‘Niet iedereen heeft de kracht om zijn zware rugzak te dragen’

Reportage

Young, gifted en ... Afghaan in Antwerpen

‘Niet iedereen heeft de kracht om zijn zware rugzak te dragen’

‘Niet iedereen heeft de kracht om zijn zware rugzak te dragen’
‘Niet iedereen heeft de kracht om zijn zware rugzak te dragen’

De Afghaanse gemeenschap in Antwerpen (en in België) is overwegend jong, mannelijk en alleenstaand. En gekwetst door een gewelddadig verleden. Moeten we ons zorgen maken over de jongens? Krijgen de meisjes kansen? Een portret van een nieuwe generatie Antwerpenaren, met dubbele A.

‘Nu is het moment dat de overheid ervoor kan zorgen dat die nieuwe plant in haar tuin – de snel groeiende Afghaanse gemeenschap, met een overwicht aan alleenstaande jongens – rechtop kan groeien.’

© Hussainy Qudratullah

De Afghaanse gemeenschap in Antwerpen (en in België) is overwegend jong, mannelijk en alleenstaand. En gekwetst door een gewelddadig verleden. Moeten we ons zorgen maken over de jongens? Krijgen de meisjes kansen? Een portret van een nieuwe generatie Antwerpenaren, met dubbele A. ‘Wij kunnen ons niet veroorloven stil te staan bij het geweld dat we gezien en ondergaan hebben. Wij moeten verder.’

Er gaat een wereld open voor de 26-jarige Hasrat Irfanullah als we de Antwerpse Zoo binnenstappen. Hij woont al vier jaar in de Scheldestad, maar maakte nog geen kennis met de neushoorns, giraffen en gorilla’s. Hij houdt vooral van de leeuw, zegt hij, omwille van zijn kracht. Maar de koning van het dierenrijk blijft nukkig – of slaperig – met zijn forse achterzijde naar het publiek liggen, terwijl de leeuwin zich netjes op een platform legt om de fotograferende bezoekers terwille te zijn.

Je krijgt niet altijd te zien waarnaar je verlangt. Die ervaring is Hasrat, afkomstig uit de arme Afghaanse provincie Nangarhar, helemaal niet vreemd. Hasrat is één van de duizenden Afghanen in Antwerpen. De meeste van zijn leeftijdsgenoten komen uit dezelfde regio en arriveren als alleenstaande minderjarigen.

Zoals Ahmad Zia, bijvoorbeeld. Hij werd net 18 en zijn verblijfspapieren geuren nog van de verse drukinkt. Hij vertrok in september 2016 en kwam in België toe na een tocht die 7 maanden en 10 dagen duurde.

Hij heeft het heel nauwkeurig bijgehouden: de slechte behandeling in Iran, de rust in Turkije, de brutale en gewelddadige vernederingen in Bulgarije, de grensovergangen naar Kroatië, Slovenië, Italië en Frankrijk, en daarna de twee lange jaren zonder geldige papieren in België. Zia vertelt erover in korte zinnen, als ik erom vraag.

De meeste Afghaanse jongeren maken weinig woorden vuil aan de reis vanuit hun oorlogsland naar dit veiligere oord.

De meeste Afghaanse jongeren maken weinig woorden vuil aan de reis vanuit hun oorlogsland naar dit veiligere oord. Van hun land waar ze onder druk staan om een kant te kiezen naar ons land van waaruit ze financiële steun sturen naar de achtergebleven familie thuis. Bovendien moeten ze soms duizenden euro’s terugbetalen, want de oversteek naar Europa is duur.

Een zware rugzak

‘De oversteek maken’ klinkt bijna alsof de Afghaanse jongeren een zeilboot namen om naar België te komen, uit bezorgdheid voor het klimaat of om het eenmalige avontuur wat extra kleur te geven. De realiteit is veel grimmiger.

