Migranten op weg naar droombestemming Saoedi-Arabië: ‘Ik wist niet eens dat ik door oorlogsgebied moest’

Reportage

Van Oost-Afrika via Jemen naar Saoedi-Arabië, vaak zonder benul van de risico's

Migranten op weg naar droombestemming Saoedi-Arabië: ‘Ik wist niet eens dat ik door oorlogsgebied moest’

Migranten op weg naar droombestemming Saoedi-Arabië: ‘Ik wist niet eens dat ik door oorlogsgebied moest’
Migranten op weg naar droombestemming Saoedi-Arabië: ‘Ik wist niet eens dat ik door oorlogsgebied moest’

Al lijkt het zo in de meeste media: Europa is niet de enige bestemming die migranten voor ogen hebben. Ook in Saoedi-Arabië zien velen hoop op een betere toekomst. Dat de realiteit anders is, en dat ze eerst door het door oorlog verscheurde Jemen moeten, weten ze vaak niet.

© Sam Tarling / Sana'a Center

November 2020. Afrikaanse migranten die per boot in Jemen toekwamen, wandelen naar Saoedi-Arabië op de weg tussen Ataq en de kust in de provincie Shabwa, Yemen

© Sam Tarling / Sana’a Center

Voor veel Oost-Afrikaanse jongeren ligt in Saoedi-Arabië de hoop op een betere toekomst. Dat de realiteit anders is, weten ze vaak niet. En ook niet dat ze daarvoor eerst door het door oorlog verscheurde Jemen moeten. Eind vorig jaar kwamen daar bij een aanval op het vliegveld in Aden nog 26 mensen om en vorige week werd een commandant van de veiligheidstroepen van de regering gekidnapt.

Wie over de hoofdas van Jemens centrale provincie Shabwa reist, ziet hen sloffen naast het asfalt. Een voor een achter elkaar, op slippers, met rugzakje, pet op en flesje in de hand. Daags ervoor zijn ze aan land gezet aan de zuidkust van Jemen, na een zeereis van een half etmaal. Ze vertrokken vanuit migrantenhub Bosaso in het Oost-Afrikaanse Puntland.

Na aankomst op Jemenitische bodem wandelen de migranten de tweehonderd kilometer naar de volgende migrantenhub, Ataq, in een week tijd. Dat bevestigt Hassan Mohammad (18), uit Harar in de Ethiopische regio Oromia. ‘Zes dagen. Slapen in de berm. Soms kregen we eten van mensen.’

De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) telt sinds 2006 alle migranten die de kust van Jemen bereiken. 2019 was een piekjaar, met bijna 140.000 migranten. Maar de jaren voordien ging het ook telkens om meer dan 100.000 migranten.

Door de pandemie viel dat aantal in 2020 terug tot 37.535, maar sinds december en januari is alweer sprake van een kleine groei. Vele duizenden migranten wachten intussen op repatriëring, zegt IOM-voorlichter Olivia Headon. ‘De Ethiopische autoriteiten zijn in december in Aden geweest om duizend van hen te verifiëren, maar er is nog niemand vertrokken.’

Het merendeel van hen komt uit Ethiopië en is op weg naar Saoedi-Arabië, om er te kunnen werken voor een loon dat zeven keer hoger ligt dan thuis. Headon weet welk profiel ze doorgaans hebben. ‘Jongens die ergens in Ethiopië op het land werken. Op een dag komt iemand langs die hen vraagt of ze niet veel meer willen verdienen. Zoveel dat je een nieuw huis kunt laten bouwen, voor je moeder.’

Maar om dat te bereiken, moeten ze wel eerst door Jemen. Volgens een recent IOM-onderzoek weet zeventig procent van de migranten op deze route niet dat er een oorlog in Jemen woedt en kent meer dan de helft de risico’s van de zee niet. Het bedrag waarvan bij vertrek gezegd wordt dat het de hele reis zou dekken, blijkt hen slechts tot buurland Somalië te brengen.

