechten heeft. Ook al gaat het over een vluchteling die valt onder de bescherming van de Conventie van Genève.
Met de intrede van Wet N°36 rondde de Europese Unie de cirkel. Migratie werd de jure gecriminaliseerd, onder druk van de EU. ‘En dat terwijl het een illusie is om migratie te willen controleren’, stelt Armanino onomwonden. ‘Dat zouden uitgerekend de Europeanen toch moeten beseffen? Zowat de voltallige bevolking van een land als Argentinië bestaat uit nazaten van Europese migranten.’
‘Wat wij hier doen, is in de eerste plaats migranten hun eigenwaarde teruggeven.’
Van de weeromstuit richtte Armanino een eigen opvangcentrum op in Niamey, waar migranten terecht kunnen voor oriëntatie en begeleiding. Als een speld in een hooiberg tref ik er George en Godswill aan, drie dagen na onze eerste ontmoeting in het Rimbo-busstation. Beide heren zijn intussen een illusie armer en hebben beslist om terug te keren naar hun thuisland, Liberia.
In het opvangcentrum krijgen ze advies, wat te eten, een beetje geld. ‘Wat wij hier doen, is in de eerste plaats migranten hun eigenwaarde teruggeven. We luisteren naar hen. We willen hun problemen begrijpen vooraleer we ze behandelen’, klinkt het bij Laurent, die het centrum in de wijk Poudrière beheert.
Daarmee treden Mauro Armanino en zijn medewerkers in directe concurrentie met het VN-gerelateerde instituut dat die taak normaliter op zich neemt in Niger, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Het enige verschil volgens Laurent? ‘Wij behandelen mensen niet als een postpakket.’
Wie gaat kijken naar een IOM-opvangcentrum voor vrijwillige terugkeerders, krijgt zicht op wat Laurent bedoelt. Voor de deur van het centrum Eagle liggen een veertigtal mensen die binnen willen, maar niet mogen. Het grootste deel komt uit Sierra Leone en, alweer, Liberia. Ze liggen al zo’n tien dagen voor de deur en zijn volledig op zichzelf aangewezen.
‘Binnen is er plaats voor 150 mensen, de capaciteit van het gebouw is volledig benut’, klinkt het bij Monica Chiriac, IOM-woordvoerster. Elders in het land zijn er nog andere centra, met in totaal een duizendtal plaatsen.
In de slaapzalen liggen de migranten schouder tegen schouder onder een ventilator. IOM organiseert wel wat dagactiviteiten, maar deze mensen lijken zich vooral kapot te vervelen.
Joel meldde zich enkele weken daarvoor aan bij IOM voor vrijwillige terugkeer, en zit sindsdien in het Eagle-centrum. Wanneer zijn repatriëring zal plaatsvinden, is verre van duidelijk. ‘Het is de uitzichtloosheid die me kapot maakt’, vertelt de jongeman uit Kameroen.
‘Wij zijn een van de weinige vriendelijke gezichten die migranten tegenkomen tijdens hun reis’, vertelt Barbara Rijks, hoofd van de IOM-missie in Niger. De opvangtehuizen in Niamey zijn daar een goed voorbeeld van. Of in Joels woorden: ‘Wij zijn dankbaar voor wat IOM voor ons doet.’
Barbara Rijks, IOM Niger | © Arne Gillis
Het Eagle-centrum is geen paradijs, zoveel is zeker. Maar er zijn dokters aanwezig, psychologen, medicijnen en voedsel. De migranten, niet zelden zwaar getraumatiseerd, kunnen er onder begeleiding op adem komen.
Armanino noemt IOM een ‘multinational van de armoede’.
De vraag is natuurlijk hoeveel comfort je migranten kan geven, in een straatarm land als Niger.
Lange arm van de EU
Vanwaar dan de kritiek van Armanino en Laurent op de organisatie? Armanino noemt IOM een ‘multinational van de armoede’.
