Hoe hoogopgeleide nieuwkomers verdwalen op de Belgische arbeidsmarkt

Reportage

‘Het traject van arbeidsintegratie verloopt in een tempo voor schildpadden, terwijl wij hazen zijn’

Hoe hoogopgeleide nieuwkomers verdwalen op de Belgische arbeidsmarkt

Hoe hoogopgeleide nieuwkomers verdwalen op de Belgische arbeidsmarkt
Hoe hoogopgeleide nieuwkomers verdwalen op de Belgische arbeidsmarkt

Hoogopgeleide nieuwkomers in België bouwden vaak al jarenlange werkervaring op in het buitenland. Maar als leefloner in ons land ondervinden ze weinig ruimte om hun eigen parcours, in lijn met hun opleiding en werkervaring, uit te stippelen. Drie Syrische koppels getuigen erover aan MO*. ‘Ik kreeg 4 jaar een leefloon. Het had slechts 1,5 jaar kunnen zijn.’

foto: ‘Het traject van arbeidsintegratie verloopt aan een tempo voor schildpadden, terwijl wij hazen zijn.’
© Justine Corrijn

In Vlaanderen vindt 22,5% van de mensen met een leefloon na één jaar werk. De Vlaamse Regering vindt dat dit beter kan en voorziet in een bedrag van 20 miljoen euro over 2023 en 2024 om lokale besturen te stimuleren om meer leefloners te activeren. Per geactiveerde leefloner boven het Vlaamse gemiddelde krijgen gemeenten een premie van 1000 euro. Daarnaast worden leefloners verplicht om zich bij de VDAB in te schrijven.

Dat de overheid inspanningen doet om leefloners op de arbeidsmarkt te integreren is niet meer dan normaal. Maar ondanks de krapte op de arbeidsmarkt is dat allesbehalve vanzelfsprekend, want mensen met een leefloon vormen een diverse groep. Onder hen bevinden zich ook heel wat vluchtelingen, sommigen hoogopgeleid, die in hun thuisland een lange arbeidservaring hebben opgebouwd.

Bij de activering speelt “geluk”, toeval dus, een belangrijke rol. Wie een profiel heeft dat aan de directe noden van de arbeidsmarkt beantwoordt, vindt snel werk. Voor wie zich volgens zijn eigen specialisatie wil herscholen, is dat niet evident.

Dat blijkt ook uit gesprekken die MO* had met drie koppels uit Mechelen. Twee van de drie koppels vinden dat er te veel naar de noden van de arbeidsmarkt wordt gekeken en te weinig naar de noden en de capaciteiten van de leefloner zelf. ‘Ze duwen ons weg van onze expertise. In plaats van in een win-winverhaal belanden we in een lose-loseverhaal’, zegt de 47-jarige bioloog Basim.

MO* sprak in 2018 een eerste keer met de drie koppels, voor een reportage over oorlogstrauma bij Syrische kinderen, ongeveer drie jaar na de zogenaamde vluchtelingencrisis. Het artikel ging over de impact van de oorlog op de kinderen, maar bij die gesprekken kwam al snel het leed van de ouders naar de oppervlakte. De tranen rolden spontaan over de wangen van May, toen ze gevraagd werd hoe het met haar ging.

MO* keer onlangs terug naar dezelfde drie gezinnen, om nog eens te vragen hoe het met ze gaat. Hoever staan ze vijf jaar later in hun nieuwe leven? Hebben ze hun plek in onze samenleving al gevonden? Alle gesprekken draaiden uiteindelijk uit op één centraal thema: werk.

De toegang tot de arbeidsmarkt is bepalend voor de manier waarop deze ouders hun situatie in het algemeen omschrijven. Als werken lukt, gaat ook de rest bijna automatisch. Maar als werk vinden zwoegen is, en als het proces van arbeidsintegratie hapert, geeft dat aanleiding tot veel frustraties.

Van Nederlandse les via IBO naar vaste baan

Allereerst het goede nieuws: met de kinderen van de drie gezinnen gaat het prima. Bij May (43) zijn ook geen tranen meer te bespeuren, alleen maar gelach. ‘We doen het goed, heel goed zelfs’, zegt ze. Haar man knikt bevestigend. ‘We hebben een heel goed parcours afgelegd’, benadrukt hij.

‘In België vonden we niet alleen een huis maar ook een nieuwe thuis.’

Beiden hebben vandaag een job die aansluit bij hun studies en eerdere werkervaringen. ‘Het overtrof onze verwachtingen.’