Voor Hasrat Irfanullah en Ahmad Zia, maar ook voor Davud Mirza. Hij kwam in 2008 toe in België, een paar maanden voor zijn 18de verjaardag. Toen hij hier zijn beschermingsaanvraag indiende, was hij al vijf jaar “onderweg”. Als dertienjarige reisde hij vanuit de blauwe stad Mazar-e-Sharif naar Iran om daar werk te zoeken. Zijn vader was kreupel geslagen door de Taliban, die in de jaren 1990 lelijk huisgehouden hadden in de stad, met name onder de Hazara-bevolking.

Davud Mirza: ‘Wij kunnen ons niet veroorloven stil te staan bij het geweld dat we gezien en ondergaan hebben.’

‘In Afghanistan zag ik de ene genocidaire aanslag na de andere op mijn familie en volk’, zegt Davud. ‘In Iran werkte ik meer dan 16 uur per dag in een handtassenfabriek, waar ik onder de stikmachine moest slapen.’

Hij vertelt het schijnbaar onbewogen, maar voegt er wel aan toe dat het allemaal littekens zijn, of liever: wonden die niet genezen zijn. ‘Wij kunnen ons niet veroorloven stil te staan bij het geweld dat we gezien en ondergaan hebben. Wij moeten verder’, zegt hij. Toch weet hij uit eigen ervaring dat je dat verleden niet kan blijven verdringen.

‘Als er nu niet geïnvesteerd wordt in die jongeren, dan vrees ik dat ze morgen wel eens de nieuwe lichting “probleemjongeren” zouden kunnen worden’, verwoordt Shakerullah Nanikhel het kort en duidelijk. Hij is winkelier en drijvende kracht achter een van de Afghaanse moskeeën in Antwerpen Noord. Tijdens mijn onderzoek zei zowat elke oudere Antwerpse Afghaan hetzelfde, zodra het gesprek verschoof van hun eigen vlucht- en aankomstverhaal naar de situatie van de Afghaanse gemeenschap in de Scheldestad.

Davud Mirza herhaalt in andere en scherpere woorden de waarschuwing van Nanikhel: ‘Nu is het moment dat de overheid ervoor kan zorgen dat die nieuwe plant in haar tuin – de snel groeiende Afghaanse gemeenschap, met een overwicht aan alleenstaande jongens – rechtop kan groeien. Als er niet naar omgekeken wordt, dreigt het fout te gaan’, zegt ook hij. ‘En dan moet je weten dat wij agressiever zijn dan pakweg Marokkaanse jongens. Wij dragen het geweld van Afghanistan in onze ziel, en trekken veel sneller een mes om onze eer te verdedigen.’

Twee dagen later verschijnt een kort berichtje op HLN.be: ‘Steekpartij in Roeselare: één slachtoffer afgevoerd naar ziekenhuis, verschillende daders opgepakt… De omstandigheden van de steekpartij zijn nog onduidelijk. Het zou gaan om een afrekening tussen twee groepjes Afghaanse jongeren uit Roeselare en Langemark-Poelkapelle.’

Als ik het in een mail heb over bendes, corrigeert Davud me meteen: ‘Afghanen werken niet met bendes. Het gaat over vriendschap, etnisch verschil onder Afghanen en eergevoel.’

Khatera Shamal: ‘Deze jongeren hebben nood aan een bredere en diversere invulling van hun mannelijkheid.’

Khatera Shamal, afgestudeerd als master Gender en Diversiteit aan de UGent, zet een paar vraagtekens bij de omineuze waarschuwing van Mirza. Volgens haar valt die gewelddadigheid nogal mee, en is ze bovendien eerder een zaak van aangeleerd gendergedrag dan van een onontkoombaar verleden. ‘Agressief gedrag geldt als mannelijk. Dus: hoe agressiever, hoe mannelijker volgens sommigen. Deze jongeren hebben nood aan een bredere en diversere invulling van hun mannelijkheid.’

‘De maat is vol / en mijn kop is toe’

Davud Mirza is een overlever, zegt hij zelf. Hij leerde Nederlands vanaf dag één in het asielcentrum en hield dat vol. Ook toen hij anderhalf jaar “in de illegaliteit” overleefde rond het Antwerpse Sint-Jansplein.

