Op 25 januari was het acht jaar geleden dat op Tahrir de Egyptische Revolutie losbrak. Wat heeft die politieke omwenteling veranderd voor de onafhankelijke filmsector in Egypte? De revolutie gaf een positieve impuls, maar omdat de politieke situatie er niet beter op werd, blijft daar vandaag niet veel van over.
‘In the last days of the city’, Tamer El Said
‘Elk regime wil controle hebben over film als kunstvorm, want cinema is een manier om een verhaal of een deel van de geschiedenis te vertellen’, zegt de Egyptische filmmaker Tamer El Said in een telefonisch gesprek over de jarenlange bemoeienis van de Egyptische overheid met de lokale filmindustrie. ‘Uiteindelijk wil elk regime dat films dezelfde boodschap verkondigen als de staat.’
Vanaf de jaren 1970 werd de filmindustrie in Egypte dan wel geprivatiseerd, maar de staat hield een stevige vinger in de pap door een soort van monopolie te creëren: de hele industrie was in handen van een paar producenten en distributeurs die loyaal waren aan het regime. Die controle is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen.
De revolutie werd al in de kunsten vastgelegd terwijl ze nog volop bezig was.
Zelf deed El Said tien jaar over zijn film In the last days of the city. Die gaat over filmmaker Khalid en is zowel een ode als een haat-liefde gedicht aan de stad Caïro. Zes weken voor de Egyptische Revolutie uitbrak, was hij klaar met filmen. Maar omdat hij weigerde de revolutie onderdeel te maken van zijn film, was er weinig belangstelling van producers om de film te financieren. Uiteindelijk kwam de film pas vijf jaar later uit.
Hij werd intussen vertoond op meer dan 150 filmfestivals, maar haalde vanwege censuur nooit de Egyptische bioscopen. ‘Men verklaarde me voor gek om deze film te maken onder het regime van Moebarak, maar ik denk dat er nu al helemaal geen mogelijkheden meer zijn’, aldus El Said.
Van demonstraties tot documentaires
In januari 2011 stonden het Tahrirplein en de straten van Caïro vol met demonstranten, voor wat nu geboekstaafd staat als de Egyptische Revolutie. Na de afzetting van dictator Hosni Moebarak volgden er democratische verkiezingen en werd Mohamed Morsi van de Egyptische Moslimbroederschap verkozen tot nieuwe president.
De revolutie werd al in de kunsten vastgelegd terwijl ze nog volop bezig was. Tekeningen, muurschilderingen, liedjes, foto’s en film waren middelen om de historische gebeurtenissen en het geweld dat hiermee gepaard ging, meteen te documenteren. Er was sprake van een explosie van creativiteit. Niet alleen onder kunstenaars, voor iedereen gold dat er opeens eindeloze mogelijkheden waren om te creëren en te maken.
‘In the last days of the city’, Tamer El Said
‘Plots was er heel veel openheid’, zegt Yasmin Desouki in haar kantoor bij Cimatheque, een culturele hub voor filmmakers en filmliefhebbers in Caïro waar zij artistiek directeur is. ‘Er leefde een groot verlangen om zowel de infrastructuur af te breken als iets nieuws op te bouwen.’ Naast haar zit onafhankelijke filmmaker en producent Maged Nader, die vaak in Cimatheque komt werken. ‘Overal op straat kon je zonder vergunning filmen, zelfs wanneer de avondklok inging. Mensen waren in die periode minder achterdochtig.’
Dankzij de revolutie zette een nieuwe generatie jonge filmmakers haar voet naast de gevestigde filmindustrie
Een van de bekendste films van tijdens de Egyptische Revolutie is The Square (Al-Midan). De documentaire volgt een aantal demonstranten die gewapend met hun camera verslag doen van de gebeurtenissen. Op het Sundance Film Festival won The Square de publieksprijs. Verder haalde de film drie Emmy’s en werd hij genomineerd voor een Oscar in de categorie beste feature documentaire.
Ook The Clash van Mohamed Diab, een andere film over de revolutie, haalde de Europese bioscopen en was een van de openingsfilms tijdens het Cannes Filmfestival. The Clash speelt zich volledig af in een politiewagen tijdens de demonstraties tegen Mohamed Morsi. Tijdens het filmen van een van de rellen, veranderde de set in een real life manifestatie.
