De tocht van één familie tussen Servië, België en Burundi
Op zoek naar een thuis, een zoon, geluk tout court
© Reuters / Goran Tomasevic
© Reuters / Goran Tomasevic
Aan de oevers van het Tanganyikameer treurt een jongeman over een mislukte reis naar Europa. En hoe pijnlijk tegenstrijdig dat is met het verhaal van zijn oom. MO*journaliste Elien Spillebeen dook mee in het tragische heden en verleden van drie generaties in een Burundese familie.
Jules
‘Mijn echte naam publiceer je beter niet. Ik ben niet trots op dit Serviëverhaal.’ Mensen die hun land wilden verlaten, worden hier ook niet erg gewaardeerd, maakt Jules* (niet zijn echte naam, dus) duidelijk. Twintig jaar lang had hij hard gewerkt. Maar recent speelde hij alles kwijt: zijn geld, zijn gezin en zijn moed. Het is begin november wanneer we hem ontmoeten aan de Burundese oevers van het Tanganyikameer. Hij neemt een slok van zijn biertje. ‘Ik dronk een tijd geen alcohol, maar nu maakt het niets meer uit. Is dit wat ze een depressie noemen?’
‘Ik had daar nu moeten zijn’, knikt Jules. Zijn vlucht naar Servië was gepland op 31 oktober. Maar tien dagen voor vertrek kwam het slechte nieuws: Burundezen konden niet langer zonder visum afreizen naar Servië voor een kort verblijf. ‘Niet alleen konden we niet meer vertrekken, maar de tickets voor mijn hele gezin waren ook al betaald. Het geld zien we niet meer terug. Ik heb niets meer.’
Dieudonné Sindayihebura alias Jules
© Elien Spillebeen
In ruil voor een vriendelijk visabeleid had Burundi in 2018 de erkenning van Kosovo als onafhankelijk land ingetrokken. Servië bood Burundezen daarop de mogelijkheid om zonder visum naar Servië af te reizen voor een kort toeristisch verblijf van minder dan dertig dagen.
‘Ik deed alles wat ik kon. Maar dan verdien je nog steeds maar zestig dollar per maand. We zijn met achtentwintig in de familie, waarvan er slechts drie een inkomen hebben.’
Pas na de coronacrisis, sinds begin 2022, merkte het Europese grensagentschap Frontex een opvallende toename van migratie via de Balkanroute op, waarbij vooral het aandeel Burundezen opviel. Onder druk van de Europese Unie wijzigde Servië zijn visumbeleid. Op 21 oktober 2022 kondigde het land aan dat het zijn visavrije beleid voor Burundezen introk.
Zelf heeft Jules nog nooit van Kosovo gehoord. Maar de diplomatieke inspanningen van Servië om de internationale steun voor de onafhankelijkheid van Kosovo te ondergraven, hadden een impact op zijn leven en dat van honderden andere Burundezen.
‘Mijn vrouw had me eigenlijk verlaten. Maar op een dag stond ze opnieuw voor mijn deur. Ze wou dat we samen naar Servië verhuisden. Mij interesseerde dat niet. Maar ik zag het als een laatste kans om mijn huwelijk te redden. Ik wou mijn kinderen zien opgroeien.’
‘18 miljoen Burundese frank’, herhaalt hij verschillende keren hoofdschuddend. Het is de som die hij op voorhand aan een reisbureau betaalde om zijn plaatsen te reserveren op de vlucht. Omgerekend is dat 6000 euro, veel geld in een van de armste landen van de wereld.
Met een bruto nationaal product per hoofd van de bevolking van 204 euro per jaar bengelt Burundi helemaal onder aan de landenlijst. In 2022 stegen de voedselprijzen met veertig procent. Het was een stevige, nieuwe opdoffer voor de inwoners van een land dat er niet in slaagt zich economisch te herstellen sinds de politieke crisis van 2016.
‘Ik ben industrieel ingenieur van opleiding. Maar geld verdienen is hier moeilijk.’ Jules gaf les, werkte als journalist en als ondernemer. ‘Ik deed alles wat ik kon. Maar dan verdien je nog steeds maar zestig dollar per maand. We zijn met 28 in de familie, waarvan er slechts drie een inkomen hebben.’ Hij was trots dat hij, ondanks de uitdagingen, beschikte over een eigen stuk grond en een winkeltje.
