‘Hoe kan het dat een restaurant ín Ghana Ghanezen durft te weigeren? Zij zijn toch te gast in ons land?’
Chinees racisme zorgt voor ‘sinofobie’ in Afrika: ‘De houding van China is respectloos’
China is steeds aanweziger op het Afrikaanse continent, en dat doet ook het aantal racistische incidenten toenemen. Gaat het om sporadische gebeurtenissen of om een trend? ‘Hoe kan het dat een Chinees restaurant ín Ghana Ghanezen durft te weigeren?’
‘We worden niet als gelijkwaardig gezien.’
This is Africa / Michael Soi (CC BY-NC-SA 2.0)
China roert zich steeds vaker in de economie van Afrikaanse landen. Die toenemende inmenging vanuit Beijing leidt tot steeds meer frustratie in Afrikaanse samenlevingen. Op sociale media wordt ook steeds vaker gesproken over racisme van Chinezen in Afrika tegenover de plaatselijke inwoners. Hoe ervaren verschillende Afrikaanse landen dat? En waar komt dat racisme vandaan?
Gefrustreerd staart Nii Noi voor zich uit. Het is begin 2018, we zitten aan de bar in Republic, een populair café in de Ghanese hoofdstad Accra, en drinken een biertje. Eerder die avond was de journalist en documentairemaker Chinees gaan eten in de stad, maar samen met zijn vrienden werd hij halverwege het diner vriendelijk verzocht om het restaurant te verlaten.
‘Plots verklaarde de Chinese eigenaar dat zijn restaurant alleen niet-Afrikanen toelaat.’ Hoe kan het dat een restaurant ín Ghana Ghanezen durft te weigeren?, vroeg de journalist zich af. ‘Zij zijn toch te gast in ons land?’
‘Plots verklaarde de Chinese eigenaar dat zijn restaurant alleen niet-Afrikanen toelaat.’
Een dag later maakte de ontgoocheling plaats voor vastberadenheid en een passend antwoord aan het adres van de Chinese uitbater. Noi en zijn vrienden hebben een aardig bereik op sociale media en trommelden jongeren in de hoofdstad Accra op, om deel te nemen aan een zitstaking bij het restaurant. ‘De verontwaardiging was groot, zeker op Twitter. Uiteindelijk blokkeerden we met tientallen vrienden en collega’s de toegang.’ De Chinese horeca-uitbater koos uiteindelijk eieren voor zijn geld en opende zijn deuren voor iedereen. Maar Noi en zijn vrienden hadden intussen geen zin meer om aan te schuiven.
Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf: ook in Oost-Afrika doemen soortgelijke verhalen op. ‘De houding van China is respectloos’, vindt Michael Soi, een gerespecteerd Keniaans kunstenaar en cartoonist. ‘Niet alleen is het economisch neokolonialisme zorgwekkend, maar ook de afzijdigheid in het dagelijkse Keniaanse leven is ongehoord.’ Soi verdiept zich al jaren in de relatie tussen Chinezen en Kenianen. ‘Ook in Nairobi komen regelmatig Chinese restaurants in opspraak als blijkt dat alleen Aziaten of westerlingen er welkom zijn.’
Michael Soi
© Daaf Borren
Volgens de kunstenaar gebruiken de Chinese restaurants het excuus bang te zijn voor Al-Shabaab, een terroristische organisatie uit buurland Somalië. Ze zouden niet kunnen weten of Afrikaanse gasten misschien aan de terreurgroep verbonden zijn.
Onder de noemer China Loves Africa maakte Soi de laatste zes jaar ruim honderd tekeningen en schilderwerken die stuk voor stuk vraagtekens plaatsen bij de toenemende Chinese invloed en het racisme. ‘We worden niet als gelijkwaardig gezien. Keniaanse werknemers die aan de ontwikkeling van de Keniaanse spoorwegen werken, mogen vaak niet eens bij hun Chinese collega’s aanschuiven. Laat staan dat ze hun schone wc’s mogen gebruiken.’
