‘Jurguén geeft toekomst aan onze jongeren’
Hoe een Belgische herbebosser in Congo als grote werkgever op handen wordt gedragen
MO* bezocht in Congo de ngo Faja Lobi, die tien jaar geleden werd opgestart door een Gentenaar. Met vele kleine giften plantte de organisatie 3000 hectare bos aan in de savannes van Kwilu én werd ze de grootste werkgever van de streek. 'Waarom komt Jurguén niet in ons dorp bossen planten?'
In een van de pepinières treffen we 145 mensen die piepjonge boompjes uit de kweekbedden in zakjes aan het stoppen zijn, om ze vervolgens in de kwekerij te verplanten.
© Bart Lasuy
MO*journalist John Vandaele bezocht in Congo de ngo Faja Lobi, die tien jaar geleden werd opgestart door Gentenaar Jurgen Heytens. Met vele kleine giften plantte de organisatie 3000 hectare bos aan in de savannes van Kwilu én werd ze de grootste werkgever van de streek. Het is een zoektocht naar een ontwikkelingspad dat welvaart brengt, en tegelijk het woud intact laat.
De aftandse jeep zwoegt negen uur op de 120 kilometer van Kikwit naar de stad Idiofa, dat zo’n 150.000 inwoners telt. Terwijl we ons voor de zoveelste keer dreigen in het zand vast te rijden, vragen we ons af waar Jurgen Heytens de moed en energie vindt om deze slechte weg ontelbare keren af te leggen. Tien jaar geleden richtte de Gentenaar de ngo Faja Lobi op met de winsten uit zijn gelijknamige restaurant in Gent. Het doel: een Congolees bosbouwproject van de grond krijgen.
Het is tien uur ‘s avonds en aardedonker als we Idiofa eindelijk bereiken. De ontvangst op het kantoor van Faja Lobi is hartelijk. We eten samen op het terras van de tweede verdieping van het nagelnieuwe gebouw. In het donker kunnen we de omgeving niet zien. Nu en dan springt een aap uit de bomen het terras op, in de hoop een banaan of ander lekkers te versieren. Ze zijn behoorlijk assertief.
Chénilles
De grote verrassing volgt de volgende ochtend, als we door het raam kijken en niets dan bos zien. Groene bossen zo ver het oog reikt.
‘770 hectaren’, licht Heytens toe. Uit het bos klateren talloze enthousiaste stemmetjes. Later blijkt dat honderden kinderen, jongeren en vrouwen er zich tegoed doen aan de chénilles in de bossen, de eiwitrijke rupsen die in Congo een populaire lekkernij zijn. Het is de eerste keer dat deze bossen, vlakbij de stad Idiofa, zo overvloedig chénilles geven. En of ze daar blij mee zijn.
Als we later die dag de omgeving en de bossen verkennen, tonen vele tientallen rupsenrapers ons uitgelaten hun ‘oogst’. En telkens weerklinkt de naam Jurgen. Of eerder: ‘Jurguèn, jurguèn …’
De “chénilles”, eiwitrijke rupsen, zijn in Congo een populaire lekkernij.
© Bart Lasuy
De mensen zijn hem dankbaar voor de supermarkt van eiwitten, maar vooral ook omdat Faja Lobi zowat de belangrijkste werkgever van de regio is geworden. ‘Hij heeft levens gered van de jongeren hier, anders waren ze toch maar kleine bandietjes geworden,’ zegt Norbert Ontshas, een gepensioneerde ambtenaar. Het komt telkens terug.
We stoten ook op de zogenaamde chacals, de jakhalzen of boswachters. Zij zien erop toe dat de wouden worden gerespecteerd, dat er geen hout wordt gekapt of met vuur wordt gespeeld. In dit droogseizoen is brand een reëel gevaar, het vergt onderhoud, brede brandgangen en aandacht om dat te voorkomen.
Een van de chacals draagt een uniform van het OCMW van Moorslede. Anderen dragen uniformen van het Gentse ziekenhuis Jan Palfijn of de Redders van de Kust van Koksijde. ‘Ze wilden graag een soort uniform’, legt Heytens uit. ‘We kregen die gratis uit Vlaanderen.’
‘Gemiddeld 70% van onze bestedingen belandt bij de lokale bevolking.’
