Ondernemen in Afrika: yes we can!

Reportage

Ondernemen in Afrika: yes we can!

Ondernemen in Afrika: yes we can!
Ondernemen in Afrika: yes we can!

Een ontmoeting met drie jonge Afrikaanse tech-ondernemers trekt een streep door alle clichés, van de slechte Chinese ondernemer tot de nood aan gratis dienstverlening. ‘Maak mensen verantwoordelijk’, ‘Laat hen betalen’, ‘Geef de kinderen gadgets‘. ‘Join the madness, want die leidt ons naar de toekomst van ons continent.’

‘Aangename kennismaking.’ Ik sta te praten met een gerenommeerd Centraal-Afrika-expert – een kans uit de duizend – wanneer een man me de hand reikt en zich zo subtiel mengt in ons gesprek. Ik ken hem niet, maar ben niet zeker of dat ook voor mijn bekende gesprekspartner geldt. ‘Ik sta aan het hoofd van een managementschool’, stelt onze nieuwe kennis zichzelf verder voor. Waarna hij, wat overdonderd, vervolgt: ‘Ik heb zonet een aha-ervaring gehad.’

Aha-ervaring

We staan in een van de vertrekken van het koninklijk paleis in Brussel, eten een hapje en nippen van ons glas. Het is de laatste van een reeks uitzonderlijk warme lentedagen. Veel dames lopen rond in frisse jurkjes, de heren blijven veroordeeld tot een kostuum. De impliciete dresscode voor een evenement als dit: de uitreiking van de Koning Boudewijnprijs voor ontwikkeling in Afrika.

Ik geloof dat de warmte iedereen wat parten speelt – afgaand op het aantal uitnodigingen dat tijdens de ceremonie plots als wapperende waaiertjes dienst deed. Maar ik geloof ook dat de aha-ervaring van deze man los staat van die hoge temperaturen. Want wat hij zegt, is de teneur van meerdere gesprekken hier: wij moeten niet met oplossingen komen aandraven. Afrika beschikt over een flink stel jonge brains die weten wat hun continent nodig heeft. Wij doen er goed aan naar hen te luisteren.

Afrika beschikt over een stel jonge brains die weten wat hun continent nodig heeft

Dat was wat we vanmiddag hebben gedaan. Onder de kristallen kroonluchters van het koninklijk paleis, in de aanwezigheid van zijne koninklijke majesteit lieten we het woord aan drie jonge Afrikaanse ondernemers: Alloysius Attah van Farmerline  uit Ghana, Gerald Abila van het Oegandese Barefootlaw en Tonee Ndungu van Kytabu uit Kenia. Geen boerinnen, marktkramers, zout- of zoetwatervissers maar drie CEO’s uit de technologie die digitale diensten aanbieden.

Vernieuwing! hoorde ik mezelf – en drie vierde van de genodigden – denken. Want dat is toch waarmee je een buzzword als “digitalisering” associeert. ‘Klopt’, bevestigen alle drie de ondernemers. ‘Maar de digitalisering op zich brengt geen innovatie’, stelt Gerald Abila (Barefootlaw). ‘Ze vult niet-digitale ontwikkelingen aan. Het is in die fusie dat de vernieuwing ontstaat.’

Geen digitalisering om de digitalisering dus. Wel technologie als hefboom om bestaande zaken te verbeteren en – om het met de woorden van KBS-voorzitter Thomas Leysen te zeggen – ‘sociale impact’ te hebben. Nog zo’n term die zich makkelijk in speeches en plannen laat schrijven, maar pas op het terrein concrete inhoud krijgt. In het geval van de drie gelauwerde bedrijven is dat in de Afrikaanse realiteit, die via zes grote tv-schermen de met bladgoud vergulde parketzaal binnenglijdt.

‘Digitalisering op zich is geen innovatie’

Een boer uit Ghana vertelt dat hij zijn inkomen wist te verdubbelen sinds hij Farmerline gebruikt. Een vrouw uit Noord-Oeganda getuigt hoe Barefootlaw haar gratis juridisch adviseert in een zaak tegen haar zwager, die tijdens een familiedispuut haar beide armen afkapte. Drie Keniaanse kinderen buigen zich over een tablet op zoek naar hun schoolboeken. Daarvoor gebruiken ze de applicatie van Kytabu. Tegelijk lees je in een begeleidend tekstje dat Kenia een tekort aan educatiemateriaal heeft.

Digitale tools gebruiken om informatie beschikbaar te maken en zo tot ontwikkeling en democratisering bij te dragen: dat is het doel van de drie gelauwerde ondernemers.