104 miljard dollar aan leningen
Dat Beijing zich onder aanvoeren van president Xi Jinping steeds nadrukkelijker roert in het geopolitieke speelveld, is niet nieuw. China is intussen in bijna alle windstreken van het Afrikaanse continent actief. De wereld, en vooral Afrika, kan niet meer om het buitenlandbeleid van Beijing heen.
De Volksrepubliek China heeft wereldwijd al ruim 104 miljard dollar uitgeleend. 64 miljard van die leningen ging naar Afrikaanse landen. Met het geld worden voornamelijk bouwprojecten gefinancierd, als onderdeel van de Nieuwe Zijderoute, internationaal beter bekend als The Belt and Road Initiative (BRI). Die verbeterde infrastructuur moet de handel tussen China en de rest van de wereld opdrijven.
Omdat veel plaatsen in Afrika kampen met een slechte infrastructuur is het continent een geliefd doelwit voor Beijing. En naast de infrastructuurprojecten roert China zich ook graag in de mijnindustrie, olie en visserij.
Aan de bouwprojecten hangt een prijskaartje: de Chinezen zadelen een groot aantal Afrikaanse landen op met torenhoge schulden. Die zijn vaak zo hoog, en de betalingstermijn is zo kort, dat het land in kwestie zijn onderpand moet inleveren bij de Chinese handelspartners, zoals in het overeengekomen contract. Het gonst bijvoorbeeld van de geruchten dat de Keniaanse overheid de haven van Mombasa dreigt te verliezen, omdat de regering de gemaakte schulden niet tijdig zou kunnen inlossen. Dit wordt op het wereldtoneel de Chinese debt-trap of schuldenval genoemd.
‘Ook al spreek ik vloeiend Mandarijn, vrienden maken in Beijing was moeilijk.’
Toch spreekt de Chinese benadering veel Afrikaanse regeringen aan. Vooral omdat China een beleid van ‘niet-inmenging’ hanteert. Het houdt in dat China alleen op economisch vlak relaties met Afrikaanse landen aangaat en zich niet bemoeit met interne of politieke aangelegenheden, in tegenstelling tot veel westerse landen en organisaties.
Een aantal autoritaire leiders maakt dankbaar gebruik van dit beleid. Want westerse organisaties zoals de Wereldbank bieden wel soortgelijke hulp aan, maar daar zijn eisen aan verbonden, zoals het verbeteren van de democratie en de mensenrechten.
De nauwe band met de Volksrepubliek leidt ertoe dat landen overspoeld worden door Chinese invloeden. Niet iedereen zit daar op te wachten. Zo worden bezorgde geluiden vanuit de Afrikaanse samenlevingen steeds luider. De handelsbalans tussen China en Afrika is onevenredig. Veel Afrikaanse landen, en dan vooral de Sub-Saharaanse, gaan gebukt onder miljardenschulden bij Chinese staatsbanken. In 2020 spanden Angola, Ethiopië en Zambia wat dat betreft de kroon, met respectievelijk 43,2 miljard, 13,7 miljard en 9,7 miljard schulden aan China.
Keniaanse spoorwegen
© Daaf Borren
COVID-19 komt Guangzhou goed uit
Santana Muthoni, een Keniaanse onderneemster, onderschrijft de zorgen over de toenemende invloed vanuit China. En in haar uitleg kaart ze ook het racisme van Chinezen tegenover Afrikanen aan. ‘Ik heb met behulp van een beurs twee jaar in Beijing gestudeerd en daar werd me al gauw duidelijk dat ik door mijn donkere huidskleur als minderwaardig word gezien. Gedurende die jaren was het moeilijk om vriendschappen aan te gaan, ook al spreek ik vloeiend Mandarijn.’
