Verhongeren in een eindeloze oorlog
Jemen overgeleverd aan zichzelf
Lennart Hofman
15 juni 2018
Geen bevolking ter wereld lijdt zoveel honger als de Jemenieten. Maar de hulp die er is, komt lang niet altijd bij de juiste mensen terecht. Op mijn rondreis door het land zag ik hoe complex hulpverlening in Jemen is.
© Andreas Staahl
Snikkend laat de 80-jarige Taeha Ali Salem zich op de betonnen grond vallen. Ze slaat haar handen in de lucht, de tranen stromen over haar wangen. ‘God, sta me bij’, herhaalt ze keer op keer. ‘Ik zal sterven.’
Sinds een Saoedische straaljager drie jaar geleden haar woning in de as legde, is de oude vrouw met haar familie op de vlucht. Samen met drie andere families leeft ze in een klein klaslokaal in een oude school in at-Turbah, een dorp even buiten de zwaar belegerde centraal Jemenitische stad Taiz.
Ze heeft al maanden geen degelijke maaltijd gegeten, en haar ogen gaan zo hard achteruit dat ze amper nog wat ziet. Twee kleine kinderen zitten naast haar op de grond. Ze kijken verweesd om zich heen, grijpen met hun kleine handjes de rok van de oude vrouw en beginnen dan ook zacht te snikken.
Op de rand van de afgrond
In de school leven 43 gezinnen die het oorlogsgeweld in het westen en midden van het land zijn ontvlucht. Wanneer we het betonnen gebouw betreden worden we meteen omringd door bewoners die smeken om voedsel. Een vrouw houdt een uitgemergeld kind omhoog, een andere laat een doktersrecept zien waarop staat dat ze medicijnen nodig heeft tegen hartklachten. Een jongen met zichtbaar psychische problemen zit ineengedoken in een hoek, zijn schedel zit vol wonden. Hij staart wezenloos voor zich uit.
‘De menselijke catastrofe die zich afspeelt in de school was voorspeld, maar kon niet worden voorkomen’
Bovenaan de trap naar de tweede verdieping zit Mariam Khaled, een jonge vrouw met een zwarte hoofddoek. Ze kwam hier een dag geleden aan met haar acht kinderen nadat het oorlogsgeweld haar woonwijk bereikte. Het kleed waarop ze zit is het enige wat ze nog bezit. ‘Ik ben alles kwijt. Wat moet ik doen? Hoe red ik mijn kinderen’, mompelt ze verloren.
De menselijke catastrofe die zich afspeelt in de school was voorspeld, maar kon niet worden voorkomen. Al ruim twee jaar wordt gezegd dat Jemen op de rand van de afgrond staat, daar eigenlijk al overheen is. Vorig jaar stierven naar schatting 50.000 kinderen aan een gebrek aan voedsel en simpele medicijnen.
Gevreesd wordt dat er de komende maanden nog eens 150.000 kinderen zullen sterven.
Toch zit ik een halfuur nadat ik de noodlottige school bezocht in een afgeladen restaurant. Blikjes gekoelde Coca-Cola staan voor me op de tafel, buiten op straat liggen de marktkramen vol groente, fruit en andere levensmiddelen. Er zijn zelfs zakken voedsel van de Wereldvoedselorganisatie (WFP) te koop.
Het roept een vraag op die ongemakkelijk aanvoelt. Want hoe is het mogelijk dat mensen sterven van de honger, terwijl er wel voedsel is?
© Andreas Staahl
Houthi’s en Saoedi’s
In maart 2015 verdrijven de Houthi’s, met de steun van strijders loyaal aan de voormalige president Abdullah Saleh, de regering van president Abd Brabbuh Mansur al-Hadi. Dit is tegen het zere been van buurland Saoedi-Arabië, die in de Houthi’s een bondgenoot van hun aartsrivaal Iran zien.
