‘De beste natuurlijke vezel die bestaat’: hoe duurzaam is “ons” vlas?

Reportage

De vezel waar we alles van opgebruiken (zelfs het pluis)

‘De beste natuurlijke vezel die bestaat’: hoe duurzaam is “ons” vlas?

‘De beste natuurlijke vezel die bestaat’: hoe duurzaam is “ons” vlas?
‘De beste natuurlijke vezel die bestaat’: hoe duurzaam is “ons” vlas?

Van designfestivals tot prestigieuze prijzen: vlas van eigen bodem is hot en happening. De sterke, vochtabsorberende vezel vraagt minder water om in linnen om te toveren dan katoen en we kweken het gewoon hier, in Vlaanderen. Maar betekent dat dan automatisch dat linnen duurzaam is?

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

Isabeau Goddé: ‘Afval is pas afval als je het weggooit.’

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

Van theedoeken en muziekinstrumenten tot stoelen en zelfs auto’s: je kunt het zo gek niet bedenken of je knutselt het in elkaar met vlas. De sterke, vochtabsorberende vezel vraagt flink minder water om in linnen om te toveren dan een truitje van katoen en we kweken het gewoon hier, in de Vlaanders. Maar betekent dat dan automatisch dat linnen duurzaam is? MO* zocht het uit, van Kortrijk tot Kolkata.

Met hun handen kneden een tiental enthousiastelingen een bol pluis in een bak water tot een nieuwe grondstof. Een van hen ben ik. Als journalist heb ik altijd al mijn handen vuil willen maken ten dienste van de duurzame mode. Nu is het een uitgelezen moment om dat te bewijzen, ook letterlijk.

Het is een bijzonder moment voor Isabeau Goddé, in juni 2021 afgestudeerd als textielontwerper aan het KASK. Nog geen twee jaar later, op dinsdag 7 februari, nam ze een Henry van de Velde Award in ontvangst in de categorie design research. Een Gold Award, de meest prestigieuze designprijs van ons land.

Goddé neemt de prijs in ontvangst van presentator Xavier Taveirne met de hilarische anekdote dat haar moeder minder opgezet was met het onderzoek van dochterlief: een huis vol pluis verwacht je niet als je dochter een kunstopleiding volgt. De zenuwen die tijdens de receptie vooraf door haar lijf gierden, lijken helemaal verdwenen. Klik, grote glimlach, de fotograaf van dienst legt het tafereel (de winst!) finaal vast. Het applaus is oorverdovend.

Het voert me terug naar de workshop, de eerste die ze ooit gaf, op het Design Fest Gent, in april 2022. Via haar jury op de kunstenhogeschool is Goddé in contact gekomen met curator Siegrid Demyttenaere. Zij had Goddé aangespoord om haar werk te tonen. ‘Het geeft blijk van een enorme creativiteit,’ zegt Demyttenaere als ze langskomt tijdens de workshop, ‘om je werk zo naar buiten te brengen en het te delen met de wereld.’

Prijswinnende pluizen

No Time To Waste, zo heeft Goddé haar project genoemd. In haar ontwerpproces boetseert ze nieuwe producten van een vaak vergeten restmateriaal in de textielindustrie. ‘Pluis is eigenlijk een verzameling van zeer korte vezels’, vertelt Goddé. ‘In elk bedrijf dat ik bezocht zag ik ze overal rondvliegen. Het fascineerde me, het leek wel alsof ze een eigen leven leidden. Uit onderzoek blijkt dat 12% van de vezels op de fabrieksvloer verloren gaan. Ik voelde me aangespoord om de mogelijkheden van deze kleine deeltjes te onderzoeken.’

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

Isabeau Goddé: ‘Ik voelde me aangespoord om de mogelijkheden van deze kleine deeltjes te onderzoeken.’

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

Tijdens haar studies bezocht ze verschillende bedrijven, van spinnerijen tot breifabrieken. Vaak werd ze de deur gewezen, wegens het risico op coronabesmettingen, of vreemd aangestaard. Waarom zou iemand iets willen aanvangen met pluis, de stofjes die vrijkomen bij het weven van linnen? ‘Net daarom wou ik ermee aan de slag, om te tonen dat er wel degelijk een afzetmarkt mogelijk is’, zegt Goddé. ‘Afval is pas afval als je het weggooit.’

