Narcostaat Bolivia: hoe de linkse MAS-partij de wereld een rad voor de ogen draaide

Reportage

Boliviaanse regering dubbelt als drugskartel

Narcostaat Bolivia: hoe de linkse MAS-partij de wereld een rad voor de ogen draaide

De regeringspartij MAS windt de internationale gemeenschap met mooie praatjes om de vinger, maar blijkt achter de schermen een cocaïne-imperium te runnen. ‘MAS maakt niet gewoon deel uit van de drughandel. MAS ís de handel.’ MO* ging poolshoogte nemen op ‘s lands cocavelden en in de gevangenissen.

‘Bedoel je deze Apaza?’, klinkt het bot.

Op het computerscherm van de cipier verschijnt een mugshot van een man met een vol gezicht. Glinsterende ogen staren recht in de lens en verraden een leven in volle bloei.

César Apaza is zichtbaar een man die van vele markten thuis is: voetballiefhebber, muzikant, vader en cocaboer. Maar de reden dat hij hier zit, in de San Pedro-gevangenis van het Boliviaanse La Paz, is dat hij een leider is. Eentje van het soort dat niet te koop is.

Hier bewaken cipiers slechts de buitenmuren van de gevangenis. Voorbij de poort fungeert die als een zelfregulerende biotoop.

‘Dat is ‘m’, zeg ik. Zonder een woord te zeggen kijkt de cipier op van het scherm en verlaat hij de ruimte. Regelrecht naar de commandant, zo blijkt, die wil weten wie ik ben en waarom ik de gevangen cocaleider wil spreken.

Hoewel Apaza al vijftien maanden gevangen zit, zijn er nog niet veel journalisten bij hem geraakt. Maar de vis bijt: de commandant pikt het verhaaltje over onze vermeende vriendschap in onschuldigere tijden.

‘Verlies dit niet’, zegt de cipier, terwijl hij me een geplastificeerd kaartje aanreikt. Het gele kaartje blijkt de enige garantie dat je als bezoeker de gevangenis ook weer kan verlaten. Dan stuwt de stroom bezoekers ons onverbiddelijk verder richting een grote poort.

Voorbij die poort belanden we in de kosmos van San Pedro – mogelijk ’s werelds meest bizarre gevangenis. Hier bewaken cipiers slechts de buitenmuren van de gevangenis. Voorbij de poort fungeert die als een zelfregulerende biotoop. Invloedrijke gevangenen houden er ‘hun’ bewoners in het gareel.

Vanop het centrale plein staren tientallen gezichten ons aan. Een groot deel van hen is onder invloed. Wie geen geld heeft voor eten, is veroordeeld tot de walgelijke gevangenisprak. En het is een publiek geheim dat daar kalmeringspillen door worden gedraaid.

In ruil voor een muntje kan je op het plein een ‘taxi’ uitkiezen. Eén van de gevangenen neemt je dan mee naar je bestemming binnen de gevangenis. In ons geval: Los Pinos, de vleugel waar César Apaza zich ophoudt.

Onze taxi is een man uit Ecuador. Hij zit al drie jaar binnen voor drugshandel, net zoals de overgrote meerderheid van San Pedro’s populatie, die zo’n 3000 zielen telt. Hij wacht nog steeds op z’n proces.

‘Als ik hun deal aanvaard, ben ik morgen vrij. Als ik hier blijf, zal ik sterven.’

De tocht loopt langs winkeltjes en restaurants. Het is drummen aan de paar zonnestralen die her en der binnenvallen. Daar zoeken de gevangenen de ijle warmte op. Er zijn discussiecirkels, schijnbaar van religieuze aard. Hier en daar wordt voor geld gekaart.

Door een smalle, lage deur betreden we de cel van César Apaza. Al vijftien maanden ligt hij op hetzelfde eenpersoonsbed. Z’n volledige rechterkant is verlamd. ‘Door de stress’, zegt de gevangengenomen cocaboer met krachteloze stem. Zijn ogen zijn het lachen verleerd. Niets doet herinneren aan de levenslustige man van op de foto.

Ik leg de meegebrachte mango’s en coca uit z’n geboortestreek, de Yungas, op het bed en luister naar Apaza’s verhaal.

