Pieter Stockmans volgde een Syrisch gezin in zijn pogingen om de oversteek van Turkije naar Griekenland te maken. In Izmir en Istanboel kwam hij terecht in de wereld van uitbuiters, smokkelaars en maffiosi. Met elke boot die op de Europese kusten aanspoelt, arriveren lange verhalen en gekoesterde illusies.
Dag 1-2: Izmir, regen en wind
Delvan tuurt over de rustig klotsende zee in de haven van Izmir. ‘We hebben lang genoeg getwijfeld, het is nu of nooit’, zegt hij. ‘Ik moet het leven van mijn kinderen wagen om hun een leven te geven. Denk je dat dat makkelijk is?’ Tien dagen eerder probeerden zijn vrouw Rokan en zijn kinderen Roliana van vijf, Ariana van vier en baby Nouri het al eens. Hun rubberboot liep vol water en werd door de Turkse kustwacht onderschept. Ze zaten een week in de gevangenis.
Het gezin verblijft bij een gastgezin in een volkswijk van Izmir. Elke dag onderneemt Delvan een urenlange busreis en wandeling van de wijk naar het centrum. Hij ontmoet zijn smokkelaar Aboe Salah in een rokerig theehuis. De man is aangetrouwde familie van zijn vrouw Rokan.
Plots valt slecht nieuws uit de lucht: regen en wind. ‘No Europe’, zegt Delvan teleurgesteld. In de haven van Izmir gaat de zee onstuimig op en neer. ‘Het kan me niks meer schelen als we sterven! Ik wil hier gewoon weg! Al wekenlang beloof ik mijn kinderen: morgen, morgen. En nu kom ik weer met lege handen thuis.’
Thuis voelt Roliana het onheil. ‘Waarom kan ik niet met Pieter het vliegtuig nemen? Ik wil niet doodgaan!’ roept ze boos.
Delvan vraagt zich af of de zee rustig genoeg is voor de oversteek. © Pieter Stockmans
Dag 3: Izmir, slecht nieuws
Roliana zingt in de regen op weg naar het huis van Aboe Salah. Die biedt aan een groot en veilig jacht te nemen. Kostprijs: 3000 euro. Delvan heeft in totaal 1500 euro voor de reis naar Griekenland. Dus moet ook het geld dat ze apart hadden gehouden om de reis door Europa te maken eraan geloven.
‘Jullie hebben geluk dat jullie gisteren niet zijn vertrokken’, zegt Aboe Salah bij een kop koffie. ‘Gisternacht liet ik twee rubberboten uitvaren. Eén werd teruggestuurd door de Turkse kustwacht. Van de andere geen nieuws.’
Roliana maakt haar rugzakje klaar, dat ze al twee dagen continu draagt om naar Europa te vertrekken. Dan komt het verlossende woord: vannacht zullen ze op zee zitten. En toch liggen ze die nacht gewoon in bed in Izmir. Aboe Salah had op het laatste moment gezegd dat een van de andere families “nog niet klaar was”. Moeder Rokan stortte in en zei dat ze terug naar Syrië wilde. Delvan staarde voor zich uit, de wanhoop al lang voorbij.
Dag 4-5: Izmir-Istanboel, een stap terug
De volgende ochtend zitten ze in de bus, op overstroomde wegen, terug naar Istanboel. Aboe Salah had gebeld en gezegd wat iedereen al vermoedde: pas maandag wordt de zee rustig. Bij de gastfamilie in Izmir, zelf Syrische vluchtelingen, konden ze niet blijven omdat hun verhuurder moeilijk deed.
‘Is dit de boot naar Griekenland?’ vraagt Roliana op de veerboot over de Zee van Marmara. De ouders leggen amper uit waarom ze welke reis maken. Ze rijden twaalf uur met de bus, dezelfde afstand als tot de Macedonisch-Servische grens, maar dan in omgekeerde richting.
Toch zijn de meisjes blij als ze hun opa in Istanboel terugzien, en ook voor de opa zelf is dit een geschenk uit de hemel. Hij had gedacht dat hij zijn kleinkinderen nooit meer zou zien. De oude man haalt speelgoed te voorschijn en gaat bij de kinderen zitten.
Zo kwam het gezin in Istanboel terecht: in 2012 ontvluchtten ze de bombardementen op Aleppo, maar trokken ze eerst naar hun veiligere stad van oorsprong in Noord-Syrië, Afrin. Daar woonde ik in 2014 twee weken in hun huis. Die dagen zouden de laatste zijn waarin de hele familie samen was.
