Het leven voor, tijdens en na IS op de puinhopen van een bevrijd land
Irak: Wie kan er toekomst bouwen op kapotte levens en 11 miljoen ton puin?
Irak is een kapotgeschoten land, op zoek naar herstel. MO*journaliste Tine Danckaers trok samen met fotograaf Karim Abraheem naar Mosoel en omstreken.
Puinkinderen in de verpulverde oude stad van Mosoel. Oktober 2019
© Karim Ibraheem
‘Ze zeggen dat daar nog honderd lijken van IS’ers onder het puin liggen’, zegt Omar al-Mallah.
De Iraakse ngo-werker wijst met zijn hoofd naar een woest kluwen van betonnen brokstukken en staalrafels aan de andere kant van de straat. Negentwintig maanden was deze plek, de oude stad in Mosoel, met zijn te smalle steegjes voor militaire voertuigen, een ideale thuisbasis voor IS.
De vernietiging van Mosoel
Mosoel werd met geweld bevrijd tussen oktober 2016 en juli 2017, en bij die oorlog werd vooral het westen van de stad vernietigd. De oude stad zou voor bijna 90 procent vernield zijn. De totale hoeveelheid puin en afval die de oorlog tegen IS nalaat, wordt op 11 miljoen ton geschat.
In december 2017 schatte het persagentschap Associated Press dat tussen 9.000 en 11.000 burgers gedood zouden zijn. Minstens een derde van de slachtoffers viel door de bombardementen van de coalitie of Iraakse troepen.
Met bombardementen die niets aan het toeval overlieten werden de IS-families die zich in deze parkeergarage verschuilden – mannen, vrouwen, kinderen – weggevaagd. De vernietiging ervan vormde maar een fractie van de bijna totale verwoesting van West-Mosoel.
De puinhopen, op twee jaar tijd amper geslonken, branden de herinnering aan het voorbije oorlogsgeweld stevig in. Hetzelfde effect hebben de pokdalige oorlogsmuren, de haastig weggeveegde salafistische IS-slogans die hier en daar nog doorschemeren, de betonplaten die vervaarlijk overhellen, minaretten en kerktorens die tot verticale vergieten zijn geschoten.
‘Voor sommige mensen lukt het om de draad opnieuw op te pikken’, zegt Ahmed Younes. Hij rekent zichzelf tot ‘die gelukkigen’, ‘min of meer’. Voorlopig vervoegt hij het leger werklozen in deze streek en leent hij geld van familie om de dagen door te komen. Maar drie maanden geleden kon hij met zijn gezin terugkeren van de oostkant van Mosoel naar Zanjili, een wijk in West-Mosoel die dicht bij de oude stad ligt.
Net als de huizen van vier buren werd Younes’ woning heropgebouwd door de Internationale Organisatie voor Migratie, die op die manier een duurzame terugkeer van de vele interne vluchtelingen beoogt. ‘Mijn andere buur heeft minder geluk. Hij heeft geen hulp gekregen.’
Ahmed Younes, Zanjili, Mosoel. Oktober 2019
© Karim Ibraheem
‘Wanneer stopt het?’
In een vorig leven was Younes politieman. Hij werd ontslagen in 2005. De sektarische spanningen maakten de Iraakse lucht toen al loodzwaar. Wie zoals Younes aan de “foute” kant van het systeem zat en ambtenaar was onder de voormalige dictator Saddam Hoessein, was verdacht en werd opzijgezet.
Een jaar na zijn ontslag dreef al-Qaeda, gesteund door sommige Iraakse soennitische stammen, de sektarische geschillen op de spits met een aanslag op de al-Askari Moskee — een van de heiligste plekken binnen de sjiitische islam. Het was het begin van de burgeroorlog tussen sjiieten en soennieten die twee à drie jaar zou duren.
