Onafhankelijk expert persona non grata in DR Congo
Kris Berwouts: vier dagen in de handen van Congo’s onveiligheidsdiensten
Kris Berwouts wordt niet alleen in België erkend als een van de beste Midden-Afrika experts. In de DR Congo zien ze dat blijkbaar anders, of ten minste: daar zorgt de erkenning van zijn expertise vooral voor angst bij (delen van) het regime. Resultaat: een bizarre week in handen van de inlichtingendiensten.
CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)
Kris Berwouts wordt niet alleen in België erkend als een van de beste Midden-Afrika experts. In de DR Congo zien ze dat blijkbaar anders, of ten minste: daar zorgt de erkenning van zijn expertise vooral voor angst bij (delen van) het regime. Resultaat: een bizarre week in handen van de inlichtingendiensten.
In september 2017 werd ik uitgewezen in Congo. Ik heb nooit begrepen waarom precies, maar al snel kreeg ik de indruk dat de heisa rond mijn naam na een paar maanden wel zou afnemen. Natuurlijk kon de bilaterale scheiding tussen België en Congo alleen maar in mijn nadeel spelen.
In september 2018 heb ik onderzocht of er nog obstakels waren om me een nieuw visum te geven, die mijn terugkeer naar Congo in de weg zouden staan. Via vrienden benaderde ik instanties, en de feedback die ik kreeg uit politieke kringen (het kabinet van de president) en van François Beya, directeur-generaal van de migratiediensten DGM (Direction Générale de Migration) was positief. Ik vroeg een visum aan en kreeg het ook binnen de gebruikelijke wachttijd.
Maar toen ik Congo binnenging werd ik onmiddellijk door de autoriteiten tegengehouden. Dit is wat er gebeurde.
Zondag 7 oktober
Om 20u15 uur kwam ik aan in Kinshasa met Turkish Airlines. Het was de bedoeling om een vormingssessie te begeleiden rond PEA (political and economic analysis) voor mensen die werken in een groot project om good governance te versterken op lokaal niveau, in samenwerking met één van de belangrijkste bilaterale partners van Congo.
Het was meteen duidelijk bij aankomst dat de dame die mijn paspoort moest controleren werd gewaarschuwd door iets dat op haar scherm verscheen in verband met mij / mijn paspoort / mijn visum.
Ik werd naar het kantoor van DGM op de luchthaven gebracht, waar ik moest wachten op de verantwoordelijke officier. Ondertussen keek ik samen met het DGM-voetvolk naar de eindfase van Zulte Waregem – Anderlecht.
‘Ik heb geen idee wat men je kwalijk neemt. Ik weet niet of er een oplossing is voor je probleem. Maar ik weet wel dat, als er een oplossing is, je die zeker niet hier zal vinden.’
Toen die officier eindelijk arriveerde, was de boodschap duidelijk: ‘Ik heb geen idee wat men je kwalijk neemt. Ik weet niet of er een oplossing is voor je probleem. Maar ik weet wel dat, als er een oplossing is, het zeker niet hier is dat je die zal vinden. Je moet naar het DGM-hoofdkwartier in het stadscentrum.’
Ik werd naar het hoofdkantoor gebracht op de Boulevard du 30 Juin. Om 22 uur op een zondagavond was dat natuurlijk leeg, op een paar nachtwakers na. Mijn paspoort werd in een metalen kluis gelegd, ik werd naar een maison de passage gebracht.
Dat bleek uiteindelijk een detentieplek te zijn op een bouwwerf (het nieuwe DGM-hoofdkwartier?), waar ik werd overgedragen aan vier tot vijf personen. Het plan was om me op te sluiten in le cachot. Absoluut elk item in mijn bagage en mijn portefeuille werd uitgebreid bepoteld en besnuffeld, iets wat ik nogal vernederend vond.
Het lukte me goed mijn koelbloedigheid te bewaren. Ik zei dat ik verwachtte om correct behandeld te worden en gaf een uitgebreid overzicht van mijn contacten binnen het regime. Daardoor wijzigde het plan. Ik was blijkbaar te haut gradé voor le cachot, zodat ze me een slaapplaats aanboden op de door een doek afgescheiden plek waar de bewakers zelf sliepen.