Verschillende mainstream beroemdheden vielen mee van hun voetstuk in de wervelwind die de revolutie veroorzaakte. Zo was er acteur Talaat Zakaria, die de demonstranten had vergeleken met honden. Of popzanger Tamer Hosni, die tien dagen na het begin van de revolutie op het Tahrirplein verscheen terwijl hij even daarvoor op nationale televisie een zelfgeschreven lied had opgedragen aan Moebarak en de protesten had veroordeeld.
Demonstranten reageerden op zijn komst met scheldwoorden en verdreven hem van het plein. Een Youtube-video laat zien hoe hij huilend zijn excuses aanbood en zei dat hij verkeerd begrepen werd.
Nieuws op het scherm
Dankzij de revolutie zette een nieuwe generatie jonge filmmakers haar voet naast de gevestigde filmindustrie en gaf ze de onafhankelijke filmsector een positieve impuls.
De rest van de wereld volgde de Egyptische Revolutie met argusogen. Europa en de VS steunden de maatschappelijke veranderingen en stelden fondsen ter beschikking voor educatie, kunst en cultuur. Hun interesse in films en documentaires over de Egyptische Revolutie was navenant. ‘Nieuws op het scherm’, schampert Tamer El Said.
Aan die buitenlandse financiering zat ook een nadeel: ze beperkte Egyptische filmmakers in hun onderwerpkeuze en artistieke vrijheid.
Het leidde tot meer films die gemaakt en gesponsord werden met buitenlands geld, waaronder The past will return (2015) met een Noorse co-producer, Tahrir 2011: the good, the bad and the politician(2011) met een Duitse co-producer, en After the battle (2012) met een Franse co-producer en Franse distributeur.
Maar aan die buitenlandse financiering zat ook een nadeel, merkt Maged Nader op. Volgens hem wilde men alleen films zien over specifieke onderwerpen: revolutie en religie. Het beperkte Egyptische filmmakers in hun onderwerpkeuze en artistieke vrijheid.
Het einde van de euforie
Die hoogtijd zou niet blijven duren. Twee jaar na de demonstraties in 2011 werd er al opnieuw geprotesteerd, ditmaal tegen president Mohamed Morsi. Er was grote onvrede over hoe zijn regering de nieuwe grondwet probeerde vorm te geven. Wat volgde was een coup d’état door het leger onder leiding van Abdel Fattah El Sisi, die later president zou worden.
Zo kwam het gevoel van euforie ten einde, schetst Mostapha Youssef van achter zijn bureau bij productiebedrijf en filmhuis Seen Films. Tegelijk liepen ook de Europese en Amerikaanse investeringen terug. Het buitenland raakte het Midden-Oosten en de Arabische Lente moe en verloor zijn interesse in verhalen over Egypte. Veel financieringen werden teruggeschroefd, tot de fondsen in 2016 bijna volledig opdroogden.
‘Werden er in 2012 bijvoorbeeld nog dertig onafhankelijke films gemaakt, dan zijn dat er nu maar gemiddeld drie per jaar’, zegt Youssef. Zo verschenen in 2018 Yomeddine met hulp van een Franse vertegenwoordiger, Dreamaway met een Duitse co-producer, Ext. Night als een creatie die uit eigen zak is betaald, en The giraffe met behulp van twee regionale fondsen. Yomeddine en Dreamaway zijn de vruchten van jarenlang werk. Nieuwe producties die mogelijk gemaakt worden met buitenlandse fondsen zijn zeldzaam.
Dat ligt ook aan de politieke ontwikkelingen in Egypte zelf. Buitenlandse financiering is een gevoelig onderwerp geworden, en niet alleen in de filmsector. In 2013 werden 43 Egyptische en buitenlandse medewerkers van ngo’s (veelal bij verstek) veroordeeld tot gevangenisstraffen. Ze werden ervan beschuldigd buitenlandse financiering te ontvangen en zo de Egyptische nationale veiligheid in gevaar te brengen. Ngo’s liggen al jaren onder vuur in Egypte. Ook in de filmwereld wordt praten over buitenlandse financiering liever vermeden, uit angst voor de gevolgen.
Sinds het aantreden van Abdel Fattah El Sisi is de onderdrukking van kritische stemmen in Egypte nog toegenomen.