Het verbaast Muthoni daarom niet dat er sinds de uitbraak van COVID-19 steeds meer verhalen in de wereldwijde pers opdoemen over het toenemende racisme van Chinezen aan het adres van Afrikaanse uitwisselingsstudenten. Vooral in Guangzhou, in het zuiden van China, worden de Afrikaanse studenten hard getroffen. ‘Veel studenten die al vooruit betaalden voor het eerste semester worden de afgelopen maanden lastiggevallen en uit hun kamers verdreven. Zelfs de politie komt eraan te pas.’
Guangzhou is geliefd onder Afrikaanse studenten en de Afrikaanse gemeenschap in de Chinese metropool telt volgens officieuze cijfers 200.000 inwoners. ‘In zekere zin komt de uitbraak van COVID-19 in Guangzhou dus gelegen,’ vervolgt Muthoni. ‘De Afrikaanse gemeenschap krijgt van alles de schuld en wordt nu bestempeld als verspreider van het virus.’ Chinese inwoners zeggen volgens haar dat Afrikanen bewust het zorgpersoneel of plaatselijke ambtenaren besmetten. ‘Dit geeft instanties een reden om schoon schip te maken en Afrikaanse migranten zonder opgaaf van reden in quarantaine te plaatsen of gewoonweg op straat te zetten.
‘Maar ook hier, in Kenia en andere Afrikaanse landen staan de raciale verhoudingen met China op scherp. Vooral op de werkvloer worden Kenianen gediscrimineerd.’ Ze vertelt over een nationale rel die een paar jaar geleden ontstond, nadat een Keniaanse werknemer heimelijk een gesprek met zijn Chinese werkgever opnam. ‘Daarin noemt de Chinees zijn werknemer herhaaldelijk een aap.’ Met gefronste wenkbrauwen legt de Keniaanse onderneemster uit dat de werkgever alle Kenianen apen noemt, zelfs president Kenyatta.’
Toch is Muthoni voorzichtig en bepleit ze dat niet elke Chinees in Afrika per definitie een racist is. ‘Europeanen doen in Afrika niet onder voor de Chinezen. Zeker als je kijkt naar de Europese, koloniale geschiedenis, kan je spreken van the white washing of history.’
‘Voor Europa is dit een uitgelezen kans om met de vinger naar China te wijzen en daarbij de Europese geschiedenis weg te poetsen.’
Assistent-professor, Robert Castillo, begrijpt waar de Keniaanse op doelt met die uitspraak. Volgens de Mexicaanse promovendus, die aan de universiteit in Hongkong lesgeeft over Chinees-Afrikaanse relaties, doemen verhalen over racisme, vooral op in westerse media. ‘Voor Europa is dit een uitgelezen kans om met de vinger naar haar Aziatische rivaal te wijzen en daarbij de Europese geschiedenis van slavenhandel en kolonialisme weg te poetsen.’
Het Westen wast haar handen volgens Castillo onterecht in onschuld. ‘En dat is precies wat men bedoelt met the whitewashing of history.’ Desalniettemin kijkt Muthoni liever naar het heden en benadrukt ze dat westerse investeringen en handelsrelaties tegenwoordig niet alleen het westerse belang dienen maar ook bijdragen aan de welvaart in Kenia.
Wie de Chinese taal machtig is, heeft een streepje voor
Maar ondanks de groeiende frustratie, zijn er genoeg Afrikanen die de bemoeienis uit het Verre Oosten als kans zien. Want wie de Chinese taal machtig is, heeft een streepje voor bij Afrika’s belangrijkste investeerder en handelspartner. Dit blijkt uit het toenemende aantal Afrikanen dat Mandarijn leert of spreekt. De Chinese taal en cultuur is steeds vaker onderdeel van het curriculum op basis- en middelbare scholen. Maar voornamelijk op universiteiten wordt veel aandacht aan de Chinese taal besteed.
