Er staat een muur rond de laatste kolonie in Afrika

Reportage

Er staat een muur rond de laatste kolonie in Afrika

Er staat een muur rond de laatste kolonie in Afrika
Er staat een muur rond de laatste kolonie in Afrika

Kent u de Truman-show? Een film over een claustrofobische reality-soap, die zich afspeelt in een kunstmatige wereld waarin de hoofdrolspeler, uitsluitend omringd door acteurs, niet weet dat zijn dertig eerste levensjaren volledig in scène gezet zijn. Het gevoel aanbeland te zijn in een schijnwereld bekroop mij wel vaker, op doorreis door de Westelijke Sahara: de laatste kolonie in Afrika.

© Stefaan Anrys

Rechtenstudent Bah (28 jaar) werkt als slagershulp in Spanje. Veel jongeren vonden werk in Spanje of de Canarische Eilanden en sturen geld naar huis.

© Stefaan Anrys​

De Sahrawi zien elke geïnteresseerde bezoeker in Tindouf als een welgekomen ambassadeur van hun zaak. Met bussen en soms gecharterde vliegtuigen komen niet alleen politici, maar ook jaarlijks 8000 tot 10.000 vrijwilligers – vooral Spanjaarden – om de gezinnen te bezoeken waarmee ze soms al jaren verbroederd zijn. In de vakantie gaan duizenden Sahrawi-kinderen op vakantie in Spanje. Op elke spreekwoordelijke straathoek is in Spanje wel een steuncomité voor de Sahrawi te vinden.

Ik ben één van de vele bezoekers in de vluchtelingenkampen vlakbij het Algerijnse stadje Tindouf. Zoals het blijkbaar de gewoonte is, heeft de (vrouwelijke) leider van de daïra mij een gastgezin toegewezen, dat in ruil geld krijgt van de overheid. Wie vaker terugkeert, mag vrij kiezen waar hij verblijft.

Ik slaap in een stenen huis, in de living, op matrassen van schuim, mooi ingepakt in geweven stoffen. Op de grond liggen overal tapijten. Buiten staat een huisje met toilet en douche. Een leiding voert het water aan dat uit een modern kraantje komt. ’s Ochtends krijgen we op een dienblad ontbijt, met thee, koffie, melk, suiker, stokbrood en La Vache Qui Rit-kaas. We hebben geen tekort, tijdens het vierdaagse verblijf in het kamp Boujdour. Het gastgezin slaapt in de tent buiten. Daar is het zomers trouwens veel aangenamer dan in de stenen huizen, die te veel warmte vasthouden.

Bevreemdend eensgezind

Vaak bekruipt mij het gevoel in een schijnwereld rond te lopen, waarin alles in functie staat van de gemene zaak: een onafhankelijk land voor de Sahrawi’s, en waarin alle toevallige ontmoetingen een regisseur lijken te hebben.

Onze begeleiders zijn ten dele ex-strijders van het Polisario-front dat tegen Marokko vocht. Onze bezoeken zijn mee gepland door ambtenaren van de Sahrawi overheid. Regering en bevrijdingsbeweging zijn één en ondeelbaar.

© Stefaan Anrys

Een oud-Polisariostrijder net voor de Marokkaanse muur in de Westelijke Sahara. Tussen de plastic bloemen en de Marokkaanse legerposten ligt een mijnenveld

© Stefaan Anrys​

Onafhankelijke media zijn er niet. De lokale en internationale correspondenten – in Algiers, Addis Abeba en Spanje – staan op de payroll van het ministerie van Informatie. Het radiostation dat vanuit de kampen uitzendt, in het Arabisch en het Spaans, het persagentschap Sahara Press Service en de televisie zijn allemaal staatszenders. In de nacht weerklinkt een radiostem uit een woestijntent. Aan het volume en de overtuigingskracht van de mannenstem te horen, is het propaganda van de nationale radio, die voor 40 pct uit politieke berichtgeving bestaat.

Worden de gesprekspartners en zelfs deze gastgezinnen uitgekozen op basis van hun politieke overtuiging? Of komt het doordat deze families al decennia verblijven in één van de 28 dorpen van de kampen en heeft de lotverbintenis gemaakt dat alle neuzen in dezelfde richting wijzen?

Baas in eigen Sahara, by all means necessary?

Zelfs mijn gastvrouw en haar zussen en nichtjes die aanlopen, vertonen geen spatje twijfel over de uitkomst van het bevroren conflict. De spierwitte en fel opgemaakte Milka Gassem ligt languit op de tapijten in de woonkamer, als een Romeinse aan de dis. Alleen schalen met overdadig voedsel ontbreken.