Jarenlang sprokkelde Heytens overal kleine bedragen en steun bijeen om het project draaiende te houden en de mensen aan het werk te houden. ‘Alles bij elkaar moet het intussen om zo’n 2 miljoen euro gaan. En gemiddeld belandt 70% van onze bestedingen bij de lokale bevolking.’
De ngo stelde vorig jaar gemiddeld zo’n 700 dagloners te werk, dit jaar gaat het al om 1400 mensen, tegen 2,5 dollar per dag plus een maaltijd en heeft 110 mensen in vast dienstverband. Heytens: ‘Voor de dagloners onderhandelden we met het ministerie van Arbeid dat ze langer dan 20 dagen mogen werken voor ons, zoals het statuut van dagloner voorziet. Op die manier hebben ze toch ook meer inkomenszekerheid. Want toekomst geven, is stabiliteit creëren.’
Stabiliteit door bosbouw
Als we later door de stad lopen, roept een man vanuit de verte. ‘Jurguén!’ Nadien vertelt hij hoe hij twee jaar geleden mee op straat kwam en betoogde voor Heytens’ vrijlating. Hij werd toen om vermeende belastingontduiking vastgehouden.
En de man bevestigt nogmaals wat zovelen al zeiden: ‘Jurgen geeft onze jongeren werk.’ Het feit dat Heytens de lokale taal spreekt, jarenlang in een bescheiden hut woonde en zich hier al tien jaar met Idiofa verbindt, verhoogt ongetwijfeld zijn geloofwaardigheid.
Nochtans kwam Heytens niet in de eerste plaats naar Congo om mensen tewerk te stellen. Hij wilde bomen, of zelfs grote bossen, planten als remedie tegen klimaatverandering. Met dezelfde financiële middelen valt nu eenmaal veel meer bos te bouwen in Congo dan in West-Europa.
‘In Gent had ik een Congolese buurvrouw, Annie, wiens broer in Idiofa woonde, die ik vervolgens bezocht. Dit leek me een interessante locatie. Het is een middelgrote stad in een gebied met een zo goed als boomloze savanne. Omdat ze niet ver van het woud ligt, is er ook wat meer regen en was er de mogelijkheid om via herbebossing de connectie met het woud te maken.’
Het territorium van Idiofa beslaat 20.000 vierkante kilometer, ofwel twee derde de oppervlakte van België. Tijdens de laatste 40 jaar werd er 240.000 hectare woud gekapt. Faja Lobi plantte intussen 3000 hectare bos opnieuw aan. Maar hoe begin je aan zo’n project?
‘Weet je dat jongeren nu uit Idiofa terugkeren naar het dorp Makanga, op 50 kilometer hiervandaan, omdat ze bij Faja Lobi kunnen werken?’
Aanvankelijk was het niet evident voor Heytens. ‘Het gerucht ging rond dat ce blanc diamanten kwam zoeken in de streek’, aldus journalist Rigobert van de gemeenschapsradio Nsemo (Licht). ‘Niemand geloofde echt dat hij bomen wilde planten en dat wij daar iets aan zouden hebben.’
Vandaag werkt de radiozender graag samen met Faja Lobi, omdat het bijdraagt tot ontwikkeling, benadrukt hij. ‘Weet je dat jongeren nu uit Idiofa terugkeren naar het dorp Makanga, op 50 kilometer hiervandaan, omdat ze bij Faja Lobi kunnen werken? De bosbouw zorgt voor stabiliteit.’ Het aanvankelijke wantrouwen is omgeslagen in enthousiasme.
Heytens sprak diverse clans aan en vroeg hen of hij een concessie kon krijgen op een deel van hun gronden. De clans beschikken over immense oppervlaktes aan savannegebied waar ze verder weinig mee doen. Dan is een concessiebedrag van 25 dollar per hectare voor 25 jaar geen onaantrekkelijk bedrag in het Congolese binnenland.
Makanga, een dorp dat niet ver van Idiofa-stad ligt, gaf zo 900 hectare in concessie aan Faja Lobi, wat 22.500 dollar opleverde voor het dorp. Heytens moedigt de dorpelingen aan om die kapitaalinjectie te investeren in woningen of scholen.
Ondertussen dringen mensen om met Faja Lobi te kunnen samenwerken. Wanneer we onderweg naar Makanga in panne vallen met de jeep, klampt een vrouw ons even aan. ‘Waarom komt Jurguén niet naar Inswe? Dan kan hij ons hier ook werk geven.’