Ze nodigden me uit om nog even bij hen te blijven zitten. Ze legden in detail uit hoe dorstig ze waren en hoezeer ze het zouden waarderen als ik een beetje van mijn geld zou gebruiken om de drank te laten aanrukken die de nacht voor ons allen korter en vooral vrolijker zou maken. Ik antwoordde dat ik een beetje moe was door de lange reis via Istanbul en zei dat ik liever wilde slapen.
Dus ik kon op een mat slapen, die ik deelde met een bewaker in uniform. Naast ons, onder een muggennet, leek een blanke in diepe slaap te zijn. Een Fransman, legden ze me uit.
Rond middernacht werd ik opgepikt door de veiligheidsdienst van de Belgische ambassade die mijn telefoon had teruggevorderd (ze hadden geprobeerd hetzelfde te doen met mijn paspoort maar dit werd geweigerd). Ze brachten me naar het Pullman-hotel, waar de organisatoren van de vormingssessie een kamer voor me hadden gereserveerd. Ik bracht de rest van de nacht door in heel andere omstandigheden.
Maandag 8 oktober
Om 9 uur bracht de veiligheidsdienst van de Belgische ambassade me terug naar het DGM-hoofdkwartier waar ik uren in de wachtkamer zat. Mijn telefoon moest ik bij de receptie afgeven.
Net als de avond ervoor werd mij herhaaldelijk gevraagd wat ik precies verweten werd. Mijn standaardantwoord was: ‘Als u het niet weet, hoe moet ik het dan weten?’
‘Het was niet duidelijk waar het paspoort precies was, noch waar de man was die verondersteld werd mijn vrijlating te ondertekenen.’
Rond 13 uur werd ik voor een chef de division gebracht die me uitlegde dat er niet echt een probleem was. Ik zou mijn paspoort snel terugkrijgen, afgestempeld bij aankomst en mijn visum intact.
Maar het was niet duidelijk waar het paspoort precies was, noch waar de man was die verondersteld werd mijn vrijlating te ondertekenen. Ik zou nog even moeten wachten.
Op dat moment dacht ik dat er geen echt probleem was rond mijn visum, dat sommige van de alarmsignalen die rond mijn naam waren opgebouwd in september 2017 blijkbaar nog niet waren ontmanteld. Ik dacht dat binnen een uur of twee alle misverstanden zouden zijn opgeruimd.
In de namiddag werden de variaties van het ‘we weten niet waar het paspoort / de man die je kan vrijlaten is’-verhaal zo grotesk dat ik dacht dat het vooral een zaak van bad governance werd. Natuurlijk zou ik mijn paspoort terugkrijgen, maar niet zonder wat geld uit te geven.
Rond 17u30 werd ik voor de kabinetsdirecteur van DGM gebracht die zei dat hij mijn zaak ’s avonds zou bestuderen en me de volgende ochtend het verdict zou meedelen.
De veiligheidsdienst van de Belgische ambassade haalde me op, bracht me naar de ambassade voor debriefing en overleg, en toen werd ik naar het hotel gebracht, waar ik om 21 uur mijn eerste maaltijd sinds het ontbijt voorgeschoteld kreeg.
Dinsdag 9 oktober
Om 9 uur werd ik opnieuw door de veiligheidsdienst van de ambassade aan het DGM-hoofdkwartier afgezet, waar mijn telefoon werd bewaard.
Ongeveer een uur later werd ik plotseling in een dievenkarretje geduwd en overgebracht naar een andere plaats. Ik had nog juist de tijd om discreet een kort bericht te sturen naar de Belgische chargé d’affaires om hem te vertellen dat ik verplaatst werd.
Op mijn vraag waar ze me heen brachten, antwoordden ze dat ik werd verwacht op de provinciale delegatie van DGM. Maar we kwamen op een plek die tien keer groter was dan het nationale hoofdkantoor, dus ik begreep dat ik niet op het provinciaal kantoor was maar waarschijnlijk op het hoofdkwartier van de ANR (Agence Nationale de Renseignements, de inlichtingendienst, en door de jaren heen één van de belangrijkste instrumenten van de Congolese repressie).
‘Ik kreeg te maken met zeer simpele medewerkers die insisteren dat ze veel voor me konden doen (inclusief me vertellen waar ik was) voor een beetje geld.’