Ze besluiten president al-Hadi te hulp te schieten en tuigen een coalitie van Arabische staten op om de Houthi’s te verdrijven. In drie jaar tijd voeren ze ruim zestienduizend luchtaanvallen uit, ofwel gemiddeld 15 per dag. Ook wordt het land –dat enorm afhankelijk is van import– grotendeels afgesloten van de buitenwereld.
Dit heeft een enorme impact op de voedselvoorziening in het land. Door de importban kwam er niet alleen minder voedsel het land binnen, de eigen voedselproductie kwam ook grotendeels stil te liggen. Irrigatie en transport werd door een gebrek aan brandstof kostbaar, door een tekort aan pesticiden en kunstmest konden veel gewassen niet meer worden geteeld.
Daarnaast werden boerderijen, markten, voorraadschuren en voedseltransport in door Houthi’s gecontroleerde delen van het land gericht bestookt door Saoedische luchtaanvallen. Meer dan 250 vissersboten werden beschoten, waarbij tenminste 152 vissers omkwamen, schrijft de Britse krant The Guardian.
In de periode tussen 26 maart 2015 tot 25 maart 2018 registreerde het Yemen Data Project 456 luchtaanvallen op boerderijen, 195 op markten, 110 op water- en elektriciteitscentrales, 70 op gezondheidscentra en 63 op voedselopslagplaatsen.Door de snel stijgende inflatie en groeiende werkloosheid stegen de voedselprijzen explosief. Eind december 2017 hadden 22 miljoen Jemenieten humanitaire hulp nodig, waarvan ruim 11 miljoen acuut.
Het budget om al die monden te voeden wordt echter bij lange na niet gehaald. En omdat ook voedselhulp het land moeilijk binnenkomt zijn de meeste Jemenieten vooral op zichzelf aangewezen.
Ze helpen elkaar, overleven dankzij geld van familie uit het buitenland, verkopen hun huizen of hun vee, verbouwen kleinschalig voedsel, en schaffen zich zonnepanelen aan om in hun energiebehoefte te voorzien. De Jemenieten die al arm waren, of alles verloren door het oorlogsgeweld, staan er echter vaak alleen voor. Hen rest niets anders dan hoop.
© Andreas Staahl
Onder hutten van plastic zeil
Op een droge vlakte even buiten het dorp al-Safia, een kleine vijftig kilometer ten zuiden van Taiz, wonen 67 gezinnen onder hutten van plastic zeil.
‘Alles wat ik had is weg. Ik heb niets meer’, mompelt de zestiger Abdu Moqbel Thabetsim.
Hij vluchtte acht maanden geleden met twee van zijn acht kinderen en zijn vrouw uit zijn woonplaats Al-Hamili, in Manza, een district in de provincie Taiz, nadat een luchtaanval zijn huis vernietigde. De eerste weken bracht hij zoals veel ontheemden door bij familie, maar die konden dit niet lang financieel opbrengen. Nu woont hij met wat rest van zijn gezin onder een plastic zeil op een zanderige vlakte even buiten het dorp.
Terneergeslagen staart hij voor zich uit. Het geld dat hij kreeg toen hij zijn vee verkocht raakt op, werk is hier niet. En hoewel hij zijn kinderen van de schoolbanken houdt om te bedelen, is het niet genoeg.
‘Ik denk alleen aan nu. Hoe overleef ik? Waar vind ik voedsel en water? Wat helpt mij om te leven? Dat is een dagelijkse strijd’
‘Ik denk alleen aan nu. Hoe overleef ik? Waar vind ik voedsel en water? Wat helpt mij om te leven? Dat is een dagelijkse strijd’, zegt Thabetsim.
Lokale hulpverleners komen soms langs om de namen van de inwoners te noteren, maar dit leidt zelden tot hulp, stellen de bewoners. Volgens Aljz Al-Dobai, de sjeik die het stukje land bezit en verantwoordelijk is voor het doorgeven van de namen, negeren ze zijn verzoek om hulp.
