De reis van Turkije naar Oostenrijk kostte de Syrische vluchteling Omar liefst zeven maanden en bijna 7000 euro. In een koffiehuis in het Oostenrijkse Linz luisterde MO* naar zijn schokkende getuigenis.
Net als zovelen voor hem, stak Omar de Turks-Griekse grens over in het noorden, bij de rivier de Evros. ‘Dat was beangstigend. Het water leek kalm, maar zodra we in de rubberboot stapten, werden we meegevoerd door de sterke stroming.’ Het liep goed af, en Omar en de rest van de groep zetten hun toch verder naar het eerste dorp op Grieks grondgebied, Orestias.
‘In een of ander verlaten huis wisselden we van kleren en liepen het centrum in. Daar stond een andere smokkelaar ons met een auto op te wachten. Hij bracht ons naar Alexandroupoli, waar hij ons zei in het treinstation te wachten. Maar de politie merkte ons op en arresteerde mijn vrienden. Ik kon ontsnappen, maar werd even later toch opgepakt terwijl ik in een cafeetje zat. De smokkelaar had ons valse Bulgaarse paspoorten gegeven, maar die hadden geen enkel nut. Ik had nochtans 2000 euro betaald voor heel de trip.’
De truc met het visum
‘De smokkelaar had ons valse Bulgaarse paspoorten gegeven, maar die hadden geen enkel nut.’
‘Vijftien dagen hebben we in de gevangenis doorgebracht. De omstandigheden waren best oké. Zelfs de slechtste Griekse politieagent is nog altijd beter dan de beste in Syrië. Daarna werden we naar een kamp gebracht waar we opnieuw twee weken bleven.’
‘Vervolgens kregen we een papier met het bevel het grondgebied binnen zes maanden te verlaten en waren we vrij om te gaan waar we wilden.’
Omar ging naar Athene waar hij een contact had. Twee maanden verbleef hij in het huis van een smokkelaar. Die stelde hem voor met een nagemaakt Schengen-visum te proberen het vliegtuig te nemen. De truc met het visum, zogezegd geldig voor Frankrijk en afgeleverd in Saudi-Arabië, werkte echter niet.
‘De controleur keek naar mij, trok het visum uit mijn paspoort en zei me terug naar huis te gaan. Het had kunnen werken, maar het visum was niet goed gemaakt. Ik zag het niet zitten om nog eens twee maanden te wachten, dus ik besloot over land naar Europa te gaan.’
Toch te voet
De mensen met wie Omar de grens met Turkije had overgestoken waren ondertussen al in Duitsland. Zij hadden meteen de tocht door de Balkan aangevangen. Via hen kreeg Omar het nummer van een smokkelaar in Thessaloniki.
‘In Thessaloniki zijn er een paar koffiehuizen met ertegenover een goedkoop hotel. Je weet wel wat ik bedoel. Daar kan je smokkelaars ontmoeten. De kerel in kwestie was een neef van een van de mensen in Duitsland. Hij vroeg 1000 euro om me de grens over te helpen. De groep zou te voet verder gaan naar Lojane (plek in het noorden van Macedonië op de grens met Servië, nvdr). In zeven dagen zouden we daar zijn.’
‘Het was al eind september, het weer begon kouder te worden, maar ik waagde het erop. Hij bracht ons met de auto naar Idomeni en we begonnen te wandelen. Maar na acht uren stappen pakte de Macedonische politie ons op. Ze droegen ons over aan het leger dat ons weer de grens met Griekenland over zette. Ik ging terug naar de smokkelaar, die kwam met het voorstel om per auto te gaan. Ik zou te voet de grens oversteken, waar dan iemand klaar zou staan.’