Ook privéscholen en cursusaanbieders spelen in op de interesse voor de Chinese taal, dat wordt duidelijk tijdens een bezoek aan het Discovery Chinese-cultuurcentrum in Nairobi. ‘Na een studieperiode in Beijing viel het mij bij aankomst in Kenia op dat er in Nairobi veel interesse is voor lessen Mandarijn,’ begint docent, Faith Mworia, die sinds 2011 cursussen aanbiedt. ‘De zaken lopen goed en ondertussen bieden we cursussen voor alle niveaus en leeftijden aan.’
Cursusaanbod in Nairobi
© Daaf Borren
Maar volgens Mworia zijn het voornamelijk Keniaanse zakenlui en kinderjuffen die zich aanmelden. ‘In de afgelopen jaren is gebleken dat Chinese investeerders en werkgevers in Kenia weinig moeite doen om Engels of Swahili te leren. Omdat ze weigeren om zich aan te passen, voelen veel Keniaanse zakenmensen zich genoodzaakt om Mandarijn te leren.’ Met China als belangrijkste handelspartner hebben Afrikanen haast geen keus volgens Mworia.
Schrijnender is volgens de lerares de reden voor kinderjuffen om Mandarijn te leren. ‘Chinese ouders verwachten van hun inwonende, Keniaanse nannies dat ze naast hun huishoudelijke taken, vloeiend Mandarijn met hun kinderen praten. Zo niet, volgen pesterijen of worden ze ontslagen.’ De fragiele en discriminerende verstandhouding tussen beide culturen, baart Mworia zorgen. ‘De Chinese gemeenschappen leven in Afrika een teruggetrokken bestaan en staan niet open voor onze culturen.’ Het is volgens haar niet direct verkeerd om Mandarijn leren, maar ze vindt wel dat Afrikaanse landen hun taal en erfgoed beter moeten beschermen tegen de invloeden uit de Volksrepubliek.
Neokolonialisme leidt tot Sinofobie
Hoewel de Afrikaanse beroepsbevolking zich de afgelopen jaren dus meer naar haar belangrijkste handelspartner en investeerder toe beweegt, is dit volgens Benjamin Chaura niet wederzijds. De Malawische informaticus en medewerker van een sportinstituut stopt zijn frustratie niet onder stoelen of banken en laat in een vurig pleidooi weten dat Malawi, en zelfs Afrika als geheel, klaar is met het Chinese neokolonialisme. Sinofobie, noemt hij dat.
‘Ook in Malawi leren steeds meer mensen Mandarijn, maar dit levert niet meer kansen op’, betoogt Chaura. ‘Chinese bedrijven en investeerders betrekken vrijwel alleen maar landgenoten bij hun projecten. Volgens landgenoten is dat omdat Chinezen ons vies vinden.’ Als voorbeeld noemt hij de huidige bouw van een voetbalstadion door China. ‘Daar is plek voor zo’n tweehonderd Chinese arbeiders, terwijl maar twintig Malawiërs zijn ingehuurd.’
‘De paar landgenoten die tewerkgesteld worden bij een Chinese werkgever, worden constant uitgescholden en verdienen vrijwel niets.’
Chaura vindt dit racistisch. ‘De Chinezen weigeren gewoonweg om met ons samen te werken. En de paar landgenoten die toch bij een Chinese werkgever in dienst zijn, worden constant uitgescholden en voor “dom” en “lui” uitgemaakt. Daar komt bij dat ze in vergelijking met hun Chinese collega’s vrijwel niks verdienen. ‘Het lijkt haast op moderne slavernij.’
Assistent-professor Castillo spreekt over soortgelijke verhalen die hij onder andere gedurende zijn colleges hoort. ‘Een Nigeriaanse student stak haar hand op tijdens een college over Afrika-China relaties en kaartte het racistische gedrag van sommige Chinese bedrijven in Afrika aan. Dat leidde ertoe dat ik me ben gaan verdiepen in de toenemende discriminatie op de Afrikaanse werkvloer.’ Maar na onderzoek naar Chinese bedrijven in Nigeria komt Castillo niet verder dan een half dozijn gevallen in een half jaar tijd. ‘Hoewel dat zes gevallen te veel zijn, acht ik het belangrijk om dit in grotere context te plaatsen, want gezien de grootschalige Chinese aanwezigheid in Nigeria, valt dat aantal mee.’