‘Wij willen geen Algerijnen worden en ook niet bij Marokko horen. Wij willen de Sahara terug. Of moeten we onze martelaren verloochenen, wier bloed de woestijn heeft roodgekleurd?!’

‘Wij willen geen Algerijnen worden en ook niet bij Marokko horen. Wij willen de Sahara terug. Of moeten we onze martelaren verloochenen, wier bloed de woestijn heeft roodgekleurd?!’ Haar gekohlde ogen branden.

Twijfelaars en dissonanten zijn er wel, merk ik tijdens ons blitzbezoek van vier dagen, al zijn ze in de minderheid. Zoals Bah, de rechtenstudent die als slagershulp werkt in Spanje en met wie ik toevallig aan de praat geraak. Hij heeft rechten gestudeerd in Madrid, met een beurs van de Spaanse overheid. Die 4000 euro per jaar vulde hij aan met weekendwerk in een bar.

‘De Spanjaarden zijn ingoede mensen’, zegt Bah. Zijn neefjes gaan al jaren op vakantie in Spanje, gedurende twee weken. ‘Ik ben hier nu twee maanden, in het kamp. Lager dan zes maanden kan sowieso niet, want dan mag ik Spanje niet meer binnen. Ik blijf hier komen zolang mijn ma en pa nog leven. Daarna is het gedaan. Iedereen die geld heeft, vertrekt, naar Mauritanië, Algerije of Europa. Wie je hier nog ziet, is meestal arm.’ Bah gaat in een klein dorpje vlakbij Sevilla werken als slager. Iets anders vinden is moeilijk. Het is crisis in Spanje.

Tienduizenden Sahrawis leven verspreid in de VS en Europa. Soms keren ze terug voor familiebezoek. Bijna altijd sturen ze ook geld naar verwanten in de kampen, als ze kunnen.

Langer dan de Chinese

Het conflict over de Westelijke Sahara ontstond toen Spanje in 1975 van dit stuk land af wou als kolonie. Formeel behoort de Westelijke Sahara trouwens nog steeds tot Spanje, want het grondgebied is nooit gedekoloniseerd of door de VN onafhankelijk verklaard. Dat maakt van de Westelijke Sahara zelfs de laatst overblijvende kolonie ter wereld, op enkele eilanden in de Atlantische en Stille Oceaan na.

Marokko bezet intussen de groene kuststrook en de fosfaatmijnen alsook een groot deel van de Westelijke Sahara. Algerije steunt de bevrijdingsbeweging van de Sahrawi, onder meer via de bewapening van het Polisari-front, en stelde een partje van zijn woestijn ter beschikking om de vluchtelingenkampen van de Sahrawi op te bouwen. Die hebben er hun eigen staat en rechtsgebied, al blijft de grond van Algerije.

Spanje moest zijn kolonie opgeven, maar wilde zich wel verzekeren van de toegang tot de immense fosfaatmijnen van Bu Craa en de visgronden voor de Saharaanse kust, en dus sloot het met Marokko en Mauritanië een driepartijenakkoord. De twee Afrikaanse landen zouden het vrijgekomen gebied mogen inpalmen, in weerwil van de VN-regels. Marokko zag zijn kans schoon om een stuk te heroveren van het “Grote Marokko”, dat ooit delen van het huidige Mauritanië, Mali en Algerije besloeg.

Uiteindelijk werd het Polisariofront echter door Marokko, onder meer met clusterbommen, fosfor en napalm, teruggedreven tot een kleine strook bij Algerije.

Het driepartijenakkoord wekte natuurlijk grote ergernis bij de Sahrawi, een heterogene groep stammen die zich de rechtmatige bewoners van het gebied beschouwen en onder de Spaanse bezetting al voor een eigen land vochten.

Marokko zette de grote middelen in en organiseerde een Groene Mars van 100.000 burgers richting Westelijke Sahara en kort daarna stuurde het troepen. Die moesten verhinderen dat rebellen van het “Polisariofront” het gebied kon heroveren.

Er volgde een verbeten guerillastrijd, met grote overwinningen van de Sahrawi, onder meer op het zwakke Mauritaanse leger. Uiteindelijk werd het Polisariofront echter door Marokko, onder meer met clusterbommen, fosfor en napalm, teruggedreven tot een kleine strook bij Algerije.

Om het veroverde terrein veilig te stellen, begon Marokko in 1980 met de bouw van een muur, eerst rond de fosfaatmijnen en later tot diep in de Westelijke Sahara.