Ademen door een gat in de carrosserie
‘Alleen, hij vroeg 2000 euro, die ik bovendien op voorhand moest betalen. Dat vertrouwde ik niet, het is niet de gewone gang van zaken. Normaal deponeer je je geld bij een van de kleine geldtransferkantoren. Er zijn er verschillende in Athene en Thessaloniki. Je krijgt dan een code die je aan de smokkelaar doorspeelt als je de tocht succesvol afgelegd heb. Met die code kan hij om zijn geld gaan.’
‘De smokkelaars duwden iedereen in de laadbak en vertrokken. De rit heeft ongeveer een uur en een half geduurd, maar was een van de ergste momenten in mijn leven.’
Omar ondernam een tweede poging, maar met een andere smokkelaar. Het liep evengoed op niets uit. Hetzelfde scenario: Uren wandelen tot aan het casino, wachten op een auto die niet komt, en dan uren te voet terug naar Griekenland.
‘Na die mislukte poging bracht ik de nacht door in de regen en de kou. Ik zat er volledig door.’ Ook een derde poging met, opnieuw met hulp van de eerste smokkelaar mislukte. ‘De vierde keer kwam de smokkelaar met het verhaal dat hij met een nieuwe chauffeur werkte en met een andere afspreekplaats. Ik geloofde er allemaal niet meer veel van, maar wat moest ik doen? Die avond waren we met zo’n 30 mensen in de groep. Het was bijzonder koud. We wandelden drie uur lang, de mensen die ons begeleidden waren Albanezen.’
‘Eens bij het afgesproken punt, dook er na een kwartier effectief een bestelwagen op. Ik wist niet wat ik zag. De smokkelaars duwden iedereen in de laadbak en vertrokken. De rit heeft ongeveer een uur en een half geduurd, maar was een van de ergste momenten in mijn leven. We zaten opeen gepropt, er was geen lucht. Sommige mensen stonden op het punt flauw te vallen, andere begonnen te roepen tegen elkaar. Ik werd in een hoekje geduwd, maar had het gelukt te kunnen ademen door een gat in de carrosserie.’
Smokkelaarsnest
De wagen stopte, maar niet in Lojane bij de Servische grens zoals afgesproken. In plaats daarvan werden Omar en de rest ergens in de buurt van Kumanovo gedropt, een stad ten noorden van de Macedonische hoofdstad Skopje.
‘Er was me gezegd dat de trip zes uur zou duren, het werden er veertien. Over de bergen, in de sneeuw.’
‘Er zat niets anders op dan te voet verder te gaan. Na drie uur kwamen we in Vaksintse, een dorp voor Lojane. Daar wordt het smokkelen gecontroleerd door een Afghaan, Abu Nasr. We gingen naar zijn huis, hij zei dat het morgen kon voor 350 euro. Maximum zes uur wandelen, buiten slapen zou niet nodig zijn.’
De dorpen Vaksintse en Lojane in het noorden van Macedonië zijn echte smokkelaarsnesten. Politie is er niet te zien, het smokkelen gebeurt heel openlijk. De Servische grens is vlakbij, de oversteek gaat door de bergen. Het is een lastig punt in de Balkanroute, want fysiek erg zwaar.
‘Ik pakte wat water en voedsel in, en trok plastic zakken over mijn kousen. Het was al half november, erg koud dus. Er was me gezegd dat de trip zes uur zou duren, het werden er veertien. Over de bergen, in de sneeuw. Er was niet eens een weg. Uiteindelijk moesten we toch slapen ergens in een bos.’
Geen goede herder
‘Ik was onderweg aan de praat geraakt met zes Palestijnen. Terwijl we aan het wachten waren, dook er plots een herder op. Hij vroeg ons wie we waren en of we naar Belgrado wilden. Hij kon ons helpen. Als we hem elk 100 euro gaven, zou hij ons met de auto naar Belgrado brengen. Het leek me een goed idee, te meer omdat onze groep van Lojane 50 man telde en ik er als de dood voor was om opnieuw in een auto geperst te worden.’
