Haïtianen getuigen over hun harde strijd om het bestaan
‘Hier besef ik dat mijn dagen geteld zijn’: overleven in de hel van Port-au-Prince
© Edris Fortuné
© Edris Fortuné
Alex van Steenbergen & Julien Deroy
25 april 2024
Sinds criminele bendes de macht in Haïti hebben overgenomen, is de crisis in het al kwetsbare land compleet. Wie kan vluchten, heeft dat ondertussen gedaan. Maar niet alle Haïtianen hebben de middelen om met een gecharterde helikopter de grens over te steken. ‘Ik bracht de avond door op een stoel in een hoek van mijn huis, met mijn dienstwapen in de aanslag.’
Wie op dit moment de moed zou hebben om naar de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince te vliegen en de gevaarlijke weg te nemen naar de heuvels die de stad omgeven, zou daar een apocalyptisch panorama kunnen overzien.
Tussen de roestige golfplaten daken van de sloppenwijken stijgen rookpluimen op, veroorzaakt door ongebluste branden of door barricades van aangestoken autobanden. Daartussen manoeuvreren helikopters, die de overblijvende diplomaten of rijkere Haïtianen evacueren. Die laatsten hebben ettelijke duizenden dollars veil voor een vlucht naar de Dominicaanse Republiek.
Port-au-Prince, een metropool van vier miljoen inwoners, is in oorlog met zichzelf. Sinds de moord op president Jovenel Moïse, in 2021, is er geen functionele overheid meer. Gewapende bendes hebben de plaats ingenomen.
Waar die vroeger nog volledig schatplichtig waren aan politici en hun financiers, zijn machtige bendeleiders voldoende sterk om hun eigen agenda door te drukken. En dat doen ze door elkaar te bevechten. In Port-au-Prince is controle over sloppenwijken vol gemakkelijk te manipuleren paupers de inzet van een strijd zonder genade.
Vluchten kan niet meer
Heel wat mensen zijn intussen gevlucht, maar niet iedereen heeft daarvoor de middelen. In Martissant staat het bescheiden huis van Joselia*, een vrouw van 66. De plaats heeft Cité Soleil verstoten als beruchtste sloppenwijk van Port-au-Prince. De achteruitgang van Martissant, een plek waar ooit Bill en Hillary Clinton een deel van hun huwelijksreis doorbrachten, is exemplarisch voor het lot van heel Port-au-Prince.
De vergane hotels zijn nu omringd door een wirwar van onverzorgde, op elkaar gestapelde hutjes. Daar is het ordewoord: ‘nage pou soti’, zwemmen om niet te verdrinken. De werkloze tieners die er opgroeien in een omgeving die hun geen sanitair, zorg, onderwijs en toekomst kan bieden, wachten op het snelle geld en prestige in dienst van één of andere bendeleider.
Toch blijft Joselia van haar buurt houden. De jongens die in haar wijk patrouilleerden, pistool in de hand, heeft ze nog gekend als kinderen die bij haar snoep kwamen kopen. Die familiariteit bood haar altijd een relatieve veiligheid. Maar daar kwam in juni 2020 een einde aan. Toen ontdekte ze dat Martissant voor rivaliserende bendes een bijzonder interessant slagveld is.
Haar dochter, Josiane, legt uit: ‘Martissant ligt op de enige goede weg over land naar het zuiden van het land. Wie de zone controleert, kan een lucratieve tol heffen op het verkeer dat weinig andere keus heeft. Wie de boot wil nemen, betaalt gemakkelijk enkele honderden dollars.’
Twee dagen later was het gezin verenigd, in een andere wijk van Port-au-Prince. De rust daar zou niet lang duren. Snel bleek dat Joselia de ene hel voor de andere had verlaten.
De kapiteins, in dienst van de gebruikelijke Haïtiaanse zakenfamilies, willen dat geld in cash uitbetaald zien, in de groene Amerikaanse briefjes. Dat doen ze omdat ze zelf gevaar lopen: de bendes hebben immers hun eigen patrouilles op zee.
‘Het huis van mijn moeder ligt op de grens tussen twee bendes, die besloten oorlog te gaan voeren. Omdat ze het constante vuur van automatische geweren niet meer kon verdragen, besloot mijn zus uit het huis te trekken.’
