De dwaaltocht van Omar
Het kalifaat is opgedoekt, maar kan je echt loskomen van ISIS?
© © Gheleyne Bastiaen
© © Gheleyne Bastiaen
Paulien Bakker
24 oktober 2023
De Irakees Omar was dertien toen hij zich aansloot bij ISIS. Voor het écht misging, wist een oom hem terug naar huis te halen. Hoe gaat het nu met hem en al die jongens die zich destijds aansloten bij ISIS? Journaliste Paulien Bakker, al jaren kind aan huis bij Omars gezin, ging hem opzoeken.
Omar was dertien toen hij zich aansloot bij ISIS. Voor het écht misging, wist een oom hem terug te halen naar Irak. Hoe gaat het nu met hem en al die jongens die zich destijds aansloten bij ISIS? Journaliste Paulien Bakker, al jaren kind aan huis bij Omars gezin, ging hem opzoeken.
We zijn de ommuurde tuin ingelopen in het dorp in Irak waar Omar (niet zijn echte naam) nu woont. In de hoek van het lapje gras staan een bamboe tafel, bankjes, twee stoelen. Omar gaat zitten op de bank, ik op de stoel ernaast. Het is even na middernacht en het is fris buiten, ik hou mijn kop thee met twee handen vast.
Omar werd geboren in 2001, anderhalf jaar voor de Amerikanen Irak binnenvielen en dictator Saddam Hussein omverwierpen. Zijn vader Nimr was een soennitische officier in het leger van Saddam, dat in 2003 met één pennenstreek van Paul Bremer III werd ontbonden. Daarop begon een periode van chaos en geweld in Irak. Met als dieptepunten: een sektarische oorlog (2004-2007), de opkomst van terreurorganisaties Al Qaida (2004-2013) en ISIS (Islamitische Staat in Irak en de Levant, 2013-2020).
Toen ik het gezin leerde kennen in 2008, als freelance journaliste uit Nederland, en Omar de poort opendeed zodat zijn vader naar binnen kon rijden, was hij zeven. Een schrander joch op feloranje slippers met een flink litteken op zijn voorhoofd. Twee jaar eerder had hij ook de poort geopend, toen handlangers van Al Qaida een molotovcocktail naar binnen gooiden omdat zijn vader voor buitenlanders zou werken.
Inmiddels is Omar 22. Hij heeft zijn middelbare school nog niet afgerond en hij heeft een baantje in een callcenter, maar verslaapt zich regelmatig. Hij woont nog thuis, zoals in Irak gebruikelijk is, en houdt er een eigen dag- en nachtritme op na.
De meeste tijd brengt hij op zijn kamer door – hij is het enige gezinslid met een eigen kamer. Daar praat hij urenlang met zijn online vrienden van over de hele wereld. Want dat is tegenwoordig het belangrijkste in zijn leven: zijn online islamschool. ‘Waar is je boek?’ vraagt hij. ‘Ik moet weten hoe het afloopt.’
De echte islam
Het is voor het eerst sinds het verschijnen van mijn boek over zijn leven, Wat volgt op een vergissing, dat ik Omar weer alleen spreek. Zijn vader zei van tevoren: ‘Vergeet het maar, je dringt nooit tot hem door’. Toch: wanneer ik Omar voorstel om samen naar buiten te gaan, stemt hij dadelijk in.
Ondanks alles blijf ik voor hem altijd die gekke tante die telkens geheel in het zwart aan de poort verscheen, zoals alle vrouwen in zijn leven, maar die zodra de poort dichtging die kleding weer uit deed en in de keuken stoeide met hem en zijn broertjes alsof ze helemaal geen vrouw was.
Ik vraag hem hoe hij bij die online school terechtkwam. ‘Een jaar geleden begon ik Qutb te lezen. Ik dacht: dit is het. Dit is de echte islam.’
Sayyid Qutb (1906-1966) is een van de belangrijkste ideologen van de Moslimbroederschap, en een inspirator van Osama Bin Laden. De Egyptische ideoloog woonde een tijdje in de Verenigde Staten en ontwikkelde daar een grote afschuw van het in zijn ogen lege kapitalisme. De wereld was ver afgedwaald van de ware islam, stelde hij.
Volgens Qutb is ieder systeem dat afwijkt van de islam, of het nu communisme of democratie is, corrupt. Omar neemt een trekje van zijn sigaret. ‘Qutb zegt dat democratie niet goed is. Alleen islam is goed, de Koran komt rechtstreeks van God en daarin staat precies beschreven hoe je moet leven. Regeren kun je niet aan mensen overlaten. Die zijn alleen maar uit op eigenbelang.’
Hij wilde naar zijn moeder toe, hij wilde een heldendaad verrichten, hij wilde bij de winnaars horen.
Met zijn vader Nimr voerde ik de afgelopen jaren menigmaal precies hetzelfde gesprek. ‘De Koran beschrijft zelfs hoe je naar de wc moet gaan’, zei die dan. Toch is er volgens Omar een groot verschil in hun denken. ‘Mijn vader is voor de Moslimbroederschap, maar hij gelooft in democratie, en daarin zit hij verkeerd.’