Er is dus sprake van incidenteel racisme en geen trend, vindt de promovendus. Volgens hem spelen sociale media tegenwoordig een grote rol omdat dergelijke gevallen zich via Facebook, WhatsApp, Twitter en andere sociale mediakanalen razendsnel over het continent verspreiden.
‘Zien ze me als mens, of als barbaar?’
Toch benadrukt hij dat het aantal meldingen van racisme toeneemt, simpelweg omdat er steeds meer Chinezen naar Afrika afreizen. ‘Daarom is het belangrijk om te onderzoeken waar het racisme door Chinezen tegenover de Afrikaanse bevolking precies vandaan komt.’ De onderzoeker noemt het antwoord op deze vraag complex. ‘Elke opmerking die als racistisch wordt bestempeld is pijnlijk en beledigend, maar is er bij elke Chinese belediging ook sprak van racisme? Ik denk het niet’, vindt hij.
Volgens de academicus is het daarom belangrijk om Chinees racisme in een bredere context te plaatsen. Want wat Afrikanen of Europeanen als racistisch ervaren, hoeft door Chinezen niet zo bedoeld te zijn. ‘Racisme zoals wij het vandaag de dag kennen, is een begrip dat is voortgekomen uit een eeuwenlange gedeelde geschiedenis van slavernij en imperialisme, tussen Afrika en Europa.’ China speelde geen noemenswaardige rol in de totstandkoming van het begrip racisme, beredeneert Castillo. ‘Maar sinds China steeds meer over haar eigen grenzen kijkt, leren de inwoners hoe de wereld volgens racistische scheidslijnen is verdeeld en gaat men zich ernaar gedragen. Zo herproduceren ze het racisme wat ze in Hollywoodfilms zien, omdat ze denken dat het zo hoort.’
Daar komt bij dat de individualistische en teruggetrokken Chinese cultuur volgens hem niet echt botert met het doorgaans sociale bestaan in Afrika. Verder legt Castillo uit dat racisme niet noodzakelijk een westers fenomeen is, maar dat het voor veel Chinezen onduidelijk is wat Afrikanen als racistisch ervaren en wat niet. ‘Daarmee praat ik het racisme van bepaalde Chinezen niet goed, maar ik acht het noodzakelijk om enige nuance aan te brengen aan de verhalen die doorgaans de voorpagina’s halen.’
‘Ook in Afrika geldt voor China: hoe lichter de huid, hoe hoger je in de raciale hiërarchie staat.’
Ervaringsdeskundige Muthoni, is een stuk resoluter in haar uitleg over het racisme in Afrika. ‘Chinezen voelen zich gewoonweg superieur in vergelijking met Afrikanen, zeker nu hun invloed op het wereldtoneel toeneemt.’ De Keniaanse ervaarde in Beijing hoe huidskleur een grote rol speelt in superioriteitsgevoel. ‘Maar ook in Afrika geldt voor China: hoe lichter de huid, hoe hoger je in de raciale hiërarchie staat. Waarom denk je dat Chinezen zoveel mogelijk uit de zon blijven en zelfs bleekmiddelen gebruiken?’
Met deze retorische vraag doelt Muthoni op het idee dat Chinezen niet met een donkere huidskleur geassocieerd willen worden omdat deze volgens hen gelijkstaat aan armoede, luiheid en domheid. ‘Mede door deze negatieve associatie met mijn huidskleur, vraag ik me soms af of Chinezen me daadwerkelijk als mens benaderen, of dat ze me “barbaars” vinden.’