In de Alpen stijgt de temperatuur dubbel zo snel als in het lager gelegen land en dat laat zich steeds duidelijker zien: de gletsjers verdwijnen, maar ook het ijs in het hart van de bergen smelt. ‘Permafrost is de cement die bergtoppen samenhoudt’, vertelt de Zwitserse onderzoeker Wilfried Haeberli. Klimaatverandering knaagt zo aan wat onveranderlijk lijkt: bergen verkruimelen en worden wankel. ‘Wat nu gebeurt, is onomkeerbaar. Wereldwijd worden bergen minder stabiel.’
Bovenop de Zugspitze, de hoogste berg van Duitsland, ontvouwt zich een landschap van wit bepoederde bergtoppen – vierhonderd verspreid over vier landen, meldt het infobord – het is een panorama van monumentale stilstand. De stenen mastodonten die naar de hemel klauwen, stralen onvergankelijkheid uit. Wij gaan dood, zij hebben een ticket voor de eeuwigheid. Lijkt het.
Of beter: dat is wat we willen zien, het is een zekerheid die ons houvast biedt, want hoe massief dit landschap er ook uitziet, sinds het hier warmer wordt, is het in beweging. ‘Alles verandert hier’, vertelt onderzoeker Maximilian Wittmann. Hij werkt in het Schneefernerhaus, een tien verdiepingen tellend onderzoekscentrum dat als een knullig geland ruimtetuig tegen de zuidflank onder de top plakt.
Toch is het niet de veranderlijkheid die Wittmann het meeste verbaast – als student ecologische geologie rekent hij in andere dan menselijke tijdschalen, wie tweehonderd miljoen jaar teruggaat, stond hier met zijn voeten in de zee. ‘Ieder landschap verandert’, zegt hij. Maar de snelheid waarmee het nu gebeurt, durft hij met de voorzichtigheid die hem eigen is gerust ‘ongezien’ noemen. Ja, zelfs verontrustend.
Om de snelheid van de verandering te ervaren, volstaat het door het raam van het Schneefernerhaus naar buiten en omlaag te kijken. Toen het huis in 1931 als hotel – het hoogste van het land – gebouwd werd, stond je met een stap vanuit het portaal op de gletsjer. Ondertussen ligt de gletsjer honderd meter lager, van de driehonderd hectare blijven er nog dertig over.
Het voormalige hotel Schneefernerhaus is nu een onderzoekscentrum
Marcus Hebel (CC BY-SA 3.0)
Al meer dan honderd jaar worden op de Zugspitze sneeuwdikte, temperatuurschommelingen en atmosferische samenstelling in kaart gebracht. Sinds tien jaar wordt er ook in het hart van de berg getuurd, naar het ijs dat als lijm rotsen samenhoudt.
Geen bergtop in de Alpen is beter geobserveerd en alle grafieken tonen eenzelfde lijn: die van de temperatuur stijgt, die van ijs en sneeuw dalen. Van de duizend vierkante kilometer aan gletsjers die de Alpen als rivieren van ijs bedekten, zijn er een derde voorgoed verdwenen. Volgens schattingen zal dat tegen 2050 de helft zijn. De permafrost in de rotsen bestrijkt een oppervlakte die drie keer zo groot is. Men meent dat ook hiervan een derde ontdooid is, of dat het smeltingsproces is ingezet.
Wittmann bladert in een boek met tabellen, warmtedoorsnedes en statistieken en strijkt de pagina glad. Met zijn wijsvinger tikt hij ongeduldig op een rode, kronkelige lijn. ‘De nulgradengrens is in dertig jaar tijd honderd meter naar boven geschoven. In diezelfde tijdsspanne meten we ieder jaar gemiddelde temperaturen die hoger zijn dan wat we als normaal aannamen. Het is nu al 1,5 graden warmer in de Alpen.’ Hij klapt het boek dicht. ‘Voorlopig is er geen reden om aan te nemen dat er een neerwaartse knik komt in die lijn. Alles warmt op.’