Ik was naar de DGM gekomen met alleen het noodzakelijke om een lange dag van wachten door te komen, zodat ze mijn spullen heel snel konden registreren. Ik kreeg te maken met zeer simpele (waarschijnlijk onbetaalde) medewerkers die insisteren dat ze veel voor me konden doen (inclusief me vertellen waar ik was) voor een beetje geld.
Een officieel document formaliseerde mijn arrestatie en ik zat daar weer uren te wachten. Er gebeurde of bewoog niets, behalve af en toe een passerende rat op zoek naar voedsel. Zelf kreeg ik niets te eten of te drinken.
Ergens op de middag werd ik voor een jongeman gebracht die mij verhoorde. De punten die hem interesseerden waren:
Het in kaart brengen van mijn contacten in het politieke landschap, waar ik meer energie heb geïnvesteerd in mijn pro-Kabilanetwerk dan in de oppositie of het maatschappelijk middenveld.
Ik moest uitgebreid uitleggen over mijn eerste reis in Congo (januari 2000, als Centraal-Afrikadesk van Rode Kruis/Vlaanderen) en de vijf reizen die ik in 2017 heb gedaan (vier voor het Britse studiebureau waar ik sinds 2014 mee werk in projecten van grote bilaterale donoren, en een privéreis naar aanleiding van de rouwplechtigheden voor mijn vermoorde vriend Gildo Byayuwa).
Hij wilde mijn contacten kennen met wat zij zien als een efficiënte lobby tegen hen in de VS: HRW, Congo Research Group, een aantal invloedrijke Congolese opiniemakers in DC of NYC.
Contacten met invloedrijke mensen in La Lucha, zowel in Goma als Kinshasa (en waarschijnlijk elders, ik herkende niet alle namen), evenals Filimbi en andere nieuwe jongerenbewegingen. Ze hadden duidelijk mijn Facebook-lijst met vrienden bekeken, ervan uitgaande dat ik intensieve banden met elke vriend onderhoud, wat niet zo is. Er waren namen die ik niet herkende, ook al waren we via Facebook geconnecteerd.
Sommige Congolese academici in België, die ook een rol spelen als opiniemakers.
Mijn contacten met de mensen die vorig jaar uitgebreid beschreven hoe Kabila’s persoonlijk economisch imperium functioneerde.
Ze zijn ervan overtuigd dat ik samenwerk met de Belgische filmmaker/journalist die een paar dagen voor mij in september 2017 ook werd uitgewezen. Dat is niet waar: hij interviewde me een keer voor een toonaangevend Belgisch tijdschrift en ik was bij de presentatie van zijn film in Masina, net voordat we beiden werden uitgezet. Dat zijn de enige keren dat we elkaar zagen of spraken.
Hij vroeg uitgebreid hoe ik zo stom kon zijn om te denken dat ik terug kon komen. Ik heb gedetailleerd beschreven wat ik deed om mijn visumaanvraag voor te bereiden en hoe ik mijn visum zonder vertraging ontving. Ik legde hem uit dat er in Brussel geen visum werd uitgegeven zonder toestemming van de ANR. Ik was zo stom om naar Congo te gaan omdat ik een geldig visum in een geldig paspoort had
‘Er was geen muskietennet voor mij. Er werd gesuggereerd dat ik er de dag daarna een kon kopen, samen met een hele lijst van benodigdheden die mijn verblijf daar nog aangenamer zouden maken.’
Hierna werd ik naar een plaats van detentie in de ANR-gebouwen gebracht. Dat was een groot appartement met meerdere lege kamers. In twee van de kamers verbleven twee personen.
In de eerste kamer een Gabonese burger die er sinds tien dagen verbleef en een Congolese man die daar sinds februari opgesloten zat. In de andere kamer twee Chinese jongemannen (waarvan één heel jong). Ik werd in dezelfde kamer als zij geplaatst, waarschijnlijk vanwege de kleur van mijn huid.
Er was geen muskietennet voor mij. Er werd gesuggereerd dat ik er de dag daarna een kon kopen, samen met een hele lijst van benodigdheden die mijn verblijf daar nog aangenamer zouden maken. In feite is dit hoe de bewakers hun eigen geld verdienen.
In de tussentijd kon ik de ruimte delen van de twee Chinese jongens. We deelden twee éénpersoonsmatrassen onder hetzelfde muskietennet. De Congolese man trad op als gastheer en gaf me wat brood en een fles water. Dat was het eerste wat ik at sinds het ontbijt.