Hun eeuwenoude dorp in de vallei is al lang geen paradijs meer. Het platteland werd verwaarloosd door het Assadregime, en door de oorlog leeft het handvol achterblijvers letterlijk in de duisternis: geen elektriciteit, geen water, geen inkomen, geen onderwijs.
Op zijn drieënzeventigste moet opa voor het inkomen van zijn gezin werken voor een laag loon, als nachtwaker op een bouwplaats. © Pieter Stockmans
‘Vergeleken met Syrië leven we hier in luxe’, lacht opa. ‘Hier kunnen we met een knop het licht aansteken en komt er water uit de kraan.’ Maar ze worden uitgebuit. Op zijn drieënzeventigste moet hij voor het inkomen van zijn gezin werken voor een laag loon, als nachtwaker op een bouwplaats.
Zijn dochters Aisha, Rohan en Nazlia maken in een ondergronds atelier aan de lopende band handtassen, in het zwart. ‘Ik krijg de helft van het loon van mijn Turkse collega’, zegt Rohan. ‘Hoe ik me daarbij voel?’ Tranen. Ze moeten 300 tassen per week maken, die de baas dan met veel winst verkoopt aan winkels. Het gezin verdient 2000 Turkse lira per maand. Na betaling van alle kosten is er geen geld meer voor de school van Roliana en Ariana.
Dag 6-8: Istanboel-Izmir, van voren af aan
De volgende avond haalt Delvan zijn usb-sticks met Koerdische dansmuziek te voorschijn die hij vroeger in Syrië in zijn taxi afspeelde. Roliana toont haar sensueelste danspassen. Opa kan niet meegenieten. Soms komt hij eens binnen, tijdens zijn pauze. Dan zondert hij zich af om te huilen.
De ochtend na het feest kijkt Delvan naar het nieuws over de EU-Balkantop. De Balkanlanden zullen vluchtelingen registreren in kampen en hun bewegingsvrijheid beperken. De beelden van vluchtelingen die een rivier overzwemmen, hakken erin.
Boven op de grensproblemen komen de geldproblemen. De man die Delvan geld had geleend, komt zijn geld terugvragen. Geen geld, geen Europa. Het enige geluid in de woonkamer is dat van de knarsende gebedskralen van opa. Er loopt een traan uit Delvans oog. Roliana komt naar hem toe en vraagt: ‘Gaan we niet naar Europa? Dan kan ik niet naar school!’ In haar hoofd is Europa een paradijs dat nooit komt. ‘Roliana, ik hou zoveel van je’, zegt Delvan terwijl hij zijn dochter tegen zich aandrukt.
Na veel rondbellen om nieuw geld te lenen, besluiten ze toch de nachtbus naar Izmir te nemen en zich opnieuw bij de vluchtelingenkaravaan te voegen.
Dag 9: Izmir, verschrikkelijke zee
Aangekomen in het centrum van Izmir loopt Delvan een kledingwinkel binnen. De verkopers lopen druk gebarend in het rond. De klanten zijn niet op zoek naar pakken – het zijn vluchtelingen, die reddingsvesten willen kopen. Vele kleine kledingzaken zijn overgeschakeld op dit veelgevraagde artikel.
Delvan controleert de kwaliteit zonder te weten wat een goed vest is. ‘Dit zijn de originele vesten!’ roept de verkoper. Maar er zijn al vluchtelingen verdronken door de slechte zwemvesten die ze hier kochten.
Reddingsvesten moeten de kinderen beschermen tegen de verdrinkingsdood tijdens een tocht die geen kind zou mogen maken. © Pieter Stockmans
Delvan sjort de vuilniszak vol reddingsvesten de bus in, naar het huis van Aboe Salah, waar het gezin wacht tot de boot de volgende nacht vertrekt. De meisjes proberen het zwemvest uit en spelen met het fluitje alsof het speelgoed is. Nu zou het écht gaan gebeuren, maar wanneer Aboe Salah thuiskomt, zegt hij: ‘Wacht nog twee dagen tot de felle wind gaat liggen.’ Dit is het zoveelste uitstel, ook al sluit het net rond vluchtelingen in de Balkan en wordt het winter. Roliana begrijpt het niet: ‘Papa, waarom gaan we niet met het vliegtuig?’