Dat hun diploma’s niet volledig werden gelijkgeschakeld is, gezien het oorlogsverleden, een bijzaak. Mays Syrische masterdiploma Burgerlijk Ingenieur werd gelijkgeschakeld aan een bachelor Industrieel Ingenieur. ‘In Syrië maakten we vijf jaar oorlog mee. Ons leven stond heel die tijd on hold. In België vonden we niet alleen een huis maar ook een nieuwe thuis. We werken in de sector waarin we gespecialiseerd zijn en we hebben vrienden gemaakt.’

May wijdde één jaar aan het leren van de Nederlandse taal. Daarna kon ze aan de slag dankzij het systeem van een individuele beroepsopleiding, kortweg IBO genoemd. Bedrijven die vacatures niet krijgen ingevuld, kunnen iemand met een IBO-contract maximaal 6 maanden op de werkvloer opleiden. De werknemer krijgt naast een uitkering of leefloon dan ook een IBO-premie. Na een positieve evaluatie kan een duurzame tewerkstelling volgen.

Dat gebeurde in het geval van May. Na 6 maanden kon ze in hetzelfde bedrijf beginnen te werken. Ze kreeg een contract van onbepaalde duur als bouwkundig industrieel ingenieur. ‘Vanaf het begin van mijn tewerkstelling kreeg ik het loon van een bachelor. Ook dat had ik niet verwacht’, zegt ze.

‘Dat alles op wieltjes loopt, is te danken aan twee dingen: eigen inzet, maar ook een beetje geluk.’

Raafat (48), de man van May, werkt vandaag in hetzelfde bedrijf. Zijn diploma, een bachelor Elektriciteit, werd gelijkgeschakeld met een graduaatsopleiding hoger beroepsonderwijs (vroeger ‘HBO5’). Zijn loopbaan begon net zoals die van zijn vrouw in 2018 met een IBO-contract. Daarna ging hij aan de slag bij Bpost. ‘Om op tijd thuis te zijn voor de kinderen als ze van school komen’, zegt hij. Een jaar geleden solliciteerde hij bij het bedrijf waar zijn vrouw werkt en waar hij meteen werd aangeworven.

De taal leren vindt May het moeilijkst. Vooral het vakjargon dat ze nodig heeft om haar werk uit te voeren. Om dat jargon onder de knie te krijgen, volgde ze 6 maanden taallessen van de VDAB.

Over het algemeen liep alles op wieltjes voor dit gezin. ‘Dat is te danken aan twee dingen’, verklaart May. ‘Eigen inzet, maar ook een beetje geluk. Want de jobs waarvoor wij een diploma hebben, behoren tot de knelpuntberoepen in België.’

Onderweg verdwaald

‘Knelpuntberoep’ blijkt het toverwoord en de sleutel tot een vlotte weg op de arbeidsmarkt. Het IBO-systeem werkte voor May en Raafat en leidde tot een duurzame tewerkstelling, omdat hun specialisatie erg gegeerd is op onze arbeidsmarkt.

Dat geldt helaas niet voor de andere twee koppels. Mahabat (41) en Fayez (49) zijn beiden advocaat, maar met die expertise konden ze in België niets aanvangen, zelfs al werd hun Syrische diploma gelijkgeschakeld met een bachelordiploma. Niet onlogisch, want rechtenstudies in Syrië zijn niet dezelfde als in België. Maar, zo zegt het koppel, via herscholing zou een volwaardige integratie op de arbeidsmarkt sneller en vlotter verlopen zijn.

Alleen staat het huidige systeem er niet voor open, benadrukken ze. ‘Vanaf het begin stelde ik aan het OCMW voor om me twee jaar de tijd te geven zodat ik mijn beroep ook in België kon uitvoeren. Daarvoor wilde ik bedrijfsmanagement en rechtspraktijk studeren. Na twee jaar zou ik daarmee klaar zijn. Maar het OCMW vond twee jaar te lang en ik werd doorverwezen naar sociale arbeid onder artikel 60.’

Het ‘artikel 60’-traject is een vorm van sociale tewerkstelling bedoeld voor mensen die een leefloon van het OCMW ontvangen. Het traject duurt maximaal twee jaar en is bedoeld om ervaring op te doen, zodat de werknemer daarna kan doorstromen naar reguliere tewerkstelling.

Fayez werkte anderhalf jaar onder zo’n artikel 60-statuut. Eerst ging hij aan de slag bij de vzw Vluchtelingenwerk Vlaanderen, waar hij administratief werk deed en informatie gaf aan nieuwkomers. Daarna werkte hij bij de rechtbank en de griffie, waar hij vooral administratief werk deed. ‘Er was daar een mogelijkheid om me te houden, maar door de uitbraak van corona verminderde het werk en mocht ik niet langer blijven.’