Rond 20 uur (vermoed ik, ik had geen telefoon of horloge) kwam de Belgische chargé d’affaires mij opzoeken in het bijzijn van de kabinetsdirecteur van ANR. De diplomaat probeerde van de man gedaan te krijgen dat ik in het hotel kon gaan slapen. De DirCab kon daar zelf niet over beslissen en belde ANR-baas Kalev die dat in de duidelijkste termen weigerde.
Interessant detail is dat de DirCab ervoor zorgde dat ik een kartonnen doos kip met frieten had gegeven toen de Belgische diplomaat binnenkwam. ‘Hij is tenslotte Belg. Ik wist dat hij frieten zou lusten.’ Ik gaf de diplomaat de sleutels van mijn hotelkamer en hij zorgde voor mijn bagage, inclusief mijn laptop.
Ik bracht de nacht door met mijn nieuwe vrienden uit China en at ’s ochtends de overgebleven koude frieten als ontbijt.
Woensdag 10 oktober
Tijdens de eerste uren van de ochtend gebeurde er niet veel. Plotseling werd ik teruggebracht naar DGM, nog steeds behandeld als een gevangene, in een arrestatiewagen.
Tussen de ANR en DGM-kantoren kreeg ik mijn telefoon even terug. Bij de receptie van DGM moest ik die opnieuw overhandigen en zag ik meteen enkele manoeuvres die me deden vrezen dat ik het toestel niet zou terugkrijgen. Het is daar inderdaad verdwenen.
Rond het middaguur werd ik naar het vliegveld van Ndjili gebracht. We reden met sirenes. De chauffeur laveerde tussen de files en waar dat niet lukte, ging hij spookrijden. De bedoeling was duidelijk om op tijd te zijn voor de vlucht die al weken eerder voor me geboekt was.
‘De bedoeling was duidelijk om op tijd te zijn voor de vlucht die al weken eerder voor me geboekt was.’
De administratie op de luchthaven was een beetje zwaarder dan ik verwachtte. Ik moest een stapel documenten ondertekenen waarin stond dat ik persona non grata was, en werd uitvoerig geïnformeerd over de betekenis en de gevolgen van dat concept.
Ik was verrast dat ze me aan de voet van het vliegtuig mijn documenten niet teruggaven, zoals dat het geval was geweest in september 2017. Mijn documenten werden overgedragen aan Ethiopian Airlines die ze (en mij) aan de Belgische autoriteiten moest leveren autoriteiten op de luchthaven van Brussel. Ze deden dat bij aankomst. De Belgische autoriteiten moesten de zaak registreren, mijn documenten kopiëren en lieten mij zonder verder verhoor vrij. De behandeling door Ethiopian Airlines was onberispelijk.
Ik had sinds zondagavond in hechtenis doorgebracht, zelfs de anderhalve nacht dat ik in uitstekende omstandigheden had geslapen. Ik ben nergens van beschuldigd, afgezien van het domme idee om naar Congo terug te keren. Zelfs al had ik een geldig visum.
Ik ben niet mishandeld maar het was niet gemakkelijk, zeker niet na de overdracht aan ANR en de formele arrestatie. Ik had 48 uur doorgebracht zonder me te wassen of mijn tanden te poetsen, en kreeg geen fatsoenlijke maaltijden tot ik aan Ethiopian Airlines werd uitgeleverd.
Ik werd incommunicando gehouden en had geen toegang tot mijn medicatie (ik heb pillen nodig om mijn diabetes en hoge bloeddruk onder controle te houden). Ik verloor mijn mobiele telefoon en alle data erop.
Wat me overkwam, was een tamelijk effectieve poging om me te neutraliseren als onafhankelijke analist met als enige ambitie via een kritische en constructieve analyse elementen aan te leveren om het Congo-debat te objectiveren. Maar blijkbaar is dit vandaag niet mogelijk in de Democratische Republiek Congo.
Kris Berwouts heeft tussen 1985 en 2011 voor verschillende ngo’s gewerkt. Sinds 2012 werkt hij als zelfstandig expert en analist in progamma’s van grote bilaterale partners van Congo, zoals DFID, USAID, … In 2017 publiceerde bij bij EPO “Congo’s gewelddadige vrede”. Je kan hem volgen op Twitter via @krisberwouts.