Plots belt een van de zussen uit Istanboel: ‘Onze baas zei dat we voortaan van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds in het naaiatelier moeten werken. Toen we protesteerden, zei hij dat we niet meer moesten terugkomen.’
Zonder statuut of sociale bescherming werpen vluchtelingen in Turkije zich in de handen van misdadigers die hen als sponzen uitwringen en hen voor hun werk kruimels geven, die ze dan aan een andere uitbuiter moeten afgeven: de verhuurder van de flat die een veel te hoge huurprijs vraagt. De enige uitweg is de val van smokkelaars en maffiosi, de volgende uitbuiters. In Europa hopen ze weer mens te worden en te kunnen werken voor een eerlijk loon. De zussen moeten nu terug naar Syrië, om hun huis en olijfbomen te verkopen en met het geld naar Europa te komen.
Delvan en zijn gezin gaan deze nacht vertrekken. Net wanneer ze in de taxi stappen, sms’en Griekse vrijwilligers me: ‘Niet gaan! De zee is verschrikkelijk nu!’ Toch rijden we naar het hotel waar de families worden verzameld om naar de boot te gaan. ‘God zal de boot besturen’, lacht Delvan cynisch. Maar na een uur wachten wordt de oversteek toch afgeblazen.
Dag 10: Izmir, de Dag van de Dood
De volgende ochtend open ik mijn laptop en zie ik de berichten over de “Dag van de Dood”. Vier boten zijn in de Egeïsche Zee gezonken. Een Britse ngo op de Griekse eilanden schrijft: ‘Hier liggen tientallen kinderen halfdood, om ondersteboven te worden gehangen zodat het water uit hun kleine longen kan worden geschud.’
Gelukkig zit het gezin veilig in het huis van de smokkelaar. Delvan bekijkt video’s van zijn dorp in Syrië, vandaag een spookdorp dat door zijn kinderen alleen nog op een smartphone wordt beleefd.
Aboe Salahs vrouw bereidt een heerlijk maal. We verblijven en eten al dagenlang in het huis van de smokkelaar. Het is even armoedig als dat van een vluchteling. Voor de vluchtelingen die hij “levert” aan de maffia, krijgt hij immers slechts een habbekrats. Die nacht vang ik een glimp op van de onzichtbare maffia, die een imperium bouwde met jachten en rubberboten. Vluchtelingen wachten in de kille, donkere lobby van het verzamelhotel. Roliana en Ariana liggen te slapen op de zwemvesten.
Buiten op straat lopen smokkelaars heen en weer. Verschillende mannen zijn boos op hen omdat ze niet genoeg vluchtelingen leverden om het jacht te vullen. De maffia zou voor dit jacht nog meer dan €125.000 uit de berooide vluchtelingen kunnen persen. Als er genoeg vluchtelingen waren geweest, was het schip gewoon vertrokken, ook al was er de wind die gisteren nog doden maakte. Een jacht mag dan wel veiliger zijn dan een rubberboot, als je het volstouwt met mensen kapseist het op een ruwe zee.
Dag 11: Izmir, game over?
‘Vandaag moeten we vertrekken, of we zoeken een andere smokkelaar’, fluistert Delvan me de volgende dag toe. En inderdaad, na een zoveelste dag wachten vertrekken ze, maar er is iets vreemds aan de hand.
Plots, op het plein aan de haven van Izmir, wordt Delvan van zijn gezin gescheiden en zetten de smokkelaars hen in twee verschillende taxi’s. Het laatste dat Ariana me vroeg was: ‘Mag ik op je gsm naar Barbie kijken?’ Mij nemen de smokkelaars mee naar een rokerig theehuis. Ze spelen kaart zoals ze spelen met mensenlevens.
Na drie kopjes koffie komt Aboe Salah in het theehuis aan. Met Delvan, zonder de rest van het gezin. ‘Bij een politiecontrole zag de agent de zwemvesten in de koffer’, zegt Delvan. ‘Sinds het bezoek van de Duitse bondskanselier Angela Merkel aan Turkije begin oktober krijgt de Turkse politie geld van Europa om vluchtelingen tegen te houden’, zegt Aboe Salah. Van de maffia krijgt de politie dan weer smeergeld om vluchtelingen te laten passeren. Het eindresultaat is iets daartussenin.
