Elk jaar vervuilen 230.000 ton plastic pellets rivieroevers, stranden en oceanen
Het lek van de plasticindustrie: bergen korrels op het strand
De plasticindustrie verliest duizend miljard pellets in rivieren en oceanen, wereldwijd en elk jaar. Pellets zijn de bouwstenen van bijna ieder plastic product. Ze zijn wit, blauw, groen en geel, korrelvormig en vooral vederlicht. Ze worden doorheen de hele keten verspild. ‘Eens in de natuur beland, krijg je ze er nog nauwelijks uit.’
Foto: ‘Het wereldwijde probleem ligt hier op een vierkante meter. Je raapt je een ongeluk en dan hoor je de haven van Rotterdam vol trots vertellen dat ze de grootste overslagcapaciteit van heel Europa krijgen voor pellets.’ | © Tine Hens
Op de smalle oever in Zandvliet waar het Schelde-Rijnkanaal een knik maakt en parallel met de Nederlandse grens stroomt, draait bioloog Bert Teunkens een paar keien om. Als doctoraatsstudent aan de Universiteit Antwerpen onderzoekt hij plasticvervuiling in en naast de Schelde. Negentig procent van de tijd vist hij plastic folie op uit het water. Tien procent van zijn onderzoekstijd gaat naar wat we hier vinden.
Hij wijst me niet op kevers of pissebedden die ijlings wegschieten, maar op korrels in wit, blauw en geel die overal verspreid tussen de stenen liggen. ‘Daar’ en ‘daar’ en ‘hier’. Zijn vingers peuteren de korrels uit het vochtige en met plantenresten bedekte slib.
Vogels pikken de nurdles op en sterven van honger met een volle maag.
Het zijn plastic pellets, ook wel bekend als nurdles. Ze vormen de bouwstenen van de meeste plastic producten. Van flessen en snoepverpakkingen over rioleringsbuizen tot dozen en badeendjes. Allemaal zijn ze gemaakt van deze korrels, die sinds het begin van de industriële plasticproductie zo’n zestig jaar geleden stelselmatig in het milieu zijn gelekt. Het is een onzichtbare verspilling waarvan de omvang steeds meer aandacht krijgt omdat de pellets wereldwijd op stranden aanspoelen.
Soms liggen de korrels lagen dik. Vogels scharrelen ertussen en pikken ze op. Een deel poepen ze weer uit, een ander deel hoopt zich op in hun verteringsstelsel. Uiteindelijk sterven ze van honger met een volle maag.
Jacht op nurdles
Van 8 tot 17 februari trokken vrijwilligers in 32 landen erop uit om op 352 stranden en rivieroevers naar de plastic korrels te speuren. Het was de jaarlijkse Great Nurdle Hunt, de jacht op nurdles. Het klinkt even vrolijk als een doorsnee Jommekesboek, maar het is een ernstig citizen-scienceproject van de Schotse ngo Fidra om een zicht te krijgen op de pelletvervuiling.
Het is de enige vorm van transparante monitoring die er bestaat. Ook al is het een registratie ver na de feiten en zonder zicht op de concrete plaatsen waar de toevallige lozing plaatsvond. Want pellets die aanspoelen, kunnen al jaren in zee rondgedobberd hebben.
Vrijwilligers verzamelen en tellen plastic korrels. Het is de enige vorm van transparante monitoring die er bestaat.
Op 85 procent van de onderzochte plekken langs rivieren en oceanen ontdekten de vrijwilligers nurdles. 9000 op de stranden van Tortuga Bay op de Galapagos-eilanden. Miljoenen — ontelbaar veel, dus — op Ferrycraigs beach in Schotland.
Alle gegevens worden verzameld en samengebracht in de nurdle map. Ieder bolletje staat voor een vindplaats. De kleur vertelt iets over de schaal van vervuiling. Geel voor minder dan dertig nurdles; aubergine voor meer dan duizend.
‘Tot in de meest afgelegen plaatsen vind je ze terug’, vertelt Jasper Hamlet via Skype vanuit North Berwick in Schotland , de thuisbasis van Fidra. ‘Van Paaseiland tot de Galapagos.’
1150 miljard korrels kwijt
Hij somt een reeks cijfers op die me doen duizelen. 230.000 ton, zoveel pellets gaan wereldwijd jaarlijks verloren tijdens het transport, de opslag, het verdere transport, de verwerking tot nieuwe plastics en de recyclage van oude plastics. Voor Europa alleen zou het 167.431 ton zijn.
