Franse boerenvernieuwers boksen op tegen gevestigde Europese belangen

Reportage

De Green Deal in de praktijk: Frankrijk

Franse boerenvernieuwers boksen op tegen gevestigde Europese belangen

Franse boerenvernieuwers boksen op tegen gevestigde Europese belangen
Franse boerenvernieuwers boksen op tegen gevestigde Europese belangen

Hoe krijgt de Green Deal waarmee de Europese Commissie de economie wil verduurzamen in de praktijk gestalte? Journalist Hans Wetzels trok voor MO* op onderzoek uit. In deze derde aflevering: Frankrijk, waar landbouwverduurzaming essentieel is voor de toekomst van het platteland.

© Hans Wetzels

In Frankrijk boksen boerenvernieuwers op tegen gevestigde Europese belangen.

© Hans Wetzels

Sinds Aurélie Mézière in 2020 werd verkozen tot burgemeester van de plattelandsgemeente Plessé vecht de 46-jarige Française tegen grote landbouwconglomeraten die azen op de vruchtbare grond in de buurt. ‘Steeds wanneer een boer stopt, wordt de grond vrijwel meteen opgekocht’, zegt ze verontwaardigd.

‘Welke bedrijven precies bij die transacties betrokken zijn, is meestal lastig te achterhalen. Hun doel is in elk geval wél duidelijk. Ze willen grote, aaneengesloten percelen in handen krijgen voor de intensieve landbouw en worden daarin gesteund door de EU.’

Plessé bestaat uit drie dorpskernen in de heuvels van de West-Franse landbouwregio Pays de la Loire. Het stadhuis ligt tegenover een pittoreske uit kalksteen opgetrokken kerk, naast de basisschool. Verderop beginnen boomgaarden, uitgestrekte velden en een grote recreatieplas met een surfschool. Het dichtstbijzijnde treinstation is meer dan twintig kilometer rijden.

‘Het gekke is dat het landbouwbeleid, dat allesbepalend is voor het leven hier, wordt uitgedacht door de Europese Commissie in Brussel.’

Gemeentemedewerkers snellen langs de openstaande deur van de burgemeester. In de raadszaal staat een groot whiteboard vol gekleurde post-its met ideeën van inwoners. Op dit moment wonen er zo’n vijfduizend mensen in Plessé, en dat aantal groeit sinds haar aantreden gestaag, vertelt Mézière trots.

Ze draagt een stijlvolle blauwwitte zomerjurk en een hippe zonnebril. Ook rijdt ze een grote witte Tesla die, tot haar eigen hilariteit, automatisch achteruit inparkeert. Gebonden aan een politieke partij is de burgemeester niet. De snelle concentratie van landbouwland is een bedreiging voor haar beleid. Dat is erop gericht om het dorpsleven aantrekkelijker te maken en zo steeds meer nieuwe inwoners te verwelkomen.

Landacquisities door grote bedrijven zijn daarom niet alleen slecht voor de natuur, maar ook voor de levensvatbaarheid van de lokale economie en dus de toekomst van Plessé. ‘Steeds meer jonge mensen vertrekken uit de stad om op het land een bestaan op te bouwen. Het gekke is dat het landbouwbeleid, dat allesbepalend is voor het leven hier, wordt uitgedacht door de Europese Commissie in Brussel. Daar hebben ze geen idee van de dagelijkse realiteit in een dorp als dit.’

© Hans Wetzels

Burgemeester Aurélie Mézière van Plessé.

© Hans Wetzels

Permanent voedseloverschot

Landbouw is al vanaf het prille begin van de Europese samenwerking een kroondossier in Brussel. Het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) ging van start in 1962 om, met de Tweede Wereldoorlog en de hongerwinter vers in het geheugen, via gecoördineerde intensivering een permanent voedseloverschot te creëren in Europa.

Om de voedselproductie blijvend zeker te stellen, ontvangen ruim tien miljoen Europese landbouwbedrijven al decennialang inkomenssteun uit Brussel. De sector legt daarom ook een zware druk op de EU-begroting: tot eind jaren ’80 slokte de landbouw bijna driekwart van het totale budget van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (EEG) op. In de periode van 2021 tot 2027 is er 387 miljard euro voor gereserveerd: nog steeds 31 procent van het EU-budget.