‘Mijn moeder bleef, uit angst het huis te verliezen. We moesten haar chanteren om ook haar te dwingen bij mij in te trekken. Als ze niet niet kwam, zou ze geen nieuws meer van ons krijgen. Dat gaf uiteindelijk de doorslag.’
Twee dagen later was het gezin verenigd, in een andere wijk van Port-au-Prince, Torcelle. De rust daar zou niet lang duren. Snel bleek dat Joselia de ene hel voor de andere had verlaten.
‘Op 6 juli, de dag dat president Moïse werd vermoord, werden in Torcelle overal wapens van groot kaliber afgevuurd. Ik paste die dag op twee kleine meisjes. Die huilden en waren net als ik in paniek. Het beste wat ik kon doen was me met hen in een kleerkast verstoppen, waar de meisjes de hele nacht in mijn armen kropen.’
‘De volgende dag, rond 5 uur ’s ochtends, zette ik de radio aan en vernam dat de president in zijn huis was vermoord. Ik dacht bij mezelf: als zelfs hij niet meer veilig is, is het ook met mij gedaan’, vertelt Joselia’s dochter.
Tussen de roestige golfplaten daken van de sloppenwijken stijgen rookpluimen op, veroorzaakt door ongebluste branden of door barricades van aangestoken autobanden.
© Edris Fortuné
Machteloosheid
Die dag was het startschot van een maandenlange strijd tussen twee bendes om de controle op de wijk. Torcelle is nu, nadat tientallen mensen hun leven hebben verloren, onder controle van de bende Kraze Baye (‘grenzen opblazen’), onder leiding van ene Vitelhomme Innocent.
Hij is er de facto meester over leven en dood, en aarzelt niet verkrachting en kidnapping als wapens in te zetten. Toen zijn bende zich in de zone installeerde, gingen ze ook meteen achter lokale persoonlijkheden aan. Politiemensen waren het eerste doelwit en werden één voor één uitgeschakeld.
‘Ik bracht de avond door op een stoel in een hoek van mijn huis, met mijn dienstwapen in de aanslag.’
Dat merkte ook Bertrand, agent en vader van drie kinderen. Voor hij zijn verhaal vertelt, vraagt hij aan hen om in hun kamer te gaan spelen.
‘Toen Innocent besloot Torcelle over te nemen, kregen alle politiemannen een ultimatum: vertrek of sterf. Zo werd een agent, Obed Jean-Baptiste, die vlak bij mijn huis naar hanengevechten ging kijken, uit de menigte geplukt en neergekogeld. De mensen keken in stille angst toe. Toen ook mijn vriend, collega en buur, in zijn huis werd aangevallen, wist ik dat het mijn beurt was. Ik had gehoord dat ook ik op een dodenlijst was beland’, vertelt Bertrand.
Hij besloot te vluchten, maar moest dat discreet doen. Bendes hebben immers altijd een netwerk van informanten. ‘Ik bracht de avond door op een stoel in een hoek van mijn huis, met mijn dienstwapen in de aanslag. Om 4 uur ’s nachts verliet ik mijn huis met een kleine rugzak. Mijn gezin volgde overdag, waarbij mijn vrouw de buren liet geloven dat ze de kinderen naar school bracht.’
Bertrand en zijn gezin vonden onderdak in Pétion-Ville. Dat is een bekend dorp van voormalige weekendverblijven dat lang gold als de wat rijkere buurt van Port-au-Prince. Pétion-Ville was tot voor kort de favoriete bestemming van buitenlandse bezoekers. Dat is nu verleden tijd, want Vitelhomme Innocent heeft zijn zinnen op de zone gezet.
Dat ondervond Bertrand in 2023, na nog maar net in een derde woonst in twee jaar tijd te zijn getrokken. ‘Op 9 maart openden bandieten het vuur op onze flat. Ons hele gezin was thuis want we maakten ons klaar voor het avondeten. Terwijl mijn vrouw het vuur aanstak, zeefde ik maïsmeel.’
‘Ik ben al vijf keer verhuisd. Mijn eigen woning is nu in het bezit van gangsters.’
‘Plots hoorden we een enorm lawaai. Dat bleek het raam van de hoofdingang, verbrijzeld door een geweersalvo. We hoorden de gangsters met hun aanvalsgeweren de trap op gaan. Boven ons bleven ze een kwartier op het golfplaten dak schieten. Pas toen we wisten dat ze weg waren, zijn we naar mijn zus gevlucht om de nacht door te brengen.’