Kennis democratiseren

Na zijn studies aan de Kwame Nkrumah University of Science and Technology in Ghana ontwikkelde Alloysius Attah met zijn compagnon Emmanuel Owusu Addai een mobiele berichtendienst, een app en spraakberichten in de lokale taal. Daarmee kunnen ze vandaag markt- en bevoorradingsinfo, financiële tools en weersvoorspellingen op een simpele manier bij de boeren op het veld te brengen. De informatie wordt ook via radio verspreid.

De jonge advocaten van Barefootlaw zetten het Oegandese recht om in begrijpelijke taal en stelden die juridische informatie via zeven digitale platforms beschikbaar, waaronder sms, Facebook, Twitter, email, Skype. Het collectief biedt ook gratis en offline ondersteuning en advies.

Tonee Ndungu van Kytabu kwam op het idee om alle boeken uit het Keniaanse schoolcurriculum te digitaliseren. Via een mobiele app. kunnen zowel leerlingen als leerkrachten de content huren voor een week, een maand of een heel schooljaar. Zo wordt de leerstof een stuk betaalbaarder.

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)

Tonee Ndungu van Kytabu met het digitale Keniase schoolcurriculum in de hand

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)​

Niet voor niets

U leest het goed, twee van de drie ondernemingen bieden hun diensten niet gratis aan. Dat klinkt evident als het om “grote” klanten gaat, zoals de overheid, landbouwbedrijven en belangenorganisaties. Maar ook de particuliere boer (Farmerline) en de individuele leerling (Kytabu) moeten betalen, zelfs als die zich aan de zogenaamde basis van de piramide bevindt. De oprichters van Kytabu en Farmerline knikken. ‘Buying is empowerment’, zegt Tonee Ndungu met klem. ‘Trade not aid’, luidt zijn visie op de ontwikkeling van het continent. Decennia gratis hulp hebben Afrika volgens Ndungu geen noemenswaardige vooruitgang opgeleverd, noch maatschappelijk, noch qua zelfbeeld.

Ook de boer aan de basis van de piramide betaalt

Alloysius Attah (Farmerline) knikt en legt uit: ‘Statistieken tonen dat een Ghanese landbouwer wekelijks gemiddeld 1 dollar aan mobiele communicatie besteedt. Onze dienstverlening kost een fractie, namelijk 8 cent. Daarvoor moet die boer omzeggens twee telefoontjes laten, maar hij krijgt er een hoop info voor in de plaats. Landbouwers hebben de laatste decennia door buitenlandse hulp heel veel “voor niets” gekregen. Maar dat is geen evidentie. Wij willen dat de boeren verantwoordelijkheid nemen door zelf in hun zaak te investeren. Zo voelen ze zich eigenaar en groeit ook hun eigenwaarde. Stel je een Afrika voor waarin jonge boeren de landbouw in eigen handen nemen en daar een inkomen uit kunnen genereren. Landbouwers mogen hun activiteit niet louter zien als vorm van overleven maar als een mogelijkheid om te ondernemen.’

‘Juridisch advies is een luxe’

Voor Gerald Abila (Barefootlaw) liggen de zaken anders. ‘Onze dienstverlening blijft gratis. Dat heeft alles met onze sector te maken. Landbouw en onderwijs vormen de basis van ons bestaan. Daar willen mensen wel voor betalen. Maar juridische bijstand is een dure luxe.’

‘Het inkomen per hoofd ligt in Oeganda rond de 700 dollar, maar aan één strafzaak ben je al 300 dollar kwijt. Dus wint minder dan één procent van de bevolking professioneel advies in. Tegelijk is iedereen onderworpen aan de wet en is onwetendheid geen argument (‘Ignorance of the law is no defence’). Daar willen we de mensen op wijzen.’

Barefootlaw financiert zijn activiteiten momenteel met eigen fondsen, prijzengeld en giften van stichtingen. ‘Maar op termijn hopen we ook op eigen inkomsten, onder meer uit een nieuwe dienst voor startende kmo’s.’

Duurzaam businessmodel

Het doel van de drie ondernemers is zonneklaar: ze willen zo weinig mogelijk van grote donoren, ngo’s of filantropische geldschieters afhangen. ‘Want zodra die financiering verdwijnt, stoppen je projecten. Zo kom je nooit tot een duurzaam businessmodel’, argumenteert Alloysius Attah van Farmerline.

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)

Een visboer in Ghana wint mobiel informatie in bij Farmerline

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)​

De 75.000 euro prijzengeld die elke onderneming via de Koning Boudewijnstichting ontving, is een welgekomen duwtje in de rug, ‘maar ook een unicum’, grapt Tonee Ndungu (Kytabu). ‘Voor onze deelname moesten we maar één pagina met gegevens invullen. Een peulschil vergeleken met andere verzoeken tot financiering. Die vragen zóveel administratie dat je er gewoon niet aan begint.’

