“Thuiskomen” in één van de geïmproviseerde gebedshuizen op het Griekse eiland Samos
Geloof als enige houvast voor mensen op de vlucht. ‘Dit is meer dan een plek om te bidden’
Op het Griekse eiland Samos bevindt zich het op een na grootste vluchtelingenkamp in het Egeïsche Zeegebied. Tot voor kort leefden daar meer dan 6000 mensen op de vlucht uit het Midden-Oosten en Afrika. Door de jaren heen trokken de verschillende geloofsgemeenschappen er hun eigen gebedshuizen op.
Een avondgebed in één van de moskeeën op Samos.
© Toon Lambrechts
Op het Griekse eiland Samos bevindt zich het op een na grootste vluchtelingenkamp in het Egeïsche Zeegebied. Tot voor kort leefden daar meer dan 6000 mensen op de vlucht uit het Midden-Oosten en Afrika. Ze lieten veel achter, maar wat altijd meereisde was hun geloof. Doorheen de jaren trokken verschillende geloofsgemeenschappen in de kampen hun eigen gebedshuizen op. ‘Het is een plek waar je alleen kunt zijn met je gedachten.’
Net als Lesbos ligt Samos op een steenworp van de Turkse kust. Ook op dat Griekse eiland kwamen boten vol met vluchtelingen aan op de stranden. De deal 2016 tussen de EU en Turkije moest daar een einde aan maken, maar het pakte helemaal anders uit. In sneltempo zwol de groep vluchtelingen op het eiland aan.
Een gevolg van de deal was dat duizenden vluchtelingen op de eilanden vast kwamen te zitten. In het kamp net buiten Vathi, de hoofdstad van het eiland Samos, woonden op een bepaald moment meer dan 6500 mensen, terwijl het officieel maar een capaciteit van 700 plaatsen had.
Tussen de hutten van het vluchtelingenkamp ontstond een rijk religieus landschap van zelfgebouwde kerken en moskeeën.
Daardoor ontstond op de flanken van de heuvels al snel een heus dorp van tenten en zelfgemaakte hutten. Dat vluchtelingendorp werd – althans tijdelijk – een nieuw onderkomen voor mensen uit Afghanistan, Pakistan, Syrië, Koerdistan, Noord-Afrika en tal van Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara.
Voor ze op een bootje stapten richting Griekenland lieten ze allemaal veel achter, maar wat altijd meereisde was hun geloof. Omdat velen van hen maandenlang, soms wel meer dan een jaar, vastzaten op Samos, ontstond er tussen de hutten van het vluchtelingenkamp een rijk religieus landschap van zelfgebouwde kerken en moskeeën.
Dat leven kwam er intussen tot een einde. De Griekse autoriteiten openden op het eiland in het najaar van 2021 een nieuw semigesloten kamp ver van alles en iedereen. MO* kon voordien nog langsgaan in het oude kamp op Samos.
Sjiitische minderheid
Mustafa baant zich een weg tussen de chaos van tenten en hutten heen. Hij leidt de weg naar een klein bouwsel in het centrum van het kamp. Naar zijn moskee, die hij zelf heeft helpen bouwen.
Drie jaar geleden verliet hij Afghanistan, waar hij als Hazara – een etnische minderheid – en als sjiiet in het vizier kwam van de soennitische Taliban. Dat hij als truckchauffeur voor het Amerikaanse leger gewerkt had, maakte het alleen maar erger. Hij zag geen andere optie meer dan te vertrekken.
Toen hij anderhalf jaar geleden op Samos aankwam was er nog geen moskee. Tenminste niet voor sjiieten. ‘Er waren al zeker drie soennitische moskeeën’, legt Mustafa uit. ‘Eentje vlakbij, waar vooral Arabieren komen, een andere met een meer Afrikaans publiek, en de grote moskee, aan de andere kant van het kamp.’
Een belangrijk deel van de Afghanen op de vlucht zijn sjiieten. Ze worden in hun thuisland gewantrouwd door de Taliban en vormen een doelwit voor extremistische groepen als IS. Ook in het kamp op Samos is een kleine gemeenschap van Afghanen sjiieten te vinden, waartoe Mustafa behoort.