Bertrand, een trotse politieman, lijdt onder het besef dat hij zijn gezin niet kan beschermen. In zijn tweede familie, de Nationale Politie, heeft hij het vertrouwen verloren. ‘Het is ieder voor zich. Overal, zelfs vlak bij de Amerikaanse ambassade, sneuvelen politiemensen. Niemand krijgt hulp, behalve de agenten die hoge functionarissen en diplomaten moeten beschermen. Ik ben al vijf keer verhuisd. Mijn eigen woning is nu in het bezit van gangsters.’
In 2023 hebben, volgens de VN meer dan 40 politiemensen het leven verloren.
Port-au-Prince, een metropool van vier miljoen inwoners, is in oorlog met zichzelf.
© Edris Fortuné
Terugvechten…
Als de politie het laat afweten, nemen mensen het recht in eigen handen. Haïti kent sinds begin 2023 een losse beweging burgerwachten: Bwa Kale. De VN rapporteerde dat sindsdien zo’n 500 mensen werden gelyncht. Dat kunnen bendeleden zijn, maar ook informanten, hun families of vrienden. Ongetwijfeld werden zo onschuldigen gedood.
Séphora, een Haïtiaanse studente in Frankrijk, zag in haar wijk Fort-Jacques zo’n burgerwacht opstaan. Net als Pétion-Ville, is dat een iets rijkere, hooggelegen wijk.
Ze beschrijft hoe haar Fort-Jacques altijd een wat geborgen, afgeschermde indruk gaf. ‘Mijn ouders zijn in de vroege jaren 2000 van Port-au-Prince naar hier verhuisd. Ik begreep dat toen niet. Als klein meisje herinner ik me Port-au-Prince nog als een veilige stad. Ik zie me nog rond 10 uur ’s avonds buiten staan wachten op de laatste verkopers van rietsuiker of ijs, achter hun kruiwagens of bakfietsen. Maar ze moeten al voorvoeld hebben dat het de slechte kant op zou gaan.’
‘Mijn moeder vertelde dat ze gek werd van angst door de constante echo’s van het geweervuur.’
In Fort-Jacques vind je huizen met tuinen vol fruitbomen, verscholen achter hoge muren afgetopt met glasscherven of prikkeldraad. Aan de poorten staan bewakers met jachtgeweren. In de wijk wonen politiemensen en militairen, zoals de vader van Séphora.
Aan de betrekkelijke veiligheid kwam een einde toen Vitelhomme Innocent zijn oog op de plek liet vallen. Zijn bendes kregen het in Pétion-Ville moeilijk na een zeldzame actie van de politie. Dus zochten ze in Fort-Jacques een alternatieve basis.
Dat begon eerst met sporadische demonstraties van geweervuur, en het plaatsen van mannetjes op kruispunten. Dan werden inwoners gekidnapt en winkels geplunderd. Een andere bende, die haar hand op de markt wilde leggen, werd met geweld verjaagd.
Séphora vernam in Frankrijk dat haar ouders moesten vluchten. ‘Mijn moeder vertelde dat ze gek werd van angst door de constante echo’s van het geweervuur. Na het een paar maanden uit te houden, besloten ze te vluchten, met alleen een paar waardevolle voorwerpen bij zich. Voor mij hadden ze mijn diploma’s meegenomen.’
In hun gedwongen ballingschap vernamen de ouders dat hun buren besloten terug te slaan en een burgerwacht oprichtten. Via Whatsapp kregen ze foto’s en filmpjes te zien van de standrechtelijke executie en verbranding van bendeleden.
De wachters filmden zichzelf in lege straten om hen geruststellen en ertoe aanzetten terug te keren. In de ogen van de buurtbewoners heeft de wacht sindsdien alleen maar aan legitimiteit gewonnen.
Toen Séphora dit jaar terugkeerde naar Haïti, zag ze haar buurt veranderd. ‘Aan de voet van een toegangsweg zag ik mannen in zwarte uniformen, geweer in de aanslag, naast barricades van slagbomen en kettingen. Mototaxi’s, auto’s en vrachtwagens stopten er om zich gehoorzaam te onderwerpen aan fouillering. Toen ik iemand vroeg wie die mannen waren, kreeg ik te horen: “Dat is onze burgerwacht, de Bwa Kale”.’