Twaalf verschillende aanklachten kreeg Apaza in de maag gesplitst. Allemaal hebben ze te maken met één aanname: dat hij een cocamarkt in La Paz in brand zou hebben gestoken.

Dat de bewuste markt effectief in de hens vloog, betwist hij niet. Maar wel dat hij – of zijn mensen – daar iets mee te maken zou hebben. Het was een inside job van de regering, beweert Apaza, om haar mensen zwart te maken.

Uit Apaza’s getuigenis blijkt ook het politieke karakter van z’n gevangenschap. Namen wil hij niet noemen, maar de gevangen cocaleider zegt dat hij op geregelde tijdstippen bezoek krijgt van ‘hoge functionarissen van de Boliviaanse regering’. Telkens stellen ze hem dezelfde deal voor: schuldbekentenis, in ruil voor vrijheid.

‘Als ik hun deal aanvaard, ben ik morgen vrij.’ Apaza’s hart twijfelt nog, maar in z’n hoofd heeft hij al een beslissing gemaakt. ‘Als ik hier blijf, zal ik sterven’, klinkt het vanop het bed.

Een gevoelig thema

Hoe is het zover kunnen komen? Was de MAS-regering sinds haar aantreden in 2005 niet de grote voorvechter van de cocaboeren? Was Evo Morales, president tussen 2006 en 2019 nota bene, niet zélf een cocaboer? De realiteit toont aan dat de MAS-regering twee gezichten heeft wat betreft coca.

Hoe dan ook is coca een gevoelig, gepolitiseerd thema in Bolivia. De plant wordt al millennialang gekweekt op de steile Andesflanken. Hij speelt een cruciale rol in de culturele beleving van verschillende bergvolkeren. Naar schatting 60% van de Bolivianen kauwt geregeld coca. Maar daarnaast vormt het blad ook de basis voor de productie van cocaïne.

Om te vermijden dat er coca afvloeit naar de illegale markt voor cocaïneproductie, werd al decennia geleden een systeem opgericht met officiële markten. Op zo’n markt kopen handelaars coca in, waarna ze die verdelen over het hele land. Een officieel orgaan registreert en controleert de aankopen, waardoor het in principe een gesloten systeem is.

© Arne Gillis

De Boliviaanse wet voorziet in twee zulke markten: één in La Paz, één in Cochabamba. Die plekken corresponderen met de twee regio’s waar coca legaal geteeld mag worden: respectievelijk Los Yungas en Chapare.

César Apaza’s ondergang begon toen de Boliviaanse regering in 2021 plots een derde markt opende. Naast de legale markt in La Paz waar Apaza’s cocavakbond ADEPCOCA van oudsher hun blaadjes uit de Yungas verkocht, was er dus plots een nieuwe markt.

Die markt bleek ook de naam te dragen van Apaza’s vakbond ADEPCOCA, en was op exact dezelfde manier georganiseerd als de markt die er al stond. Het enige verschil? Het mannetje aan het roer was loyaal aan de regering. Opkopers werden sinds die dag verplicht om aan te kopen op de regeringsmarkt.

‘De verschillende vakbonden van cocaboeren hebben een gigantische mobiliteitskracht.’

Langzaam maar zeker bloedde de oude ADEPCOCA-markt dood. César Apaza en de andere cocaboeren uit Los Yungas waren woedend. In september 2022 was de maat vol.

Onder leiding van de bolle boer met z’n strijdvaardige ogen bereikten duizenden cocaboeren de hoofdstad La Paz. Ze hadden er op dat moment een vijfdaagse mars opzitten vanuit hun regio, Los Yungas. De boeren hadden het gemunt op de ‘illegale’ cocamarkt van de regering.

© Arne Gillis

Op 8 september braken de boeren door de hoofdstedelijke politielinies. Met zelfgemaakte bazooka’s, dynamiet en vuurwerk bestookten ze de cocamarkt. Een ware veldslag met de ordediensten volgde, waarna de gewraakte markt deels in de vlammen opging.

Maar waarom moest de regering zo nodig een tweede markt openen? Een onderzoeker verbonden aan de Universidad San Simón (Cochabamba) stelt dat de regering de ADEPCOCA-vakbond de nek wilde omwringen. ‘De verschillende vakbonden van cocaboeren hebben een gigantische mobilisatiekracht.’ De man verkoos anoniem te blijven.