© Tine Hens
Luisteren naar bergen
De sneeuw die we eeuwig noemen en die je hier vanop de top overal ziet liggen, heeft een houdbaarheidsdatum gekregen. 2080 wordt het kanteljaar op de Zugspitze. Dan is de nulgradengrens zo hoog opgeschoven dat hij boven de top van de berg uitkomt, dan zal de piek niet langer wit zijn en de permafrost in de barsten en kloven van de berg verdwenen zijn.
‘Jaar na jaar moeten we vaststellen dat er in de zomer meer permafrost verdwijnt dan er in de winter terugkomt’
‘Permafrost is ijs waarvan we verwachtten dat het niet op korte termijn smelt. Het is zo’n tienduizend jaar oud, net als de gletsjers een erfenis van de laatste, grote ijstijd, maar jaar na jaar moeten we vaststellen dat er in de zomer meer permafrost verdwijnt dan er in de winter terugkomt’, vertelt Wittman. Een gletsjer die dat patroon vertoont, wordt dood verklaard; permafrost die ontdooit, zoekt als water een weg uit de rotsen en kan zo veel druk op een bergwand uitoefenen, dat hij afbreekt en in de diepte, in het dal stort. Ook omdat alles samenhangt en het ene proces het andere versterkt en versnelt.
Op een blad trekt Wittmann pijlen die in cirkels van smeltende gletsjers naar opwarmende rotsen wijzen, van opwarmende rotsen naar dooiende permafrost. Het is een neerwaartse spiraal met als uitkomst een berglandschap uit evenwicht. Minder permafrost betekent meer steenlawines en grondverschuivingen.
Zoals op 23 augustus van dit jaar toen er vier miljoen kubieke meter rotsblokken en stenen van de Piz Cengalo donderde, als een stortvloed van puin en gruis door de Bondasca vallei stroomde, op zijn weg omlaag bomen verpletterde en het dorpje Bondo met een alles vernietigende kracht overspoelde.
Tussen de rotsen zaten resten van ijs. Permafrost. Want, zo stelden onderzoekers al langer vast, de permafrost hoeft niet helemaal te ontdooien om zijn bindende kracht te verliezen. ‘Een bevroren rots is altijd steviger’, vertelt Michael Krautblatter. Hij is het hoofd van het onderzoeksteam naar aardverschuivingen aan de Technische Universiteit van München. In zijn labo experimenteert hij met het dooien en weer bevriezen van rotsen, het is een simulatie van de reële omstandigheden in de huidige Alpen, waarbij bergen in de zomer meer dan vroeger opwarmen en in de winter minder dan vroeger afkoelen. ‘Ze verliezen tot dertig en veertig procent aan stabiliteit. Dat kan voldoende zijn om een lawine te veroorzaken’, zegt hij.
‘Vroeger waren we heel voorzichtig met de extrapolatie van steenlawines naar het afsmelten van permafrost. Ondertussen spreken de cijfers en gebeurtenissen voor zich. Er breken meer rotsblokken af. De enige vraag is: hoe groot kunnen ze worden? Waar zijn de risico’s? Permafrost die ontdooit, is zoals cement dat wordt weggeschraapt tussen bakstenen: het huis geraakt uit evenwicht. Dat betekent niet dat bergtoppen plots zullen instorten en afbrokkelen, maar het is belangrijk om in de Alpen de signalen van de rotsen en stenen op te vangen. Het klinkt gek, maar we moeten leren luisteren naar de bergen. Steenlawines laten zich voorspellen. Een rots breekt zelden onaangekondigd af.’
De tijd van voorkomen is voorbij. Het is nu een kwestie van aanpassen.