De gok gewaagd
En toen was er plan Servië. ‘Mijn vrouw was ervan overtuigd dat we naar Servië moesten trekken. Iedereen sprak er de laatste tijd over.’ De lokale kranten brachten verhalen over hoe het op de luchthaven drummen was om een ticket naar Servië te bemachtigen.
En omdat de interesse de afgelopen maanden zo groot was, ontstond een handel aan tickets voor woekerprijzen. Nieuwe reisbureaus werden opgericht, vaak door hoge ambtenaren of hun familieleden. Het waren mensen die de macht hadden om de toegang tot de luchthaven te ontzeggen aan wie niet via hen boekte.
De handel zorgde voor een nieuwe inkomstenbron voor wie werkte op de luchthaven. Via de reisbureaus kon veiligheids- en luchtvaartpersoneel wat bijverdienen, door bepaalde reizigers door te laten en andere niet. Wie wilde vertrekken, hadden dus best ook wat extra geld op zak, klonk het. De prijs van tickets die online ongeveer 800 euro kostten steeg zo al snel naar een drievoud ervan.
‘Mijn grootmoeder zei vaak: “De blanken hebben mijn zoon gestolen.” Maar ik begreep eigenlijk pas vrij laat wat ze precies bedoelde.’
Jules*
Net als honderden andere Burundezen waagde Jules de gok. Hij verkocht al zijn bezittingen. ‘Via een contactpersoon van mijn vrouw zouden we bij aankomst onmiddellijk werk hebben. Maar kijk, ik kan je niet zeggen of het allemaal waar was. We zijn nooit vertrokken.’
De reisbureaus weigeren vandaag het geld terug te betalen. Luchtvaartmaatschappijen wijzen naar de bureaus die de tickets boekten. Verschillende bureaus sloten na het nieuws de deuren, stelden we ter plaatse vast. Anderen wijzen weer terug naar de luchtvaartmaatschappijen. ‘Ik hoor dat Ethiopian Airlines misschien nog iets zal terugbetalen. Maar voorlopig nog geen nieuws.’ Echt geloven dat hij nog iets terugziet, doet Jules niet. ‘Mijn huwelijk is voorbij. Dat is de enige zekerheid die ik nu heb.’
De tijd terugdraaien kan hij niet. Maar hij had liever zijn eerste gevoel bij het Servië-idee gevolgd. ‘Ik deed het voor mijn huwelijk. Europa sprak me niet aan. Europa heeft voor mijn familie nooit iets goeds betekend.’
© Elien Spillebeen
2014
‘Europa heeft mijn familie al veel afgenomen.’ Met zijn blik op het meer gericht legt Jules uit hoe pijnlijk tegenstrijdig zijn verhaal is met dat van zijn oom. Het verhaal van een man die niet naar Europa mocht reizen versus dat van een man die tegen de wil van zijn familie naar België werd ontvoerd. ‘De blanken hebben mijn zoon gestolen.’ Die zin had Jules’ grootmoeder zo vaak uitgesproken dat hij er zelfs geen aandacht meer aan schonk. Hij groeide op in de grensstad Gatumba en werd grootgebracht door zijn kranige grootmoeder. ‘Ze zei dat zo vaak. Maar ik begreep eigenlijk pas vrij laat wat ze precies bedoelde.’
Op 14 augustus 2014 was het exact tien jaar geleden dat het Burundese rebellenleger Forces Nationales de Libération (FNL) in Gatumba een massamoord had gepleegd op Congolese vluchtelingen. De herdenking van het drama zou internationale bezoekers naar de stad brengen, had zijn grootmoeder bedacht. ‘Dus ging ze ernaartoe, met twee oude pasfoto’s in de hand.’ Jules moest mee en vroeg wat haar plan was. ’Ik wil de blanken vragen naar mijn zoon, Jean Joly. Ik maak een goede kans iets te weten te komen, met jou als vertaler aan mijn zij’, had ze hem gezegd.
Haar poging leverde die dag niets op. Maar Jules luisterde wel voor het eerst naar het verhaal over de verloren zoon. Al vijftig jaar was ze op zoek naar hem.