Ook dat klopt, zegt Hassan Mohammad in Ataq — waar honderden Oromo’s, een Ethiopische bevolkingsgroep, op straat overleven. ‘Ik wist niet dat er oorlog was in Jemen. En ik betaalde eerst 15.000 Ethiopische birr (zo'n 325 euro, red.), maar aan de grens moest daar nog 18.000 birr bij. Dan moet je een tijdje werken. Sommige jongens worden bedreigd of geslagen. Dan moet je familie geld opsturen.’

Wachten op de doorreis

Pas sinds de pandemie hapert deze migratiebeweging. Het succespercentage van de onderneming daalde van pakweg dertig procent tot praktisch nul. Sinds het coronavirus ook Jemen en Saoedi-Arabië bereikte, zijn migranten er nog minder welkom.

Afgelopen voorjaar toonde de Jemenitische grenswacht dat met een spervuur in Noord-Jemen op de grens met Saoedi-Arabië, bij de markt van Al-Raqw. Tientallen migranten stierven daarbij.

De 20.000 die levend de grens werden overgejaagd, gingen linea recta Saoedische gevangenissen in. Volgens een recent rapport van Amnesty International wachten sindsdien duizenden Ethiopiërs in helse omstandigheden op een repatriëring die maar niet geschiedt.

Nog niet iedereen weet dat de reis naar Saoedi-Arabië daartoe leidt. In 2020 bereikten nog steeds 37.535 Afrikanen de kusten van Jemen, al was dat aantal dus sterk afgenomen ten opzichte van vorige jaren. Maar in december 2020 en januari 2021 was alweer sprake van lichte groei.

Vele duizenden migranten wachten intussen op repatriëring, zegt IOM-mediaverantwoordelijke Olivia Headon. ‘De Ethiopische autoriteiten waren in december in Aden, Jemen, om duizend van hen te verifieren, maar er is nog niemand opnieuw vertrokken.’

Ook in de Zuid-Jemenitische migrantenhub Ataq zitten migranten het lange wachten uit. Sommigen vinden er een baantje. Zoals Mohammad Akram (23), die uit de Ethiopische regio Oromia komt. Hij dweilt in het ziekenhuis van Ataq de vloeren. ‘Tot ik weer geld genoeg heb voor de doorreis. Ik denk over zes maanden.’

© Sam Tarling / Sana'a Center

Mohammad Akram (23), een Oromo uit Ethiopië, in het ziekenhuis van ataq, waar hij voor een schamel inkomen de vloeren dweilt

© Sam Tarling / Sana'a Center

'Vorige week, zagen we een tent met “Unicef” op. Dat bleek een valstrik, en zo gingen we weer de ondergrondse gevangenis in.'

Migranten met iets meer geld wachten in tijdelijke pensions, zoals in Mustawan, een voorstad van Ataq. Zoals in een door grijze muren omheinde terrein met negen grijze kamers, waar verveelde Amharen en Tigrayers uit Ethiopië wachten.

Ahmed Omar (29) uit Wollo, een Amhaars deel van Ethiopië, werkte al eens vier jaar in een keramiekfabriek in Saoedi-Arabië. ‘In 2018 werd ik opgepakt en terug naar Ethiopië gebracht.’ Hij is vandaag op de terugweg. Volgens de IOM deporteerden de Saoedi’s vorig jaar 120.000 Ethiopiërs.

Migranten reizen van hun Ethiopische dorp naar de grens, vervolgens door Somalië naar de haven van Bosaso voor een overtocht van 12 tot 18 uur naar de zuidkust van Jemen, het laatste stukje waden door de branding. Het komt voor dat uit angst voor de Jemenitische kustwacht de smokkelaars hun passagiers eerder overboord zetten, met verdrinkingen tot gevolg.

In seizoenen met kalme zee zijn er meerdere overtochten per dag, de veerboten vervoeren tussen de honderd en tweehonderd jongens en meisjes (18%), meestal van eenzelfde etniciteit.

Daarna via Ataq naar Marib en vervolgens dwars door de oorlogsfronten via Houthi-gebeid naar Raqw, waar het Ethiopische netwerk hen opvangt. Voor de pandemie duurde de reis gemiddeld 18 dagen, nu kan het eindeloos duren.