Alle boerenbedrijven die groot genoeg zijn om aanspraak te kunnen maken op GLB-subsidie ontvangen een vastgesteld bedrag per hectare grond. Door die constructie zijn de grootste boerderijen automatisch in het voordeel: 80 procent van alle GLB-geld vloeit naar slechts 20 procent van de begunstigden.

‘Dat is precies het probleem,’ zegt Mézière. ‘Alles gaat over grootte. Beleidsmakers in Brussel luisteren vooral naar de goed georganiseerde industriële landbouwlobby die binnen de EU de dienst uitmaakt. Wij willen hier laten zien dat je met biologische en kleinschaligere landbouw evengoed geld kunt verdienen.’

© Hans Wetzels

Het centrale dorpsplein van Plessé.

© Hans Wetzels

Creatieve maatregelen

Direct na haar aantreden besloot Mézière daarom om samen met de bewoners van het boerendorp eigen agrarisch beleid te gaan opstellen. Omdat ze als burgemeester eigenlijk geen zeggenschap heeft over landbouwregels, moest ze allerlei creatieve maatregelen verzinnen om toch grip te kunnen houden op de ontwikkelingen rondom Plessé.

Bijvoorbeeld door bijeenkomsten te organiseren die pensioengerechtigde boeren koppelen aan jongeren die naar het dorp toe willen verhuizen. Zo probeert Mézière de grote landbouwconglomeraten die azen op vrijkomende grond bij voorbaat buitenspel te zetten. Het dorpsbestuur faciliteert verder de coöperatieve aankoop van landbouwmachines en zet bestemmingsplanprocedures in tegen grondconcentratie en om bomenkap tegen te gaan.

Ook werkt de gemeente aan de oprichting van een lokale voedselautoriteit en investeert geld in de promotie van de zondagse dorpsmarkt, somt ze op. ‘Gemeentes hebben eigenlijk helemaal niks te zeggen over landbouwbeleid. Die competentie hebben we niet. Maar ik wil wél het water hier en ons land beschermen, en als Plessé omringd raakt door industriële landbouwbedrijven, kunnen onze kleine boeren zich steeds moeilijker handhaven. Dat brengt de natuur onherstelbare schade toe én is funest voor de kwaliteit van leven.’

Niet bindend

Bij de Europese Commissie beginnen de schaduwkanten van die hyperefficiënte landbouw inmiddels ook door te dringen. Voedselproductie is verantwoordelijk voor bijna een derde van alle wereldwijde CO2-uitstoot, zorgt voor mestoverschotten, stikstofvervuiling en wildgroei van algen in allerlei waterlichamen. Grootschalige monoculturen zijn bovendien fataal voor de biodiversiteit, bodems raken uitgeput en natuurgebieden verkeren overal in Europa in slechte staat.

Slechts vijf maanden na de presentatie van de Green Deal, in december 2019, had de Commissie haar Farm to Fork-strategie al klaar: een 23 pagina’s tellend beleidsdocument vol met voorstellen om de landbouw te verduurzamen.

Zo wil de Commissie voor 2030 het gebruik van schadelijke pesticiden met de helft terugbrengen, het aandeel biologische landbouwbedrijven moet groeien tot 25 procent van het totaal, er komen strengere regels voor dierenwelzijn, er komt breedbandinternet op het platteland en er wordt extra geld beschikbaar gesteld voor landbouwinnovaties via het InvestEU-fonds.

Het probleem bij al die ronkende ambities: net zoals de Green Deal zelf is ook de Farm to Fork-strategie niet wettelijk bindend. Daarom probeert Klimaatcommissaris Frans Timmermans sindsdien zo veel mogelijk wetten en richtlijnen door de drie EU-instituties te loodsen die de beloofde verduurzaming handen en voeten moeten geven.

© Hans Wetzels

Ferme de Limeur bij Nantes.

© Hans Wetzels

Veel verzet

Wat is de Green Deal?

Eind 2019 presenteerde de Europese Commissie de Green Deal als een politieke leidraad waarmee ze de EU naar een duurzame toekomst wil loodsen. Volgens het document moet de CO2-uitstoot voor 2030 drastisch dalen, worden de oerbossen gered, het vervoer elektrisch en komen er duizenden nieuwe banen bij in duurzame sectoren. Ook wil de Commissie dat de EU wereldleider wordt in klimaatvriendelijke technologie en groene financiering, komt er een einde aan de steenkoolwinning en moet de landbouw verduurzamen.