‘Over de zoektocht van de moeders naar hun kinderen weten we vandaag eigenlijk nog weinig.’
Jacqui Goegebeur (Justice Initiative EU)
In 1952 werd Jean Joly geboren, haar eerste kind. In de ogen van de koloniale bezetter was hij een kind van zonde, want de vader was een Belg van adellijke komaf. De eerste zeven jaar van zijn leven had de kleine Jean Joly bij zijn moeder en grootmoeder gewoond. Maar toen hij zeven jaar oud was, waren witte paters hem komen weghalen, zo vernam Jules van zijn grootmoeder. ‘Ze geloofde dat ze hem naar het Metisseninstituut Save in Rwanda hadden gebracht, om er een betere opleiding te krijgen. Maar toen ze enkele maanden later vanuit Gatumba 170 kilometer ver reisde, om te vragen zijn was te mogen doen, bleek hij zonder haar toestemming naar België te zijn overgebracht.’
Jules ging die dag in 2014 naar huis met een missie. ‘Mijn grootmoeder zei dat ze niet kon sterven zonder nog eens de stem van haar zoon te hebben gehoord. Ik zou haar daarbij helpen.’
Via het internet botste Jules op het pas verschenen boek van de Belgisch-Congolese auteur Budagwa Assumani. Zijn Noir-blanc, métis was op dat moment een van de enige Franstalige boeken gewijd aan het lot van de kinderen van Afrikaanse moeders en niet-Afrikaanse vaders. Het beschrijft de politiek van segregatie en het overbrengen van de metissenkinderen uit instituut Save naar België. Dat bracht Jules op het juiste spoor. Hij e-mailde de auteur en deelde de informatie die hij had over zijn oom.
Anne Mayongwe
Lang bleef het verhaal van de metissenkinderen in België onderbelicht. Verschillende slachtoffers vroegen jarenlang om erkenning van de misdaden die de Belgische staat samen met de katholieke kerk beging. Daarbij waren het vooral de kinderen zelf die het voortouw namen in de strijd, kinderen die – net als Jean Joly – weggehaald waren bij hun moeder, om de vaders te sparen van de zogenaamde publieke schande. Ze moesten vervolgens zo ver mogelijk van de Afrikaanse cultuur weggehouden worden. En daarom ook van hun moeders.
Het metisseninstituut ontstond in de jaren ’20 van de vorige eeuw op de heuvel van het Rwandese Save. Ruanda-Urundi was in 1924 een Belgisch mandaatgebied geworden, en het koloniale bestuur gaf de witte zusters in dit gebied de officiële opdracht om de ‘kinderen van zonde’ uit deze regio in een instituut onder te brengen. Toen de roep naar onafhankelijkheid decennia later luider werd, besloot moeder-overste zuster Lutgardis om de metissenkinderen naar België te laten overbrengen. Begin jaren ’50 tot begin jaren ’60 kwamen zo honderden kinderen in België terecht, vaak zonder toestemming of zelfs medeweten van hun moeders. Jean Joly, de verloren oom van Jules*, was een van hen.
Anne Mayongwe, de moeder van Jean Joly
© Dieudonné Sindayihebura
‘Je hoorde de afgelopen jaren al wel vaker verhalen over de zoektocht van de kinderen naar rechtvaardigheid en ook naar hun identiteit,’ vertelt Jacqui Goegebeur. ‘Maar over de zoektocht van de moeders, daar weten we vandaag nog eigenlijk weinig over.’ Goegebeur is voormalig voorzitter van de vereniging Métis de Belgique/Metis van België en bouwt vandaag mee aan Justice Initiative EU, een beweging die ervoor pleit om herstel en reparatie deel te laten uitmaken van de erkenning van de misdaad. ‘Sommige moeders hebben in die tijd wel een handtekening of vingerafdruk onder een document gezet, maar wisten meestal niet waar ze mee instemden.’ Hun verhalen zijn minder gedocumenteerd. Maar het gemis en de zoektocht van Jean Joly’s moeder, Anne Mayongwe, duurde een leven lang.