Aangekomen in Makanga stormen de kinderen op ons af. ‘Jurguèn kélé, Jurgen is hier’, scanderen ze. Het heeft haast iets messiaans. In Makanga komen twee agronomen zich aanbieden voor werk.
Niet alleen de kapitaalinjectie via de concessies levert de lokale bevolking iets op. Faja Lobi legde in Makanga ook drie grote boomkwekerijen aan wat voor werkgelegenheid zorgde. Op de 900 hectare plantte Faja Lobi acacia’s, maar ook veel lokale boomsoorten zoals wenge, osing, ricodendron, owes, ontang, afromosio, iroko, hevea enzovoort. De zaden komen uit het oerwoud, waar zaadzoekers op zoek gaan naar inheemse boomsoorten die hier vervolgens worden aangeplant. Zo verovert het bos opnieuw de savanne.
Draagvlak
In een van de pepinières treffen we 145 mensen die piepjonge boompjes uit de kweekbedden in zakjes aan het stoppen zijn, om ze vervolgens in de kwekerij te verplanten. Waar de bomen zullen worden geplant zodra het regenseizoen begint, worden al immense oppervlaktes omgeploegd.
Faja Lobi heeft gelukkig enkele tractoren, ploegen en een aanhangwagen waardoor de gronden sneller klaargemaakt kunnen worden voor de aanplanting. Die kan de ngo zich permitteren dankzij opdrachten voor Colruyt en dankzij middelen van het World Resources Institute — 2 miljoen dollar die Mastercard investeert in de creatie van 1000 hectare biodivers bos met sociaal draagvlak. Toch wordt een deel van de grond nog steeds manueel bewerkt.
Op 400 hectare zal Faja Lobi snelgroeiende acacia en wenge aanplanten, in combinatie met veredelde maniok en andere voedselteelten. De bevolking krijgt daarvoor gratis plantgoed. Het is een combinatie die goed werkt omdat acacia en wenge stikstof in de grond brengt wat de groei van maniok bevordert.
Maar de bossen die Faja Lobi aanplant zijn gericht op natuurherstel, niet op landbouw. Alleen de eerste jaren kan er in combinatie ook aan landbouw worden gedaan. Omdat de bomen snel zullen groeien zal er na de oogst te weinig licht overblijven voor de maniokplanten.
‘Op termijn voorzien we wel gronden waar permanent aan boslandbouw gedaan kan worden en waar de wenge en de acacia om de zeven jaar gekapt zullen worden voor houtskool. Zo wordt dan telkens opnieuw ruimte gemaakt voor maniok’, legt Heytens uit.
‘Een betere landbouw moet de bevolking een beter structureel inkomen geven, zonder dat bossen moeten worden gekapt.’
‘Met groenbemesters en bomen kunnen we de grond sneller vruchtbaarder maken, zodat Congo meer voedsel kan produceren op dezelfde landbouwoppervlakte. Een betere landbouw moet de bevolking een beter structureel inkomen geven, zonder dat bossen moeten worden gekapt. Wij zoeken naar manieren waarop dat kan. We richten ons bewust niet op één dorp, maar op meerdere dorpen zodat er naast onze bossen altijd voldoende grond voor landbouw overblijft.’
Heytens beseft dat de bossen die hij aanplant niet zullen standhouden zolang er bij de lokale bevolking geen draagvlak is. Om die reden stampte Faja Lobi een informaticacentrum uit de grond. Studenten informatica kunnen er voor een bescheiden bedrag hun lessen toepassen op computers, die op de meeste scholen ontbreken.
Daarnaast verleent Faja Lobi ook studiebeurzen aan studenten. Het richtte een klein ziekenhuis in Idiofa op en vier medische centra in de dorpen. En ook een café met een terras, een naaiatelier voor studenten snit en naad waar ze naaimachines kunnen gebruiken en zelfs een opnamestudio waar jongeren muziek en video’s kunnen opnemen.
In de bossen die het aanplant, zorgt Faja Lobi langs de wegen voor rubberbomen en mangobomen, waarvan de bevolking de vruchten mag plukken. ‘Als een fietser met een platte band zit, kan hij die herstellen met de latex uit de rubberboom.’
De ngo heeft ook een schrijnwerkerij die meubels maakt voor de eigen werking en voor de geïnteresseerde kopers, en een afdeling bouw. Het nieuwe kantoor van Faja Lobi werd grotendeels door het eigen personeel opgebouwd, nadat het vorige kantoor afbrandde.
