Nicaragua na de opstand: ‘Arme boeren betalen het gelag van de politieke crisis’
Wat blijft voor de gewone man of vrouw nog over van de sociale intenties van de sandinisten, dat nu precies veertig jaar geleden de macht greep? Scholen en gezondheidszorg voor iedereen, autoritarisme en harde repressie, maar vooral: een diepe verdeeldheid. Zeker sinds de massale opstand tegen president Daniel Ortega en de bijhorende politieke crisis, vorig jaar.
President Daniel Ortega vierde op 19 juli de veertigste verjaardag van de revolutie, die hij zelf mee aanvoerde in 1979. De sandinistische revolutie heeft veel Nicaraguanen goeds gebracht, maar wat blijft er nog van over?
© Arthur Debruyne
Betogen is vandaag verboden in Nicaragua. Alomtegenwoordige veiligheidsdiensten en gewapende knokploegen in dienst van de regering handhaven een beladen stilte in de steden van het land. De verdeeldheid staat op scherp. Nicaragua zit in een politieke crisis. Wat blijft voor de gewone man of vrouw nog over van de sandinistische revolutie, nu precies veertig jaar geleden?
Het is al langer een van de armste landen van het westelijk halfrond en gaat nu gebukt onder een aanzienlijke economische terugval. MO* bezocht het afgezonderde noordelijke platteland van Nicaragua, waar kleine koffieboeren hard getroffen worden. Want de buitenlandse kopers blijven weg uit het onstabiele land.
Armoede werd de voorbije jaren aangepakt in Nicaragua, met een voorzichtige vooruitgang als resultaat. Tussen 2014 en 2016 zakte het aantal armen in het land met vijf procent tot 24,9 procent van de bevolking. Die vooruitgang wordt nu hoogstwaarschijnlijk tenietgedaan door de politieke crisis.
De boeren voelen zich vervreemd van een achteloos jongerenprotest in de steden, dat ze zelf maar amper steunen of begrijpen.
Arme boeren betalen het gelag van een aanslepende politieke crisis die zich ver van hun bed afspeelt, verzuchten ze. Ze voelen zich vervreemd van een achteloos jongerenprotest in de steden, dat ze zelf maar amper steunen of begrijpen.
Het Nicaraguaanse noorden is niet alleen bekend om zijn koffie. President Daniel Ortega vierde op 19 juli de veertigste verjaardag van de revolutie, die hij zelf mee aanvoerde in 1979. Maar in het noorden is de herinnering aan de uitgerekte oorlog van de contrarevolutionairen in de jaren 1980 springlevend.
Die zogenaamde Contra-oorlog tegen de sandinistische regering, met steun van de CIA, zou tien jaar aanslepen en aan 30.000 mensen het leven kosten. De noordelijke regio was een belangrijke voedingsbodem voor de rechtse contrarevolutionairen. Vandaag verschijnen er opnieuw gewapende groepen.
Bittere verwijten
Het onooglijke dorp El Cuá dient in de afgezonderde noordelijke heuvels van Nicaragua als belangrijke handelspost. Niet ver hiervandaan loopt het glooiende, diepgroene landschap van de departementen Jinotega en Matagalpa naadloos over in de jungle van Honduras.
In de steden ben je ofwel een ‘verklikker voor de dictatuur’ of een ‘opportunistische couppleger’.
Eind juni bezoeken we Peñas Blancas, een miniscuul gehucht buiten El Cuá dat zijn naam ontleent aan enkele witgrijze pieken die boven de omgeving uittorenen. Tijdens de vijf uur durende autorit naar de Nicaraguaanse montaña, het hoogland, lost de drukkende hitte van de woelige hoofdstad Managua geleidelijk op.
In de steden is er geen ontsnappen aan de felle polarisatie die Nicaragua verdeelt. Buren werpen elkaar bittere verwijten toe: je bent ofwel verklikker in dienst van ‘de dictatuur’, ofwel opportunistische couppleger of terrorist.
