‘Mensen lijden honger, terwijl er massaal eten vernietigd wordt’

Reportage

Hoe herstel je een gebroken voedselsysteem?

‘Mensen lijden honger, terwijl er massaal eten vernietigd wordt’

‘Mensen lijden honger, terwijl er massaal eten vernietigd wordt’
‘Mensen lijden honger, terwijl er massaal eten vernietigd wordt’

Hier wordt een berg van 750.000 ton aardappelen vernietigd, daar staan mensen in de rij voor een voedselbedeling. Er is ook tijdens deze coronacrisis eten genoeg, maar het raakt niet meer geoogst, of het is niet het voedsel dat we nu nodig hebben. Terwijl mensen honger lijden, wordt massaal voedsel vernietigd. Het is het symptoom van een gebroken voedselsysteem.

‘Er wordt geproduceerd en geproduceerd. Zolang de afzet niet verstoord wordt, draait dat goed. Maar er is niet veel voor nodig om dat te ondermijnen.’

CC BY 2.0 Pixabay

Er is genoeg voedsel, maar het raakt niet verdeeld doordat de coronacrisis onze voedselketen omgooide. Gezonde varkens worden in de Verenigde Staten afgemaakt en in massagraven gedumpt. Aardbeien dreigen te rotten op Spaanse velden. De Belg moet zich door een berg van 750.000 ton overtollige aardappelen eten. ‘Het systeem is gebroken. Hoe herstel je het?’

Er is wereldwijd meer dan genoeg voedsel. In normale tijden is dat goed nieuws, vertelde de hoofdeconoom van de Wereldvoedselorganisatie (FAO) Maximo Torero Cullen tijdens een webinar op 23 april.

Maar zoals het nieuwe coronavirus alle zwakheden in de bevoorradingsketens van een globaal georganiseerde economie blootlegt, doet het dat eens te meer met ons mondiaal voedselsysteem. Bij iedere schok dreigt het te breken. Ook nu.

De slide die Torero met zijn virtuele publiek deelde, toonde geruststellend grote voorraden graan, rijst, soja en melk. Het aanbod van de bulk is er. Het probleem is de vraag. ‘In elkaar gestort.’ Nu restaurants gesloten zijn, fastfoodketens dicht, festivals afgelast en grote bijeenkomsten verboden, zijn de voedingspatronen van degenen die toegang hebben tot voedsel, veranderd.

Maar ook – Cullen klikte de ene slide na de andere open – de oogst, het transport, de verwerking haperen op grote schaal. Overal stokt het. Seizoensarbeiders raken niet op de velden. Containers blijven te lang hangen op de kades. En landen als Roemenië en Rusland schortten de export van graan op om de eigen bevolking eerst te voeden.

‘Mensen zullen honger lijden, terwijl er massaal eten vernietigd wordt.’

Achter de grafieken van de FAO schuilen levensechte en schrijnende beelden. In India steken boeren hun velden in brand omdat ze niet op tijd kunnen oogsten. Nu de Marokkaanse plukkers de Straat van Gibraltar niet mogen oversteken, is de kans groot dat meer dan de helft van de Spaanse aardbeien rotten voor ze geplukt kunnen worden.

Er worden massagraven gedolven voor gezonde varkens, omdat ze met te veel zijn en te duur om nog te voeden.

Amerikaanse melkboeren draaiden de kraan van hun silo open en loosden de melk van de dag rechtstreeks in de riolering. Nog in de Verenigde Staten ontvingen varkenshouders van de National Pork Board een draaiboek voor de euthanasie van varkens en drachtige zeugen.

Euthanasie is een mooi woord voor de gruwel van georganiseerd doden. Boeren krijgen de raad de dieren die niet in het slachthuis raken te elektrocuteren, neer te schieten of in het uiterste geval te laten stikken in de stal door de ventilatie uit te schakelen. Er worden massagraven gedolven voor gezonde varkens, die afgemaakt worden omdat ze met te veel zijn en te duur om nog te voeden. Hun kosten-batenanalyse is onder het nulpunt gedoken. Men schat hun aantal op honderdduizend per dag.