Als Europa een veilige doortocht zou organiseren voor vluchtelingen die sowieso komen, zou het imperium van de maffia een echte nederlaag lijden. Maar Europese leiders willen Turkije tot “veilig land” verklaren om vluchtelingen te kunnen terugsturen.
Op straat in het centrum van Izmir, aan het hotel waar de vluchtelingen overnachten © Pieter Stockmans
Dag 12: Izmir-Kusadasi, met zicht op Samos
‘Papa, zit je in de gevangenis?’ vraagt Roliana als Delvan zijn vrouw en kinderen aan de lijn krijgt. Zij konden gisteren met de andere taxi doorrijden naar een hotel in Kusadasi. Vandaag probeert Delvan opnieuw, en deze keer ga ik mee. ‘Masj’ Allah, daar moeten we over’, zegt hij als we na een uurtje rijden aan de horizon de zee en de in mist gehulde omtrekken van het Griekse eiland Samos zien verschijnen.
De taxichauffeur rijdt zenuwachtig door de oude straten van Kusadasi. Hij moet politie ontwijken. Aan het hotel, een driesterrenhotel aan zee, gooit hij de bagage uit de koffer en maakt hij zich razendsnel uit de voeten. In de lobby vliegen Roliana en Ariana hun vader om de hals. De vluchtelingen worden als gewone gasten ingecheckt. De smokkelaars betalen de kosten, met het geld dat ze van de vluchtelingen hebben gekregen.
Dag 13-14: Kusadasi-Izmir, pas op de plaats
De Syrische vluchtelingen in het hotel wisselen verhalen uit. Over waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan. ‘Een vriend van mij werd ook verteld dat hij een jacht zou nemen, maar het bleek een rubberboot!’ zegt een man.
Op het strand is de familie heel even geen vluchteling, maar een gezin met vakantie aan zee. Toch dragen ze een stil geheim: Delvan bekijkt video’s van verdronken baby’s terwijl Rokan baby Nouri bijna doodknuffelt. Ze maakt de hotelkamer schoon alsof het haar eigen huis al is. Maar zodra vluchtelingen wegdromen naar de normaliteit worden ze met de neus op de nachtmerrie gedrukt.
‘Jullie moeten onmiddellijk naar een ander hotel’, zegt een van de smokkelaars, die hard op de deur klopt. In het tweede hotel, klein en vuil, lijkt het alsof hier in geen jaren nog gasten hebben gelogeerd. Krijgt dit soort hotels een procentje van de smokkelaars?
‘Als het morgen niet gebeurt, ga ik terug naar Istanboel!’ roept Rokan vanaf het balkon. Beneden op het terras van het hotel hullen de smokkelaars zich in geheimzinnigheid, druk telefonerend om hun vracht af te leveren.
Plots breekt onrust uit. Hevige discussies, taxi’s voor het hotel, vluchtelingen die met al hun bagage vertrekken. De kinderen hollen huilend achter hun vader aan zonder te begrijpen wat er gebeurt. Achteraf blijkt dat er ruzie was ontstaan tussen een paar vluchtelingenfamilies en de smokkelaars. Zonder vluchtelingen geen jacht naar Griekenland.
Na wekenlange onzekerheid zitten ze in een aftandse Opel met negen mensen, op de terugweg naar Izmir. Ze voelen de verleiding om weer naar Istanboel terug te keren. Maar net zoals Europa een sirene is die hen lokt, is hun “thuis” in Istanboel dat ook. Een thuis dat hen een paar dagen rust gunt, maar waar dan de harde werkelijkheid toeslaat. En dan plots de spijt, dat je toen niet had doorgezet.
Hun oude huis in Syrië is vernield, hun nieuwe thuis voorlopig onbestaand. Wat rest, is een droom. Maar ook die droom kan een nachtmerrie zijn: in België slapen vluchtelingen op straat omdat ons land niet alle asielaanvragen per dag wil registeren.
Aboe Salah belooft hen diezelfde avond nog op een andere boot te zetten. Maar om middernacht, net wanneer de taxichauffeur de koffer dichtgooit om naar de plaats van afspraak in Izmir te vertrekken, belt hij: ‘De boot vertrekt morgen pas.’ Het lijkt alsof iemand er plezier in schept om dit gezin van hoop naar wanhoop te slingeren, al twee weken lang.