Maar de virulente oppositieradio Corporación, die de hele dag hamert op misbruiken van het regime, reikt niet tot het verre noorden. Ook fake news en virale politieke content, waarmee beide kampen via sociale media olie op het vuur gooien, zijn grotendeels onbestaand in deze contreien waar de toegang tot internet beperkt is. De fanatieke slogans vallen er op een koude steen.
Op een aanplakbord (onderweg naar El Cuá) wuiven de breed lachende Ortega en zijn echtgenote Rosario Murillo de voorbijganger toe: ‘Tijden van overwinning! Bij de gratie Gods.’
© Arthur Debruyne
Overheidspropaganda is nooit veraf in Nicaragua. ‘Wij willen vrede!’, leest een klassieke affiche uit het communicatiearsenaal van de regering Ortega, dichtbij Peñas Blancas. Op een volgend aanplakbord wuiven de breed lachende Ortega en zijn echtgenote Rosario Murillo de voorbijganger toe: ‘Tijden van overwinning! Bij de gratie Gods.’ Nicaragua heet vandaag op het bord christelijk, socialistisch en solidair te zijn – in die volgorde.
Francisco Cruz (80, foto onder) en zijn echtgenote María Julia Marín (74) hebben niet slecht geboerd sinds het marxistische Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront (FSLN) de macht greep in 1979. De internationale solidariteit met de linkse revolutie heeft door de jaren heen tal van idealistische vrijwilligers uit heel de wereld, inclusief België, naar hun familiale boerderij in Peñas Blancas gebracht.
Het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken waarschuwt nog steeds voor ‘aanzienlijke veiligheidsrisico’s’.
Vanaf 1979 stroomden op tien jaar tijd maar liefst 100.000 Amerikaanse vrijwilligers toe in Nicaragua. Sommigen namen zelfs de wapens op in revolutionaire burgermilities.
Met de hulp van de internationale vrijwilligers, die ook vandaag nog tot een jaar blijven, heeft de familie Cruz een fraaie finca ecoturística kunnen opbouwen. Ze verhuren in hun boerderij enkele bescheiden kamers voor toeristen die graag de platgetreden paden verlaten. Francisco en zijn zoons leiden bezoekers rond over de omliggende bergpieken en door hun koffieplantages en leren hen koeien melken.
Met de hulp van idealistische vrijwilligers uit de hele wereld kon Francisco Cruz in Peñas Blancas een fraaie ecotoeristische boerderij uitbouwen. ‘Maar door al het politieke gedoe blijven de bezoekers nu weg.’
© Arthur Debruyne
‘Maar door al het gedoe van het voorbije jaar blijven de bezoekers weg’, foetert meneer Cruz, don Chico voor bekenden. ‘Die verdomde betogende jonkies hebben het goed voor ons verpest.’
Het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken waarschuwt nog steeds voor ‘aanzienlijke veiligheidsrisico’s in Nicaragua’ en raadt daarom niet-noodzakelijke reizen naar het land af. Het toerisme in Nicaragua heeft rake klappen geïncasseerd.
80 procent van de koffieplantages gesloten
Maar boeren in deze regio worden vooral getroffen door een aanzienlijke crisis in de koffieteelt.
Buitenlandse inkopers tekenen liever geen contracten meer met koffieboeren. Ze zijn niet zeker dat de koffie op zijn bestemming raakt.
Koffie is veruit het belangrijkste exportproduct van Nicaragua en het bergachtige noorden is de voornaamste koffieregio van het land. Maar sinds vorig jaar de grootschalige protesten uitbraken, hebben de banken de geldkraan dichtgedraaid. Terwijl leningen van levensbelang zijn voor boeren die van oogst tot oogst leven.
Ook buitenlandse inkopers tekenen liever geen contracten meer met Nicaraguaanse koffieboeren, omdat ze niet zeker zijn dat hun koopwaar wel op zijn bestemming raakt. Oogsten blijven liggen.
Om het nog erger te maken, kelderde vorig jaar de koffieprijs ook nog eens door een overaanbod op de wereldmarkt: van 1,4 dollar per pond tot net geen 0,90 dollar. Voor boeren is dat amper voldoende om uit de kosten te raken.