Niet slim

Nadien vond hij wel werk bij Bpost. Maar na bijna 1,5 jaar moest hij afhaken door rugklachten. Hij ging daarna aan de slag bij een chipsfabriek in Mechelen, maar ook daar kreeg hij last van rugproblemen. ‘Nu ben ik terug bij af. Ik begon dit jaar een opleiding boekhouding. Na vijf jaar is het opnieuw beginnen’, zegt hij.

‘Ik vind dat in een zekere zin dom. In plaats van 1,5 jaar een leefloon te krijgen is het 4 jaar geworden. Je wordt van de lijst van het OCMW geschrapt om op de lijst van de RVA te komen, want je hebt ondertussen recht op werkloosheidsuitkering opgebouwd. Zij worden er moe van en ik word er moe van. En het kost de staat meer geld.’

‘Ons diploma was niks waard en de taal is moeilijk.’

Hetzelfde geldt voor zijn vrouw Mahabat. Ook zij is advocate en ze legde hetzelfde parcours af. Na een jaar taalonderwijs ging ze aan de slag onder artikel 60 als administratieve kracht. Eerst bij de gemeente Mechelen, daarna bij de rechtbank en vervolgens ging ze twee maanden bij VDAB aan de slag.

‘Ik heb in totaal 2 jaar gewerkt onder artikel 60’, vertelt de gewezen advocate. ‘Wat werkervaring betreft, heb ik niet echt iets bijgeleerd. Het was wel nuttig dat ik de taal verder kon leren.’

‘We zochten werk binnen knelpuntberoepen’, gaat ze verder. ‘Mij werd zorg en onderwijs voorgesteld, maar ik vond niets dat voor mij geschikt was. Lesgeven is niet echt iets voor mij. We zijn veel verdwaald onderweg. Ik heb zelfs een soort burn-out gehad en had veel psychologische problemen. Ons diploma was niks waard en de taal is moeilijk.’

Na bijna 2,5 jaar begon Mahabat te werken in restaurants. Vandaag is ze ook al 1,5 jaar zelfstandige in bijberoep als cateraar. Iedere zaterdag staat ze met een eetkraam op de markt in Mechelen. ‘Als een soort test om te zien wat mensen graag eten’, zegt ze. Tegelijkertijd volgt ze een opleiding bij werkgeversorganisatie VOKA, want haar ultieme droom is een eigen restaurant met Syrische, Koerdische en Iraakse specialiteiten. ‘Ik ken die drie keukens heel goed, want we hebben ook in Irak gewoond. Dat is een extra troef.’

‘Ze koos voor de moeilijke weg’, lacht Fayez. ‘Dat klopt, maar ik voel me goed bij die keuze’, repliceert ze. ‘Door de manier waarop ik behandeld werd tijdens mijn werk voor de rechtbank, kreeg ik een depressie. Er wordt op je neergekeken en je krijgt bevelen alsof je niets waard bent.’

Met catering is dat anders, gaat ze verder. ‘Ik heb rugklachten, maar psychologisch voel ik me veel beter. Financieel sta ik wel op de laagste trede van de trap. Pas na 5 jaar is het duidelijk en hebben we eindelijk onze weg gevonden.’

En dat had anders gekund, vult haar man Fayez aan. ‘We verloren veel tijd door onkunde en onwetendheid. Ik dacht dat dat alleen in Syrië kon, maar het kan dus ook hier. Of het nu bij de gemeente, het OCMW of de VDAB is, elke organisatie is een regering op zich. Vaak weten ze niets over elkaar.’

‘Artikel 60 is goed voor mensen die handenarbeid doen of een ambacht uitvoeren. Dan heb je stages of werkervaring nodig. Maar voor mensen met hogere diploma’s is dat moeilijk’, zegt de ex-advocaat. ‘Tot nu toe krijgen we nog altijd een uitkering.’

Ondanks dat moeilijke parcours wil Fayez ook zijn dankbaarheid benadrukken voor de goede opvang die hij in ons land kreeg. Dat was in zijn eigen regio onmogelijk. Het allerbelangrijkste, zegt hij, is dat zijn kinderen veilig zijn en toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs.

Mijn werk, mijn identiteit

Een vergelijkbaar parcours moesten Basim (47) en zijn echtgenote Nisrin (43) de voorbije 5 jaar afleggen. Met hun expertise als laboranten konden ze in België niets aanvangen. Hun opleiding, een graduaat, werd gelijkgesteld aan een graduaatsopleiding hoger beroepsonderwijs (vroeger ‘HBO5’).