Dat was een kwestie van respect, vindt hij: ‘Wie op bezoek komt, doet zijn schoenen uit.’ Dat betekent ook: je houdt je aan de regels die hier gelden. Dat is niet eens evident voor de gemiddelde Vlaming, laat staan voor mensen die werkelijk van nul moeten beginnen.

Terwijl ik op een van de zomerse lentedagen zit te praten met Ahmad Zia en zijn vriend Waheed Shinwari onder een enthousiast bloesemende Japanse kerselaar, begint de kerk vijf uur te luiden. ‘Dat hebben we geleerd in de les’, reageert Waheed. ‘Vijf slagen van de kerkklok betekent vijf uur.’

Als je zelfs zoiets uit een les moet leren, dan lijkt het onbegonnen werk om het hele web aan regels, geschiedenissen en conventies van dit land te kennen en te respecteren. Toch zien ze het bijna allemaal als de eerste stap op weg naar het leveren van een positieve bijdrage aan de samenleving die ze voortaan ook “thuis” willen noemen.

Davud Mirza haalde eerst een diploma BSO, en 10 jaar nadat hij als analfabete jongen in België arriveerde, studeerde hij in Leuven als af bachelor Sociaal Werk. Voor de verdediging van zijn thesis moest de hogeschool uitwijken naar de grootste zaal van Kinepolis, want meer dan 500 mensen wilden die bijwonen. Onderwerp: de behoeften van jonge asielzoekers uit Afghanistan.

© Hussainy Qudratullah

‘Voor het overgrote deel van de jonge asielzoekers is de nood van de familie de reden waarom zij hier zijn.’

© Hussainy Qudratullah

Het eerste wat opvalt in dat onderzoek, is dat zowat alle keuzes van de Afghaanse jongeren bepaald worden door het belang van de familie. ‘Dat is tekenend voor de Afghaanse cultuur’, zegt Mirza. ‘Wij denken niet in termen van ik, maar van wij. Voor het overgrote deel van de jonge asielzoekers is de nood van de familie de reden waarom zij hier zijn.’

Toch benadrukt hij ook hoe belangrijk rust en privacy zijn voor die jonge vluchtelingen. Dat lijkt in tegenstelling te zijn met een wij-cultuur waarin privacy niet of nauwelijks bestaat.

Volgens Mirza gaat het eerder om rust dan privacy zoals je dat in Europese zin zou begrijpen. ‘Zij vertrokken vanuit heel moeilijke, gewelddadige omstandigheden. Ze kregen een grote verantwoordelijkheid mee, niet alleen om zichzelf te redden en te beschermen, maar uiteindelijk vooral om een manier te vinden om de familie te ondersteunen. En ze hebben een zware, eenzame tocht achter de rug. Ze zijn mentaal uitgeput als ze hier toekomen. Daarom hebben ze behoefte aan rust. Ze willen op adem komen.’

Davud Mirza: ‘Ze hebben een zware, eenzame tocht achter de rug. Ze zijn mentaal uitgeput als ze hier toekomen. Daarom hebben ze behoefte aan rust.’

Die rust, benadrukken ook andere Afghanen, is nodig om de taal te leren en een nieuw begin te maken. ‘Nederlands leren lukt velen niet omdat hun hoofd letterlijk vol zit. Met het verleden, met de dingen die ze onderweg meegemaakt en gezien hebben, met de schulden die afbetaald moeten worden, met de familie die achterbleef’, benadrukt Davud Mirza.

Het verleden ontlopen

Eén van de zaken die opvielen tijdens gesprekken met Afghanen in Antwerpen, was de behoefte om andere Afghanen op een armlengte afstand te houden. Tegelijk hoor je klachten over groepjes Afghaanse jongeren die tot laat op straat rondhangen.