Het is wat Wittmann onder andere doet op zijn onderzoeksplek in de bergen. Geluiden opvangen en interpreteren. Voor hij aan zijn opleiding als milieu-ingenieur begon, was hij muzikant. Nog steeds speelt hij trompet in een jazzband, maar hier boven, op een hoogte van bijna drieduizend meter, zegt hij, luistert hij naar het binnenste van de berg. ‘De permafrost kunnen we niet redden, daarvoor is een globale afkoeling nodig, maar we kunnen wel zo veel mogelijk verhinderen dat steenlawines slachtoffers maken of hele dorpen en steden vernielen.’
De tijd van voorkomen is voorbij. Het is nu een kwestie van aanpassen. In het dal kan men nog geloven of beweren dat klimaatverandering een verre toekomst is, in de tunnel waarin Wittmann zijn onderzoek verricht, is het effect meet- en zichtbaar. Ooit reed hier de hoogste trein van Duitsland, van Noord naar Zuid, dwars door de berg naar Oostenrijk. Nu is het de plek waar permafrost zich laat bekijken en bewonderen.
In de tunnel onder de Zugspitze waarin Wittmann zijn onderzoek verricht, is het effect van de klimaatverandering meet- en zichtbaar.
© Tine Hens
Tegen de wanden glinsteren ijskristallen, rond de boorgaten waarin Wittmann elektroden plaatst, waaieren glimmende draden van ijs. Geen geluid van buiten dringt hier door, maar er is wel een constant kraken en zuchten hoorbaar. Wittmann wijst omhoog. ‘Een deel van de Zugspitze is hol, het is een kalkstenen grot die zich met smelt- en regenwater vult. De permafrost werkt als stopverf. Hij houdt het doorsijpelen van het water tegen. Ik probeer nu te bereken hoeveel water er al in de bergen zit en hoe het zich verdeelt. Want of een bergtop het risico loopt om af te breken hangt af van drie factoren: de geologie, de hellingsgraad en de hoeveelheid water die er zich in ophoopt.’
De berg boven ons hoofd, zo laten de berekeningen van Wittmann zien, wordt zwaarder met de jaren. ‘De reden is eenvoudig: water weegt meer dan ijs. Hij smelt.’
Bergen hebben altijd bewogen
Niet dat hij verwacht dat de hoogste berg van Duitsland binnenkort niet meer de hoogste zal zijn. Andere bergen, zoals de Matterhorn, de Eiger of delen van de Mont Blanc bevinden zich in een grotere gevarenzone. Sinds 2003, de zomer waarin alles uitzonderlijk was en waarin een helikopter 90 mensen van de Matterhorn moest evacueren omdat er rotsen afbrokkelden en weggleden, zijn er meer stenen van deze iconische bergen gevallen. In 2005 stortte de Bonatti-pilaar in het Mont Blanc-massief in. Op 17 juli 2006 donderde meer dan vijfhonderdduizend kubieke meter rotsen van de Eiger.
Natuurlijk, de geschiedenis van de Alpen leert ook: bergen hebben altijd bewogen. Het is een jong gebergte dat nog groeit. Zo’n 3700 jaar geleden was de Zugspitze bijvoorbeeld hoger dan nu, de top van toen ligt nu aan de voet van de berg en vormde de Eibsee. In 1807 vernielde zo’n veertig miljoen kubieke meter rotsen die van de Rossberg vielen het Zwitserse dorp Goldau en in 1963 kwamen tweeduizend mensen om bij een modderstroom die over de Vajontdam spoelde.
Maar ook hier toont de inventaris van steenslag een onmiskenbare trend: de laatste jaren gebeurt het vaker. De frequentie stijgt. Van alle steenlawines van meer dan een miljoen kubieke meter die Zwitserland gekend heeft, vonden de zes grootste in de voorbije dertig jaar plaats. Van de vier laatste is het verband met het smelten van de permafrost en het terugtrekken van de gletsjers duidelijk aantoonbaar.