‘Voor 1000 euro zou hij ons op de bus zetten, maar eens aan het busstation verdween hij met ons geld.’
‘De herder nam ons mee naar zijn huis. Maar ‘s avonds kwamen zijn vrienden langs die ons vertelden dat het niet doorging. In plaats van met de auto te gaan, zouden ze ons op de trein zetten. Dat vertrouwde ik al heel wat minder, maar mijn vrienden wilden niet luisteren naar mijn bezwaren. Wat kon ik doen? Ik had geld van hen geleend, dus ik moest wel mee. De vrienden van die herder namen ons mee naar een huis, in de verte zagen we iets wat op een treinstation leek. Ze namen ons geld, 200 euro voor de tickets en 200 euro om de agenten om te kopen. Ze vertrokken en bleven weg.’
‘Het enige wat we konden doen, was onze groep terugzoeken. Maar we vonden de smeulende resten van een vuurtje. Blijkbaar was de rest twee uur eerder naar Belgrado vertrokken. Ik kon me wel voor de kop slaan.’
‘Plots dook een van de smokkelaars op die met ons van Lojane was meegewandeld. Hij was kwaad en vroeg wat we gedaan hadden. We logen hem iets voor. Hij wilde ons wel helpen. Voor 1000 euro zou hij ons op de bus zetten, maar eens aan het busstation verdween hij met ons geld. Een van mijn vrienden probeerde nog om de buschauffeur om te kopen. Ook die nam ons geld aan, maar even later stond de Servische politie op de bus. Die heeft ons opgepakt en in de buurt van Lojane terug de grens met Macedonië over gezet.’
Opnieuw bedrogen
Omar en de rest keerden terug naar het huis van Abu Nasr en spelden hem op de mouw dat ze de rest waren kwijtgeraakt onderweg. Abu Nasr deelde hen in bij een groep die de volgende avond zou vertrekken. Die keer duurde de tocht maar zes uur, het tempo lag hoger. Maar eens in Servië bleef het beloofde transport uit.
‘Met het document van de politie kan je legaal een hotelkamer huren. Dat was een paradijs. Een warme douche, goed eten,…’
Na vier dagen wachten was er nog altijd niemand opgedoken. Een vriend van Omar stelde voor de kerel die hen vorige keer naar het busstation gebracht had op te bellen.
‘Ik vroeg mijn vriend of hij gek geworden was. Hoe konden we die gast nog vertrouwen? Maar veel keuze was er niet. We belden hem op, hij gaf een hele uitleg waarom het vorige keer misgelopen was en zei dat hij ons voor 500 euro naar Nis zou brengen. Het klinkt allemaal ongelooflijk stom als ik het nu vertel, maar op dat moment was ik bereid alles te geloven en me aan iedere straaltje hoop vast te klampen.’
‘We zijn ‘s avonds naar Nis vertrokken, en aan de verkeersborden te zien gingen we de goede richting uit. Ik zei tegen mijn vriend dat wat er ook zou gebeuren, teruggaan naar Lojane was geen optie. Maar nog voor Nis gooide de kerel ons uit de auto. Daar stonden we weer, zonder goed te weten waar en zonder geld op zak.’
‘We zijn te voet verder gegaan tot aan het treinstation. Mijn vriend had nog een visakaart op zak, gelukkig werkte dat ding. We lieten onze rugzakken achter om er zo normaal mogelijk uit te zien. Ik kocht twee tickets naar Belgrado, maar terwijl we op de trein aan het wachten waren, kwam er een agent op ons af. Hij vroeg onze papieren. Met een uitgestreken gezicht vertelde ik hem dat we in Nis bij de politie hadden aangeklopt om asiel aan te vragen, maar dat ze ons bevolen hadden naar Belgrado te gaan. De man knikte en vertrok. ‘
Eens op de trein konden we onze verbazing niet op dat het ons gelukt was na al die maanden. In Belgrado zijn we naar de politie gegaan en kregen een document met het bevel binnen de drie dagen het Servisch grondgebied te verlaten. Daarmee kan je legaal een hotelkamer huren. Dat was een paradijs. Een warme douche, goed eten,…’
Het was genoeg geweest
Via dezelfde vrienden in Duitsland vond Omar een smokkelaar die hem naar Oostenrijk zou brengen. Na zeven dagen wachten kwam er vers geld van zijn ouders in Syrië om de man te betalen.