Omar was tien toen zijn moeder overleed. Zij was zijn houvast. Wanneer ik in die tijd langskwam, lag hij vaak levenloos op de bank. Drie jaar later veroverde ISIS grote delen van het land. Omar liep weg van huis en sloot zich aan.
Hij kreeg een bomgordel om, wat hij, in de vele interviews die ik in de jaren erna met hem voerde, beschreef als een van de gelukkigste momenten van zijn leven. Op dat moment was hij in een flow. Hij wilde naar zijn moeder toe, hij wilde een heldendaad verrichten, hij wilde bij de winnaars horen. Maar voor het zover kwam, vond zijn oom hem terug.
© Gheleyne Bastiaen
Zijn oom wist hem met een smoes mee te nemen, smokkelde Omar eigenhandig ISIS-gebied uit en leverde hem weer thuis af. Daar werd Omar door de hele familie opgewacht, ze waren opgelucht dat hij er weer was. Maar zijn vader en zijn ooms drukten Omar ook op het hart dat hij met niemand mocht praten over zijn avontuur. Het zou de familie in de problemen kunnen brengen (en toen ISIS eenmaal overwonnen was, ging Irak er ook inderdaad toe over om na slecht gevoerde processen veel verdachten, waaronder naar verluidt ook minderjarigen, de doodstraf te geven).
Kort erna verhuisde het gezin naar Istanboel. Nimr zag voor zichzelf en zijn kinderen geen toekomst in het nieuwe Irak, dat nog altijd 92 procent van zijn overheidsinkomsten uit olie haalt, en nu wordt geregeerd door een corrupte sjiitische kliek in Bagdad, die soennieten maar ook veel sjiieten buitensluit.
Nu voel ik me goed over mezelf
Nimr was inmiddels hertrouwd en Omar kon slecht opschieten met zijn stiefmoeder. Hij ging roken (wat verboden is in de islam), kreeg een vriendin (eveneens haram) en even voelde hij zich minder eenzaam. Maar de familie accepteerde het meisje niet en de spanningen liepen hoog op. Omar liep regelmatig weg van huis, of zijn vader stuurde hem weg. In die tijd voerde ik gesprekken met hem en schreef ik mijn boek over hem_._
Even voel ik me gekwetst. Behoor ik vanaf nu tot het kamp van de vijand?
Toen Nimr een baan kreeg in Irak, verhuisde het hele gezin weer terug. Nu zitten we voor het huis waar we elkaar vijftien jaar eerder leerden kennen. De verlegen jongen van zeven is een vent van 22 geworden, met een baardje dat hem nog niet helemaal lijkt te passen. Ik vraag hem: ‘Wat heeft het geloof je gebracht?’
‘Ik had inconsistenties. Nu voel ik me goed over mezelf. Ik weet dat ik een puur hart heb,’ zegt hij. Omar zag dat zijn vader en zijn ooms het ene zeiden maar het andere deden. Daar had hij moeite mee. ‘Ik ben eerlijk, niet zoals andere moslims. Zij zeggen bijvoorbeeld dat christenen hetzelfde zijn als zij, maar dat is niet zo. Ik kan hier met jou zitten praten, maar alleen ík hang de echte islam aan.’
Het is misschien voor het eerst dat hij me zo direct aanvalt, en even voel ik me gekwetst. Behoor ik vanaf nu tot het kamp van de vijand? Maar wanneer ik hem aankijk, zie ik dezelfde open blik als altijd.
‘Ik zal vechten voor mijn geloof, maar niet meer zoals toen. Je kunt ook vechten met woorden, zegt onze imam.’
Toen ik in 2008 geregeld bleef logeren – meestal sliep ik in Omars bed en werd Omar bij zijn broer in het bed ernaast gelegd – durfde zijn moeder haar vader niet te vertellen dat er regelmatig een Nederlandse bij hen over de vloer kwam. Haar vader was een oud-Baathi en zag in iedere westerling een bondgenoot van de Amerikanen. Dat veranderde toen ze stierf. Wanneer ik eerder die dag even binnenwip bij Omars opa en oma, begroet de oud-Baathi me hoffelijk. Hij is blij om een vriendin van zijn dochter te zien.
Irak is veiliger dan het sinds 2003 geweest is. Voor het eerst kon ik ook in de nabijgelegen stad Kirkuk, een betwiste en daardoor altijd gewelddadige stad, zonder hoofddoek of begeleiding over straat en in een taxi stappen. Ook in het gezin gaat het beter. De ruzies tussen Omars vader en zijn stiefmoeder lijken beslecht en ik voel een lichtheid en vrolijkheid in huis die lang ontbrak. Alleen Omar sluit zich nog steeds af en gaat zijn eigen gang. Al is er inmiddels een voorzichtige toenadering tussen vader en zoon. Zijn vader had gezegd: ‘Omar heeft tijd nodig.’ Omar zegt nu: ‘Mijn vader heeft tijd nodig.’