Er gaat ook heel veel geld om in de cocasector. Die economische en politieke macht maken de cocavakbonden tot de machtigste organisaties van het land. Als je dan als organisatie niet in de pas van de regering loopt, krijg je problemen’, stelt de onderzoeker.

De verweerde voeten van Evo Morales

Het riekt naar politieke inmenging met een dictatoriaal trekje. Maar er is meer. In Bolivia ligt het cocablad aan de basis van twee decennia politieke besluitvorming. En wie de recente geschiedenis van Bolivia wil begrijpen, kan niet om de controversiële figuur van Evo Morales heen. Zijn persoonlijke geschiedenis is nauw verweven met het cocablad.

Geboren in 1959 in een gehucht op de hoogvlakte, arriveerde de jonge Evo in 1980 in de tropische Chapare-regio. Hij was niet alleen. De tropische regio werd in die jaren goldrushgewijs bevolkt door voormalige mijnwerkers.

Ze vluchtten voor de armoede op hun hoogvlaktes in de Andes, en begonnen in de Chapare coca te verbouwen. Destijds mocht in de Yungas weliswaar 12.000 hectare geteeld worden om te voldoen aan het traditionele gebruik, maar in de Chapare was de teelt illegaal.

Bolivia werd de eerste narcostaat ter wereld: er was geen regering aan de macht, maar een drugskartel.

Coca is een cash crop, en dat heeft een zeer bijzondere reden: de jaren ‘80 waren begonnen, en vanuit de Verenigde Staten steeg de vraag naar cocaïne exponentieel. In die periode was de Boliviaan Roberto Suaréz ’s werelds grootste drugshandelaar. Met zijn drugsgeld (en de logistieke hulp van de CIA en de gevluchte nazibeul Klaus Barbie) pleegde Suaréz’ neef Luis García Meza in 1980 een staatsgreep.

In de dertien maanden onder zijn bewind ontpopte Bolivia zich tot dé cocaïnesupermarkt van de wereld. Het land werd officieel de eerste narcostaat ter wereld: er was geen regering aan de macht, maar een drugskartel.

Al snel ontwikkelde de Chapare zich tot grootleverancier voor die exploderende cocaïne-industrie. Twee factoren speelden mee waarom precies de Chapare zich ontwikkelde tot die positie, en niet de Yungas. Er was het (zeker destijds) dichte bladerdek van de tropische regio, dat illegale praktijken veel gemakkelijker verhulde, tegenover de kalere bergwanden van de Yungas.

© Arne Gillis

Maar vooral: de Chapare-coca was niet geschikt om te kauwen. Een grote hoeveelheid alkaloïde geeft een intens zure smaak af. Elke Boliviaanse kauwer verkiest het zoete blad uit de Yungas, waar het al sinds Incatijden geteeld wordt.

In de praktijk kon de Chapare-coca dus maar één bestemming hebben. Ze vloeide regelrecht naar lokale laboratoria in de jungle van de Chapare. Onder leiding van de Boliviaanse regering fabriceerden koks daar het in de Verenigde Staten zo geliefde witte poeder.

Halverwege de jaren ‘80 kwam de Amerikaanse war on drugs op kruissnelheid, en dat liet zich voelen in de Andes. De Chapare-boeren werden massaal en gewelddadig onderdrukt. Vanaf 1990 werkte een jonge, charismatische boer zich in de kijker als leider van de onderdrukte cocaleros: Evo Morales.

De Verenigde Naties bevestigden dat 90% van de Chapare-coca regelrecht naar de illegale markt ging.

Morales was geboren als politiek leider. In het hart van zijn discours? De heropwaardering van het cocablad, dat symbool staat voor de strijd van de inheemse Boliviaan tegen de witte onderdrukker. In zijn discours hadden de gringos het heilige cocablad gecorrumpeerd door er cocaïne van te maken. De cocaboeren waren slachtoffers van een Amerikaanse uitbuitingspolitiek.

Niet alleen in de Chapare sloeg z’n boodschap aan. Ook de cocaboeren uit de Yungas droegen Morales op handen. Eindelijk iemand die het opnam voor het intussen internationaal verguisde blad, redeneerden ze daar.