De oorlogslucht van toen is na de recente doortocht van IS (ook van soennitische strekking) nog lang niet opgeklaard. Soennieten zoals Ahmed Younes en veel andere inwoners van de streek worden in het hedendaagse Irak nog altijd sneller aan de kant geschoven. Pogingen om terug te gaan naar zijn oude job, wat Younes doodgraag wil, mislukten.
‘Wanneer stopt het?’, vraagt hij. ‘We hebben het de afgelopen jaren allemaal gehad. We waren zogezegd Baathisten (aanhangers van de partij van Saddam Hoessein, red.), daarna “spanden we samen met IS”, we werden door diezelfde IS gegijzeld en gemarteld, om vervolgens platgebombardeerd te worden door de “bevrijders”.’
De inwoners van Mosoel zaten tussen hamer en aambeeld. Ik vraag voorzichtig hoe het zat met die steun voor IS, die in Mosoel toch wel degelijk aanwezig was. IS kon in juni 2014 in ongezien tempo de stad veroveren, en nog geen maand later werd hier het kalifaat uitgeroepen.
Het antwoord van Younes is kort. Die steun was er aanvankelijk wellicht gedeeltelijk, gevoed door hoog opgelopen frustraties van soennitische stadsbewoners die zich in Irak tweederangsburgers voelden. Maar de oorspronkelijke aanhangers keerden zich tegen IS toen het zijn ware gezicht toonde en toen de gevolgen van de stadsgijzeling duidelijk werden, klinkt het.
‘Als IS hier terugkeert, ga ik die honden die mijn broer en moeder vermoord hebben eigenhandig te lijf.’
Younes herinnert ons ook aan de Pepsifabriek. In mei 2017 werden naast deze frisdrankenfabriek, in Zanjili, 163 burgers doodgeschoten. Dagenlang bleven hun lijken verminkt in de straten liggen. ‘Een familielid van me stierf er ook.’
Een buurman die erbij is gekomen, wijst naar de school in heropbouw. ‘De schooltuin daar was omgevormd tot een tijdelijk kerkhof.’ Hij zwijgt even, vertelt hoe nabestaanden die hun geliefden begroeven zelf werden gebombardeerd, ‘alsof je een familiegraf aanmaakt en er zelf alvast je voeten in zet.’
‘Nee’, zegt hij, fel en voor zich uit starend. ‘Daesh (Arabische naam voor IS, red.) komt hier niet meer terug. Als ze dat wagen, ga ik die honden die mijn broer en moeder vermoord hebben eigenhandig te lijf.’
Oude Stad, West-Mosoel. Oktober 2019
© Karim Ibraheem
IS 2.0
Terwijl we in het voormalige door IS gegijzelde Noord-Irak zijn, wordt Abu Bakr al-Baghdadi, de zelfverklaarde kalief van IS, door een internationale coalitie ‘uitgeschakeld’ in Syrië.
Maar het Amerikaanse eurekagevoel daarover leeft veel minder in Irak. De Irakezen weten maar al te goed dat IS nog niet is verslagen en hoe gemakkelijk een nieuwe IS-leider weer kan opstaan. In een rapport uit 2018 schatten ook de Verenigde Naties het aantal IS-strijders in Irak en Syrië nog op 18.000.
De Iraaks-Koerdische journalist Lawk Ghafuri verwijst in een recent artikel ook naar de wekelijkse publicatie van IS, al-Naba, waarin de terreurgroep claimt dat haar strijders in september alleen meer dan 161 aanslagen uitvoerden tegen Iraakse ordetroepen en burgers. De VS zouden in september en oktober nog 47 vluchtaanvallen hebben uitgevoerd op IS-doelwitten in Irak.
Spreken over een bevrijd Irak is dus voorbarig, zeggen de Irakezen.
Wat met de milities?
De term “bevrijd Irak” roept ook vragen op wanneer je hier over de zwaarbewaakte wegen rijdt.