© Tine Hens
1 pellet weegt zo’n 20 milligram, is vederlicht en waait makkelijk weg. 230.000 ton – volgt u nog – zijn 1150 miljard plastic korrels die jaarlijks onbedoeld en onbeheerd gestort worden.
Het zijn industriële lekkages. Onzorgvuldigheden in de verschillende stappen van de keten die niet doorwegen in winst- of verliescijfers van producenten. Duizend pellets kosten niets, maar eens in de natuur beland, krijg je ze er niet meer uit.
Plastic pellets in cijfers:
230.000 ton gaan wereldwijd verloren elk jaar.
Dat zijn 1.150.000.000.000 (ofwel 1150 miljard) plastic korrels die in het milieu terechtkomen.
In 2017 werden in de Antwerpse haven 4000 kg pellets opgeruimd.
In 2018 was dat 2500 kg.
‘Bij gebrek aan publiek beschikbare gegevens over pelletverlies, is alles wat we weten, gebaseerd op schattingen’, sluit Hamlet de lijst met cijfers af.
Hij verwijst naar het meest uitgebreide onderzoeksrapport over pelletvervuiling dat het Britse consultancybureau Eunomia in februari 2018 aan het Directoraat-Generaal Milieu (DG Environment) van de Europese Commissie bezorgde.
De onnauwkeurige behandeling van pellets in de industrie is de tweede grootste bron van microplastics in het milieu, na de slijtage van banden (en vóór synthetische vezels in kleren). Maar ook, meldt het rapport, ‘werden er geen bijkomende gegevens verkregen over de omvang en de schaal van het verlies doorheen de keten, ondanks uitgebreide gesprekken met de betrokken partijen in de plasticindustrie.’
Fidra
Dobberen in de dokken
Bioloog Teunkens staat recht en klopt het stof van zijn broek. ‘Het zijn er minder dan anders. Soms ligt het hier centimeters dik.’ Hij kijkt uit over het water dat ritmisch klotst tegen de steile kanaalboorden links en rechts van het keienstrand.
‘Al heeft niemand een idee hoeveel er precies in de dokken dobberen. Wat je ziet, is het topje van de ijsberg. Lichte pellets drijven en belanden op stranden of oevers. De zwaardere zinken en duiken niet op in de statistieken.’
Op droge dagen zijn de plastic pellets overal zichtbaar. Wanneer het regent, spoelen ze van de weg de riolering en de Schelde in.
Het is een van de proeven die Teunkens de komende jaren plant. Monsters nemen van het bodemsediment in het Verrebroekdok op de linkerscheldeoever, om te kijken of zich daarin pellets genesteld hebben.
Na Houston in de Verenigde Staten is de Antwerpse haven het tweede grootste petrochemische centrum ter wereld. Het gas en de olie die er per schip toekomen, worden er deels tot pellets en plastic producten verwerkt, waarvan veertig procent voor eenmalig gebruik.
Met tien pelletproducerende installaties, een vijftal logistieke firma’s en een achttal verwerkende bedrijven die of nieuwe plastic producten maken of oude recycleren, worden er in de Antwerpse haven jaarlijks tonnen pellets aangemaakt, vervoerd, bewaard en verscheept.
Bij iedere handeling gaan er pellets verloren. Op droge dagen zijn ze overal zichtbaar. In de goten langs de wegen waar ExxonMobil, BASF of Ineos hun productiecentra hebben, maar ook tussen het weelderig bloeiende groen in de bermen en in en rond de rioolroosters. Wanneer het regent, spoelen ze van de weg de riolering en de Schelde in.
Nulverlies
Twee jaar geleden sloot het Antwerpse havenbestuur met de verschillende bedrijven in de plasticketen een charter af om te streven naar een nulverlies van pellets. Al dertig jaar probeert sectorfederatie Plastics Europe hetzelfde met de Operation Clean Sweep, een zespuntenplan voor bedrijven die zich vrijwillig aansluiten.
Het voordeel is dat bedrijven zich bewust worden van de schaal van het probleem, het nadeel is dat het engagement vrijwillig is en dat er verder geen opvolging of controle zijn.
In de Haven van Antwerpen:
10 installaties die pellets produceren
5-tal logistieke firma’s
8 verwerkende bedrijven die nieuwe plastic producten maken of oude recycleren
Bij iedere handeling (productie, transport, opslag, verwerking, recyclage) gaan pellets verloren.