‘Twee zaken zijn onmiskenbaar: het ijs dat verdwenen is, komt in geen eeuwen nog terug en de bergen verliezen wereldwijd aan stabiliteit.’
‘De Alpen worden gevaarlijker’, stelt Wilfried Haeberli. In de jaren ’70 zette hij als eerste een onderzoeksproject op naar permafrost in de bergen. Nog steeds geldt hij als de pionier van het Alpiene permafrostonderzoek. ‘We wisten heel veel over het belang van permafrost in Arctische gebieden, over het methaan dat dreigt te ontsnappen als dat afsmelt. Dat probleem stelt zich in bergachtige streken niet. Hier draait alles om de stabiliteit van het landschap. Vooral omdat de mens de neiging heeft het terugtrekken van de gletsjers te volgen. Iedere rotswand die vrijkomt omdat het ijs weg is, betreden we.’
‘Wat we niet of te weinig beseffen, is dat we bij ieder hotel dat we bouwen naast een nieuw gletsjermeer of bij iedere piloon van een kabellift die we in de rotsen en de permafrost vasthechten, we een landschap betreden dat uit evenwicht is. We zien dat niet, het is niet met het blote oog waarneembaar en dus kunnen we ons moeilijk voorstellen wat dat precies betekent. Maar twee zaken zijn onmiskenbaar: het ijs dat verdwenen is, komt in geen eeuwen nog terug en de bergen verliezen wereldwijd aan stabiliteit.’
Duurzaam toerisme
Het is de centrale vraag waar men zich in de verschillende Alpenlanden het hoofd over breekt: hoe verzoen je de toenemende druk van toeristen en bewoners met een landschap dat robuustheid en onveranderlijkheid uitstraalt, maar waar het effect van klimaatverandering alles onzeker maakt?
De bergen symboliseren een verlangen naar onbedorven natuur, ze zijn het laatste grensgebied van de wildernis.
Per jaar registreert men in de Alpen zo’n vijfhonderd miljoen overnachtingen en met veertien miljoen mensen die er in steden en dorpen leven, is het het dichtst bevolkte berggebied van de wereld. De bergen symboliseren een verlangen naar onbedorven natuur, ze zijn het laatste grensgebied van de wildernis, de enige plekken waar een mens zich nog kan meten met krachten die hem verbijsteren.
De ironie of de paradox wil dat we met steeds meer mensen die pure natuur willen ervaren en beleven. Op de Matterhorn is men nooit alleen. Om de Mont Blanc te beklimmen, staat men in de file. En om het voorspelde gebrek aan sneeuw in de winter te compenseren, moet er volop geïnvesteerd worden in een activiteitenpakket dat het jaar rond dekt.
In de Alpen rommelt het niet alleen van breuken in bergen, maar ook van een koortsachtige bouwdrift. Ook daarvan is de Zugspitze een toonbeeld. Op 21 december moet hier de nieuwste kabelbaan plechtig worden geopend. Met een lengte van 4,5 kilometer overwint hij op tien minuten een hoogteverschil van tweeduizend meter. Hiervoor werden palen met een duizelingwekkende hoogte van 127 meter in de bergwand geplant. De vensters van de bak zullen verwarmd zijn zodat een adembenemend zicht op de Zugspitze bij ieder weertype gegarandeerd is.
Vijfhondertachtig bezoekers per uur verwacht men vanaf kerstmis op en af de berg te transporteren. Dat is drie maal meer dan nu. De kabellift heet een toekomstbestendig project te zijn. Bij de bouw werd rekening gehouden met de permafrost die er over zestig jaar niet meer zal zijn. Elders in de Alpen is dat niet altijd het geval. ‘Er is veel geld nodig om de bestaande infrastructuur aan te passen’, zegt Krautblatter. ‘Veel skiliften zijn vastgehecht in bevroren rotsen. Als er geen ventilatie voorzien is rond de palen, verwarmen ze de rosten van binnenuit en versnellen ze het smeltproces, wat de instabiliteit op zijn beurt bevordert.’ Ook hier duikt de neerwaartse spiraal van versterkende effecten weer op. ‘Het is belangrijk om daar op voorhand rekening mee te houden. Aanpassingen achteraf zijn altijd duurder. En ja, dat zal in de komende jaren zeer veel geld kosten.’