Roliana barst in huilen uit en gooit haar jas op de grond. Rokan stampt met haar voeten, moegetergd. Ook Delvan is boos: ‘Stop Griekenland daar waar de zon niet schijnt. Haal een glas water, ik moet een pil nemen. Ach, Europa is niet ons lot.’ En toch willen ze weg uit de perverse wereld, de wereld waarin ze blij moeten zijn als ze een kans krijgen om hun leven te riskeren.
Dag 15-16: Izmir, vertrek
Weer naar die vervloekte smokkelaarswijk. Een “strijd” tegen mensensmokkelaars zou hier makkelijk te organiseren zijn: een razzia uitvoeren in de cafés. Maar politieagenten lopen er doorheen en arresteren niemand. Voor kantoren van reisbureaus en vliegtuigmaatschappijen zitten vluchtelingen op de zwarte zakken waarin ze hun reddingsvesten en laatste bezittingen meesleuren. Maar het zijn enkel de peperdure smokkelaars die hun diensten kunnen aanbieden, omdat vluchtelingen niet kunnen vliegen zonder visum.
Vader Delvan met Roliana en Ariana op weg naar het huis van de smokkelaar © Pieter Stockmans
Met de moed der wanhoop probeert Delvan een last-minute deal te regelen. Zijn gezin komt tot rust bij de eerste gastfamilie, waar ze twee weken geleden weg moesten. Rokan bereidt een heerlijke maaltijd, terwijl Roliana en Ariana schaaltjes fruit maken.
Plots belt de smokkelaar. ‘Jullie kunnen vandaag mee op een rubberboot. Kom nu naar de plaats van afspraak.’ Rokan is boos: ‘Elke dag zegt hij morgen, en net als we onze kleren wassen zegt hij: nu! Hebben we twee weken gewacht op een jacht, om dan binnen een paar minuten te moeten kiezen voor een rubberboot?’
En zo overschrijden vluchtelingen de dodelijke lijn, uit pure wanhoop en uitputting. In beelden van getraumatiseerde vluchtelingen op Lesbos ziet Delvan enkel nog het positieve: ‘Zij zijn tenminste aangekomen. De hele wereld gaat naar Griekenland en wij blijven rondjes draaien.’
In het theehuis waar de vluchtelingen verzamelen, staart Roliana verwonderd naar vuile vluchtelingenkinderen op blote voeten. Intussen spelen de smokkelaars lachend tafelvoetbal. Plots gaat het snel. Ze haasten zich door een labyrint van steegjes, tot bij een bestelwagen die stampvol vluchtelingen wordt gestopt. ‘Wat zijn we aan het doen? Is dit wel de juiste beslissing?’ zegt de radeloze blik in Rokans ogen. Ze gaan in een bootje boven de diepe zee dobberen, overgeleverd aan de elementen.
Zodra het busje is volgepropt, verdwijnen ze in de avondschemering. De kinderen kijken me na uit het raam. Om halfzeven is de “vracht” vertrokken.
Dag 17: Izmir-Lesbos, eindelijk aangekomen
Pas om drie voor zeven ’s ochtends loopt een WhatsApp-bericht binnen. Ik hoor Roliana’s stem: ‘We zijn in Griekenland!’ Later vertelt Delvan meer over de overtocht: ‘We deinden urenlang met een kapotte motor op hoge golven. Drie keer was ik ervan overtuigd dat we zouden sterven. De kinderen zijn in shock. Gelukkig kreeg iemand de motor weer aan de praat.’
Ze voegen zich bij de 347.362 vluchtelingen en migranten die in 2015 op Lesbos aankwamen. In oktober kwamen er 125.000 aan, dubbel zoveel als in augustus. Het slechtere weer schrikt smokkelaars noch vluchtelingen af.
Juist tijdens de dagen dat ze op Lesbos verblijven, staken de Griekse ferry’s. De vakbond protesteert tegen de besparingen. Het Syrische gezin belandt midden in Europa’s twee grootste crisissen: de economische, en de vluchtelingencrisis. ‘Het lot’, zou Delvan zeggen. Zonder uitstroom van vluchtelingen naar Athene, en met een voortdurende instroom uit Turkije, ontstaat een opstopping op Lesbos. En als de veerboot twee dagen later weer uitvaart, beginnen 10.000 vluchtelingen tegelijk aan hun reis door Europa. Een karavaan waarin het gezin een volgend trauma te wachten staat.
© Pieter Stockmans
Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!