Om dat te begrijpen, bekijken we enkele andere activiteiten die de IOM in landen als Niger en Libië ontplooit, onder meer met Europees geld. Daarin schuilt namelijk een perverse logica.
In het oog springen de zogenaamde ‘_search and rescue’-_missies in de woestijn. Die moeten gestrande migranten redden van een onfortuinlijke hongerdood in de woestijn. Maar dat die mensen net dieper en dieper de woestijn in moeten trekken omwille van het EU-beleid, wordt niet in vraag gesteld. Wet N°36 werd er niet doorgeduwd omdat de Nigerezen daar zoveel nood aan hadden – wel integendeel.
Of nog. Vanuit Libië en Niger worden met de regelmaat van de klok chartervluchten ingelegd naar West-Afrikaanse landen. De vliegtuigen zitten vol met ‘vrijwillige terugkeerders’, zoals dat heet. De vraag is hoe vrijwillig dat allemaal is. Hoeveel keuze heeft een Afrikaanse migrant die als slaaf dreigt verkocht te worden in een Libisch detentiecentrum – dat nota bene in stand wordt gehouden met Europees geld?
De baseline? In beide voorbeelden probeert de IOM de perverse neveneffecten te camoufleren van een beleid dat door de Europese Unie wordt afgedwongen op duizenden kilometers van zijn eigen grenzen. Dat camoufleren gebeurt met Europees geld op de koop toe. Onder meer het terugkeerprogramma wordt gefinancierd door het EUTF-fonds, dat de bedoeling had om de grondoorzaken van migratie aan te pakken.
Maar wat heeft een terugkeervlucht van Libië naar pakweg Liberia nu te maken met ‘het aanpakken van de grondoorzaken van migratie’?
‘Migratiemanagement’ of realpolitik
Het EUTF-fonds bestaat uit vier pijlers: economische ontwikkeling, weerbaarheid op gebied van voedselzekerheid, ondersteuning van beleidsmaatregelen en migratiemanagement.
De Commissie pakt graag uit met projecten voor voedselzekerheid in Mali, het versterken van de werkzekerheid voor de Gambiaanse jeugd en zelfs een project om de sociale cohesie te bevorderen in de sloppen van de Oegandese hoofdstad Kampala. Ook in Niger wordt er vanuit deze pijler voor 30 miljoen euro geïnvesteerd in de versterking van de infrastructuur in de landbouwsector.
Stuk voor stuk zijn het projecten waarbij de kans groot is dat ze op lange termijn zullen bijdragen aan de welvaart van de regio. En die ook aansluiten bij de opdracht die het EUTF zichzelf oplegde: de grondoorzaken van migratie aanpakken door ontwikkeling.
Op papier zijn die vier pijlers gelijkwaardig, maar aan de verdeling van de fondsen is goed te zien welk belang de Commissie hecht aan de afzonderlijke pijlers. De grootste brokken bestaan uit 32 procent voor economische ontwikkeling en 28 procent voor migratiemanagement. Specifiek in Niger wordt het verschil financieel wel wat uitgevlakt, maar gaat er toch nog bijna 50 miljoen euro naar deze pijler (van de 253 miljoen).
‘Wat wij hier doen, is realpolitik.’
15 miljoen wordt besteed aan het programma voor vrijwillige terugkeer (SURENI), in samenwerking met het IOM dus. 25 miljoen gaat naar een programma dat observatieposten voor migratie in de woestijn installeert, en dat ‘de gevolgen van migratie voor de lokale bevolking moet verzachten’.
Bij uitstek is dat een probleem dat de lokale bevolking werd opgedrongen – tot enkele jaren geleden draaide de regionale economie op niets anders dan migratie.
Terug in Niamey bevestigt een Europese topambtenaar aan MO* wat iedereen al lang vermoedt: ‘Wat wij hier doen, is realpolitik.’
Deze reportage kwam tot stand met steun van Caritas International. De redactionele verantwoordelijkheid en autonomie is onverkort van tel.