Op zijn nieuwe reis betaalde Omar tot dusver 7000 birr (150 euro) voor de reis naar Bosaso, nog eens 7000 voor de zeereis en 100 Saoedische riyal (25 euro) voor het stukje tot Ataq. Sindsdien hangt hij al tien maanden rond in de provincie Shabwa. ‘Het is wachten op een gaatje aan de grens. Ik heb hier en daar nog geld waar ik van kan leven. Maar velen zijn al terug naar Ethiopië.’

De wachttijden zijn te lang en de Shabwaanse overheid is de overlast van de duizenden wachtende migranten zat. Geld en telefoons worden hen bij checkpoints afhandig gemaakt, pensions worden gesloten.

Voor de terugreis moeten migranten eerst naar Aden. Daarna is het zes uur terugvaren naar Djibouti, voor alweer 350 Saoedische riyal (80 euro). Mesgana Takbar (28) uit Rayah, midden-Ethiopië, wil ook terug, maar wacht nog even. ‘Mijn broer wacht in Saoedi-Arabië, maar ik denk dat ik het opgeef. Alleen: waar ik vandaan kom,  precies tussen Amhara en Tigray, is het nu oorlog. Dus ik wacht eerst even hoe dat uitpakt.’

ZIjn vriend Mulugeta Alfera, ook uit Rayah, is nog steeds vastbesloten om Saoedi-Arabië te halen. Ook Alfera werkte daar eerder en hij heeft nog geld voor een nieuwe poging. Deze reis kostte hem tot dusver 10.000 Saoedische riyal (2500 euro). ‘Maar het is gevaarlijk. Tweemaal ben ik al gepakt, bij Saada, in het noorden van Jemen. De laatste keer, vorige week, zagen we een tent met “Unicef” op. Dat bleek een valstrik, en zo gingen we weer de ondergrondse gevangenis in. Daar zit je met 1000 man, in het donker. Je krijgt er water en brood, maar het is er erg vies. Sommigen zitten er al een jaar.’

‘Maar als je 1000 riyal betaalt, zetten ze je eruit’, gaat Alfera verder. ‘Dan kun je via Aden en Ataq weer opnieuw proberen. De eerste keer raakte ik tot vlakbij de grens, de tweede keer tot de grens zelf. Een derde keer moet Saoedi-Arabië te halen zijn.’

Van buschauffeur naar ‘reisagent’

Alfera is daarvoor afhankelijk van Jemeniet Ahmed Dabsi (30), reisagent en hoofdverhuurder van de compound. Dabsi – voorheen buschauffeur – nam de onderneming zes jaar geleden over van zijn broer Jamal. Die stierf in het noorden toen hij zijn migranten niet wilde afstaan aan een concurrent.

Dabsi huurde eerst negen compounds, nog twee heeft hij er over, want het gaat niet goed met de handel. ‘De Houthi’s zeiden dat als corona voorbij is ik weer doorkon, maar aan die belofte hebben ze zich niet gehouden. Ik hoorde zelfs dat ze nu ook proberen de marihuanasmokkel over te nemen’, zegt Dabsi. ‘De autoriteiten maken het ons moeilijk, maar ik heb net weer voor het eerst een klein groepje op weg gestuurd, om te kijken of er opnieuw gaten zijn.’

© Sam Tarling / Sana'a Center

Mulugeta Alfera, 28, (rechts) staat samen met andere Ethiopische mannen op een compound voor migranten, gerund door een mensensmokkelaar buiten Ataq, in de Jemenitische provincie Shabwa (november 2020). Alfera, uit de regio Amhara in Ethiopië, is al een keer gevangen gezet voor zijn pogingen om Saoedi-Arabië te bereiken.

© Sam Tarling / Sana'a Center

Volgens een rapport van Meraki Labs uit 2019 betalen migranten tussen de 1000 euro voor een voetreis in delen tot 4000 euro voor een gemotoriseerde pakketreis naar Saoedi-Arabië. Reisagent Dabsi vraagt naar eigen zeggen nog geen 400 euro voor zijn pakketreis, maar hoever die precies strekt blijft vaag. Dabsi doet alleen zaken met Amharen en Tigrayers die uit het christelijke, iets welvarender Noord-Ethiopië komen.