Tal van plantages in de buurt van El Cuá zijn gesloten. Banken komen aankloppen om schulden te innen. De boeren die standhouden, zitten diep in het rood. ‘Zo’n 80 procent van de koffieplantages in Nicaragua is noodgedwongen gesloten’, zegt Aura Sevilla Cuán, oprichtster van de nationale belangengroep Alianza Nacional de Cafetaleros de Nicaragua en zelf koffieteelster.
De meerderheid van de ruim 40.000 Nicaraguaanse koffieboeren werkt kleinschalig, zegt Aura Sevilla. Ze kweken net voldoende koffie om het zaaien van maïs en bonen te bekostigen voor hun gezinsonderhoud. Daarnaast werken ze op de grotere plantages.
‘Vooral de kleine boer wordt hard getroffen’, zegt ze. ‘Straks krijgen ze het moeilijk om hun gezin eten te geven, dat zeg ik je met de hand op het hart.’
Jesús is noodgedwongen aan het rantsoeneren gegaan: twee maaltijden per dag in plaats van drie.
‘Wij blijven achter met de scherven’, verzucht Jesús Guatemala (47), een seizoensarbeider die momenteel aan de slag is bij de familie Cruz. Omdat een aantal koffieplantages in de buurt gesloten zijn, zit hij soms hele weken zonder werk. Daardoor is hij noodgedwongen aan het rantsoeneren gegaan: twee maaltijden per dag in plaats van drie. Ook stijgende prijzen spelen hem parten. ‘Er moet verandering komen.’
Francisco Cruz, Jesús Guatemala en andere koffieboeren en –arbeiders die we interviewden, zien de politieke crisis in hun land door de bril van de economische malaise die hen treft. Hoewel ze beslist geen aanhangers van president Ortega zijn, verwoorden ze wat velen denken in deze regio: ze voelen zich vervreemd van een achteloos jongerenprotest dat ze zelf maar amper steunen of begrijpen.
‘Had de politieke crisis geen economische gevolgen, dan zouden we er veel minder om malen’, zegt Orlando Cruz (39), zoon van Francisco en Julia. ‘Door de jaren heen hebben verschillende regeringen, rechts en links, elkaar opgevolgd. Hier is maar weinig veranderd. De boeren gaan gebukt onder dezelfde armoede als altijd.’
Of Ortega nu opstapt of niet, voor de campesinos zal het weinig uitmaken, klinkt het. Bezorgdheid nummer één is de prijs van de koffie. Dat, en overleven.
Opgekropte frustratie
Terug naar april 2018. President Daniel Ortega, al twaalf jaar (opnieuw) aan de macht samen met zijn echtgenote en vicepresident Rosario Murillo, kondigt besparingen in de sociale zekerheid aan. Al jaren trekt het presidentenpaar steeds meer macht naar zich toe en holt het de overheidsinstellingen uit.
De opgehoopte frustratie daarover ontploft. In verschillende steden van het land komen eerst ouderen en dan talloze studenten op straat. Bij hevige protesten schiet de politie op enkele dagen tijd tientallen betogers neer. Ook politieagenten komen om. Al gauw voegen Nicaraguanen uit alle lagen van de bevolking zich bij het burgerprotest.
In heel het land werpen betogers barricades van losgewrikte straatstenen op. In juni en juli maakt de regering ze tijdens een gewelddadige ‘schoonmaakoperatie’ met de grond gelijk. Hoewel de cijfers uiteenlopen, staat de meest recente balans van de Interamerikaanse Mensenrechtencommissie (CIDH) op 322 doden, het merendeel ongewapende burgers.
De politieke oppositie, mensenrechtenorganisaties, de katholieke kerk, het bedrijfsleven en studenten verenigen zich in de Unidad Azul y Blanco, genoemd naar het blauw en wit van de Nicaraguaanse vlag. Ze willen dat Ortega aftreedt nog voor het einde van zijn mandaat in 2021.
In gesprekken proberen ze hem vervroegde verkiezingen te doen aanvaarden, naast hervormingen van het kiesstelsel — dat grotendeels onder controle van de president staat.