‘Tijdens de ramadan van mei 2019 staken we de koppen bij elkaar en besloten we om zelf een moskee te bouwen. Met het beetje geld dat we bijeenbrachten konden we wat materiaal en een luidspreker kopen. Elektriciteit is er niet, maar het lukt met een klein zonnepaneel.’
De moskee zelf valt niet op tussen de hutten van het kamp. In het kleine voorkamertje liggen dekens opgestapeld en staat er een rek om je schoenen achter te laten.
Binnen in de moskee hangt een tapijt met een afbeelding van de grote moskee van Mekka. Het moet een lap textiel zijn dat is meegereisd met een van de vluchtelingen op het eiland. Verder liggen er nog wat stukken stof met spreuken uit de Koran, en plastic bloemen. In de hoek staat een soort schrijn, afgedekt met een groene doek waarin een koran rust.
‘Stenen van het strand’
Mustafa wijst naar een mandje met stenen aan de ingang. Een typisch sjiitisch gebruik, vertelt hij. Tijdens het bidden leggen de gelovigen de steen voor zich, als een tastbare herinnering aan Mekka, de richting waarin gebeden wordt.
Een bidsteen, een typisch sjiitisch gebruik, vertelt hij. Tijdens het bidden leggen de gelovigen de steen voor zich, als een tastbare herinnering aan Mekka, de richting waarin gebeden wordt.
© Toon Lambrechts
In het Midden-Oosten zijn kleitabletten met een spreuk erop erg populair voor het gebruik. Of een steen afkomstig uit Kerbala, voor sjiieten een heilige stad. ‘Deze stenen komen gewoon van het strand hier op Samos,’ zegt Mustafa. ‘Even goed.’
‘Ieder van ons deelt zijn tent of hut met anderen, dus echt ruimte om te bidden heb je niet.’
Drie keer per dag verzamelen Mustafa en de andere sjiitische gelovigen hier voor de dua, het gebed. ‘Vrijdag is een speciale dag. Dan lezen we de Ziyarat Ashura, een specifiek dankgebed dat herinnert aan de bedevaart van imam Husay naar de heilige stad Kerbala. Tijdens de ramadan komen we hier na het vasten samen om te bidden en het eerste maal na de vastendag te nuttigen.’
Terwijl Mustafa de sjiitische gebruiken uitlegt valt de avond en komen de eerste gelovigen binnen voor het avondgebed van die dag. Een van hen leest voor uit de Koran, de rest bidt mee. Sommigen volgen de tekst op hun smartphone, anderen gebruiken een bidsnoer om bij te blijven bij het citeren van de tekst. Ieder van hen heeft zijn steen voor zich liggen in de richting van Mekka.
Eindeloos wachten
De moskee heeft geen moellah, een islamitische geestelijke, verduidelijkt Mustafa. ‘Tot voor kort was er iemand binnen onze gemeenschap die officieel de titel van moellah droeg. Maar hij werd onlangs naar het vasteland overgeplaatst, dus nu zitten we zonder voorganger in het gebed. Op zich geen probleem, iedereen kan voorlezen uit de Koran zonder imam te zijn. Ook bidden kan alleen. Een koran hebben we wel, die is met iemand meegereisd uit Iran.’
‘Er waren al zeker drie soennitische moskeeën’, vertelt Mustafa.
© Toon Lambrechts
Na het gebed, dat ongeveer een klein halfuurtje duurt, blijft de helft van de mannen nog even napraten in de moskee. In het voorkamertje wordt thee bereid. Iedereen heeft vragen. Wat ik van hun moskee vind, hoe het zit met de maatregelen om het coronavirus in toom te houden, de asielprocedure, enzovoort.
Voor vele vluchtelingen is de moskee of kerk veel meer dan een plaats om te bidden.
Dat is hoe het er ‘s avonds meestal aan toegaat, vertelt Mustafa. ‘We praten wat na, over het leven, over onze situatie in het kamp. Ieder van ons deelt zijn tent of hut met anderen, dus echt ruimte om te bidden heb je niet. Daarom dat we deze moskee in de eerste plaats gebouwd hebben. Maar het is evengoed een plek waar je even rust hebt, waar je even alleen kunt zijn met je gedachten.’