Het is liefde
Ik staar naar de metershoge voorgevel van het huis. Van de gevel glijdt mijn blik naar de veranda, waar de schommelbank stond waar zijn moeder en ik op warme zomeravonden loom op schommelden en kletsten. Ik zie een schim in het zwart, haar met kohl omrande ogen, dan haar stralende glimlach. Ze is trots op haar zoon, ook al maakt ze zich zorgen.
Ik kan niet verhullen hoe boos ik ben op de kerels die een dertienjarige jongen een gordel met explosieven omdoen.
Na al die jaren verlangt hij nog steeds naar hetzelfde als toen: hij wil ergens bij horen. ‘Ik voelde me behoren’, zei hij destijds over zijn periode bij ISIS.
Omar kijkt me verbaasd aan. ‘Maar ze doen het zelf ook. Zij blazen zich ook op. Het is liefde, want zo kom je dichter bij God,’ zegt hij en geeft me een verhandeling over de snelste route naar God. Dat wie vecht voor de islam een favoriet van God wordt. Om dan, nog voor ik hem ernaar vraag, te zeggen: ‘Ik zal vechten voor mijn geloof, maar niet meer zoals toen. Het heeft geen zin als je met zo weinigen bent. Dat is eigenlijk alleen maar stom.’
‘Stom?’ ‘Er zijn ook andere manieren. Je kunt ook vechten met woorden, zegt onze imam.’
Er zijn misschien wel 73 manieren waarop mensen het geloof beoefenen, legt hij uit, maar alleen hij en zijn online vrienden hangen de Ware Islam aan. ‘Het klinkt alsof je deel uitmaakt van een sekte,’ laat ik me ontvallen. ‘Wat is het verschil?’ Hij tikt het woord ‘sekte’ in op Google translate op zijn telefoon. ‘Ah, ja’, zegt hij dan en knikt trots. Ja, ze vormen samen een sekte.
Ik bedoelde het niet als compliment, maar wanneer hij trots knikt, snap ik dat hij na al die jaren nog steeds naar hetzelfde als toen verlangt: hij wil ergens bij horen. Ana ashour bil intima, zei hij destijds over zijn periode bij ISIS: ik voelde me behoren.
© Gheleyne Bastiaen
Irak, dat inmiddels 45 miljoen inwoners telt, biedt twintig jaar na de Amerikaanse invasie nog steeds geen kansen aan een nieuwe generatie. Het onderwijs is belabberd. De meeste kinderen gaan of ’s ochtends of ’s middags naar school. Volgens de Wereldbank moeten er zeker 10.000 nieuwe scholen bijgebouwd worden, om van het renoveren van de bestaande 14.000 schoolgebouwen nog maar niet te spreken.
Uitzicht op werk is er evenmin. 36 % van de jongeren is werkloos, en dat terwijl ruim een op de drie Irakezen onder de twintig is. Demonstranten bezetten in 2019 maandenlang het Tahrirplein in Bagdad, tot de pandemie het buitenleven stillegde, en in juli 2022 bestormden ze het Iraakse parlement. De veelal jonge demonstranten eisten betere levensomstandigheden.
Omar voelt zich nutteloos. Hij is nog steeds zoekende naar een eigen identiteit. En waar westerse jongeren zich online toewenden tot de controversiële Andrew Tate en consorten, raakte Omar opnieuw in de greep van een online imam. Hij is fier op zijn nieuwe online vrienden, die over de hele wereld wonen. In heel Kirkuk is er misschien wel niemand die het ware geloof aanhangt, behalve hij, herhaalt hij nog eens.
‘Je geloof is anders dan dat van je moeder. Ik heb het idee dat het voor jou de muren zijn van je huis. Voor je moeder was het geloof haar hart.’
‘Ik mis haar zo,’ zegt hij dan. We zijn allebei even stil. ‘Voordat ik Qutb begon te lezen, vroeg ik me iedere dag af: waarom geeft God me zoveel ellende?’
Ik begin over een van mijn favoriete schrijvers, David Foster Wallace, die zei: schrijf van de plek die liefheeft, niet de plek die naar liefde verlangt. ‘Volgens mij geldt dat voor alles in het leven: leef vanuit de plek die liefheeft, niet de plek die naar liefde verlangt.’
‘Misschien klopt het wel, wat je daarnet zei over mijn moeder,’ zegt Omar dan. Ik kijk hem aan en zeg: ‘Ik hoop dat je geloof je zal helen.’ Hij knikt. Hij zou eigenlijk eerst maar eens moeten stoppen met roken, maar dat valt hem nog niet zo makkelijk.
We hebben twee uur zitten praten. Voor Omar is de avond nog jong, maar mijn ogen vallen dicht. Ik ril. ‘Hoe gaat het verhaal nu verder?’ vraag ik.
Hij denkt even na. ‘Misschien word ik wel een religieus man. Of misschien ga ik wel trouwen, ik weet het niet.’ Omar kijkt me glimlachend aan. Alles is anders en tegelijk is er niets veranderd. Ik glimlach terug.
Deze reportage werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.