Maar hoewel Nicaragua diep verdeeld is, staat Ortega al met al sterk in zijn schoenen. Onder druk van de internationale gemeenschap heeft hij begin juni dan wel tientallen politieke gevangenen vrijgelaten (waaronder de Belgisch-Nicaraguaanse studente Amaya Coppens, red.), maar oud-medestanders van Ortega vertellen in een interview met MO* dat dat net een teken van zelfzekerheid is. ‘Ze zijn een stuk in zijn internationale schaakspel’, klinkt het.
Het contra-verleden van El Cuá
De opstand van april 2018 is vooral een stedelijk fenomeen. Op het Nicaraguaanse platteland blijven protesten eerder beperkt. In El Cuá werpt een kleine groep opposanten toch een barricade op.
Kort daarna worden twee van hen doodgeschoten wanneer de politie ingrijpt, samen met gemaskerde en gewapende knokploegen – een tactiek die zich in heel het land herhaalt. Ze waren ongewapend, zeggen mensen uit de buurt. Intimidaties houden daarna het deksel op de ontevredenheid.
Sinds de revolutie in 1979 is het noorden een bastion van oppositie tegen de marxistische sandinisten. Vooral toen Ortega en de zijnen over onteigeningen begonnen praten, schoten diep conservatieve boeren in een kramp. Velen gingen bij de zogenaamde contra’s, die gestationeerd waren in geheime basissen in Honduras. Van daaruit voerden ze raids uit tegen militaire doelwitten, maar ook burgers, in Nicaragua. Sympathiserende boeren stopten contrapatrouilles voedsel toe wanneer ze voorbijtrokken.
Het noorden van Nicaragua is sinds de revolutie in 1979 een bastion van oppositie tegen de marxistische sandinisten. Vooral toen Ortega en de zijnen over onteigeningen begonnen praten, schoten diep conservatieve boeren in een kramp.
© Arthur Debruyne
‘Het Sandinistisch Bevrijdingsfront vergat het platteland volledig toen het aan de macht kwam’, zegt Mónica Baltodano, historica en voormalig sandinistisch guerrillastrijder die brak met Ortega en zijn partij. ‘Zo ontstond een vacuüm dat gevuld werd door de contra’s. Ze speelden in op de angst over onteigeningen. Boeren die protesteerden, gooiden we de gevangenis in. Die repressie wakkerde de angst aan en deed de rangen van de contra’s nog aanzwellen. Die tegenkanting is nooit echt verdwenen.’
Vandaag vormen zich her en der in deze regio opnieuw gewapende groepen. Hoewel de regering ze wegzet als drugstrafikanten, zijn het wel degelijk politiek gemotiveerde guerrillas, zo blijkt uit berichtgeving in Nicaraguaanse media. Maar hun rangen blijven vooralsnog beperkt tot enkele tientallen: na het trauma van de jaren 1980 er is weinig animo voor een nieuwe oorlog.
Kogel op de tuintafel
Enkele weken na ons gesprek belt Carlos (schuilnaam), een 35-jarige koffieboer uit El Cuá: of zijn getuigenis niet anoniem kan blijven? Een lokale oppositieleider is zopas vermoord, samen met zijn zoon, dichtbij de Nicaraguaanse grens in Honduras waar ze toevlucht hadden gezocht. De 56-jarige voormalige contra, Edgar Montenegro, was een drijvende kracht achter het protest vorig jaar.
‘De minste vergissing en ik word opgepakt. Of erger: vermoord.’
Carlos’ beide ouders waren contrastrijders. Hoewel hij zelf al zijn hele leven militeert bij rechtse partijen en tegen de sandinistische regering, hield hij zich gedeisd het voorbije jaar. Drie van zijn broers waren vorig jaar toch betrokken bij de lokale oppositieacties tegen Ortega. Toen de sfeer omsloeg, vluchtten ze naar de VS.
Een van hen kreeg er al asiel, de twee anderen wachten op een oordeel. ‘Hier weten ze wie rechts is, wie straks mogelijk weer op straat zou komen. De minste vergissing en ik word opgepakt, of erger: vermoord’, zegt Carlos. Het voorbije jaar trof hij naar eigen zeggen geregeld een kogel aan op de tafel op zijn tuinterras.