‘Beide zaken kloppen’, reageert Mirza. ‘De prille nieuwkomers hebben elkaar nodig, want bij andere Afghaanse jongeren wéten ze dat de trauma’s die onder hun huid en hersenpan leven herkend worden. Ze hoeven niks uit te leggen, ze delen gewoon dat donkere verleden. Eenmaal ze echt aangekomen zijn, en zeker als ze papieren hebben en zelfs werk vinden, zie je heel vaak dat ze afstand nemen. Van elkaar en van Afghanistan. Op dat moment willen ze liefst zo weinig mogelijk te maken hebben met het eigen, pijnlijke verleden.’

Toch komt onvermijdelijk het moment waarop ze tegen de vraag aanlopen: ‘Wie ben ik? Waar hoor ik thuis?’ De ene na de andere Afghaan die ik spreek, bevestigt het.

‘Je kan je verleden niet blijven ontlopen’, zegt ook Davud Mirza. In zijn thesis pleit hij dan ook voor meer en betere begeleiding, die ook rekening houdt met de psychologische kwetsuren van de jonge Afghanen. Mirza: ‘Werken aan mentaal welbevinden betekent ook grote stappen zetten in het integratieproces in deze nieuwe samenleving.’

De vrijheid om te kiezen

Dat de klemtoon in elk gesprek over Afghaanse jongeren in Antwerpen op de jongens ligt, is niet bizar: ze zijn met dubbel zoveel, ze zijn vaak alleenstaand en ze hebben “een zware rugzak” vol emotionele kwetsuren, zoals Davud Mirza het uitdrukte.

Maar er zijn ook meisjes, en die doen het opvallend goed. Khatera Shamal ziet rondom zich dat Afghaanse meisjes vaak betere schoolresultaten halen en hoger opgeleid zijn dan jongens. Dat heeft, gelooft ze, onder andere te maken met het feit dat de meisjes allemaal een redelijk stabiele thuissituatie hebben. Ze hebben ouders die voor hen zorgen en dus ook duidelijke omkadering. Maar dat betekent ook: veel regels en beperkingen, vaak afgedwongen om de goede naam van de familie in de Afghaanse gemeenschap te vrijwaren.

Mariyam Safi: ‘Er zijn altijd de andere Afghanen, er zijn de roddels en de geruchten.’

Afghaanse meisjes knokken hard om hun plek in de Belgische samenleving te veroveren, dat herhaalt ook Mariyam Safi, master Rechten en gemeenteraadslid voor Groen in Wommelgem. ‘Daarvoor moeten ze opboksen tegen een resem culturele normen en beperkingen. In gezinnen waar de moeder al gestudeerd, buitenshuis gewerkt heeft of anderszins vrijgevochten was, hebben de dochters het al makkelijker, maar toch. Er zijn altijd de andere Afghanen, er zijn de roddels en de geruchten.’

Dat is ook de reden waarom Mariyam nooit veel contact gehad heeft met andere Afghanen: kinderruzies groeien al snel uit tot familiale conflicten en erger. De schaamtecultuur bij Afghanen draait altijd rond de familiale reputatie, en het zijn met name meisjes die daarvoor moeten zorgen – en daar dus ook onder lijden. ‘De hele gemeenschap weet altijd alles’, vat Mariyam samen.

En toch. Als ik aan de nichtjes Yasamin Qorbanzada en Parvana Ghorbanzadeh vraag wat ze het beste vinden aan België, antwoordt Yasamin, die verzorging studeert en binnenkort 18 wordt, zonder aarzelen: ‘De vrijheid. De mogelijkheid om je eigen keuzes te maken.’ En ze heeft het geluk, zegt ze, dat haar familie daar positief tegenover staat. Ze mag zelf haar studierichting kiezen, ze hoeft geen hoofddoek te dragen.

Parvana, 22 en studente Politieke Wetenschappen aan de UA, geeft in een apart gesprek hetzelfde antwoord. ‘Vrijheid voor vrouwen, in vrede leven, eigen keuzes maken, verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven.’ Dat laatste doet Parvana bijvoorbeeld door studentenjobs aan te nemen: in de supermarkt van haar vader, door bijles te geven. En door zich in te zetten als vrijwilligster.