Omdat de Green Deal zelf niet bindend is heeft de Commissie sindsdien hard gewerkt aan allerlei beleidsvoorstellen, resoluties, richtlijnen en financieringsfondsen. Over elk voorstel moest vervolgens overeenstemming bereikt worden met de EU-lidstaten in de Raad van de EU en met de 705 leden van het Europees Parlement.

In vier jaar tijd is er veel bereikt, maar lidstaatregeringen met eigen nationale belangen en de machtige industrielobby hebben ook veel voorstellen weten te frustreren, vertragen en verwateren. Desondanks heeft de Green Deal een wereldwijde pandemie, een invasie in Oekraïne en de daaropvolgende energiecrisis overleefd en zijn bijvoorbeeld CO2-reductiedoelen, een grensbelasting op vervuilende import, duurzame financieringsdoelen en een verbod op verbrandingsmotoren wettelijk geregeld. Ook hebben veel regio’s aanzienlijke sommen geld ontvangen om zelf hun transitie in gang te zetten.

Daarbij stuit Timmermans op veel verzet. Zowel de verzamelde landbouwministers in de Raad van de EU, alsook het EU-parlement hebben veel van die maatregelen weten af te zwakken. Ook binnen de Europese Commissie zelf leidt de Farm to Fork-strategie tot een machtsstrijd.

Traditioneel is het directoraat-generaal voor landbouw (DG AGRI) binnen de Commissie verantwoordelijk voor het gehele GLB-dossier. Desondanks heeft Timmermans ervoor gekozen om het Commissiedepartement voor gezondheid en voedselveiligheid (DG SANTE) de leiding te geven over de uitwerking van de Farm to Fork-strategie.

Zo omzeilt hij dus het machtige landbouwdepartement. Maar dat blijft wél gewoon verantwoordelijk voor het alomvattende GLB, de beoordeling van de manier waarop de EU-lidstaten dat GLB omzetten in nationaal beleid, en de verdeling van miljoenen euro’s aan landbouwsubsidies.

Na de presentatie van de Farm to Fork-strategie in mei 2020 hebben de aanhoudende coronapandemie en de Russische invasie in landbouwgrootmacht Oekraïne het animo voor radicale verandering nog sterker verminderd.

Lidstaatregeringen hebben belangrijke bodemrichtlijnen en biodiversiteitsmaatregelen getorpedeerd, en in de zomer van 2022 waarschuwden de milieu- en klimaatdepartementen van de Europese Commissie ‘weinig tot geen verhoogde klimaat- of milieuambitie’ te zien in de GLB-uitwerkingen van nationale overheden.

Volgens een intern Commissiedocument zouden maar liefst 31 ‘politiek gevoelige’ voedsel- en landbouwhervormingen zijn vastgelopen, bijvoorbeeld het verbod op het financieren van vleesreclames met belastinggeld en veranderingen in de aanbestedingsregels die het aanbieden van biologisch voedsel in schoolkantines makkelijker moesten maken.

Duurzame producten ondersteunen

Voor buitenstaanders zijn die Brusselse machtsspelletjes moeilijk te doorgronden, beklaagt regionaal voedseltransitiecoördinator Laurent Comeliau zich in zijn kantoor in Nantes: ‘Wat ik ervan begrijp, is dat binnen de Commissie verschillende departementen betrokken zijn bij de landbouw. DG AGRI verdedigt het GLB, andere afdelingen maken zich hard voor de Farm to Fork-strategie. Dat maakt het heel ingewikkeld om te weten waar je aan toe bent.’

Nantes is de grootste stad van het departement Pays de la Loire. Namens de metropooloverheid – een samenwerkingsverband van meer dan twintig gemeenten – is Comeliau verantwoordelijk voor de voedseltransitie waaraan de regio sinds 2018 werkt.

Hij wijst op een grote kaart aan de muur. In de Loire-regio werkt inmiddels een derde van alle boerenbedrijven volgens biologische principes.

‘Vlees of zuivel hoef je helemaal niet van duizenden kilometers ver te laten komen als er genoeg goede veeboeren in de regio zitten.’

Die groep wil Comeliau koppelen aan stedelijke consumenten en afzetmarkten. Zo kunnen lokale boeren hun producten kwijt en krijgen inwoners van Nantes toegang tot gezond eten. ‘Om die afzetmarkten te creëren, proberen we onder meer schoolkantines te koppelen aan regioproducten.