Het instituut Save hanteerde van bij het begin een beleid waarbij de moeders geen contact mochten hebben met hun kinderen. Anders was dit voor de vaders, die in de vakanties soms wel bezoekrecht kregen. Ook na het vertrek naar België was er voor de moeders geen mogelijkheid om hun kinderen te contacteren.
Anne Mayongwe gaf niet op. ‘Ze sprak elke persoon met een blanke huid aan’, weet kleinzoon Jules. Vijf jaar na de verdwijning van haar zoon slaagt ze erin om een bericht naar België te sturen. Een Burundese ambtenaar, directeur voor buitenlandse studiebeurzen van het departement Onderwijs, kan volgende boodschap verzenden naar zijn contacten in België: ‘We hebben de vraag ontvangen van een moeder die op zoek is naar haar zoon Jean Joly. Deze moeder huilt dat ze sinds 1960 nooit meer iets vernam over haar zoon. Ze kreeg zelfs geen brief en weet niet of hij nog in leven is.’
Per brief wordt bevestigd dat Jean Joly in België onder de hoede van het Rwandafonds is genomen. De vraag van de moeder wordt aan hen doorgespeeld, staat geschreven. Maar van het fonds komt nooit een reactie.
Het zal vijf jaar duren voor Anne Mayongwe in haar opzet slaagt. Via een pater kan Anne een brief bij het pleeggezin van haar zoon in België krijgen. Nog eens vijf jaar later, in 1970, krijgt ze eindelijk een teken van leven van Jean Joly zelf. Een brief van haar zoon, die dan achttien jaar is, na meer dan tien jaar zonder nieuws. ‘Het waren dierbare bezittingen van mijn grootmoeder’, vertelt Jules over de paar brieven die ze van haar zoon kreeg tussen 1970 en 1975. ‘Samen met twee pasfoto’s.’ Vier jaar duurt het contact. Dan stopt het.
Samen met de pasfoto’s van een achtjarige en achttienjarige Jean Joly bewaart Anne de brieven. Ze gebruikt ze in het vervolg van haar zoektocht en heeft ze vaak bij zich, in de hoop er iemand uit België over te kunnen aanspreken. Haar twee dochters draagt ze op om voor de Belgische school in de Burundese hoofdstad te gaan werken. ‘Mijn moeder en tante hebben er allebei gewerkt’, vertelt Jules.
© Elien Spillebeen
‘Ik begreep toen pas dat dat was omdat mijn grootmoeder het zo wou. Op die manier konden ze dan steeds zoeken naar hun oudere broer. Maar het is hen nooit gelukt.’ Zelf verhuisde Jules voor zijn studies en werk naar de hoofdstad. ‘Ik wou graag dat mijn grootmoeder bij mij kwam wonen. Maar ze wou niet. Misschien zou mijn oom haar in Gatumba komen zoeken.’
‘Uiteindelijk had ze al haar hoop op mij gericht.’ Vol moed vatte Jules in 2014 zijn online zoektocht aan. ‘Ik hoopte echt om zo iets terug te kunnen doen voor mijn grootmoeder. Ze had altijd zoveel voor mij gedaan.’
Jean Joly
Het is zijn Burundese naam, de naam die zijn moeder hem gegeven heeft: Jean Joly Hakizimana. Na zijn komst in Save werd die geschrapt, zoals gebruikelijk was. Jean Joly werd Jean, Hakizimana werd Jolly. De schrijfwijze van zijn nieuwe familienaam werd die van zijn vader, baron Alexandre Jolly.
In de zomer van 2014 vindt de Belgisch-Congolese auteur Budagwa Assumani het verzoek van Jules in zijn mailbox. Hij gaat vrij snel aan de slag. Veel slachtoffers van de segregatie hebben hun leven lang problemen met documenten. Sommigen belandden na aankomst in weeshuizen, anderen kwamen terecht in pleeggezinnen of werden geadopteerd. Velen kregen pas laat of zelfs nooit de Belgische nationaliteit. Hun namen werden gewijzigd of op verschillende wijzen geschreven in versnipperde archieven.
De archieven waren in 2014 nog niet toegankelijk, en ook niet met elkaar verbonden. Assumani deed wat hij kon.
Persoonsbeschrijving van ‘Jean Jolly’. De jongen werd tegen de wil van zijn moeder overgebracht naar België toen hij zeven was.