Maar wanneer de sjeik is vertrokken, horen we een heel andere verhaal. Wiam Yasin Abdullah, een jonge vrouw die een jaar geleden vluchtte uit Al Maqadara, is de sjeik juist deel van het probleem. Hij en de lokale organisaties waarmee WFP samenwerkt om voedsel te verdelen zouden voedsel, dat voor hen is bedoeld, achterhouden.
‘Ze geven onze namen aan de hulporganisaties en houden de hulp voor zichzelf. Ze geven ons niets. Ze nemen het voedsel van de organisaties en verkopen het op de markt’, vertelt Abdullah.
In haar hand heeft ze een lijst met namen die ze zelf opstelde, en die het voedsel echt nodig hebben. ‘Ik wil dat de hulporganisaties direct met ons werken, zonder inmenging van tussenpersonen. Dan verdelen we het zelf. Nu wordt een groot deel van ons voedsel gestolen’, vervolgt ze fel.
© Andreas Staahl
Lijsten met namen
Haar vermoedens worden bevestigd door lokale journalist Nasser al-Sakkar, werkzaam voor ondermeer The Financial Times. Hij wist zijn hand te leggen op de lijsten met namen van Jemenieten die hulp ontvangen van WFP. Daaruit bleek dat lang niet iedereen hulpbehoevend is.
‘Sommige personen op die lijst zijn gevlucht, maar hebben een tweede huis in de provincie, meerdere auto’s of een goede baan. Soms zetten ze ook meerdere familieleden op de lijst, terwijl maar een op de lijst mag. En soms staan er mensen op die helemaal niet ontheemd zijn’, verklaart Al-Sakkar.
We spreken hem in een restaurant in al-Turbah. En inderdaad, buiten op de markt liggen tientallen zakken voedsel van de Wereldvoedselorganisatie te koop. Om de ontheemden te helpen koopt Al-Sakkar met bevriende studenten soms zakken voedsel om het te doneren aan de ontheemden.
‘Veel hulp bereikt de doelgroep niet. Dat komt omdat de lokale partners waarmee WFP samenwerkt om voedsel bij de ontheemden te krijgen soms corrupt zijn. Ze geven het aan mensen die ze kennen, of houden het zelf om te verkopen op de markt.’
De specifieke problemen in al-Turbah zijn niet bekend bij Stephen Anderson, woordvoerder van de Wereldvoedselorganisatie. Via e-mail belooft hij de misstanden te zullen onderzoeken, maar hij benadrukt dat WFP strikte procedures volgt om dit soort problemen juist te voorkomen.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen blijft het ontzettend moeilijk de hongersnood in Jemen te bedwingen, zegt hij. Er is niet alleen te weinig geld om goederen in te kopen en te transporteren. Het is niet alleen enorm tijdrovend en complex om hulpgoederen het land in te krijgen, het is ook enorm ingewikkeld om het vervolgens bij de juiste mensen terecht te laten komen’, legt Anderson uit.
‘In andere gebieden moeten we voortdurend overleggen met lokale partijen die allemaal hun eigen belangen hebben. Soms krijgen we geen toegang tot een gebied, omdat er meningsverschillen bestaan tussen lokale partijen over wie recht heeft op voedsel. Het brandstoftekort belemmert weer het transport en ook door allerlei procedures blijft voedsel vaak lange tijd in de havens liggen.’
© Andreas Staahl
Profiteren van de oorlog
De logistieke nachtmerrie komt niet iedereen slecht uit. Hoewel dit miljoenen mensen naar de rand van uithongering drijft, zijn er ook mensen die er juist van profiteren. Dat stelt Peter Salisbury, onderzoeker aan de Britse denktank Chatham House. Hij onderzoekt het functioneren van de Jemenitische economie in oorlogstijd en constateert dat sommigen nog steeds heel veel geld verdienen. Deze mensen willen helemaal niet af van de oorlog.
‘Veel individu’s en groepen die financieel profiteerden van de oorlog en macht verwierven, stelden voorheen weinig voor, nu zijn ze miljonairs’
‘Veel privé-personen en groepen die financieel profiteerden van de oorlog en macht verwierven, stelden voorheen weinig voor. Milities in het zuiden, personen binnen de Hadi-regering, en vooral de Houthi’s. Een paar jaar geleden leefden ze nog in de bergen met niets, nu zijn ze miljonairs.’