Maar volgens de Europese regels moeten kantines verplicht een openbare aanbesteding uitschrijven en dan mag je niet zomaar kiezen voor duurder biologisch eten. Juist die regels moeten in Brussel aangepast worden zodat wij hier duurzame producten kunnen ondersteunen.’

Hij is positief over de pogingen van de Commissie om het landbouwsysteem te verduurzamen. Niet in de laatste plaats vanwege het geld: waar de metropoolregio Nantes eerder projecten moest financieren uit regionale of zelfs lokale budgetten, is er nu opeens EU-geld beschikbaar.

Het grootste probleem waar Comeliau mee geconfronteerd wordt, is dat elke landbouwtransitie in feite haaks staat op leidende financiële belangen binnen de voedselsector: ‘Vlees of zuivel hoef je helemaal niet van duizenden kilometers ver te laten komen als er genoeg goede veeboeren in de regio zitten. Maar als ik dan met de directeur van supermarktketen Carrefour spreek, vertelt hij me glashard dat hij de allergoedkoopste melk wil kunnen aanbieden. Op die manier maken onze eigen biologische boeren natuurlijk geen schijn van kans.’

© Hans Wetzels

Audrey Lacroix op haar Ferme de Limeur.

© Hans Wetzels

Af van de consumentencultuur

Twintig minuten buiten Nantes zit Audrey Lacroix in de schaduw van een appelboom op haar boerderij Ferme de Limeur. Kippen scharrelen tussen de fruitbomen terwijl medewerkers verderop in de felle zon onkruid aan het wieden zijn.

Het gezoem van insecten vloeit geruisloos samen met de monotone bromtoon van de twee provinciale wegen die elkaar verderop kruisen. ‘Het idee dat je op een divers continent als het onze overal dezelfde soort landbouw kunt toepassen vind ik waanzinnig,’ zegt Lacroix.

‘Ecosystemen, bodems en economische omstandigheden zijn zo verschillend dat het onzin is dat te denken. Toch zit het idee dat alleen grootschalige landbouw winst kan opleveren diep verankerd in de hoofden in Brussel.’

Als voorzitter van de regionale biologische boerenbond GAB44 maakt Lacroix zich sterk voor de afschaffing van de hectaresubsidies waarop de Europese landbouw gegrondvest is. Haar boerderijwinkel ligt vol met verse seizoensgroenten, eieren en Franse kaas. Ook verkoopt ze vruchtensappen van boomgaarden in de buurt, wijst ze in het rond.

Een voedselsysteem bestaat uit verschillende communicerende vaten, doceert Lacroix: de politiek die de regels uitzet, grote voedselbedrijven, consumenten en heel veel boeren. Op dit moment is geeft de politieke economie alle prioriteit aan goedkoop en industrieel geproduceerd voedsel.

Om aan te tonen dat ook de biologische landbouw levensvatbaar is, heeft GAB44 met behulp van computermodellen de beschikbare hectares landbouwland in Pays de la Loire afgezet tegen andere variabelen als het aantal inwoners, hun economische slagkracht en de hoeveelheid grondwater.

Uit die berekeningen kwam naar voren dat het theoretisch mogelijk is om aan 90 procent van de voedselvraag in het departement te voldoen met alleen regionaal geproduceerd biologisch voedsel.

Lacroix: ‘Dan moeten we alleen af van de consumentencultuur die ons allemaal heeft aangeleerd dat we zo min mogelijk moeten betalen voor ons eten terwijl we tegelijkertijd zonder nadenken honderden euro’s neerleggen voor een nieuwe telefoon.’

© Hans Wetzels

Buurttuinen in achterstandswijk Pin Sec.

© Hans Wetzels

Kortere en duurzame voedselketens

Om de band tussen stad en boer te herstellen die nodig is voor kortere en duurzame voedselketens probeert de metropooloverheid in het stedelijke gebied de randvoorwaarden te scheppen. Zo heeft Nantes een gemeentelijke kas waar groenten verbouwd worden en wordt via het project Nantes Paysages Nourriciers geprobeerd om ook de bewoners van armere buurten mee te krijgen.

‘Veel inwoners van Pin Sec hebben twee banen om rond te komen. Vaak eten ze bij McDonald’s omdat dat goedkoper en sneller is.’