‘Ik heb 18 jaar werkervaring in de ziekenhuizen van Damascus’, vertelt Basim. ‘Ik deed twee shifts op een dag. In de voormiddag werkte ik in het ziekenhuis, in de namiddag werkte ik op zelfstandige basis. Maar zolang ik hier niet het geschikte diploma heb, kan ik met mijn expertise niet aan de slag.’

‘Voor ons is werk niet alleen een kwestie van broodwinning, het is ook een deel van onze identiteit.’

‘Voor ons is werk niet alleen een kwestie van broodwinning, het is ook een deel van onze identiteit. Maar ze duwen ons weg van onze expertise. In plaats van in een win-winverhaal belanden we in een lose-loseverhaal’, vervolgt Basim.

Een ziekenhuis in Antwerpen wilde hem na een uitstekende stage aanwerven, maar dat kon niet. ‘Ze zeiden: haal een diploma en je kunt meteen aan de slag. Jammer dat onze diploma’s naar beneden gehaald worden. Een probleem van bureaucratie.’

Echtgenote Nisrin heeft onder artikel 60 twee jaar gewerkt. ‘1,5 jaar werkte ik voor een Europees project. Ik moest werk zoeken voor nieuwkomers, maar ik zocht ook werk voor mezelf’, grijnst ze.

Nisrin probeerde een nieuwe weg in te slaan en begon aan een opleiding Gezinswetenschappen. ‘Ik werkte en studeerde tegelijkertijd, maar deze richting was niets voor mij’, zegt ze.

Via begeleiders binnen de opleiding Gezinswetenschappen kon ze wél de geschikte richting vinden. Zo belandde ze in de opleiding Biomedische Laboratoriumtechnologie. ‘Het is weer van nul beginnen. Wat ik 15 jaar lang op de werkvloer deed, moet ik nu opnieuw leren, maar dan in een andere taal.’

De opleiding Laboratoriumtechnologie is niet gelinkt aan een knelpuntberoep. Maar Nisrin mocht van het OCMW de opleiding volgen omdat ze een aantal vrijstellingen kreeg voor opleidingsonderdelen in haar eerste jaar. In juni rondde ze haar opleiding af, maar gemakkelijk was de weg niet. Het grootste struikelblok tijdens de opleiding was de taal. Bij groepswerken was dat niet aangenaam, want medestudenten moesten haar taal corrigeren.

‘Ik heb een diploma behaald als sociaal tolk en studeer nu voor intercultureel bemiddelaar. Eind november zal ik mijn opleiding afsluiten.’

Ook Basim vond zijn draai niet in de Gezinswetenschappen en begon aan de opleiding Medische Beeldvorming en Radiotherapie in Brussel. ‘Dat lukte niet, want de taal was een groot struikelblok’.

Nu werkt hij als begeleider voor minderjarige asielzoekers bij de federale opvangdienst Fedasil. Tegelijkertijd studeert hij. ‘Toen we ontdekten dat we niet anders konden dan in de sociale sector te werken, besloot ik om me verder in die richting te specialiseren. Ik behaalde een diploma als sociaal tolk en studeer nu voor intercultureel bemiddelaar. Eind november zal ik mijn opleiding afronden.’

Begeleiding bij het zoeken naar werk

Er is een probleem met de begeleiding van nieuwkomers, vindt Basim. ‘In de lessen Maatschappelijke Oriëntatie (tijdens de inburgeringscursus, red.) krijg je als nieuwkomer veel informatie. Je krijgt info over het onderwijssysteem, over het huursysteem, de politieke partijen, de geschiedenis van België… Allemaal interessant maar slechts in zeer beperkte mate nuttig, want het helpt je niet om de weg te vinden.’

‘De noden van nieuwkomers zijn verschillend. Doorverwijzen naar de website van de VDAB is niet voldoende.’

‘Er is geen concrete begeleiding’, duidt hij het zwakke punt. ‘De noden van nieuwkomers zijn verschillend en doorverwijzen naar de website van de VDAB is niet voldoende. De informatie komt veelal uit de praktijk’.

En zo is elke ervaring nuttig, ook de dwalingen en de mislukkingen. ‘Je leert altijd iets bij’, zegt Nisrin. Basim bevestigt: ‘Studeren in een sociale richting helpt me om de diensten en voorzieningen in de sociale sector te kennen, om de Sociale Kaart te kennen. En als vrijwilliger vertaler-tolk bij het Agentschap Integratie en Inburgering hoor ik problemen maar ook mogelijke oplossingen.’

‘Ik heb ondertussen een Belgische bachelordiploma, maar geen master. Dat is geen achteruitgang, maar ook geen vooruitgang. Het is de goede weg, maar het is een traag traject. Het traject van een schildpad, terwijl we hazen zijn’, lacht Nisrin.