Faja Lobi richtte ook een informatiecentrum op waar studenten informatica op computers kunnen werken en een naaiatelier waar studenten snit en draad kunnen oefenen op naaimachines.
© Bart Lasuy
Koolstofkrediet
Faja Lobi probeert die dienstbaarheid aan de lokale gemeenschap ook structureel te verankeren in de werking. Zo betrekt hij de clans bij het project. Als ze hun concessies geven aan 25 dollar per hectare (voor 25 jaar plus een voorkooprecht nadien) worden ze lid van de vzw en krijgen zo mee zeggenschap over de toekomstige opbrengsten van de bossen, of die nu uit koolstofkredieten, of hout bestaan.
Clans die bijvoorbeeld meer per hectare vragen, worden geen lid van de vzw maar krijgen dan wel een hogere financiële return.
Naast de concessiehouders maken ook stichtende statutaire leden (waaronder enkele Belgen) en werknemers deel uit van de vzw. ‘Het is een kwestie van evenwicht vinden tussen bosbouw en de belangen van de bevolking’, aldus Heytens.
Het belang van dat evenwicht werd hem 10 jaar geleden duidelijk. Toen trok hij na een eerste werkperiode van vier maanden even naar België, en bleek zijn toenmalige Congolese gerant te proberen om hem uit de organisatie te zetten. ‘Gelukkig stonden de concessies op mijn naam, anders waren we alles kwijt.
Omdat werknemers, concessiehouders en de stichtende leden in de vzw zetelen, zou dat nu niet meer mogelijk zijn. Heytens beseft dat de organisatie niet van één persoon mag afhangen. Hij werkt daarom aan de uitbouw van een sterk lokaal team. ‘Op termijn wil ik meer als mentor fungeren.’
Dit jaar moet er bovenop de al aangeplante 3000 hectare nog eens 1500 hectare bijkomen. Samen met CO2 Logic, dat gespecialiseerd is in het berekenen, verminderen en compenseren van CO2-uitstoot, zoekt Faja Lobi uit hoe ze gerealiseerde koolstofkredieten kunnen verzilveren.
Maar het oude woud brandt…
Als we met drie vinnige Chinese motoren 40 kilometer oostwaarts trekken, komen we steeds meer in gebieden waar er nog min of meer intact woud staat. Meer en meer stukken woud duiken op die in brand staan of al verkoold zijn.
‘Als we niet kappen, hoe kunnen we dan aardnoten telen? Breng ons een werkgever en we stoppen met kappen.’
Eén man is druk in de weer om een laatste grote stam vakkundig in brand te steken. ‘Ik dood het bos’, zegt Haricot N’gal. ‘God heeft ons het bos gegeven zodat we kunnen eten.’
Verderop, op weg naar het dorp Silankwilu, raken we aan de praat met enkele jongeren die onder de dorpsparasol samenzitten. ‘We kappen omdat we geen beroep hebben. De enige werkgever hier is de dorpsschool. Als we niet kappen, hoe kunnen we dan aardnoten telen? Breng ons een werkgever en we stoppen met kappen’, zegt Itonno Kwenpa.
Het is een schril contrast: 40 kilometer terug doet Faja Lobi aan herbebossing, terwijl hier het woud wordt gekapt. ‘Dat zijn bossen die gefabriceerd worden’, klinkt het antwoord op de vraag waarom die bossen niet gekapt worden. ‘Die moeten we respecteren. Maar onze bossen zijn een geschenk van de goden aan ons.’
Klimaatverandering lijkt hier geen issue. Even verderop is te zien hoe mensen op de Lubwerivier pirogues, kleine kanobootjes, en transportboten maken, waarmee voedsel naar Kinshasa kan worden vervoerd.
Moet er dan eerst oerwoud worden gekapt voordat er geld is om te herbebossen? Ook Heytens ziet de paradox. ‘Deze dorpelingen vragen of we ook niet naar Silankwilu willen komen. Het is zoeken naar een goede aanpak. Het is zoeken naar een evenwicht tussen steun om de landbouw te verrijken, met extra teelten, en onze vraag om het woud intact te laten. Want Congo heeft veel landbouw nodig. Als we landbouw alleen vervangen door bosbouw, zorg je alleen maar voor een versnelde ontbossing elders.’
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.