Zelfregulering klinkt mooi en aanlokkelijk, maar het is zelden een effectief middel voor grondige verandering. Dat geldt ook voor pelletvervuiling. Het probleem wordt niet opgelost door een welgemeende belofte om het beter te doen.
‘We zijn er inderdaad nog niet’, vertelt Vincent Van Dyck. Hij is milieuexpert van het Antwerpse Havenbedrijf en registreert wekelijks op een vijftal hotspots in de haven het pelletverlies. Waar mogelijk, zuigt het Havenbedrijf de korrels op.
‘Ieder bedrijf beseft dat dit product gevaar inhoudt.’
Vincent Van Dyck, milieuexpert Antwerps Havenbedrijf
In 2017 werden er naar schatting vier ton pellets verwijderd, in 2018 waren dat er 2,5 ton. Dat zijn nog steeds miljarden pellets die tussen productie en verwerking verloren gaan. Op de vraag wanneer de haven het vooropgestelde doel van nulverlies wil bereiken, antwoordt Van Dyck: ‘Zo snel mogelijk. Uiteindelijk wil niemand dat dit gebeurt. Niet de haven, niet de sector.’
‘Ieder bedrijf beseft dat dit product gevaar inhoudt. Elk nieuw bedrijf dat zich hier vestigt en dat ook maar iets doet met polymeren (chemische verbindingen die je terugvindt in plastics, red.), zullen we overtuigen om het charter te ondertekenen.’
Impliciet klinkt dat als een verwijzing naar de investering die chemiebedrijf Ineos het havengebied voorspiegelt. Het van oorsprong Britse (maar om fiscale redenen in Zwitserland gevestigde) bedrijf plant er de bouw van een cracker plant of kraker, die ethaan omzet in ethyleen, en een propaandehydrogenatie-fabriek (PDH) die van propaan propyleen maakt.
Bij de voorstelling van dit zogenaamde Project One was er sprake van de jaarlijkse verwerking van een miljoen ton propaan en minstens zo veel ton ethaan. Dit komt overeen met de productie van ettelijke miljarden pellets, op basis van de restproducten van schaliegas. De plastic korrels zullen dan voor verdere bewerking vervoerd worden naar andere bedrijven, in de haven of overzee.
Perfect vermijdbaar
Een perfect vermijdbaar milieuprobleem, zo omschrijft Tim Grabiel van het Environmental Investigation Agency (EIA) de onvrijwillige lozingen van pellets door de plasticindustrie. Hij presenteerde in maart 2019 als advocaat milieurecht een briefing over pellets aan de Europese Commissie, in het kader van de Europese plasticstrategie European Strategy for Plastics in a Circular Economy.
Pelletverlies voorkomen is geen rocket science. Het is perfect doenbaar.
Tim Grabiel, advocaat milieurecht
Want ook als we wegwerpplastics bannen, minder plastic gebruiken en op een dag alle plastics recycleren, blijven pellets de bouwstenen van de plastics die we wel nog nodig hebben. Daarom is nultolerantie voor pelletverlies zo fundamenteel. Grabiel wees daarbij op het voorzorgsprincipe dat verankerd is in de Europese wetgeving, meer bepaald het Artikel 191 (2) van het Europese Werkingsverdrag.
Aan de telefoon vanuit Parijs leest hij het me nog eens luid en helder voor. ‘Europese milieupolitiek is gebaseerd op het voorzorgsprincipe en op het principe dat actie moet ondernomen worden, dat milieuschade prioritair aan de bron moet aangepakt worden en dat de vervuiler moet betalen.’
‘Bij pelletvervuiling’, zegt hij. ‘gebeurt dit op dit moment niet. Dit is honderd procent de verantwoordelijkheid van de plasticindustrie. Dertig jaar inspanningen van de industrie met Operation Clean Sweep heeft te weinig opgeleverd, ook al kunnen de maatregelen die ze voorstellen effectief zijn. Pelletverlies voorkomen is geen rocket science. Het is perfect doenbaar, maar vooral noodzakelijk.’
Onder de radar
‘Dat bedrijven de praktijken niet systematisch implementeren, heeft drie aanwijsbare en oplosbare redenen.’ Grabiel somt ze op. ‘Er is geen wettelijke verplichting. Er is geen financiële stimulans, want pellets kosten niets. Verlies voorkomen is duurder dan pellets verliezen.’
‘Ten derde blijft het probleem onder de radar, waardoor bedrijven geen last hebben van reputatieschade. Door gebrek aan transparantie is het nooit duidelijk waar het verlies plaatsvond. Iedereen in de keten kan naar elkaar wijzen. Daarom moet ieder bedrijf binnen die keten verplicht worden zijn verantwoordelijkheid te nemen.’