… en weerwraak
De limieten van Bwa Kale zijn duidelijk. Bendes slaan hard en arbitrair terug. Dat ondervond ook Miya, de kleindochter van Joselia uit Martissant. Zij vertelt hoe haar favoriete neef, Stevenson, het slachtoffer werd van de escalatie van geweld. Hij betaalde de ultieme prijs voor de activiteiten van zijn vader. Dat, en voor het feit dat hij dreadlocks had.
Miya beschrijft Stevenson, 26 jaar, als een kalme, introverte jongeman. Zijn vader probeert via sociaal werk in Martissant jongeren van bendes weg te houden. Dat vinden de bendes altijd verdacht. Zelf had hij de kans met geld van familieleden naar Turkije en de Dominicaanse Republiek te gaan.
‘In dat land besloot hij dreadlocks te dragen. Terug in Haïti, uit heimwee, eiste zijn familie van hem dat hij zijn hoofd opnieuw zou scheren. De op militaire leest geschoeide bendes associëren dreadlocks met non-conformisme. Hij weigerde niet alleen, maar besloot zich ook een mototaxi aan te schaffen om zichzelf als chauffeur te onderhouden. Zo maakte hij zich een gemakkelijk en zichtbaar doelwit.’
‘Mijn neef werd in stukken gehakt, ledemaat na ledemaat. Het leek wel een abattoir.’
Met trillende stem vertelt Miya over de beproeving van de jongeman. ‘Hij had er net een dag opzitten, toen hij in Pétion-Ville zijn laatste klant ophaalde. Dat was een bewaker van een supermarkt, die terug naar zijn huis in Martissant wilde. Daar aangekomen hielden enkele bendeleden het tweetal aan, zogezegd om hun identiteit te controleren. In een donkere gang werd de klant direct door het hoofd geschoten.’
Miya kijkt naar haar moeder om wat zelfvertrouwen terug te winnen, voor ze in tranen haar verhaal voortzet. ‘In paniek moet Stevenson over het werk van zijn vader zijn begonnen, in de hoop dat zijn naam en bekendheid hem zou redden. Hij had evengoed benzine op het vuur kunnen gieten. Mijn neef werd in stukken gehakt, ledemaat na ledemaat. Het leek wel een abattoir.’
Om verhaal te halen, wendde de vader van Stevenson zich tot een andere, machtiger bendeleider. In aanwezigheid van de vader confronteerde die de moordenaar, een vroegere politieman, met de daden van zijn voetsoldaten. Die moest zich excuseren en beloven de resten van Stevenson aan de vader overdragen. Nog dezelfde dag vluchtte de vernederde bendeleider, uit angst voor represailles. De vader heeft het lichaam van zijn zoon nog niet gekregen. Hij moet verder met het idee dat Stevenson geen waardig afscheid heeft gekregen.
Haïti kent sinds begin 2023 een losse beweging burgerwachten: Bwa Kale. De VN rapporteerde dat sindsdien zo’n 500 mensen werden gelyncht.
© Edris Fortuné
Vreedzaam protest
Heel af en toe slagen mensen erin bendes zonder geweld op een afstand te houden. Dat vertelt Osnel, een jonge activist. Ook in zijn wijk Carrefour-Feuilles wilde een bende zich vestigen. Dat diende zich aan met het bekende patroon: gewapende mannen die zich lieten zien aan kruispunten en daar in de lucht schoten. Daarna volgden gerichte moorden.
Voor Osnel was het geen optie de bende te laten winnen. Met een paar vrienden zette hij zich achter de beweging Reveil Carrefour-Feuilles.
‘Honderden families vluchtten uit Carrefour-Feuilles, onder wie mijn vrouw en mijn pasgeboren kind.’
‘We zetten alle communicatiemiddelen in: radio, Whatsapp, slogans op muren. Daarna volgde een mars in zwart-witte kleding en soort concert waar we met alle middelen zoveel mogelijk kabaal maakten: ijzeren staven, stenen, koekenpannen, golfplaten en kerkklokken.’
’s Avonds hielden ze een tweede mars op een bekend radiostation, waar ze zingend slogans tegen banditisme brachten. De dag erop joeg een gerichte politieactie de bendeleider op de vlucht, naar de Dominicaanse grens. Nog voor hij de stad verlaten had, werd hij gedood.