De bevlogen cocaboer reeg vervolgens de politieke successen aaneen. In de schoot van z’n cocavakbond Seis Federaciones richtte Morales in 1997 de politieke partij MAS (Movimiento al Socialismo) op. In 2005 won Morales de verkiezingen.

Het diep racistische land stond op z’n kop, terwijl internationale media over elkaar heen rolden om het eigenaardige parcours van Morales te bewieroken. Een inheemse leider met een legokapsel, stel je voor.

Met geen woord repte Morales zelf nog over dé olifant in de porseleinwinkel. De Verenigde Naties bevestigden dat 90% van de Chapare-coca regelrecht naar de illegale markt ging. Maar de handvol officiële rapporten kon de sfeer niet drukken.

Minstens onrechtstreeks had de nieuwbakken president sinds zijn aankomst in de Chapare in 1980 dus bijgedragen aan de cocaïne-industrie. Lokale geruchten gingen dat Morales in z’n jonge jaren een pisero was; het laagste hulpje in de cocaïneketen, die de blaadjes op blote voeten vermengt met chemicaliën.

Een bijzondere vaststelling

Trouw aan z’n wortels als cocalero begon Morales vanaf z’n aantreden aan een lange mars in de heropwaardering van het cocablad. Het Acuerdo Cato brak in 2004 de ban: de regering legaliseerde 3200 hectare cocateelt in de Chapare. Vier jaar later knikkerde Morales de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst DEA het land uit. In 2017 verklaarde hij het cocakauwen tot immaterieel erfgoed.

En dan ging het plots hard: Morales’ regering legaliseerde in 2017 maar liefst 7700 hectare Chapare-coca. Daarmee kwam de totale hoeveelheid legale coca op 22.700 hectare: 7700 in de Chapare en 15.000 in de Yungas.

Rond die periode publiceerde het VN-Bureau voor Drugs en Criminaliteit een rapport met daarin een bijzondere vaststelling. Analisten hadden berekend dat 14.000 hectare voldoende zou zijn om de legale consumptiemarkt te bedienen. Bolivia teelde minstens 8700 hectare te veel.

De enige constante in Morales’ regeerperiode was méér coca toelaten.

In regeringskringen sprak niemand zich uit over waar dat surplus heenging. Maar het ontging natuurlijk de analisten niet. ‘Morales laat de facto toe dat 7700 hectare coca regelrecht naar de cocaïneproductie gaat’, stelt de universitaire onderzoeker die voorheen aan bod kwam, doelend op de productie in de Chapare. ‘En in de praktijk gaat het over veel meer, want veel perceeltjes blijven onder de radar.’

De demarche toont het politieke genie van Morales aan. Want waar de voltallige internationale gemeenschap aandrong op mínder coca, deed Morales precies het tegenovergestelde. De enige constante in z’n hele regeerperiode was net méér coca toelaten. Waarvan een aanzienlijk deel nota bene regelrecht naar de illegale industrie ging. Het was internationaal ongezien.

Wolf in schaapsvacht

En hij kwam er nog mee weg ook. Morales’ strijdplan was even slim als geslepen, weet Sdenka Silva. In een café in La Paz doet de sociologe het strijdplan van Morales uit de doeken, waarmee hij de internationale gemeenschap overtuigde om méér coca toe te laten.

© Arne Gillis

Eerst moest de lokale consumptie omhoog. ‘Daartoe werd coca machucada in het leven geroepen: dat zijn cocablaadjes gedrenkt in allerlei smaakjes, van whisky over energiedrankjes tot passievruchtsmaak’, klinkt het.

De smaakjes sloegen aan: het cocagebruik ging door het dak. Zelfs in de oostelijke laaglanden zie je tegenwoordig mestiezen − mensen met een gemengde etnische afkomst − kauwen. Tot vijf jaar geleden was dat ondenkbaar: het cocablad werd in het kosmopolitische Santa Cruz, bijvoorbeeld, jarenlang geassocieerd met “achterlijke” Andesculturen.

De tweede pilaar is de vooropgestelde industrialisatie van het blad. ‘Bolivia houdt de internationale gemeenschap voor dat het een hele industrie rond het blad wil bouwen. Tandpasta’s op basis van coca, crèmes, thee, noem maar op. Maar in werkelijkheid gebeurt er natuurlijk helemaal niets’, stelt Silva.