Het mag op het eerste gezicht vreemd lijken dat vluchtelingen moeite en middelen steken in een gebedshuis op een plek als het kamp op Samos, waar basisbehoeften als onderdak en eten een dagelijkse worsteling vragen. Maar voor Mustafa – en met hem vele anderen – is de moskee of kerk veel meer dan een plaats om te bidden.
De religieuze praktijk geeft structuur aan de soms eindeloze lege dagen van wachten op een beslissing van de asielautoriteiten. Religie creëert een gemeenschapsgevoel dat herinnert aan het land dat ooit een thuis was. Soms is dat inclusief de objecten die meereisden, zoals de koran in Mustafa’s moskee.
En het biedt een gevoel van zelfbeschikking, een gevoel van ergens aan mee te bouwen en aan deel te nemen. Een gevoel dat voor heel wat vluchtelingen zo makkelijk uitdooft in de wachtkamer die Samos is.
‘Vrijdag is een speciale dag. Dan lezen we de Ziyarat Ashura, een specifiek dankgebed dat herinnert aan de bedevaart van imam Husay naar de heilige stad Kerbala.’
© Toon Lambrechts
Job en Exodus
Naast moskeeën telt het kamp op Samos ook verschillende kerken. De E.C.C – L’Église Cité Congolais, of kortweg de Congolese kerk – is veruit het grootste bouwwerk tussen de rijen tenten en zelfgemaakte hutten. Opgetrokken uit hout, dekens, slaapzakken en zeilen van de VN-vluchtelingenorganisatie, biedt de kerk plaats aan een honderdtal mensen.
Die zijn er voorlopig niet. De priester en enkele vrouwen zijn bezig om twee rijen gekleurde plastic krukjes klaar te zetten voor het podium met een kansel en twee luidsprekers.
Eigenlijk zijn dergelijke grote bijeenkomsten door de coronamaatregelen niet toegestaan, maar voor religieuze vieringen geldt een uitzondering. De mis mag doorgaan, maar mag slechts een uurtje duren.
De priester begint dus alvast, hoewel de kerkgangers nog mondjesmaat toekomen. Mannen aan de ene kant, de vrouwen aan de andere. De kant met mannen loopt beduidend voller. Het is een weerspiegeling van de algemene bevolking van het kamp. Er is muziek, de sfeer is meer uitgelaten dan in de sjiitische moskee.
‘Net de beproevingen doen ons groeien in ons geloof en zijn een les in nederigheid.’
‘Hij leeft! Wie? Jezus!’ De eerste priester steekt enthousiast van wal met een lezing uit Exodus, het publiek volgt de tekst op hun smartphones. Hij spreekt in het Frans, de tweede priester vertaalt naar het Lingala, een van de vier erkende nationale talen in Congo.
Hij preekt over beproevingen, hoe God – ‘Nzambi’ in het Lingala – zowel licht als duisternis schiep, en hoe het lijden in het leven een test vormt voor het geloof.
‘Juist zoals in Exodus, waar God manna deed neerdalen, geeft hij ons de ene dag brood, terwijl Hij ons de volgende dag voor beproevingen stelt. Maar net die beproevingen doen ons groeien in ons geloof en zijn een les in nederigheid. Onthoud dat de profeten en Jezus voor ons geleden hebben.’
Ook de tweede priester heeft het over lijden en beproevingen. Hij begint met een passage uit het boek Job, en duidt het verhaal.
‘Het was God die het toeliet dat Satan Job kwelde, het is God die de bakens uitzet voor de beproevingen in ons leven. Het goede en het kwade komt van Hem, Hij maakt de rekening. Richt je gebed dus aan Hem in deze moeilijke dagen.’
De Bijbelpassages sluiten haarfijn aan bij de realiteit waarin de kerkgangers hier in het kamp van Samos vastzitten.
© Toon Lambrechts
En, zo gaat de priester verder, ook Job was eenzaam tijdens zijn lijdensweg. ‘Maar uiteindelijk is het God die je verder op weg helpt.’
De priester beëindigt de viering met enkele praktische mededelingen. Zoals het dringende verzoek om op tijd te komen, nu de viering maar een uurtje mag duren.