Sinds het aantreden van president Abdel Fattah El Sisi is die onderdrukking van kritische stemmen in Egypte nog toegenomen. Volgens verschillende mensenrechten-organisaties zaten er vorig jaar zo’n 60.000 politieke gevangenen in de cel, tegenover – volgens de New York Times – zo’n 5.000 à 10.000 aan het einde van de regeerperiode van Moebarak.
Platte beurzen
Ook lijdt het land onder een hevige economische crisis, door een IMF-lening van 12 miljard dollar die gepaard gaat met geforceerde economische hervormingen. Die economische neergang besmet alle sectoren, ook de onafhankelijke filmsector.
In de mainstream filmindustrie gaan er dan wel bakken met geld om, maar voor de meeste onafhankelijke filmmakers is geld juist het grootste probleem. Sommige filmmakers en producenten betalen hun producties uit eigen zak. Anderen doen een beroep op een van de twee fondsen in de regio: Culture Resource en het Arab Fund for Arts and Culture, allebei gevestigd in Beiroet. ‘Het gebrek aan geld beperkt je enorm’, zegt Nader. ‘Uiteindelijk moet je ook eten en leven.’
Zelf voorziet de Egyptische overheid geen subsidies voor de onafhankelijke kunsten. Er is evenmin een nationaal filmfonds. Het Ministerie van Cultuur geeft wel geld aan het Nationale Filmcentrum, maar dat verstrekt niet langer beurzen. Een groot deel van het budget wordt uitgegeven aan filmfestivals, zoals het jaarlijkse Cairo International Film Festival (CIFF).
‘In the last days of the city’, Tamer El Said
Het CIFF is belangrijk, zegt Youssef, maar er zijn veel andere kleine filmfestivals die geen waarde toevoegen aan de industrie. ‘Het Ministerie van Cultuur steunt al die festivals, maar voorziet niets voor onafhankelijke productie. Dat is belachelijk, want waar zijn die festivals voor?’
Ook Tamer El Said vertelt dat het extreem moeilijk was om financiering te vinden voor zijn film. Aangezien In the last days of the city niet over de revolutie gaat, was er bij investeerders weinig interesse voor. Een aantal Europese filmproducenten wilde enkel met hem samenwerken als hij materiaal over de revolutie zou toevoegen, maar dat vond El Said artistiek een slechte keuze. Hij bleef volhouden, stopte zijn eigen spaargeld en dat van vrienden in zijn film en kreeg de realisatie ervan uiteindelijk toch voor elkaar met behulp van andere buitenlandse fondsen.
Kafka in Caïro
En dan is er ook nog de kwesties van vergunningen. ‘Voor elke stap die nodig is om een film te maken, moet je veel geld betalen’, zegt Youssef. Was het tijdens de revolutie makkelijk om zonder vergunning te filmen, dan heb je nu een aparte vergunning nodig voor elke straathoek waarop je wilt filmen. Die kosten niet alleen tijd, maar ook geld.’
Nieuwe regelingen beperken de vrijheid van meningsuiting en zijn zelfs in strijd met de grondwet.
Met nieuwe wetten en restricties is de overheid de creatieve sector nog meer gaan reguleren. Zo verplicht de vakbond voor acteurs sinds kort dat iedereen die in de uitvoerende kunst of productie werkt, voor elk optreden een vakbondsworkshop voltooit. Zulke regelingen beperken de vrijheid van meningsuiting en zijn zelfs in strijd met de grondwet, beargumenteert Mahmoud Othman, advocaat bij de Association for Freedom of Thoughts and Expression (AFTE).
AFTE bracht half 2018 een rapport uit dat die krimpende speelruimte direct linkt aan El Sisi’s bewind. ‘De aanhoudende aanvallen op de vrijheid van creativiteit lijken een nieuwe wending te hebben genomen door de nieuwe regels voor het organiseren van festivals of vieringen, met de bijbehorende beperkingen door de politie en civiele veiligheidsdiensten. De huidige autoriteiten zijn bezorgd over de vrije ruimte voor kunst en cultuur, met het oog op de wens van de president om volledige controle uit te oefenen over media en cultuur.’