‘Duurzaam ondemerschap hangt niet van donoren en ngo’s af’

Reden te meer om voor het ondernemerschap pur sang te gaan. Al blijft het vinden van investeerders een uitdaging. Alloysius Attah (Farmerline): ‘Rijke Afrikanen kiezen doorgaans projecten met veel financiële winst. Terwijl het bij ons vooral om de sociale impact draait. Westerlingen zijn dan weer geneigd om in Europese of Amerikaanse projecten te investeren. Een logische reflex, je neigt nu eenmaal naar je “eigen” mensen.’

Tonee Ndungu (Kytabu) knikt: ‘We hébben ook een andere manier van zakendoen. In Europa en de VS heerst een precisie die je in Afrika mist. Tegelijk beschikken wij over een pak meer mogelijkheden: we zijn het jongste en snelst groeiende continent. De Europese en Amerikaanse markt zijn verzadigd. Mensen kopen niet meer omdat ze iets nodig hebben, maar omdat het deel uitmaakt van de kapitalistische economie. In de VS kopen mensen zelfs op krediet, iets wat in Afrika niet werkt. Daar gebeuren transacties op basis van wat je in handen hebt. We hebben ook onze eigen oplossingen voor problemen: we hebben geen banken die ons geld lenen, maar kunnen daarvoor terecht bij vrienden, familie, in onze naaste omgeving. Jullie werken met een formeel banksysteem, terwijl geld bij ons vooral mobiel wordt beheerd en circuleert.’

‘In Afrika zal je dus geen copycat vinden van Jeff Besos (nvdr. oprichter Amazon) of Jack Ma (nvdr. oprichter Alibaba Group)’, besluit de oprichter van Kytabu. ‘Al hebben we wel meer gemeen met Chinese ondernemers dan met onze collega’s in het Westen.’

China boven

Het grote CH-woord is gevallen. Dat China vandaag massaal in Afrika investeert, is intussen een oud zeer dat het Westen nog steeds niet lekker zit. Onze onvrede uiten we graag in discours over waarden en ethiek, waarbij de Chinezen het niet zelden als berekende, neokoloniale geldwolven moeten ontgelden. Maar bekijkt een Afrikaanse ondernemer zijn Chinese collega door dezelfde bril?

Het is niet makkelijk om in Afrika een zaak op te starten, maar het kan. Kijk naar China.

Tonee Ndungu alvast niet: ‘Als je ziet wat China de voorbije twaalf jaar in Kenia heeft gerealiseerd, is dat meer dan wat het westen deed onder het motto van “aid” (hulp)… We hebben de voorbije twee decennia meer infrastructuur ontwikkeld dan in de hele postkoloniale periode ervoor – 11.000 kilometer nieuwe weg, het begin van een nationaal treinsysteem….’

De Chinezen hebben – dixit Ndungu - ook een andere instelling. ‘Zij leren de Afrikanen vissen, terwijl het Westen ons de vissen gaf. Wat we hebben, moeten we te gelde maken. Zie je deze telefoon hier, in mijn zak? Hij biedt ontzettend veel mogelijkheden. De vraag is hoe je er concreet een business rond kunt maken. Wel, dat leren we in onze relaties met China.’

Volgens de drie ondernemers lijken de Afrikaanse en de Chinese businessomgeving ook op elkaar. Tonee Ndungu: ‘Europese businesslui hebben een aantal duidelijke doelen. Waarschijnlijk kun je ze vatten onder de vijf p’s: people, planet, profit, purpose en product (mens, planeet, winst, doel en product). Europeanen investeren in Afrika in een zaak met structuren en een beleid dat die idealen kan waarmaken. Dat wordt een onderneming met een feel good factor.’

‘De Chinese zakenman daarentegen heeft slechts één plan: winnen. Dat wil hij, ten alle prijze, op eender welke wijze en via alle mogelijke hulpbronnen en netwerken. Hij wil bovendien sneller handelen dan zijn concurrenten.’

Waarom denkt hij zo? Omdat hij niet de luxe kent van een sociaal vangnet, van makkelijke toegang tot financiering, van overheids- of donorgedreven publiek-private samenwerkingen… Hij is op zichzelf aangewezen. Zijn permanente focus is dus cash. Zolang hij geld verdient heeft hij toegang tot meer kapitaal, behoort hij tot de in-crowd.’

‘Vergelijk zijn situatie met die van de Europese zakenman na de Tweede Wereldoorlog. Het is een mindset die Europa en Amerika verder heeft geholpen, tot waar het vandaag staat. Nu staat het Westen echter niet meer achter die aanpak. Ze strookt niet met de aandacht voor de vijf p’s. Daarom wil het anders handelen én verwacht het dat ook van de rest. Maar de Afrikaanse ondernemer bevindt zich in een heel andere situatie. Voor hem gaat geld boven alles.’