Neem de weg tussen de oude stad van Mosoel en Karemlash, het stadje waar we verblijven. Wie de effectieve reistijd van nog geen dertig kilometer correct wil inschatten, houdt best rekening met mogelijk oponthoud aan minstens acht controleposten op de baan. Voor een buitenstaander is het heel verwarrend welke ordedienst de plak zwaait aan die controleposten.
Zowel het Iraakse leger, de politie, de Iraakse inlichtingendiensten als de paramilitaire sjiitische milities nemen er afwisselend posities in. Helemaal flou wordt het als Iraakse soldaten samenwerken met milities die geen duidelijk Iraaks mandaat hebben. ‘Ach, we weten zelf ook niet altijd met wie we te maken krijgen’, zegt chauffeur Sermad gelaten.
Eén ding is zeker: veel Irakezen hebben het gehad met de sjiitische milities, waarvan een deel onder invloed van Iran staan. Deze milities – in Irak bekend als de Hashd al-Shaabi – spelen tot vandaag nochtans, naast de Koerdische troepen, een belangrijke rol in het verdrijven van IS uit steden en dorpen.
Maar de wraakacties door sommige sjiitische milities, die plaatsvonden tijdens de bevrijdingsoperaties tegen IS, liggen nog vers in het geheugen bij de soennieten.
Bagdad protesteert, Mosoel niet
Sinds begin oktober demonstreren miljoenen mensen in de Iraakse hoofdstad en zuiderse steden voor politieke verandering. De Irakezen willen dat hun regering eindelijk werk maakt van de toegang tot basisdiensten voor iedereen, dat er een einde komt aan de diepgewortelde corruptie en dat de werkloosheid wordt aangepakt.
Ook in het soennitische, noordelijke Mosoel leeft zeker solidariteit met de demonstranten. En toch zullen ze zelf niet op straat komen. ‘Als wij hier in Mosoel op straat komen, wordt dat meteen politiek gebruikt’, zeggen de Mosoeli’s. ‘We zullen worden gelinkt aan IS of aan een partijpolitieke agenda, met name die van de Baath-partij (de partij van Saddam Hoessein, red.)’, vrezen ze. ‘Die kans willen we de regering niet geven.’
Ook de demonstranten uit Bagdad zelf roepen de soennieten, precies om die reden, op om zich voorlopig gedeisd te houden. ‘De protestvlag is Iraaks, weg van alle sektarische breuklijnen, maar we willen de regering geen politieke munitie geven’, klinkt het.
Die almacht van de milities, die zich niet laten dicteren door de wetgever, is een probleem. Nu de militaire strijd voorlopig is gestreden, hebben de milities het moeilijk om hun verworven machtspositie af te staan.
‘Ze hebben de voordelen van de oorlogseconomie geroken’, klinkt het bij veel Irakezen. Het beheren van controleposten en dus van de Iraakse wegen zou een lucratieve bezigheid vormen voor de milities. Want wie niet gemakkelijk door de controleposten raakt en voldoende kapitaalkrachtig is, is misschien bereid om te betalen.
Papierloos
‘Zie je die groep gesluierde vrouwen?’, vraagt een Iraakse vriend. Aan een controlepost siert Imam Hoessein de vlaggen en zien we een groep gesluierde vrouwen in zwarte abaya onder begeleiding het gebouw van de ordetroepen binnengaan. ‘Vermoedelijk salafisten, duidelijk soennieten. Dus ja, ze worden voortdurend geviseerd en vaak urenlang ondervraagd, of onterecht opgepakt.’
‘Soms hebben die mensen ook geen papieren en kunnen ze geen enkele kant op’, vertelt een ngo-medewerker later. Grote groepen Irakezen verloren geboorteakten, huwelijkscontracten, nationale identiteitskaarten doordat hun huizen vernietigd werden, of tijdens de vlucht, of omdat IS of net de bevrijdende troepen ze in beslag namen.
Volgens een gezamenlijk onderzoek van lokale en internationale humanitaire organisaties zouden 80.000 families over het hele land niet in orde zijn met cruciale documenten die nodig zijn om toegang te krijgen tot het dagelijks leven en publieke diensten als onderwijs.