Sinds 2006 is Carlos lid van de kiescommissie die in El Cuá verkiezingen organiseert en stemmen telt. Verkiezingen onder president Ortega verlopen al jaren onregelmatig. Carlos zag het van dichtbij: ‘De oppositie is aan het winnen en dan komt het bevel uit Managua. Regeringsaanhangers trekken de straten op en eisen samen met gewapende knokploegen de overwinning op. We kunnen niet anders dan ons erbij neerleggen.’
Carlos verwoordt de belangrijkste bezorgdheid van de oppositie: omdat Ortega onder meer de Opperste Kiesraad controleert, maken eerlijke verkiezingen geen schijn van kans. ‘Als Ortega geen hervormingen toestaat, dan gaan hij en zijn kliek keer op keer blijven sjoemelen.’
Machteloze burgemeester
Ook Isidro Irías Herrera (50) heeft ondervonden in welke mate overheidsinstellingen in Nicaragua uitgehold en gepolitiseerd zijn. Hij is burgemeester van El Cuá, bij oppositiepartij Ciudadanos por la Libertad.
In juni vorig jaar, net wanneer de regering de barricades in het land begint aan te pakken, werd het gemeentehuis aangevallen door een twintigtal gemaskerde en gewapende mannen, vermoedelijk trouw aan de regering. Zijn kantoor werd in de as gelegd.
‘Het ministerie hield mijn volledige begroting in. Ik moet mijn eigen boontjes maar doppen.’
Isidro Irías, burgemeester
Maar de politie van El Cuá weigert het voorval te onderzoeken. In theorie is burgemeester Irías de baas over de gemeentelijke politie, maar het korps legt enkel verantwoording af aan de sandinistische partijstructuur. Het spreekt in deze contreien voor zich dat een oppositieburgemeester nul gezag heeft over de politie. ‘Ik heb hen niets te bevelen, ze doen volledig hun eigen zin’, zegt de burgemeester.
De voorbije jaren zijn in het noorden een aantal rechtse burgemeesters verkozen, met een aanzienlijke marge. Maar ze hebben het beslist niet makkelijk onder president Ortega, vertelt burgemeester Irías. ‘Het ministerie van Binnenlandse Zaken hield mijn volledige begroting in’, zegt hij. ‘Ik moet mijn eigen boontjes maar doppen. Geloof je dat?’ Ook de licentie van de gemeentelijke radio werd ingetrokken nadat hij verkozen werd, zegt Irías.
Santa Rosa del Cuá
Maar ook in het diep conservatieve noorden hebben de president en de revolutie die hij bewerkstelligde beslist een aanhang. Pal in het midden van Santa Rosa del Cuá, een gehucht van een duizendtal inwoners buiten de gelijknamige gemeente, staat een coöperatie voor het bewerken van koffiebonen, opgetrokken door de sandinisten.
‘Viva Daniel’, leest een opschrift. Santa Rosa steunt de president, klinkt het.
Jairo Torres is vrijwillig politiek secretaris van de regeringspartij FSLN in Santa Rosa del Cua. ‘Mijn taak is om de laagste treden van de sociale ladder in contact te brengen met de overheid en wat ze te bieden heeft’, zegt hij fier.
© Arthur Debruyne
Het is zaterdag. In een stoffig zolderkamertje boven de coöperatie beëindigt leraar Jairo Torres (37, foto hierboven) het zaterdagse volwassenenonderwijs voor diegenen die de middelbare school niet afwerkten. Torres is secretario político van het FSLN, de lokale partijfixer zeg maar.
Hij doet het vrijwillig. ‘Mijn taak bestaat erin de laagste treden van de sociale ladder in contact te brengen met de overheid en wat ze te bieden heeft’, zegt hij fier. ‘Ik identificeer de noden en problemen en probeer ze zo goed en zo kwaad mogelijk te verhelpen.’ Concreet? ‘We schenken een dak hier, een lapje grond daar.’