Met de gestegen verbruikscijfers en het vooropgestelde verlangen naar industrialisatie overtuigde de MAS-partij vervolgens de internationale gemeenschap, in de eerste plaats de Europese Unie. ‘Kijk, de lokale consumptie gaat door het dak. We hebben dus méér cocaveldjes nodig’, klonk het.

De cocateelt in de Chapare kende daarna een steil opmars, met goedkeuring van de Boliviaanse regering. De boeren mochten er sinds het Acuerdo Cato perfect legaal een perceel telen van 40 bij 40 meter. Officieel controleerden de cocaverbouwende families elkaar. De gemeenschap werd verondersteld om aan te geven wie te veel teelde.

‘MAS is niet gewoon actief in de cocaïnehandel. MAS ís de handel.’

Het plan werkte. Academische publicaties roemden het Boliviaanse systeem. Het was warempel een ‘les voor Colombia’ – dat andere land met een cocaprobleem. De Europese Unie steunde het Boliviaanse programma met miljoenen dollars. Intussen verzekerden de cocaboeren keer op keer Morales’ herverkiezing.

Maar in eigen land wist de gemiddelde Boliviaan wel beter. Want twee zaken waren plots heel duidelijk geworden. Eén, de cocaboeren uit de Chapare hebben de teugels van het land in handen. De muis bewaakt er de kaas, met expliciete goedkeuring van de regering. En twee, Bolivia heeft een drugsprobleem. Dat mag blijken uit laboratoria die om de haverklap worden ontdekt in de jungle van de Chapare. Per ontdekking worden ze imposanter qua omvang.

En de internationale gemeenschap? Die zijn een rad voor de ogen gedraaid door de inheemse propaganda van Morales, vindt Silva.

© Arne Gillis

In de gevangenis van San Pedro vallen de woorden van César Apaza plots in de plooi. Voor Apaza toont het hele relaas rond de cocamarkten niet alleen de politieke onbeschaamdheid aan van de linkse MAS-partij. Hij stelt onomwonden dat de politieke controle over de cocamarkten een economisch motief verhult. En dat motief, dat is de drughandel. ‘MAS is niet gewoon actief in de cocaïnehandel. MAS ís de handel’, zweert de gevangen cocalero.

Buffer in de economie

‘Drugsgeld is de belangrijkste buffer van de Boliviaanse economie, die voorts noodlijdend is’, bevestigt Roberto Laserna, een vooraanstaande Boliviaanse econoom, in een panelgesprek in de stad Cochabamba.

In Morales’ huidige woonplaats werd een internationaal vliegveld neergepoot. Je kan er als passagier nergens heen vliegen.

Maar de concrete betrokkenheid van de MAS-partij is niet zomaar zwart op wit vast te stellen. Er zijn wel aanwijzingen. Grootschalige cocaïneproductie vergt logistiek. Het valt op hoe ver de regering gaat in het structureel faciliteren van de Chapare. De regio heeft op papier, behalve wat fruitteelt, geen noemenswaardig economisch potentieel.

Desondanks werd er in het onooglijke dorpje Chimoré, huidige woonplaats van Morales in het hart van de Chapare, een internationaal vliegveld neergepoot. Nota bene: je kan er als passagier nergens heen vliegen.

Er is de ureumfabriek in Bulo Bulo, eveneens diep in de Chapare. Wat doet een fabriek voor meststoffen in het midden van de tropen? Economisch gezien is het een waanzinnig slecht idee. Behalve als je weet dat ureum ook kan dienen als basis voor ammoniak, dat gebruikt wordt om cocapasta te zuiveren.

En dan is er nog de snelweg door het ongerepte TIPNIS-park: een zeer merkwaardig prestigeproject voor een regering die zich in woord uitslooft voor de rechten van de Pachamama, Moeder Natuur. Welke andere reden kan deze snelweg hebben, behalve de cocavelden en cokelaboratoria van de Chapare ontsluiten?

Stuk voor stuk zijn het prestigeprojecten van de opeenvolgende regeringen-Morales.