Het succes was van korte duur. Drie bendes sloegen de handen in elkaar en zetten de tegenaanval in. Dat was de prijs die Carrefour-Feuilles betaalde voor haar electorale gewicht, en voor de lucratieve steengroeve in de buurt.
De inzet was simpelweg te groot. ‘Honderden families vluchtten uit Carrefour-Feuilles, onder wie mijn vrouw en mijn pasgeboren kind’, zegt Osnel.
Wie zijn de Haïtiaanse oligarchen?
De bendes van Port-au-Prince zijn, dankzij beelden van straatgevechten en met aanvalsgeweren poserende jongens, uitgegroeid tot het symbool van de dysfunctionele Haïtiaanse politiek. Dat is niet onterecht. In dat land spelen, sinds de Tonton Macoutes van ‘Papa Doc’ Duvalier en de Chimères van Jean-Bertrand Aristide, privémilities altijd een niet te onderschatten rol.
Even belangrijk, maar meer vanop de achtergrond, is een beperkt aantal zakenfamilies. Omdat zij roots hebben in het Midden-Oosten, staan deze families bekend als de ‘Syriërs’. Paradoxaal genoeg verblijven ze niet in Haïti, maar zoeken ze een veilig onderkomen in het Westen. Vooral het Amerikaanse Miami is populair.
Hun business bestaat uit de import van basisproducten, zoals rijst en palmolie. Om die duur te verkopen, zijn kartelvorming en controle over bottlenecks zoals havens van levensbelang. Hun anticompetitief gedrag hebben bijvoorbeeld experts van de Wereldbank aan de kaak gesteld.
Als die belangen in gevaar komen, grijpen de families in. Zo zijn ze verdacht van de coups tegen president Aristide, in 1991 en 2004, te hebben georkestreerd. Onderzoek door het team van James Robinson, auteur van Why Nations Fail, toonde inderdaad aan de prijzen van producten ingevoerd door net deze families rond 2004 buiten proportie zijn gestegen. Ook nu zouden ze bendes financieren.
Na lang politici zonder legitimiteit bij de bevolking in het zadel te houden, komen westerse landen stilaan in beweging. Verschillende landen zetten ondertussen Haïtiaanse bendeleiders en politici op een sanctielijst. Alleen Canada sanctioneerde echter oligarchen met residentie in het buitenland, verdacht van de financiering van bendes.
De EU volgde het Canadese voorbeeld niet.
Keniaanse vredesmacht
Ondertussen proberen de Verenigde Naties een internationale politiemacht voor Haïti op te zetten. Dat zou de derde buitenlandse interventie in de laatste veertig jaar zijn. Dit keer zou Kenia het gros van het personeel leveren.
Onze contacten zijn weinig optimistisch. Sommigen wijzen er schamper op dat alleen het Amerikaanse leger beter uitgerust is dan de bendes in hun wijk. Anderen voorspellen dat de gangs zich zullen terugtrekken in de volkswijken, alsof de mensen daar een levend schild zijn.
‘De muren staan vol kogelgaten, maar als ik weer vlucht, raak ik mijn woning, mijn enige bezit, kwijt.’
Osnel, de jonge activist, legt de vinger op de wonde. ‘Ja, Keniaanse agenten kunnen helpen. Maar we moeten verder gaan dan symptoombestrijding. Het is duidelijk dat wie in dit land de macht heeft, gelooft dat hij alleen met geweld aan de macht kan blijven. Maar wie zijn deze mensen, die bendes financieren met dure aanvalswapens? Wie heeft daar belang bij en waarom? Dat moeten we ontdekken.’
Terug in Martissant zegt Joselia dat ze moe is. ‘Als de bendes iets te vieren hebben, geven ze een concert van geweervuur’, onthult de oude dame in een telefonisch interview.
Haar huis verlaten is echter geen optie. ‘De muren staan vol kogelgaten, maar als ik weer vlucht, raak ik mijn woning, mijn enige bezit, kwijt.’
‘Natuurlijk pak ik mijn koffertje om op elk moment te kunnen ontsnappen, maar ik blijf zo lang mogelijk hier. In Martissant kennen ze mij, wat bij mijn dochter in Torcelle niet zo is. Hier zullen ze me niet verkrachten, of dat hoop ik toch. Ik heb al vrienden verloren. Dat herinnert me eraan dat mijn dagen echt geteld zijn.’
* Om de identiteit van onze contacten te beschermen, geven we hier alleen schuilnamen.
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.