© Elien Spillebeen
Hij ontdekte dat Jean Jolly na het vertrek uit zijn pleeggezin vaak verhuisd was. Uiteindelijk eindigde de zoektocht bij zijn laatste woonplaats, een woonzorgcentrum, waar hij in januari 2010 overleden was. Jean was amper 57 jaar oud geworden.
‘Het was een erg grote ontgoocheling. Ik kon mijn grootmoeders laatste wens niet vervullen.’ Drie maanden liep Jules rond met deze informatie, voor hij de moed kon bijeenrapen om het haar te vertellen. ‘Het was het moeilijkste dat ik ooit deed.’
‘Bovendien is hij gestorven zoals hij ter wereld was gekomen: kinderloos.’ Dat was het tweede slechte nieuws dat hij met zijn grootmoeder moest delen. ‘Het deed haar veel verdriet.’
‘Ik heb lang getwijfeld of ik mijn Serviëverhaal wel wilde delen. Maar misschien móest ik het delen om het verleden te kunnen laten bovendrijven.’
Enkel maanden na het nieuws overleed Anne Mayongwe, de moeder van Jean Jolly. ‘Ik bedoelde het goed met de zoektocht. Maar het nieuws nam al haar levenslust weg’, deelt Jules met spijt. ‘Dat hij kinderloos was, heeft ze ook niet willen geloven.’ Volgens Jules vernam ze ooit dat hij toch een dochter gehad zou hebben. Maar bewijs daarvoor had hij niet.
Acht jaar na de zoektocht heeft Jules nu de foto’s en brieven van zijn oom aan zijn grootmoeder in zijn bezit. Wat hem niet bereikt heeft, is het nieuws dat er in 2018 in het Belgische parlement een resolutie werd goedgekeurd waardoor de metissen en hun rechthebbenden officieel erkend worden als slachtoffer van het Belgisch koloniaal regime.
Historisch onderzoek
Als gevolg van die resolutie werd een historisch onderzoek opgezet. De persoonlijke dossiers werden geïnventariseerd, zodat verbanden kunnen worden gelegd tussen archieven van bijvoorbeeld kerkelijke instellingen, adoptiebureaus of de Dienst Vreemdelingenzaken.
Wanneer we vertellen over die nieuwe onderzoeksmogelijkheden twijfelt Jules of hij wel meer wil weten. Zijn oom en grootmoeder zijn er niet meer. ‘Ik wil het wel,’ concludeert hij uiteindelijk. ‘Maar om eerlijk te zijn verwacht ik enkel meer slecht nieuws.’
Enkele weken na zijn mislukte reis naar Servië reist Jules zo door het verleden dat zijn land en familie met Europa verbindt. ‘Ik heb lang getwijfeld of ik mijn Serviëverhaal wel wilde delen. Maar misschien móest ik het delen om het verleden te kunnen laten bovendrijven. Met deze reis in de tijd heb ik nu niets meer te verliezen.’
Begin 2023 ontvangt het onderzoeksproject Resolutie-Metissen de vraag van Jules om op zoek te gaan naar informatie over zijn oom. Vrij snel worden oude papieren gedigitaliseerd en krijgt Jules inzage in de administratie van een halve eeuw geleden. ‘Dat hij waarschijnlijk nooit de Belgische nationaliteit kreeg’ valt moeilijk te bevatten voor Jules, laat hij ons weten. ‘Zoals ik je zei: goed nieuws had ik niet meteen verwacht.’
Maar er duiken namen op van mensen die hem misschien beter hebben gekend. Via sociale media kan hij voor het eerst een nicht spreken. Wat een vermoeden was, wordt bevestigd: Jean Jolly had een dochter, die zijn naam niet draagt. ‘We blijven zoeken. Nu wil ik niet meer terug.’
‘Wat “Jules” betreft… Publiceer toch maar mijn echte naam: Dieudonné Sindayihebura. Als mijn Belgische familie dit leest, kunnen ze zo alvast wennen aan mijn naam.’
Dieudonné is nog steeds op zoek naar meer informatie over zijn oom Jean Jolly. Wie daarover beschikt, kan contact opnemen met info@mo.be
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.
Deze reportage werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.