In België stapelt zich dan weer een berg aardappelen op. 750.000 ton is nu al verloren om mensen te voeden en zal verwerkt worden tot veevoeder, of vergist om energie op te wekken. In een amechtige poging nog iets van het verlies te redden, riep Romain Cools, voorzitter van Belgapom, de sectororganisatie van aardappelen, iedere Belg op tweemaal per week frieten te eten. De oproep werd gehoord tot in de Verenigde Staten en Cools mocht op de televisie uitleggen dat het de vaderlandse plicht van de Belg is om zijn nationale gerecht van de compostinstallatie te redden.

Het klinkt natuurlijk hartverwarmend. Red de aardappeloverschotten, eet frieten. Maar ook een beetje hol. Want waarom frieten? En waarom ligt daar een berg met een omvang meer dan dubbel zo groot als de hoeveelheid aardappelen die de Belg jaarlijks eet?

Frietfabrieken

‘We zijn kampioen in het exporteren van verpakte calorieën’, vertelde een boer me ooit toen hij me de velden vol aardappelen in de Westhoek toonde. De aardappelberg van vandaag is vooral in West-Vlaanderen gegroeid. De frietfabrieken schoten er de voorbije jaren als paddenstoelen uit de grond.

Om een idee te geven stuurt Bart Vanwildemeersch van de West-Vlaamse Milieufederatie (WMF) me een lijstje van de fabrieken en hun productiecapaciteit door.

  • Clarebout: 700.000 ton

  • Aviko: 350.000 ton

  • Agristo: 700.000 ton

  • Lutosa: 800.000 ton

  • Bart’s Potato Company: 50.000 ton

  • Ecofrost: 200.000 ton

  • Mydibel: 200.000 ton

  • Roger en Roger: 130.000 ton

In 1990 werden er in ons land 500.000 ton aardappelen per jaar verwerkt, nu is dat 5 miljoen.

‘Zestig tot zeventig procent van de aardappelboeren werken in contractteelt’, vertelt Vanwildemeersch. ‘Ze staan in dienst van de industrie en zijn zo verzekerd van hun afzet. Ze poten de aardappelen die de verwerker hen voorschrijft. Dat zijn bloempatatten die vooral geschikt zijn om te pureren, te verwerken en in te vriezen.’

In Excel-tabellen ogen de cijfers als het succesverhaal waarmee men op handelsreizen graag uitpakt. In 1990 werden er in ons land 500.000 ton aardappelen per jaar verwerkt, nu is dat 5 miljoen. Negentig procent daarvan wordt als diepgevroren frieten of kroketten aan het buitenland verkocht.

‘Er wordt geproduceerd en geproduceerd’, vertelt Hendrik Vandamme van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS). ‘Zolang de afzet niet verstoord wordt, draait dat goed. Maar er is niet veel voor nodig om dat te ondermijnen.’

CC BY 2.0 Pixabay

Focus op ongelimiteerde groei

Vandamme wijst daarbij niet alleen naar de aardappelen die tot in de hemel zijn gegroeid, ook de melkproductie is sinds de afschaffing van de quota aan een hels tempo opgedreven. Er wordt nu twintig tot dertig procent meer melk geproduceerd dan vijf jaar geleden. ‘Opnieuw richt men zich daarbij op de export. Een boer krijgt nu nog 28 cent per liter, maar die zakt waarschijnlijk naar 25 cent. Zo bepaald op de wereldmarkt. Als je als boer al een keuze hebt, dan is het óf voor grote volumes óf zelf zorgen voor een markt en een meerwaarde.’

Nog groter worden om de wereld te veroveren, of krimpen om lokaal je product te verkopen.