Parvana Ghorbanzadeh: ‘Vrijheid voor vrouwen, verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven.’

De ambitie die de Afghaanse jonge vrouwen uitstralen, is verfrissend en veelbelovend. Als ik Parvana Ghorbazadeh vraag wie haar grote voorbeeld is, noemt ze Alexandria Ocasio-Cortéz, Ilhan Omar, Amal Clooney… Sterke vrouwen met publieke carrières die het opnemen voor de zwakkeren. Maar haar echte rolmodel, voegt ze toe, zijn haar ouders: hardwerkende mensen die haar alles gegeven hebben wat ze nu heeft.

© Hussainy Qudratullah

De grote voorbeelden van Parvana zijn Alexandria Ocasio-Cortéz, Ilhan Omar, Amal Clooney… Maar haar echte rolmodel, voegt ze toe, zijn haar ouders: hardwerkende mensen die haar alles gegeven hebben wat ze nu heeft.

© Hussainy Qudratullah

Een doodlopend steegje in de stad

Hij heeft altijd alleen gewoond sinds hij in Antwerpen toekwam, zegt Roman Azizi. En alleen gestudeerd, gewerkt, gebouwd aan zijn toekomst. Dat is soms moeilijk, ja, maar beter dan wat hij anderen ziet doen. ‘Ze wonen samen met zes, acht of meer op een appartementje. Dat ze dan gaan drinken of drugs gebruiken hoeft niet te verbazen.’

Ook Davud Mirza verwijst ernaar: als de mentale problemen van jongeren niet aangepakt en bespreekbaar gemaakt worden, komen velen terecht in destructief gedrag: alcohol, drugs, onderling straatgeweld.’

Davud Mirza: ‘Niet iedereen heeft de kracht om de zware rugzak te dragen die de geschiedenis hen toebedeelt.’

Alcohol en drugs keren voortdurend terug als de grote nachtmerrie, zowel voor jongeren als ouderen. Is het feit dat ze haram zijn niet genoeg om de Afghanen op afstand te houden? De meeste jongeren die de voorbije jaren toekwamen, komen toch uit traditioneel gelovige dorpen en stammen langs de Afghaans-Pakistaanse grens?

Davud Mirza: ‘Niet iedereen heeft de kracht om de zware rugzak te dragen die de geschiedenis hen toebedeelt. Trouwens, meestal blijft het drugsgebruik beperkt tot hasjiesj, en dat is in Afghanistan bijna een sociale drug. Dat verklaart ook waarom het voor een aantal jongeren zo makkelijk is om het spul ook op straat aan de man te brengen. Er kleeft geen groot stigma aan, het gebeurt thuis ook. Wat je niet, of bijna nooit, zal zien, is dat Afghaanse jongens gaan stelen. De grote nadruk op persoonlijke en familiale eer maakt dat quasi onmogelijk.’

© Hussainy Qudratullah

‘Werken aan mentaal welbevinden betekent ook grote stappen zetten in het integratieproces in deze nieuwe samenleving.’

© Hussainy Qudratullah

Als ik over Afghaanse jongens en drugs begin met Ahmad Zia en Waheed Shinwari, bevestigen ze het probleem, al waarschuwen ze dat het zeker niet algemeen is. ‘Veel hangt af van de goede banden met thuis, van de scholing die je in Afghanistan al genoot, en van de kansen die je hier kan grijpen’, zeggen ze.

Roman Azizi: ‘Mijn ouders maken zich al zorgen over mij, ze hebben al verdriet.’

Roman heeft intussen de Belgische nationaliteit, want de subsidiaire bescherming die hij kreeg, dat is toch een statuut dat altijd aan een zijden draadje hangt. Om die Belgische nationaliteit te verkrijgen, moest hij eerst 465 dagen werk hebben, Nederlandse les volgen en op inburgeringscursus gaan.