‘De werkwijze is meestal dezelfde. De smokkelaar brengt je tot bij de grens, je wandelt te voet over en aan de andere kant word je opgepikt.’
‘De werkwijze is meestal dezelfde. De smokkelaar brengt je tot bij de grens, je wandelt te voet over en aan de andere kant word je opgepikt. Op weg naar de grens hield de Servische politie ons tegen, maar we gaven hen elk 100 euro. Die avond staken we met een groep van vijftien de grens over. Niet in Subotica, waar iedereen de oversteek naar Hongarije maakt, maar ergens waar geen politie te zien was.’
De smokkelaar bracht Omar naar Oostenrijk, maar niet naar Wenen. ‘Dat was nochtans de afspraak, maar smokkelaars houden nooit hun woord. Tot op dat punt was het nog altijd mijn bedoeling naar Zweden te gaan, maar het was genoeg geweest.’
‘Ik ben naar de politie gegaan en me aangemeld als vluchteling. Na een tijdje in Salzburg woon ik nu al drie maanden in Linz. Mijn vingerafdrukken staan nergens geregistreerd, dus de kans dat ik mag blijven is groot.’
Vermijd de winter
De hele reis van Turkije tot Oostenrijk kostte Omar zeven maanden en bijna 7000 euro. Hoe kijkt hij terug op die tijd? ‘Er waren genoeg momenten dat ik echt dacht dat het niet zou lukken. Zeker in Griekenland. De grens met Macedonië was een moeilijk punt, het leek of ik vastzat. De smokkelaars leggen veel druk op je schouders. Hun prijzen gaan snel de hoogte in, dus je moet je haasten. Toen ik vertrok, dacht ik dat de grens tussen Turkije en Griekenland het lastigst zou zijn, maar achteraf gezien was dat de makkelijkste oversteek.’
‘Op de terugweg heb ik mijn ouders gebeld. Mijn moeder huilde, mijn vader sprak me moed in. Heel de weg, drie uur lang, hebben we gepraat. Ze hebben me erdoor geholpen.’
‘Van landen als Servië en Macedonië had ik maar vaag iets gehoord. Ik wou de route door de Balkan vermijden, maar het kon niet anders. Het is een belangrijke ervaring geweest waar ik veel uit geleerd heb.’
‘Ik herinner me een moment, na een mislukte poging Macedonië binnen te geraken. Het was koud en donker, ik kon niet meer. Op de terugweg heb ik mijn ouders gebeld. Mijn moeder huilde, mijn vader sprak me moed in. Heel de weg, drie uur lang, hebben we gepraat. Ze hebben me erdoor geholpen.’
‘Vaak komen er vragen van mensen in Syrië die ook willen vertrekken. Ik geef hen het advies om op alles voorbereid te zijn, en zeker niet in de winter te reizen. Maar iedereen zijn ervaringen zijn anders, er gebeurt altijd wel iets wat je niet verwacht.’
‘Veel Syriërs doen dat niet, tips uitwisselen. Ze willen liever niet over hun ervaringen praten. Dat maakt me kwaad. Ik ga liever ook niet in detail over wat ik meegemaakt heb, zoals nu. Ik kan de kou en de regen opnieuw voelen. Maar je kent de levensomstandigheden in Syrië, je weet hoe het er onderweg aan toe gaat. Dus als je een beetje menselijkheid in je hebt, dan help je iemand die in dezelfde situatie zit, toch?’
Deze reportage kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.