Uiteindelijk kon ze terecht bij een weverij in Waarschoot en een Belgische linnenfabrikant uit Meulebeke. Dat komt goed uit, vindt ze, want vlas is een product uit onze contreien.

De producten die Goddé tot dan toe maakte, zijn te bezichtigen op het Design Fest in het Gentse Industriemuseum. Velletjes “papier”, gemaakt van pluis. Nieuw garen, dat weliswaar niet sterk genoeg is om tot stof te weven (‘daarvoor zijn de vezels te kort’). Vederlichte “bakstenen”, evenmin sterk genoeg om een huis mee te bouwen. Uit grote blokken “baksteen” weet ze een akoestisch paneel te puren. Vooral die laatste uitvinding trekt de aandacht. Ikea-gewijs zet ze de blokken pluis in elkaar. Een kamerscherm, gemaakt van het meest ondenkbare afval.

Met dat afval spelen wij nu ook, in die allereerste workshop van Goddé. Geen panelen, maar potjes maken is de opdracht. We krijgen vormpjes die we kunnen namaken en daar hangen we gehydrateerd pluis aan vast. Met een zeef vissen we dat pluis uit een bak water. Als een pannenkoek gooien we de visvangst om, voor we er een deegrol bij nemen.

Het “deeg” voor de pannenkoek hangen we aan de vormpjes. Zodra het pluis droogt, zou het zo opnieuw uit elkaar kunnen vallen. Daarom raadt Goddé ons aan om een beschermlaag toe te dienen, een coating. Die maakt ze tot lignine, een lijmachtige substantie op basis van gekookt lijnzaad. De cirkel is rond, want ook lijnzaad is afkomstig van de vlasplant.

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

De kamerpanelen van pluis trekken de aandacht op de expo van Goddé.

© Martin Corlazzoli/Industriemuseum Gent

Cello’s, stoelen en complimenten uit duurzame hoek

Dat onderzoek naar herwaarderen van reststromen aan belang wint, is een constante in de designprijzen. De Ecodesign By OVAM-prijs gaat dit jaar naar Resortecs, dat afgedankt textiel dat anders afval dreigt te worden makkelijker recycleerbaar wil maken. In de categorie Ambachten is een van de winnaars Glasstromen, dat nieuwe producten maakt van moeilijk recycleerbaar glas. En in haar eigen categorie, Design Research, heeft Goddé het gezelschap van Annabelle Cassiman, die met Studio Narture onderzoekt of voedseloverschotten omgezet kunnen worden tot pigmenten.

Maar ook vlas en linnen worden steeds meer bejubeld en bekroond. Op het Design Fest Gent zien we ook de cello van Tim Duerinck. Die is volledig gemaakt uit vlas, een alternatief voor instrumentenbouwers die normaal gezien met (een slinkende voorraad) hout aan de slag moeten.

‘Linnen zien we steeds meer terug bij mooie, duurzame merken.’

De beroemde Nederlandse ontwerpster Christien Meindertsma maakte eerder al een stoel uit vlas. Haar flax chair reist nu van expo tot expo, en was ook in Gent te bewonderen. In haar designonderzoek omschrijft Meindertsma vlas als misschien wel ‘de beste natuurlijke vezel die bestaat’: zo robuust is het, een prachtig lokaal product, een manier om de keten zo kort mogelijk te houden. ‘Mijn doel is om een zo simpel en lokaal mogelijk product te maken’, liet ze vallen in een interview. Zo kwam ze onder meer bij linnen theedoeken uit.

In naslagwerken over duurzame mode wordt linnen, het textiel dat je kan maken met vlasvezels, alom geprezen. In een overzichtsstudie in opdracht van de vzw Gent Fair Trade noemt textielonderzoeker Evelien Bossuyt het een van de oudste, sterkste textielvezels: het gaat lang mee, gaat niet ‘pillen’ of ‘pluizen’ en voelt aangenaam aan.