De wending waar AFTE naar verwijst, is de beslissing van de premier – op 11 juli gepubliceerd in de Official Gazette – dat elk festival of feest voortaan enkel kan doorgaan als de organisatoren een licentie hebben van een hogere commissie van ten minste vijftien leden onder leiding van het Ministerie van Cultuur, waaronder afgevaardigden van verschillende vakbonden, ministeries en overheidsorganen.
Zelfs als je uiteindelijk een film weet te produceren, werpen zich weer andere obstakels op.
Het Ministerie van Cultuur kan besluiten zo’n licentie te weigeren wanneer een festiviteit niet bijdraagt aan ‘de doelstellingen voor het ontwikkelen van creativiteit, het behoud van de Egyptische identiteit, het bevorderen van culturele, economische en sociale ontwikkeling, en het doen opleven van culturele uitwisseling tussen Egypte en andere landen’. Daarnaast kan het Ministerie ook eigenmachtig elk festival of feest schorsen of de vergunning ervan herroepen.
‘Het voelt alsof ze ons opzettelijk in de weg willen zitten’, zegt Youssef. ‘Het lijkt deel te zijn van een grotere poltieke strategie, waarbij onafhankelijke meningsuiting, onafhankelijke expressie of onafhankelijk denken niet welkom is. De enige manier waarop je in Egypte iets kan creëren is door miljonair te zijn en de uitvoerende macht veel geld te betalen. Dan is alles mogelijk.’
Sollen met vergunningen
Zelfs als je uiteindelijk een film weet te produceren, werpen zich weer andere obstakels op. De overheid moet dan namelijk een vergunning afleveren voor het vertonen van de film op festivals en in bioscopen of filmhuizen. Voor iedere plek is een andere vergunning nodig.
Wanneer de overheid het met een bepaalde film niet eens is, is er volgens Youssef een maas in de wet. Ze verstrekt nooit een definitieve afwijzing, maar geeft tegelijk ook geen vergunning af. ‘Je kan dan één, twee, drie jaar zitten wachten op een vergunning, tot je je realiseert dat het er niet van zal komen. Ze willen gewoon niet dat mensen gaan lobbyen of campagne voeren tegen een openlijke weigering.’
Tamer El Said
Het gebeurde met El Said’s film. In 2016 bood het Cairo International Film Festival (CIFF) aan om zijn film te vertonen, op voorwaarde dat het de regionale première van de film zou krijgen. El Said ging akkoord en zegde andere uitnodigingen van festivals in de regio af. Alleen werd de uitnodiging een paar weken voor het festival weer ingetrokken. De officiële reden luidde dat de film al op te veel festivals vertoond was.
Volgens El Said kwam die annulering niet van de organisatie zelf, maar van het Ministerie van Cultuur en het censuurorgaan. Maandenlang probeerde hij bij deze organen nog een vergunning te krijgen om de film in bioscopen te vertonen, maar die werd hem nooit verstrekt. Vanwege die censuur is In the last days of the city nooit in de Egyptische bioscopen gedraaid.
Zelfcensuur bij makers en publiek
Door de slechte economische situatie neemt het betalende publiek sowieso af. En als men al naar de bioscoop gaat, dan liever voor iets commercieels. Mostapha Youssef neemt daar sinds het presidentschap van El Sisi echt een verschuiving in waar. ‘In tegenstelling tot wat er gebeurde in 2011, blijft men nu liever thuis. Als filmmaker kun je het publiek niet meer bereiken. Zelfs als je je film gratis online zet, zijn mensen minder geneigd om onafhankelijke films te bekijken die ook een onafhankelijk denken uitlokken.’
Om te kunnen blijven werken doen veel kunstenaars continu aan zelfcensuur.
Ook Belgisch theatermaker Ruud Gielens besluit dat het steeds moeilijker geworden is om een onafhankelijk kunstenaar te zijn in Egypte. Sinds een jaar of acht is hij er frequent geweest, vaak ook voor langere periodes. Hij kent de cultuursector goed.
Over de telefoon zegt hij: ’Veel mensen zijn weggegaan, een groot deel is door het regime monddood gemaakt. Verder zijn er weinig opties of alternatieven voor kunstenaars; het regime is oppermachtig. Je voelt dat het oppressiever en oppressiever wordt. Om te kunnen blijven werken doen veel kunstenaars continu aan zelfcensuur.’
Dit artikel verscheen eerder op de website van RektoVerso