‘Mijn man was een IS-strijder’, vertelt Khadija. In haar snikhete woontent in het vluchtelingenkamp vinden vlooien in een mum van tijd de weg naar elk stukje onbedekte huid. De weduwe vluchtte met haar vijf kinderen uit Mosoel, haar man kwam later om in een luchtbombardement.
Khadija, Hamam al-Alil Kamp. Oktober 2019
© Karim Ibraheem
Khadija leeft nu drie jaar in het kamp in Hamam al-Alil, een stadje op 27 kilometer van Mosoel. Ze wil naar huis. ‘Ik ben oorspronkelijk van Bagdad, maar daar raak ik niet omdat we geen documenten hebben.’ Haar man hield alle papieren bij zich, zo vertelt ze, om te voorkomen dat ze wegliep.
Wat ze nodig heeft, zijn geboortecertificaten van de kinderen en een vernieuwing van haar eigen identiteitsdocumenten. Maar de overheid werkt heel traag of weigert te helpen, zegt ze.
Hulp blijft uit
‘Het klopt dat mensen geen documenten krijgen, omdat ze gelinkt waren aan IS’, zeggen de medewerkers van de juridische adviesdienst van de ngo Norwegian Refugee Council, die een kantoortje hebben in Hamam al-Alil-kamp.
‘Deze mensen waren tegen de regering en nu zou die regering hen moeten helpen? Het is te vroeg.’
‘Dat is een ongeschreven collectieve straf. Mensen moeten aantonen waar ze hun documenten verloren, dus de rekening voor IS-strijders is door ordediensten snel gemaakt. Deze mensen waren tegen de regering en nu zou die regering hen moeten helpen? Het is te vroeg.’
Maar er is nog een andere realiteit: ook de vluchtelingen die de eerste slachtoffers waren van IS, blijven verstoken van steun. De jezidi’s uit Sinjar, die het felst werden getroffen door de gruwelterreur van IS, bevinden zich nog in talrijke vluchtelingenkampen in de Koerdische Autonome Regio in Irak.
In Essian, een jezidisch vluchtelingenkamp in de Koerdische provincie Duhok, ontmoeten we niemand die wil terugkeren naar Sinjar. ‘Waarom zou ik? Mijn geboortegrond is een trauma geworden, een massagraf’, zegt Shereen, sociaal werkster in het kamp.
De Koerdische regio vangt de meeste vluchtelingen in heel Irak op. Maar toch voelen de kampbewoners de druk van de Koerdische overheid om de kampen te sluiten. Er gaan ook geruchten dat de noodhulp zal stoppen, omdat Irak veilig zou zijn.
‘Het is een politieke strategie’, denkt Diler Younis van de lokale hulporganisatie Vopiraq. ‘Overheden zijn bang dat de tenten vervangen worden door bakstenen. Ze willen voorkomen dat kampplaatsen zoals deze kleine, definitieve stadjes worden.’
Niet alleen is Sinjar nog veel te onveilig om naar terug te keren, de collectieve wonden branden nog verder, zegt Younis. ‘Hier, in dit kamp, kwamen een maand geleden nog jezidi’s aan die werden bevrijd uit een van de laatste kleine bolwerken van IS.’
We ontmoeten ook Hassan, een ontvoerde tiener die vijf jaar bij IS was ingelijfd in Baghouz, tot maart 2019 de laatste IS-enclave in Syrië. Zijn antwoorden zijn kort, niet langer dan nodig. Ja, hij kon terugkeren naar zijn twee zussen en broer hier in het kamp. Ja, hij overleefde de terreur van IS.
Ik besef heel goed dat ik me absoluut niets kan voorstellen bij het leven dat hij vijf jaar moest leiden. We vragen niet verder. Wie zijn wij om in zijn kapotte leven te graaien?
Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts 28 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.