In haar boek A Sustainable Wardrobe schrijft de Nederlandse Stephanie van den Sigtenhorst dat linnen goed ademt, biologisch afbreekbaar is en zorgt voor een warm gevoel in de winter en koelte in de zomer. Ze noemt het een van haar favoriete stoffen en zegt dat het een heuse comeback aan het maken is. ‘En dit keer niet alleen voor je lakens en theedoeken: linnen zien we steeds meer terug bij mooie, duurzame merken.’

Europees vlas, Aziatisch linnen

Het is niet geheel verwonderlijk dat Belgen en Nederlanders tuk zouden zijn op linnen. Zoals Goddé al aangaf, is de vlasplant inheems aan onze contreien. In 2021 is er wereldwijd een miljoen ton vlas verbouwd, berekende Textile Exchange op basis van cijfers van de FAO. Ruim 80% daarvan komt uit Europa. Het gros van de productie zit in Noord-Frankrijk, Zuid-West-Vlaanderen en Nederland.

In Kortrijk is het recent vernieuwde museum Texture grotendeels gewijd aan het roemrijke vlasverleden van de streek. Een West-Vlaamse gids toont nog heel wat meer toepassingen dan cello’s, stoelen en kamerschermen. Wist je dat er vlas in het chassis van je auto zit? En in dollarbiljetten? De gids wordt er zowaar chauvinistisch van.

‘Linnen maakt deel uit van een globale waardeketen, waarin we allemaal onze rol te spelen hebben.’

In Flevoland heeft ontwerpster Christien Meindertsma in 2010 tien ton vlas opgekocht. Ze betaalde er 3200 euro voor, hetzelfde bedrag dat een Chinees bedrijf aan de oogst wou geven. Het opbod legt een minder chauvinistische realiteit bloot: het merendeel van ons vlas verschepen we naar Azië.

Zelf volg ik de toeleveringsketen van linnen van Kortrijk tot in Kolkata, in het noordoosten van India. Daar breng ik bezoek aan de vlasspinnerij van JayaShree Textiles. Als ik er een vluchtige blik werp op de balen vlas, heb ik meteen prijs. Vlas uit Ardooie, van de firma Debruyne, heeft het helemaal tot in Kolkata geschopt. Werknemers spinnen en weven het tot hemden voor zowel de binnen- als buitenlandse markt. Terug naar Europa?

© Sarah Vandoorne

Vlas uit Ardooie, van de firma Debruyne, heeft het helemaal tot in Kolkata geschopt.

© Sarah Vandoorne

‘Linnen maakt deel uit van een globale waardeketen, een waar we allemaal onze rol in te spelen hebben’, zegt Ramachandra Beura. Hij is adjunct-directeur van de linnenafdeling van JayaShree Textiles. Ik leg hem de woorden voor van de directie van het Algemeen Vlasverbond. In de Krant van West-Vlaanderen verkondigt de organisatie dat vlas ‘even Belgisch is als frieten’. ‘Dat vind ik niet correct’, meent Beura. Voor hem is het belangrijk dat ook de arbeid in India naar waarde geschat wordt.

© Sarah Vandoorne

‘Linnen maakt deel uit van een globale waardeketen, een waar we allemaal onze rol in te spelen hebben.’

© Sarah Vandoorne

Van Kolkata tot Guangzhou

Bij JayaShree Textiles ben ik binnengeraakt op uitnodiging van Julie Lietaer, CEO van een van de laatste spinnerijen in Zuid-West-Vlaanderen. We ontmoeten elkaar niet lang na mijn bezoek aan Texture. Ik had haar naam nog in het magazine van het museumcafé zien staan.

Hoewel ze duidelijk een commerciële rol heeft, verwijzen onderzoeksinstellingen zoals (onder andere) Centexbel vaak door naar Lietaer. Om die reden heeft ze samen met bedrijfseconoom Florence Lootens een nieuwe onderneming opgericht: Ariadne Innovation.

Een van de bedoelingen van het platform van de onderneming, dat ze Ellie.Connect gedoopt hebben, is om aan kennisdeling te doen. Met een gratis account log ik in op de website en zie ik dat een Belgisch sportmerk eind vorig jaar op zoek was naar linnenproducenten. Twee bedrijven, een uit België en een uit Nederland, hebben daarop geantwoord dat ze zelf vlas spinnen en graag willen samenwerken.