In het editoriaal dat Vandamme voor het ledentijdschrift De Drietand schreef, formuleerde hij het zo: ‘De vraag die de voorbij dagen soms gesteld wordt, is of we als sector wel goed bezig zijn, met de niet-aflatende groei die we zien in een aantal sectoren, met als voorbeeld de zuivelsector. De focus die, vanuit bepaalde hoeken en tegen onze wil in, gelegd is op ongelimiteerde groei, zorgt bij de minste crisis voor een etterbuil die openspringt.’

Hij somt de crisissen van de voorbije jaren op. Mond-en-klauwzeer, dioxine, varkenspest, vogelgriep, de boycot door Rusland en de Afrikaanse varkenspest. Ze tonen volgens hem aan dat we ‘ergens tegen de limieten van het toelaatbare aanlopen. Onze Vlaamse landbouw is zeer sterk gericht op export, en bij de minste marktverstoring zweet de hele sector.’

Niet zonder trots verkondigde Vlaams minister van Landbouw Hilde Crevits (CD&V) in het Vlaams Parlement dat ‘ons land de grootste exporteur van diepgevroren aardappelproducten is.’ Ze bedoelde daarmee impliciet dat het nodig was de sector een reddingsboei toe te werpen.

Maar wie of wat wil men daarmee redden? En is het niet nodig de fundamenten van het landbouwmodel te herijken, in plaats van altijd weer te kiezen voor meer en groter? De expansiedrift van de aardappelsector heeft een ecologische en maatschappelijke kost die buiten de tabellen van de bedrijfsvoering valt.

De ecologische en maatschappelijke kost valt buiten de bedrijfsvoering, maar de factuur is voor de belastingbetaler.

Vanwildemeersch overloopt die kostenposten. ‘Overbemesting om productiedoelen te halen, watertekort, bodemverarming en erosie. In het Heuvelland is de bodem op veel plaatsen met een meter gezakt. De met mest verzadigde aarde spoelt af en bezinkt in de Dikkebusvijver. Vroeger moest die om de veertig jaar geruimd worden om de drinkwatervoorziening te garanderen, nu is dat om de tien jaar. De factuur is voor de belastingbetaler.’

Bert Boonen van Natuurpunt wijst op andere, ongedekte facturen. Van de meetpunten van nitraatoverschrijding springt 38 procent in het rood. Met 24,6 kilogram per hectare is de afzetting van stikstof hier hoger dan in Nederland.

‘Dat zijn de gevolgen van intensieve landbouw. We zeggen nogal makkelijk: de vervuiler betaalt. Maar wie is hier de vervuiler? De boer die onder druk wordt gezet door wurgcontracten, of het beleid dat dit allemaal toelaat en de nood aan structurele verandering negeert? Door de hang naar schaalvergroting zit de landbouwer in de tang van dumpingprijzen voor zijn producten. Het antwoord is dan: nog meer intensiveren. Samen met de landbouwer betaalt de natuur het gelag.’

Robuust en aanpasbaar

‘Het is tijd voor een veerkrachtig voedselbeleid.’ Een vijftiental onderzoekers en wetenschappers uit Franstalig België riep vorige week premier Sophie Wilmès (MR) op een bijkomende taskforce op te richten voor een eerlijk, solidair en duurzaam voedselbeleid. Hun vraag: ‘Beantwoordt wat ingezaaid wordt wel aan de de voedingsbehoefte?’

Anders gezegd: strookt de mooie reclame voor de korte keten wel met wat er op het veld gebeurt? Of is, zoals Vanwildemeersch zegt, ‘lekker van bij ons vooral voor elders?’ Hoe zorg je ervoor dat je geen overschotten melkpoeder, kippen, aardappelen produceert? Hoe stem je aanbod en vraag op elkaar af?

In dezelfde geest stipte Laurens De Meyer van Bond Beter Leefmilieu aan dat een veerkrachtig voedselsysteem veronderstelt dat je regionaal kringlopen durft te sluiten. ‘Alle types voedsel over de hele wereld verslepen past niet in deze visie’, schreef hij in een opiniestuk op Knack.be. Niet dat export en import niet meer zouden mogen, maar die wereldhandel moet wel duurzaam en eerlijk verlopen.