‘Wat we hebben, moeten we te gelde maken’

Een ander probleem is het gebrek aan een degelijk wettelijk kader waarop je in je zakenrelaties kunt terugvallen. Tonee Ndungu: ‘Voor Afrikaanse ondernemers – net als voor de Chinezen – is afdwingbare regelgeving zoiets als een verre rijke neef. Je hebt gehoord dat hij op een dag passeert om de huur te betalen, als je maar lang genoeg blijft wachten. Van intellectuele eigendomsrechten over copyright tot betalingstermijnen: starters en kleine ondernemers in China en Afrika kunnen er niet op bouwen. Het enige wat je hebt, is vertrouwen. Maar vertrouw jij mensen die je niet kent? Je vertrouwt enkel jezelf, je product en 50 procent van je klanten die zonder probleem betalen.’

Ndungu zou zakendoen in het Westen als een wetenschap omschrijven, terwijl het in China en Afrika eerder om een kunst zou gaan. ‘Stel: er zijn weinig data voorhanden, weinig of geen vangnetten en wetten om op terug te vallen. Toch moet je snel beslissingen nemen. Dan wordt het zaaks om mogelijkheden te ruiken, om de tijd te begrijpen, om de ruimte te voelen en de vibe. Voor de Chinese en de Afrikaanse ondernemer leveren die vage en abstracte acties een goudmijn aan informatie, voor de meeste Europese zakenlui klinken ze eerder als godslastering.’

Het besluit van de drie klinkt unaniem: ‘Het is niet makkelijk om in Afrika een zaak op te starten, maar het kan. Kijk naar China.’

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)

Verzamelen geblazen voor de jonge juristen van Barefootlaw

CC Koning Boudewijnstichting (CC BY-NC-SA 2.0)​

Rolmodel

Misschien wil hij mij, de Europese, na dat pleit voor de Chinezen een hart onder de riem steken. Ik zal het nooit weten. In ieder geval: als ik een tijdje later naar hun rolmodellen vraag, verwijst Alloysius Attah (Farmerline) naar Fred Swaniker, een Ghanese ondernemer met uitstekende relaties in het Westen. ‘Hij vond een manier te praten met het Westen en er geld los te weken. Dat investeerde hij in Afrika. Hij legde zijn investeerders resultaten voor, toonde de impact van zijn projecten en kon zo opnieuw fondsen werven. Hij bewijst dat het mogelijk is bruggen te bouwen tussen Afrikaanse ondernemers en buitenlandse investeerders.’

‘Als ondernemer moet je moeite doen om die investeerders te ontmoeten. Als investeerder moet je je eigen vooroordelen en risico-aversie overwinnen en de mogelijkheden van het continent zien. Swaniker heeft intussen als miljoenen dollars verzameld waarmee hij onder meer een universiteit (African Leadership University) en een academie (African Leaderschip Academy) opstartte.’

‘Ouders moeten hun kinderen leren dromen en vliegen’

Gerald Abila (Barefootlaw) zoekt het nog dichter bij huis, hij kijkt vooral op naar zijn ouders. ‘Ze waren altijd al bezig met innovatie, nog voor iemand erover praatte. Mijn vader stichtte een innovation institute, mijn moeder gaf me als vijfjarige boeken over hoe je een vliegtuig moest bouwen, terwijl ik amper besefte wat een vliegtuig was.’

Volgens Abila is dat een van de belangrijkste ouderlijke taken: hun kroost leren dromen en vliegen, met de hulp van gadgets en technologie. ‘Onze kinderen leven in een wereld van mobiele telefoons en applicaties. Geef hen die, laat hen ermee werken. Wie wil vliegen, wordt gezien als een gek. Tot blijkt dat het concept van die gekheid werkt. Join the madness, zou ik zeggen. Want die gekheid leidt ons naar de toekomst van ons continent.’

‘Zoekt u ook de uitgang?’ Ik dwaal wat doelloos door de koninklijke traphal die – in elk paleis zijn naam waard - verschillende richtingen uitgaat. De vraag komt van een lotgenoot die intussen naast me loopt. ‘Aangename kennismaking’, knikt hij, terwijl we op aanwijzen van een vriendelijke bediende de marmeren trappen afdalen. Hij is CEO van een bekend bedrijf. Ik ben journaliste, antwoord ik hem. ‘Focussen de media niet te veel op rampen? Hebben ze wel genoeg oog voor de vooruitgang, voor die jonge productieve gekheid in Afrika?’ vraag ik me hardop af.

Een paar minuten en een kort gesprek later bevinden we ons op de koninklijke oprijlaan. In volle zomerzon schudden we elkaar de hand. ‘Goed idee, om het vizier wat te verbreden en niet enkel de ellende mee te geven, sluit mijn ondernemende metgezel af. ‘Want, die jonge gekheid uit Afrika gaat ons nog verrassen.’