Het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Lietaer was de eerste die me uitlegde dat de vlasteelt weliswaar hier zit, maar de productie van het textiel grotendeels naar Azië verhuisd is. Achter de schermen bij Ariadne Innovation vind ik, als ik ‘linnen’ ingeef als zoekterm, een producent in Guangzhou, China.

Volgens Lietaer zijn China en India de grootste linnenproducenten. In de overzichtsstudie van Gent Fair Trade merkt textielonderzoeker Evelien Bossuyt op dat er ook bij linnen een risico bestaat op uitbuiting van arbeiders, ‘vooral bij de productie in lageloonlanden’.

Wil dat zeggen dat linnen toch geen duurzaam product is, omdat het zoveel kilometers aflegt naar plaatsen waar arbeidsomstandigheden moeilijk te controleren zijn? Opnieuw geen correcte redenering, vindt Ramachandra Beura. Het bedrijf waar hij werkt, zou immers voor eerlijke lonen zorgen, en een dak boven het hoofd van de arbeiders.

Dat eerste is niet evident om te factchecken: met managers in mijn kielzog, is het lastig om aan individuele arbeiders te vragen of ze met hun wedde rondkomen. Dat laatste is nodig omdat veel werknemers, inclusief Beura, gemigreerd zijn uit andere delen van India.

Arbeidsmigratie en mensenrechten

India staat erom bekend dat er veel interne arbeidsmigratie plaatsvindt. In het aangrenzende Bihar bijvoorbeeld, de deelstaat waar Beura vandaan komt, is er nu eenmaal heel wat minder werkgelegenheid dan in West-Bengalen. Zogenaamde ‘arbeidsmakelaars’ reizen af naar dergelijke streken om mensen te ronselen.

© Sarah Vandoorne

© Sarah Vandoorne

Dat soort rekruteringspraktijken, zoals we die in hr-jargon bij ons zouden noemen, komen in het hele land voor. Vooral in het zuiden, in de deelstaat Tamil Nadu, gaan ze hand in hand met schendingen van arbeidsrechten. Uit een rapport van de Nederlandse ngo Arisa en onderzoekspartner READ blijkt dat het feit dat arbeiders op het bedrijfsterrein zelf verblijven dat in de hand werkt: bij dringende deadlines worden arbeiders uit hun bed getild, soms moeten ze 24/24 werken. Een hels karwei, zeker als je weet dat werk in de spinnerij rechtstaande arbeid is.

‘Het is belangrijk om in moderne faciliteiten te voorzien, want onze spinnerij moet blijven draaien. 24/24.’

Als ik Karuppusamy, het hoofd van de ngo READ, aanspreek over mijn ervaringen in het noordoosten van India, benadrukt hij dat misbruiken in Kolkata minder prominent zijn dan in de regio rond Coimbatore, waar hij vandaan komt. De grootte van het fabrieksterrein en de aanwezige faciliteiten – een tempel, een ‘clubhouse’, fietsen voor iedere arbeider – bij JayaShree Textiles doen inderdaad vermoeden dat het leven op het fabrieksterrein rooskleuriger is dan geschetst wordt in het Arisa-rapport.

Zeker ben je natuurlijk nooit. Als ik de baas van Beura vraag of ik de ‘arbeidskolonie’, zoals de vertrekken van fabriekswerknemers genoemd worden in India, mag zien, krijg ik het deksel op de neus. Ook in Tamil Nadu raak ik nergens een spinnerij binnen. Of toch, maar alleen de kantoren op de gelijkvloerse verdieping, niet het fabrieksterrein zelf – laat staan de arbeidersvertrekken.

Wie ik wel te spreken krijg, zijn Regurajan, juridisch adviseur van de werkgeversorganisatie SIMA, en Jayachandran, vicepresident van de spinnerij waarvan ik alleen een kantoorruimte mocht bezoeken, Premier Spinning Mills. Volgens hen is het logisch dat de accommodatie van arbeiders naar behoren moet zijn.

‘Als arbeidsmigranten ontevreden zijn, kunnen arbeidsmakelaars niemand meer aantrekken om het werk te komen doen’, stelt Jayachandran. ‘Het is dus belangrijk om in moderne faciliteiten te voorzien, om hen aan de slag te houden. Want onze spinnerij, die moet blijven draaien. 24/24.’

​​Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.