In zijn brede riem steken naast een sjieke leren beurs en een kromdolk nog vijf iphones, voor de gesprekken binnen Jemen, naar Ethiopië, transitlanden Eritrea, Somalië, Djibouti en de kapiteins op de schepen. ‘Ik heb tien centrale contacten. Die hebben weer hun eigen netwerk, subnetwerk, etcetera. In totaal bestaat mijn netwerk uit vijfhonderd man. Elke week vertrekken meerdere boten, met honderd tot tweehonderd man. In piektijden, als de zee rustig is, wel zijn dat er wel 1000 per week.’

‘Noem het humanitair werk. Ik zorg goed voor mijn klanten.’

Afgaande op Dabsi’s cijfers zouden zijn chauffeurs, kapiteins, pensionhouders, fourageurs en smokkelaars te voet de laatste zes jaar bijna 200.000 migranten over de Saoedische grens hebben gebracht. Dabsi knikt, maar vindt zich geen mensensmokkelaar. ‘Noem het humanitair werk. Ik zorg goed voor mijn klanten. Mijn klanten hoeven geen dagen langs de weg te lopen, ze krijgen eten en een bed. Ik krijg veel geld geboden om mijn klanten te verkopen, zodat ze die af kunnen persen, maar da ga ik niet op in. Als er iets misgaat stuur ik hulp. Logisch, anders verlies ik hun vertrouwen en vervolgens mijn business.’

Headon van de IOM lacht erom: ‘Ik zeg niet dat hij geen goede smokkelaar is, maar wat wij horen is een heel ander verhaal. Dat smokkelaars profiteren van het lijden en de wanhoop van deze jonge mensen om hun armoede te beeindigen.’

© Sam Tarling / Sana'a Center

Smokkelaar Ahmed Dabsi, op de rudimentaire begraafplaats in de buurt van zijn compound. In zijn brede riem steken naast een sjieke leren beurs en een kromdolk nog vijf iphones

© Sam Tarling / Sana'a Center

Volgens migrant Mulugetta Alfera kan het inderdaad stukken slechter. Met name in het noorden van Jemen is het zonder begeleiding gevaarlijk. ‘Vooral voor Oromo’s, die geen geld hebben om zich vrij te kopen. Zij worden tewerkgesteld in de qatteelt, met karig voedsel en een bosje qat om op te kauwen. De minst gelukkigen sturen de Houthi’s naar het front, als kanonnenvlees.’

Een paar kilometer van Dabsi’s compound ligt een rudimentair begraafplaatsje. Negen stenige graven, twee ervan met blauw Amhaarse graffiti, waarin Dabsi zijn klanten begraaft die het niet haalden. Zeventig klanten zegt hij de afgelopen zes jaar zelf te hebben begraven. Zij die verdronken aan de kust, anderen in zijn tribale geboortedorp Rafaadh dieper de provincie in, acht hier.

Eén graf ligt open. ‘De laatste mocht ik hier niet meer begraven van lokale tribale leiders. Meteen meenemen, anders haalden ze de trekker over’, zegt Dabsi sip.

Naast de graven kijkt Ahmed Aidroos (36) naamgenot Dabsi aan. ‘Kijk jou. Zes jaar geleden nog buschauffeur, nu een rijk man.’ Ook Aidroos werkt met Ethiopische migranten, maar het verschil kan nauwelijks groter zijn. Dabsi verscheept migranten naar Jemen en brengt ze naar Saoede-Arabië, Aidroos helpt hen naar huis terugkeren wanneer dat niet blijkt te lukken.

Aidroos hulporganisatie Steps onfermt zich vooral over minderjarige migranten (zo’n 11 procent). Van hem krijgen ze dat witte petje en flesje water. Plus een simkaart met noodnummer. ‘En we maken ze wegwijs, want ze weten niet wat hen nog te wachten staat onderweg.’ Het aantal terug naar Ethiopië verscheepte jongens staat op drie.

© Sam Tarling / Sana'a Center

Stenen met in blauwe verf geschilderde namen verraden de plek waar onfortuinlijke migranten het leven lieten en werden begraven.

© Sam Tarling / Sana’a Center