‘Hoe zorgen we ervoor dat niet iedereen naar dezelfde plaatsen gaat? Hoe maken we toerisme inherent duurzaam?
Naast de technische kant van het verhaal, is er de ecologische en de menselijke. Hoeveel volk kunnen de Alpen aan? ‘Ik denk dat je de vraag anders moet formuleren’, stelt Krautblatter. ‘Hoe zorgen we ervoor dat niet iedereen naar dezelfde plaatsen gaat? Hoe maken we toerisme inherent duurzaam? De Alpen zijn groot, er is zo veel te zien, misschien moeten we niet allemaal in ons leven de Matterhorn beklimmen of bovenop de Mont Blanc staan.’
‘Het zijn net de plekken die het meest aangetast zijn door dooiende permafrost die het meeste volk aantrekken. Voor die bergen zullen we – zeker in periodes van verhoogd risico – met maximumaantallen moeten werken. Zo veel mensen per dag. Niet meer. Toerisme is van levensbelang voor de Alpen, maar het kan niet ten koste gaan van de bergen. Anderzijds: iedereen moet er zich bewust van zijn dat bergen nooit zonder gevaar zijn geweest en dat ze dat in de toekomst steeds minder zullen zijn. Zeker in de zomer is de kans op vallende rotsen reëel.’
Onevenwicht
![Joseph Anton Koch ](//images.mo.be/sites/default/files/styles/portrait/public/field/image/55002_97946_tEbllX.jpg?itok=x_iLJSCO " Het schilderij “Der Schmadribachfall" (1821-22) van de verder onbekende landschapsschilder Joseph Anton Koch, geeft een idee van de omvang van de gletsjers en de sneeuw in het midden van de negentiende eeuw. ")
Het schilderij “Der Schmadribachfall” (1821-22) van de verder onbekende landschapsschilder Joseph Anton Koch, geeft een idee van de omvang van de gletsjers en de sneeuw in het midden van de negentiende eeuw.
Joseph Anton Koch
Hoe zullen bergen eruitzien als de sneeuw en het ijs verdwenen zijn? Het is een voorspelling van een niet zo verre toekomst. In de Neuen Pinakothek in München vallen me de schilderijen van Ludwig Richter en Joseph Anton Koch op, twee verder onbekende landschapsschilders uit de negentiende eeuw. Maar ze deden iets bijzonders: ze zochten de bergen op, probeerden hun overdonderende kracht en schoonheid op doek te vangen. Het zijn beelden van bergen voor er foto’s waren en ze geven een idee van de omvang van de gletsjers en de sneeuw in het midden van de negentiende eeuw. En dat is interessant, want het is net de periode waarin die hun meest recente maximum bereikten.
Het verschil tussen toen en nu is onmiskenbaar en waarschijnlijk hadden Richter en Koch die reiziger uit de toekomst niet geloofd of zelfs uitgelachen mocht die hen verteld hebben dat sneeuw een schaars goed werd in de Alpen. Om maar te zeggen: we zijn bijzonder slecht in het inbeelden van landschappen van overmorgen.
Toch hebben permafrostonderzoekers een algemeen beeld van wat er met de bergen zal gebeuren. Haeberli beschrijft het als ‘naakte rotswanden, met losliggend puin, verspreide vegetatie, zeer veel nieuwe meren en vooral: een langdurige toestand van onevenwicht.’ Op de vraag of hij langdurig wat concreter kan maken, antwoordt hij: ‘duizenden jaren.’