Liam Picard werkt voor milieustichting ECOS en beheert namens de metropoolregio enkele stadstuinprojecten die zijn aangelegd in parken en groenstroken in de stad. In de achterstandswijk Pin Sec legt hij op een druilerige zomermiddag aan een groepje kinderen uit hoe ze stro over de plantenbedden moeten uitspreiden om het vocht in de bodem vast te houden. Ondertussen kletst hij met een groepje buurtmoeders aan een picknicktafel.

Picard draagt een blonde paardenstaart en twee oorringen. Hij is zelf opgegroeid in een soortgelijke wijk. ‘Die jongens hier weten meestal niet eens waar hun eten vandaan komt,’ zegt hij.

‘Veel inwoners van Pin Sec hebben twee banen om rond te komen. Vaak eten ze bij McDonald’s omdat dat goedkoper en sneller is. Ze hebben geen tijd om zich te interesseren voor biologisch tuinieren of lokaal eten. Dat is jammer, want gezond eten gaat hen ook aan.’

Pays de la Loire is niet het enige departement binnen Frankrijk dat streeft naar meer zelfvoorziening door regionale biologische landbouw. In september 2022 ondertekenden 26 metropooloverheden en gemeentes samen de Verklaring van Nantes.

Daarin kondigden ze aan om voortaan hun eigen Projets Alimentaires Territoriaux (PAT) als leidend te zullen beschouwen voor hun landbouwbeleid. Ze willen ‘lonende modellen promoten en ontwikkelen’ voor boeren die ‘agro-ecologisch en sociaal verantwoord’ produceren en vragen steun voor ‘initiatieven (…) om speculatie te bestrijden’. Ook eisen ze ‘regelgevende instrumenten voor lokale autoriteiten’.

Picard ziet ook hoe belangrijk het is om de duurzaamheidstransitie die de Europese Commissie voor ogen heeft lokaal in te bedden. Zijn stadstuin in Pin Sec wordt omringd door kleine witte flatgebouwen. Bewoners hangen rokend uit het raam, verderop ligt grofvuil opgestapeld.

‘De bewoners van banlieus worden meestal heel paternalistisch benaderd. In onze stadstuinen proberen we ze met eigen ogen te laten zien dat gezond en duurzaam eten niet enkel een zaak is voor stedelijke elites. Dat heeft alleen kans van slagen als je bereid bent te luisteren naar de mensen hier. Dus ik geef inmiddels ook kookles en regel het telefoonnummer van de hulpverlening als iemand in de problemen zit.’

© Hans Wetzels

Liam Picard in de achterstandswijk Pin Sec.

© Hans Wetzels

Een gezond dorpsleven

Ook volgens Aurélie Mezière gaat landbouwverduurzaming om meer dan alleen strengere milieueisen stellen aan boeren: het gaat om niets minder dan de toekomst van ruraal Frankrijk. Een gezond dorpsleven ingebed in een economisch ecosysteem van levensvatbare boerderijen is volgens haar een essentieel wapen in de strijd tegen de extreemrechtse politiek die in meerdere EU-lidstaten nu gedijt op ontevredenheid en woede in veelal postindustriële en rurale achterstandsgebieden.

Maar zolang beleidsmakers in Brussel hun oren met name laten hangen naar de machtige industriële landbouwlobby, is het extra belangrijk om te blijven strijden voor hervorming van onderop, zegt ze strijdvaardig.

‘Vanwege die lobby is er van de Farm to Fork-strategie helemaal niks terechtgekomen. We vergeten dat een échte groene transitie om veel meer gaat dan alleen klimaatverandering. Het gaat over water, bodems, lokale winkeltjes, het dorpsleven waar ook de boer deel van is, over directe democratie en over begrijpen waar de maatschappelijke onvrede vandaan komt.’

Mézière tuurt uit het raam van haar burgemeesterskamer. In de verte doemen donkere onweerswolken op boven de bossen die het dorp omringen. ‘Weet je,’ besluit ze, ‘kortgeleden sprak ik met een boer die kalfsvlees produceert voor McDonald’s. Die man houdt zijn dieren het hele jaar binnen en verbouwt voer op een gigantisch veld dat hij helemaal plat spuit met glyfosaat.’

‘Mijn verhaal over biologisch boeren vond hij totaal oninteressant. Zolang zulke boeren het meeste geld ontvangen uit Brussel, kun je landbouwverduurzaming wel op je buik schrijven.’

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl) en verscheen eerder in Vrij Nederland.