Het is waar het EIA voor pleit bij de Europese Commissie: maak van het vrijwillige Operation Clean Sweep een verplichting, inclusief controle, opvolging en onmiddellijke registratie van pelletverlies.
‘Als er een zak scheurt onderweg, als er een container op volle zee overboord slaat met pellets in, dan moet dat onmiddellijk geweten zijn. Nu wordt het pas ontdekt als de pellets ergens aanspoelen. Dat is veel te laat. Dan is het onmogelijk te achterhalen waar ze vandaan komen.’
Vogelparadijs met pellets
Achter de duinengordel die het Topsstrand van het Zeeuwse eiland Neeltje Jans afscheidt van de betonnen dijk die dienstdoet als parking, haalt Daniel Siepman uit de kofferruimte van zijn wagen een met metalen gaas bespannen houten kader, dat nog het meeste lijkt op een hor voor een middelgroot raam.
© Tine Hens
Het is zijn tweede prototype van een nurdle-zeef, die hij zelf ontwikkelde en in elkaar timmerde. Ondertussen heeft hij tien bestellingen binnen. Het eerste prototype heeft hij ook meegebracht. Maar daarbij, ontdekte hij tijdens het zeven van het zand, was de diameter van de mazen in de metalen plaat net iets te groot. De pellets vielen er met het zand gewoon weer door.
Om de paar weken zit Siepman als vrijwillig ruimer op de knieën op de hoogste vloedlijn vlak tegen de duinenrand om zand te zeven, pellets op te vissen en af te wegen. Hij verzamelt de plastic korrels in zakken waarop hij vindplaats en datum noteert en stuurt ze naar de universiteit van Wageningen, waar men ze analyseert en traceert.
‘Het houdt nooit op’, zegt Siepman terwijl we met de twee ziften onder de armen door de duinen banjeren. Op het strand lopen we als eenden achter elkaar, iedere stap afwegend om vooral geen nest van een dwergstern te verstoren. Het Topsstrand is hun afgeschermde broedgebied. Wanneer we over de golven turen, zien we ze door de lucht scheren, hun schelle roep galmt in de stevige wind.
Twee jaar geleden zag Inge De Groot voor het eerst nurdles op het strand. De week erop organiseerde ze haar eerste Beach Clean-Up.
‘Dit zou een vogelparadijs moeten zijn’, vertelt Inge de Groot, die met ons meeloopt. ‘Maar het eerste wat zo’n vogel oppikt als hij uit zijn ei breekt, is waarschijnlijk dit.’ Ze zakt door de knieën en raapt een paar pellets op. Ze liggen overal. Vertrapt in het zand, op hoopjes bij elkaar gewaaid, tegen het helmgras aangeveegd.
‘Niemand weet waar ze vandaan komen’, gaat De Groot verder. ‘Tien jaar geleden is er ooit een container gezonken. Spoelen nu nog steeds de restanten van de vracht aan? In een container zitten makkelijk een miljard van die dingen. Of zijn dit de pellets die aan boord zaten van de MSC Zoe waarvan de containers begin januari in zee belandden?’
Schrapen en zeven
Twee jaar geleden zag De Groot ze voor het eerst. Het was een ijskoude winterdag. Een prachtige dag voor strandfoto’s. In het ijs dat zich onder de duinenrand had gevormd, ontdekte ze gekleurde stippen. Confetti, leek het wel, maar het waren plastic korrels. ‘Duizenden’, zegt ze.
De week erop organiseerde De Groot haar allereerste Beach Clean-Up. Honderden vrijwilligers maakten het strand zo schoon als mogelijk. Nu herhaalt ze het om de zoveel tijd. Begin februari, na een grote storm, gingen ze nog massaal het strand op met tractors met stofzuigers om de pellets te verwijderen.
‘Dit is symptoombestrijding’, zegt ze. ‘Het wereldwijde probleem ligt hier op een vierkante meter. Je raapt je een ongeluk en dan hoor je de haven van Rotterdam vol trots vertellen dat ze de grootste overslagcapaciteit van heel Europa krijgen voor pellets.’ Ze haalt de schouders op en wijst naar de afdrukken van vogelpoten tussen de pellets.