Exodus en Job, het ene een verhaal over een volk dat onderweg is en het andere over geloofsvastheid in lijden en beproeving. Beide passages uit de Bijbel sluiten haarfijn aan bij de realiteit waarin de kerkgangers hier in het kamp van Samos vastzitten. Ver van huis en alles wat ooit vertrouwd was, maar nog niet op de plek waar ze wilden zijn en zonder zicht op de nog af te leggen weg. Ergens halverwege gestrand met weinig meer dan een zeil of wat houten platen als onderkomen, overgeleverd aan onzekerheid en willekeur.
Taal als scheidslijn
Bertrand was er niet bij, zonet in de viering. Hij is afkomstig uit Kameroen, spreekt Engels en engageert zich voor een van de andere kerken in het kamp. Hij kent ze allemaal heel goed.
‘Er zijn vier kerken, voor zover ik weet. De grote Congolese kerk hier vlakbij, dan de Samos Prayer Good Church, beter bekend als de English Church, omdat de vieringen in het Engels plaatsvinden. Verder nog de kerk waarbij ik betrokken ben, en nog een tweede, voornamelijk Congolese, kerk ergens bij de ingang van het kamp.’
‘De kerken hier zijn allemaal pinksterkerken, de katholieke gelovigen bezoeken de katholieke kerk in het centrum van Samos. Het is in de eerste plaats de taal die het verschil maakt. De twee Congolese kerken doen de mis in het Lingala, maar ook in het Frans. Dus Franssprekende Kameroeners komen er bijvoorbeeld ook. De twee andere kerken zijn Engelstalig.’
‘Ook traditie speelt een rol, zoals de liederen die we zingen. Tussen mensen uit Ghana en Kameroen zijn er veel culturele gelijkenissen, ook dat speelt bij de keuze van de kerk. Maar uiteindelijk gaat het om het geloof en de dienstbaarheid aan God. Soms dient de ene pastor in de kerk van een andere gemeenschap. Voor corona hielden we soms gezamenlijke misvieringen.’
Gemeenschap en zelfbeschikking
Net als bij de verschillende moskeeën, zijn het de vluchtelingen zelf die de kerken hebben opgetrokken en ingericht. De kerk van Bertrand begon in een van de tenten, maar werd al snel te klein om aan alle gelovigen onderdak te bieden. Een storm vernielde hun eerste bouwsel twee jaar geleden, maar de groep bouwde een nieuwe, grotere kerk. ‘Alles met donaties van de leden van onze kerk.’
‘Het helpt dat de pastors zelf vluchtelingen zijn, ze gaan door hetzelfde als wij.’
Dat mag niet verbazen, want voor Bertrand, net zoals voor vele anderen, is de kerk veel meer dan een plek om het geloof te belijden. Ze biedt een plaats om samen te komen, nieuws te delen en even de realiteit van het kamp achter te laten.
‘We vieren bijvoorbeeld als iemand zijn asieldocumenten heeft gekregen en we hadden enkele geboortes. De ngo’s werken samen met de pastors om nieuws en mededelingen te verspreiden, zeker nu over de situatie met corona.’
Het helpt dat de pastors zelf vluchtelingen zijn, vertelt Bertrand. ‘Ze gaan door hetzelfde als wij. Ze doen hun best om ons, gelovigen, moed in te spreken, ons te helpen onze morele waarden te bewaren en de gemeenschap bijeen te houden.’
De kerk biedt een houvast in de onzekerheid en de moeilijke leefomstandigheden op Samos.
© Toon Lambrechts
Dat is niet evident, zegt hij, want er is heel wat beweging. ‘Mensen komen en gaan. Ook gebeurt het dat pastors zelf naar het vasteland trekken. Maar een tekort aan mensen om de mis voor te gaan is er niet. Momenteel hebben we in mijn kerk zelfs vier pastors, dus dat zit wel goed. Het is alleszins een kerk in beweging, net als de gemeenschap zelf.’
Voor Bertrand biedt de kerk houvast in de onzekerheid en de moeilijke leefomstandigheden waarin hij hier op Samos terechtgekomen is. Zijn religieuze engagement bracht hij mee uit zijn thuisland. ‘Ik was al nauw betrokken met mijn kerk daar, als kerkzanger en koorleider.’
Of hij zelf ooit zelf pastor wil worden? ‘Ik wil mijn leven aan Christus wijden, dat wel. Maar ik denk dat zang mijn roeping is.’
Deze reportage kwam tot stand in het kader van MO*onderzoekt.