Dat geld verdienen ze bijvoorbeeld door “belasting” te heffen bij checkpoints, via afpersing, diefstal van goederen, handel en smokkel. Milities aan beide kanten van het front verdienen op deze manier geld aan de status quo. Het is dan ook niet in hun belang dat de oorlog stopt, zegt hij.
Zo rijden trucks afgeladen met elektronica en andere luxeproducten vanuit Oman en Saoedi-Arabië via regio’s onder controle van pro-Hadi-strijders naar Sana’a, de hoofdstad die in handen is van de Houthi-rebellen. Er worden zelfs zoveel wapens over en weer de frontlinies over gesmokkeld dat de prijs voor geweren en kogels sinds het begin van de oorlog is gedaald, stelt Salisbury.
De opbrengsten zijn ruim genoeg om de milities die het land controleren in het zadel te houden, maar onvoldoende om honger te voorkomen bij de mensen in het gebied waar ze de macht hebben. Zij kunnen het schaarse voedsel dat er nog is niet meer betalen.
‘Het is het bekende verhaal van een kleine elite die ongelofelijk egoïstisch is en alleen rekening houdt met de eigen beperkte belangen, wat ten koste gaat van de rest van de bevolking.’
© Andreas Staahl
Wat nu?
In een ander provisorisch opgezet tentenkamp in al-Safia staart Ali Ahmad berooid voor zich uit. Twee maanden geleden vluchtte ze naar familie in de stad Taiz nadat haar huis was gebombardeerd. Toen ook dat huis werd beschoten zag ze geen andere keus dan te vertrekken.
‘De angst was te groot’, vertelt Ahmad.
Met haar man en acht kleine kinderen woont ze onder een groen plastic zeil op een kale vlakte naast een eenbaansweg. Drie kinderen klampen zich aan haar vast: ze zijn mager, bleek en klein. Te klein. Door een gebrek aan voedsel stopte hun groeiproces.
‘Kijk om je heen. Er is niets. Geen voedsel, toilet of huis. We overleven door te bedelen in restaurants en op de markt in het dorp, maar het is niet genoeg. Ik heb meestal maar een maaltijd per dag.’
Ze legt haar arm om haar dochter. Het meisje werd zes maanden eerder in het hoofd geraakt door een kogel. Het litteken is nog goed zichtbaar. Toch houdt ze de hoop. Met een glimlach vraagt ze het meisje met haar broertje en zusjes op een doek naast een groen plastic zeil te gaan zitten. Dat is hun speelkamer, zegt ze. Ze heeft haar kinderen opgedragen altijd te lachen als ze daar zijn.
‘Die plek herinnert ons aan thuis, aan hoe het was. Op die manier proberen we het leven hier draaglijk te houden’, licht ze toe.
Naast haar staat haar man. Hij werd door een kogel geraakt in zijn been. Rondom ons staan tientallen van de in totaal 229 ontheemden in het kamp. Ze dragen lompen, staren in het ijle, hebben een vale huid. Niet lang geleden hadden ook zij een gewoon leven, nu doen ze hun behoefte onder een plastic zeil of tussen de struiken, en slapen ze veelal zonder matras onder een plastic zeil in het stof.
‘We waren gewone mensen, net als iedereen’, zegt een oude man haast verontschuldigend als we vertrekken. ‘Ik timmerde, had werk, verdiende mijn eigen geld. Ik had nooit hulp nodig.’
Hij zwijgt even, alsof hij het zelf ook nog niet helemaal kan geloven. En vervolgt dan zacht: ‘Kijk wat er van ons is geworden. Alles is nu anders. Als er niet snel hulp komt, vrees ik dat ik hier sterf.’
© Andreas Staahl
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en Postcode Loterij Fonds voor journalisten beheerd door Free Press Unlimited.