‘Soms denk ik: misschien moeten we eens een jaar niet opruimen. Maar ja, dan denk je aan die vogels en ga je weer gewoon aan de slag. Troep ruimen. Al tolt mijn hoofd als ik de voorspellingen zie. 30 procent meer plastics tegen 2030. Nee, dat kan echt niet. We hebben minder plastic nodig, niet meer.’
Siepman zeeft en schraapt, zeeft en schraapt. De pellets die hij uit het zand kan filteren, schraapt hij samen in een plastic doos gevuld met water. Om pellets van stukjes schelp, verbrokkelde krabbenpoten en ander organisch materiaal te scheiden.
‘Het is een werk van lange adem. Er bestaat geen goede techniek om ze te rapen. Het meest geavanceerde dat ik tot nu gezien heb, is een handmatige wastrommel. Je schept het zand erin, laat hem draaien en de pellets blijven tegen de wand kleven.’
Siepman kijkt naar de tientallen meters strand die zich links en rechts van hem uitstrekken. ‘Ook met die ziften. Als we er tien hebben, dan kunnen we wel wat afstand doen.’ Hij zeeft en schraapt, zeeft en schraapt. ‘Het blijft een werk van lange adem.’
© Tine Hens
Historische vervuiling
In Antwerpen neemt Teunkens me mee naar het slik- en schorregebied achter de dijk aan de Scheldelaan waar Ineos een productie-eenheid voor pellets heeft. Hier, pal tegenover de koeltorens van de kerncentrales aan de overkant, wordt het Galgeschoor beheerd, een naar de normen van Natura 2000 waardevol natuurgebied. Grauwe gans en wintertaling overwinteren er; talloze waadvogels broeden er en foerageren er in het slib.
Teunkens toont me een betonnen afvoerpijp met terugslagklep waardoor het regenwater van de Scheldelaan rechtstreeks in de Schelde stroomt.
Boven onze hoofden klieven scholeksters door de lucht; een bergeend met jongen haast zich hoog kirrend de rietkraag in. De turfbruine grond onder onze voeten ziet wit van de pellets. Als een hoop grove kunstsneeuw liggen ze samengeklit op de springtijlijn.
Dit is waardevol natuurgebied, we moeten voorzichtig handelen. Er is verder onderzoek nodig. Laat die plastic desnoods liggen.
Agentschap Natuur en Bos
‘Ze worden vanuit het water op de oever geworpen’, vertelt Teunkens. ‘Ook ander plastic spoelt hier aan. Dat wordt opgeruimd. Maar dit,’ hij peutert met de tip van zijn schoen in de laag, ‘dit krijg je nooit meer opgekuist. De enige manier is ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt.’
Door de getijdewerking is het Galgeschoor niet opgenomen in de meetpunten van de haven. Het bevindt zich buiten de statistieken en de registratie. ‘Er heeft zich een historische vervuiling opgestapeld’, vertelt Van Dyck. ‘Je kunt er niet zomaar ingrijpen. Je zit met broedseizoenen, met bijzondere planten. We weten niet hoe we het het beste aanpakken.’
‘Natuur en Bos zegt daarover: “Het is een waardevol gebied, we moeten voorzichtig handelen. Er is nog verder onderzoek nodig. Laat die plastics desnoods liggen.”’
De haven heeft het idee een wedstrijd te organiseren. In de hoop dat iemand met een ingenieuze oplossing komt. Een technische innovatie die pellets weer uit het milieu haalt. Van Dyck: ‘We bereiden een challenge voor waarmee we de hele gemeenschap willen uitdagen.’
Gifbolletjes
Ik schraap een handvol pellets bij elkaar en denk aan de geplande investering van Ineos. Drie miljard om nog meer pellets te produceren. Waarvan 40 procent voor wegwerpplastic.
‘Je kunt ze best niet met je blote handen aanraken’, zegt Teunkens. Ik kijk hem vragend aan. ‘POP’, zegt hij. ‘Persistent organic pollutants. Restanten van DDT of PCB’s die zich in het water bevinden.’
Het is een andere eigenschap van deze plastic korrels. Niet alleen kunnen ze stabilisatoren en andere additieven afgeven, ze hechten vervuilende en giftige stoffen als DDT, pcb’s of kwik aan zich.
Het gekrijs van de scholekster zwelt aan. We bevinden zich op zijn domein. Hij eist zijn gebied op. We trekken ons zwijgend terug. Boven op de dijk draai ik me om. Hij is geland op de plek waar we net stonden. Zijn oranjekleurige bek schiet flitsend over de grond.
Dit artikel werd geschreven voor MO*133, verschenen in de september 2019.