Veerkracht, dus. Het is een woord dat makkelijk opduikt in verhalen over andere landbouwmodellen die goed zijn voor mens, dier en natuur. Maar wat betekent het? Hoe vertaal je het naar de praktijk? Komt het erop neer dat boeren zich weer meer lokaal verankeren? Dat ze uitbreiden in diversiteit, in plaats van meer van hetzelfde in te zaaien? Dat ze massaal bomen planten? Of is het dit allemaal tegelijk?

Landbouweconoom Erwin Wauters van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) werkte mee aan een project dat de veerkracht van landbouwsystemen onderzocht. Hij relativeert het intuïtieve uitgangspunt dat lokaal altijd beter en veerkrachtiger is. ‘Wij definiëren veerkracht als robuust en aanpasbaar. Het betekent niet alleen dat je je indekt tegen mogelijke risico’s nu en in de toekomst, maar dat je je ook kan schikken naar veranderende omstandigheden. In plaats van te focussen op de veerkracht van individuele bedrijven, is het interessanter om dingen samen te doen. Zowel tussen bedrijven en boeren als binnen de hele voedingsketen.’

‘Korte ketens hebben een grote waarde. Maar ze zijn geen kip met gouden eieren.’

‘Korte ketens hebben een grote waarde. Maar ze zijn geen kip met gouden eieren. Er wordt nogal makkelijk aangenomen dat het beter is voor de boer. Hij kan inderdaad een hogere prijs vragen voor zijn producten, maar hij is ook verantwoordelijk voor zaken waar klassieke spelers belachelijk efficiënt in zijn. Het vergroot zeker de opties voor de boer, maar het is geen recept voor succes.’

Verder zet Wauters ook vraagtekens bij het ideaalbeeld van de zelfvoorziening. België is voor zestig procent zelfvoorzienend. Als je iedere dag kip met frieten wil eten, dan voor honderd procent. Maar is het nodig voor een veerkrachtig voedselsysteem dat ieder land zelfvoorzienend is? Kan je dat ook niet beter op ruimere schaal organiseren?

‘Heel recent verscheen er in Nature Food een artikel waarin staat dat puur lokale landbouw geen garantie is voor voedselzekerheid. Een derde van de mensen kan volgens die studie zijn volledige dieet samenstellen met producten die in een straal van honderd kilometer geteeld wordt. Bovendien is zelfvoorziening niet noodzakelijk goedkoper. Als we te hard opschuiven naar zelfvoorziening, kunnen we niet profiteren van bepaalde schaalvoordelen, bodems of klimatologische omstandigheden die er nu wel zijn. Je kunt niet overal alles produceren. Als Saoedi-Arabië melk wil produceren in de woestijn om zelfvoorzienend te zijn, en daarvoor stallen met airconditioning bouwt, dan is dat even excessief als onze overmaat in aardappelproductie of varkensteelt.’

Weg exces

Ook dat onze landbouw al te exportgedreven is, vindt landbouweconoom Wauters een nogal makkelijke aanname. ‘Voor bepaalde sectoren als aardappelen, diepvriesgroenten, kippen en varkens geldt dat zeker. Het zijn sectoren waar we meer dan dubbel zoveel produceren dan we zelf gebruiken én waarbij we ook nog eens invoeren.’

‘Maar het globale beeld van de Belgische landbouw is diverser dan dat. Er mogen gerust limieten komen op de excessen die de bodem uitputten, en die tot het type waterverontreiniging leiden dat technisch niet meer herstelbaar is.’

De boer als landschapshoeder, en niet enkel als pion op een onvoorspelbare wereldmarkt. Op papier zijn dat de uitgangspunten waarmee het nieuwe Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) vorm krijgt. Boeren worden zo niet alleen betaald voor wat ze telen, maar ook voor de zorg die ze aan de grond en het landschap besteden.