Jairo Torres klinkt opgelucht dat de gemoederen bedaard zijn in de regio. Hij krijgt tranen in de ogen wanneer hij aan het conflict van vorig jaar terugdenkt. ‘Mijn kinderen dachten dat ik gelyncht zou worden. Het was heftig.’ Maar nu is de vrede weergekeerd, klinkt het. ‘Wij sandinisten staan een vredecultuur voor, we hechten veel belang aan dialoog’, zegt hij.
Het lijdt weinig twijfel dat de knokploeg die het gemeentehuis van El Cuá vernielde met goedkeuring of op aansturen werkt van de regeringspartij. We waren er zelf meermaals getuige van vorig jaar in juli: gemaskerde, gewapende mannen in burgerkleding die met een officiële partijoptocht mee lopen, of samen met de politie een controlepost bemannen. Hoewel Ortega hun bestaan heeft ontkend, zijn zulke paramilitaire groepen essentieel voor zijn machtsbehoud.
Gevraagd naar geweld door zijn eigen kamp grijpt Torres naar de klassieke verdediging: ‘Paramilitairen? Dat is een verzinsel. De oppositie heeft gelogen tegen buitenlandse media.’ Het doet denken aan die mysterieuze pro-Russische ‘groene mannetjes’ die Oost-Oekraïne binnenvielen in 2014, bewapend met Russisch materieel. President Poetin waste zijn handen toen ook in onschuld.
‘Het volk is president’
Wat blijft er nog over van de sandinistische revolutie in Santa Rosa? Angélica María Jalquín (27) leunt over de toonbank van het winkeltje tegenover de koffiecoöperatie: ‘Dankzij de president kregen we een kliniekje, en kunnen onze kinderen hier naar school.’ Het bescheiden kliniekje werd opgetrokken met financiële hulp van Luxemburg, vertelt een plakkaat. ‘En zeven jaar geleden werden we eindelijk op het elektriciteitsnet aangesloten.’
Bovendien heeft de regering een mooie weg aangelegd naar Santa Rosa, dat voordien veel moeilijker bereikbaar was. Overal in de omgeving klinkt hetzelfde antwoord op de vraag wat de belangrijkste verwezenlijking van de president is geweest: wegen. Mensen zijn er enorm dankbaar voor. De oogst raakt makkelijker op de markt, klinkt het, en de lokale economie krijgt een duwtje in de rug.
Ortega beweert dat de oppositie een van de laatste linkse bastions in Latijns-Amerika wil omverwerpen, met de steun van spelers met imperialistische belangen.
‘Het volk is president’, leest de aankondiging van een nieuw aangelegde weg in de buurt, met stempel van het FSLN. Onder Ortega werd het hele wegennet van Nicaragua aanzienlijk uitgebreid. Ook niet-sandinisten kregen er de indruk van dat het land goed boerde.
Het aantal mensen in armoede daalde met vijf procent tussen 2014 en 2016. Maar heel wat Nicaraguanen vrezen vast dat die vooruitgang tenietgedaan wordt als Ortega afgezet wordt.
De president laat geen kans aan zich voorbij gaan om op die angst in te spelen. Oppositieleden worden coupplegers genoemd, die met de steun van spelers met imperialistische belangen een van de laatste linkse bastions in Latijns-Amerika willen omverwerpen.
Ook delen van internationaal links — sympathisanten en zogenaamde alternatieve media — stappen in dat discours mee. Ze zijn zodanig tegen het veronderstelde imperialisme en de interventiezucht van de VS dat ze weigeren om de realiteit in Nicaragua eerlijk onder ogen te zien.
Op veertig jaar hebben de Nicaraguanen wat doorstaan: revolutie en contrarevolutie, een burgeroorlog en buitenlandse agressie. Daarna volgde een transitie naar democratie en opnieuw regressie naar wat dictatuur genoemd wordt. Het land zit gevangen in die tragische geschiedenis.
Wat overblijft van de sandinistische revolutie, is onomkeerbaar vergiftigd door de gebeurtenissen van het voorbije jaar. Nicaraguanen blijven ondertussen achter met de vraag: wat is de remedie?