Dat resulteert. Evo Morales noch huidig MAS-president Luis Arce werd intussen gepakt met witte vingers. Al beweren kwatongen dat Morales, die in 2019 na een verkiezingsdebacle naar Mexico vluchtte, zijn bestemming destijds zorgvuldig uitkoos.

Hij zou de Mexicaanse narco’s van het Sinaloakartel hebben willen verzekeren van een continue cokeaanvoer.

Wat er ook van zij: de lijst van MAS-leden die wel gepakt werden is lang. Qua symboliek kan de zaak-Valentin Mejillones tellen. In 2006 had deze zelfverklaarde Aymara-hogepriester Evo Morales himself nog ingehuldigd in een inheemse ceremonie waarin het ‘heilige blad’ een centrale rol speelde.

Vier jaar later werd er 240 kilo cocaïne aangetroffen in zijn persoonlijke woonst. Morales’ persoonlijke sjamaan bleek een ordinaire drugsdealer.

Woede in de Yungas

Terug naar de Yungas, waar de gemoederen hoog oplopen. Een bezoek aan de gebouwen van ADEPCOCA toont dat de originele cocamarkt opnieuw naar behoren werkt. Toch heeft de poging tot politieke overname diepe wonden geslagen.

‘César Apaza is een politieke gevangene. Hij is een held. Morales en Arce zouden moeten zitten waar hij nu zit’, klinkt het bij een verkoopster die niet met haar naam vermeld wil worden.

Dan reizen we af naar Coripata, het hartland van de cocateelt in de Yungas. Van de 4000 meter hoge hoofdstad gaat het in een duizelingwekkende tocht naar de tropische Yungas. Hoewel er nu een geasfalteerde weg ligt, stond de voorganger ervan bekend als de ‘Weg der Doden’.

‘Apaza heeft die markt helemaal niet in brand gestoken. Maar iemand moest nu eenmaal hangen.’

We gaan op bezoek bij Percy, die ondanks zijn 22 jaar al een veteraan is in ’s lands cocaoorlog. Op een vroege ochtend, vijf jaar geleden, trok hij z’n schoenen aan en verliet hij z’n geboortestreek. Hij trok naar Santa Cruz, een oostelijke stad op twee dagreizen van Coripata, waar hij z’n jongensdroom vervulde en zich aanmeldde bij de kazerne.

Op een bepaald moment was de droom voorbij. En dus keerde hij terug naar de cocavelden van Coripata, waar hij zich aansloot bij ADEPCOCA.

Met de stadsoorlog die uitbrak rond de regeringsmarkt, kwam z’n militaire kennis goed van pas. Percy toont me foto’s van zelfgemaakte bazooka’s waarmee hij en z’n kompanen de politie bestookten. Alle geweld ten spijt bevestigt Percy het verhaal van Apaza.

‘Apaza heeft die markt helemaal niet in brand gestoken. Maar iemand moest nu eenmaal hangen. Nadien hebben paramilitaire groepen hem verraden. Dat zijn burgers die samenwerken met de politie om zogezegde leiders aan te duiden’, klinkt het.

Percy is verbolgen, en de democratische ruimte die verkleint is daar maar één reden voor. ‘Dit blad telen wij in deze streek al millennialang. Het is onze trots. Wij weigeren op één hoop gegooid te worden met de drugstrafiek in de Chapare.’

Kiezen voor het leven

De tegenhanger van ADEPCOCA in de Chapare heet Seis Federaciones. Evo Morales is tot op vandaag voorzitter van de cocavakbond annex drugskartel. Niemand blijkt bereikbaar voor commentaar.

In het hoofdkantoor in Cochabamba werden we kordaat wandelen gestuurd. Ook bij de MAS-partij, inclusief het viceministerie van Coca, blijven meerdere interviewaanvragen onbeantwoord.

Op 18 januari kwam er wel nieuws van César Apaza. In de Boliviaanse kranten verschenen berichten dat de cocaboer vrijkwam. Op het nieuws was te zien hoe hij nog maar half levend de San Pedro gevangenis verliet. ‘Betere dagen komen eraan voor Bolivia’, klonk het met een gebroken stem, alvorens hij in een taxi verdween.

Apaza moet zich om de twee weken melden in een politiekantoor aan de andere kant van het land. Maar hij heeft gekozen om te leven.