Jaarlijks vloeit er 58 miljard euro naar het GLB vanuit de lidstaten. Dat is 37,2 procent van het totale EU-budget. Het is publiek geld, waarvan je kan verwachten dat het ook deels besteed wordt aan publieke diensten. ‘Noem het return on investment, maar dan voor het ecosysteem. Houtkanten en heggen aanleggen, poelen graven, bloemenstroken inzaaien. We hebben ze allemaal nodig om de biodiversiteit te vergroten. Het kan een verdienmodel zijn om de permanente druk om te groeien tegen te gaan. Naast de schommelende en onvoorspelbare productprijzen biedt deze ‘publieke dienstverlening’ een stabiele bron van inkomsten’, meent Bert Boonen van Natuurpunt.

Wie nog baas is over zijn eigen grond, voelt er steeds meer voor om die rol op te nemen.

Bovenal wil een boer zekerheid. Dat hij kan blijven doen wat hij doet, en dat hij kan leven van wat hij doet.

‘Een kleine 4000 van de 23.000 boerenbedrijven tekent nu al in op beheersovereenkomsten’, vertelt Vandamme. ‘Zoals het ernaar uitziet, zal dat in het nieuwe GLB enkel belangrijker worden. De vergroening wordt verplicht. Ik vind dat prima, zolang er een voldoende compensatie tegenover staat.’

Bij de West-Vlaamse Milieufederatie geloven ze sterk in de kracht van wat zij de ‘middenboeren’ noemen, boeren tussen de industriële schaal en de niche van plukboerderijen en bioboeren. Zij hebben meestal een gemengd bedrijf en kunnen makkelijker kringlopen sluiten. Vanwildemeersch: ‘Ze overwegen de sprong naar een ander model. Zij willen zekerheid, maar missen die in het huidige landbouwbeleid. Zij zijn zich heel bewust van het zwaard van Damocles dat boven hun hoofd hangt als ze niet veranderen. Ofwel barst de stikstofstorm los zoals in Nederland, ofwel is het de waterkwaliteit. Ze hebben alle steun nodig om te veranderen.’

Van de zestig hectaren die Vandamme bewerkt, zijn er vijftien hectaren gereserveerd als blijvend grasland en vijf in beheersovereenkomst. Er bloeien bloemen, er nestelen vogels , houtkanten vormen schuilplaatsen voor egels en marterachtigen.

‘Dit biedt een meerwaarde in het landschap’, stelt Vandamme. ‘Je kunt tonen aan de gewone burger dat landbouw zoveel rijker is dan wat makkelijk omschreven wordt als monocultuur. Het is een publieke dienst die je als boer levert en ja, dat is ook een bron van trots.’

‘Maar bovenal wil een boer zekerheid’, vervolgt hij. ‘Dat hij kan blijven doen wat hij doet, en dat hij kan leven van wat hij doet. Niemand wil aardappelen rooien die rechtstreeks naar de vergister gaan.’

Ondertussen post de Amerikaanse restauranthouder en oprichter van World Central Kitchen José Andres op Twitter twee foto’s. Onafhankelijk van elkaar gemaakte beelden, maar ze hebben alles met elkaar te maken, omdat ze twee kanten van hetzelfde verhaal vertellen. Op de ene een berg rottende aardappelen in Idaho, Verenigde Staten. Op de andere een rij, zo ver het oog reikt, auto’s die aanschuiven voor een pakketje bij de voedselbank.

Het voedsel is er. Het geraakt niet bij de mensen die nu honger lijden.

‘Hoe kunnen deze foto’s naast elkaar bestaan?’, schrijft hij in een draadje. ‘We hebben een voedselsysteem dat onzichtbaar is als het werkt, maar dat we dadelijk opmerken als het dat niet meer doet. Er is zoveel nodig om het te herstellen’, besluit hij.