Roman slaagde overal netjes in. Over enige tijd kan hij aan trouwen denken. Zijn ouders insisteren daar nogal op en kozen alvast een vrouw voor hem uit. Kan hij over die zaken, en over de problemen die het leven hier ook meebrengt, eerlijk praten met zijn ouders? Niet echt, zegt Roman. ‘Ik wil hen niet opzadelen met mijn problemen, ze hebben het in Afghanistan al moeilijk genoeg. Ze maken zich al zorgen over mij, ze hebben al verdriet.’

Iedereen gelijk

Een van de problemen waar je als Afghaanse nieuwkomer tegenaan loopt, zegt Azizi, is het racisme bij sommige Belgen. Op een van zijn werkplekken, in Willebroek, ging de werkgever zo negatief te keer tegen en over buitenlanders, dat Roman weigerde er nog naar terug te keren. Maar zo brutaal kom je het zelden tegen, zegt hij. Vaker gaat het om misverstanden.

© Hussainy Qudratullah

‘Als er nu niet geïnvesteerd wordt in die jongeren, dan vrees ik dat ze morgen wel eens de nieuwe lichting “probleemjongeren” zouden kunnen worden.’

© Hussainy Qudratullah

Als ik Parvana Ghorbazadeh vraag wat ze slecht vindt aan België, wijst ook zij op het racisme. Zelf wordt ze er niet mee geconfronteerd, zegt ze, maar ze ziet het wel gebeuren bij anderen, en dat is erg genoeg. ‘We kunnen in België beter dan dat’, weet ze. En dat racistisch gedrag voorkomt bij gestudeerde mensen, tot in het parlement toe, daar kan ze helemaal niet bij. Mensen zijn gelijk, dat is de diepe overtuiging van Parvana. Daarom wil ze ook geen onderscheid maken tussen Hazara’s, Tadzjieken, Pasjtoenen of Oezbeken. Alle Afghanen zijn gelijk, zo zou het althans moeten zijn.

Khatera Shamal: ‘Wat er moet gebeuren: huisjesmelkers aanpakken, zorgen voor toegankelijke en kwalitatieve huisvesting. En vooral: véél meer werk maken van taal.’

Maar zo is het niet. Er zijn in Antwerpen minstens twee Afghaanse gemeenschappen als gevolg van drie migratiegolven, zegt Khatera Shamal. De eerste groep kwam in de jaren 1990 na de val van de communistische regering. Dat was de elite die uit Kaboel vluchtte. De tweede groep kwam na de machtsovername door de Taliban, de tweede helft van de jaren 1990. Dat was de middenklasse.

De derde groep, die het laatste decennium arriveerde, zijn vooral alleenstaande minderjarigen uit de dorpen en de bergen. Ze zijn veelal ongeschoold en getraumatiseerd, en ze staan onder druk om geld te verdienen.

Wat moet de overheid doen om de kracht en het potentieel van al deze Afghanen ten volle te benutten? Khatera Shamal werkt voor de stad Antwerpen, op de dienst Activering. Ze pleit voor veel meer en betere begeleiding van de jongeren. Maar ook: ‘Huisjesmelkers aanpakken, zorgen voor toegankelijke en kwalitatieve huisvesting. En vooral: véél meer werk maken van taal. Wie het Nederlands niet of onvoldoende beheerst, maakt ook geen kans op goed en waardig werk. En gebrekkige taalbeheersing sluit jongeren nog meer op in hun eigen kringetjes. Wie goed Nederlands spreekt, voelt zich ook zelfbewuster en zelfzekerder om zijn of haar plaats in de samenleving op te eisen.’

En wat is de grote droom die Afghaanse jongeren gaande houdt? Daarop zijn ongetwijfeld evenveel antwoorden als Afghanen. Alhoewel, Ahmad Zia en Waheed Shinwari zijn het roerend eens over een droom die ook anderen koesteren: ‘Dat het vaderland, het moederland, het altijd-familieland eens vrede zal kennen.’

Tot dan, en wellicht ook daarna, zijn ze hier actieve burgers. Geen sinjoren, wel Antwerpenaren in hart en overtuiging.

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos. Het maakt deel uit van het dossier De stad is ook van A.