Another brick in the wall

Zeven jaar duurde de bouw van een verdedigingslinie, die bestaat uit een muur van zand en rotsen, met om de zoveel kilometer een bemande militaire post. Er zouden volgens Sahrawi-bronnen langs de 2700 km lange muur miljoenen mijnen liggen en 160.000 à 180.000 Marokkaanse soldaten patrouilleren. Volgens Nafaa Mustapha, secretaris-generaal van het Sahrawi-ministerie voor Inlichtingen & Veiligheid, worden de Marokkaanse militairen één keer per maand bevoorraad en rijdt wekelijks een tankwagen met water langs. ‘Behalve bij schietoefeningen, hebben ze sinds 1991 geen schot meer gelost.’

Volgens Abdeslam Omar Lahsen van de mensenrechtenorganisatie Afapredesa wordt die decennialange uitgavenpost gedekt door financiële steun van een aantal Golfstaten, door inkomsten uit bodemrijkdommen van de westelijke Sahara en zelfs door EU-fondsen, bedoeld om illegale immigratie te bestrijden.

De Sahrawi’s leven vandaag dus verspreid in een aantal kampen vlakbij Tindouf, in Algerije, in het (kleine) bevrijde gebied en in de “bezette gebieden” achter de Marokkaanse muur, stevig onder de knoet van de Marokkaanse overheid. Volgens Abdeslam Omar Lahsen wonen er zo’n 200.000 vluchtelingen in de kampen, 300.000 in de bezette gebieden achter de muur en nog eens 40.000 in “bevrijd gebied”.

© Stefaan Anrys

Panorama op Boujdour

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Een tent is vaak aangenamer qua temperatuur dan een stenen huis, maar het is voor velen soms jaren wachten op de tenten, die in het buitenland worden vervaardigd. Binnenin worden ze vaak aangekleed met tapijten, kussens, lage tafels.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

De Sahrawi regering is vaag over wie zijn leger steunt, maar Algerije is een belangrijke leverancier van materiaal en fondsen. In het “nationaal museum” pakt de overheid ook graag uit met buitgemaakte tanks en ander tuig van Marokkaanse strijdkrachten.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

De Rode Halve Maan beheert de centrale opslag van hulpvoedsel. Volgens de plaatselijke directeur was bij het jaareinde nog maar in 50 à 60 pct van de noden voor 2017 voorzien.

© Stefaan Anrys​

De bezette gebieden

‘De bezette gebieden zijn hermetisch afgesloten van de wereld’, zegt Abdeslam Omar Lahsen van de mensenrechtenorganisatie Afapredesa. ‘Het is nog erger dan de Palestijnse gebieden. Elke observator die binnenkomt wordt op de voet gevolgd of vliegt buiten. In 2016 alleen zijn er 200 uitgewezen, onder wie 73 VN-observatoren.’

In tussentijd bewaakt diezelfde VN nog altijd het staakt-het-vuren dat in 1991 werd ingesteld, in afwachting van een referendum over zelfbestuur, zoals verplicht wanneer een land ge-dekoloniseerd wordt.

‘Het is nog erger dan de Palestijnse gebieden. Elke observator die binnenkomt wordt op de voet gevolgd of vliegt buiten.’

Marokko gaf zijn prinicipieel akkoord voor een referendum maar schuift het op de lange baan, met steun van Frankrijk en Spanje, onder meer onder het voorwendsel niet akkoord te zijn met wie mag stemmen. Frankrijk is één van de vijf permanente leden in de VN-Veiligheidsraad en beschikt dus over een veto-recht. De Spaanse overheid is evenmin geneigd Marokko tegen de haren in te strijken. Immigratie, terrorisme en nationale belangen – Ceuta en Melilla zijn Spaanse enclaves op Marokkaans territorium – spelen daarin zeker een rol.

De muur dient echter niet alleen om het Polisario buiten te houden. Hij werkt ook als een waterslot op de onwelriekende praktijken in de “bezette gebieden”, meent Abdeslam Omar Lahsen van de mensenrechtenorganisatie Afapredesa. ‘Tussen 1980 en begin 2000 spoorde Marokko Sahrawi vluchtelingen aan om terug te keren, met huizen en voordelen. Sinds de bouw en de vernietiging van het kamp van Gdeim Izik in oktober 2010 is de kraan dichtgedraaid. Sahrawi met een andere nationaliteit mogen Marokko noch de bezette gebieden binnen. Wie er zit en wil vertrekken, bijvoorbeeld naar de kampen, kan dat via connecties of  wordt gevraagd om te collaboreren met de Marokkaanse overheid. Zo zijn er gevallen van teruggekeerde Sahrawi die clandestiene videoopnames komen maken of Marokkaanse vlaggen ronddelen, om de wereld te bewijzen dat de Sahrawi eigenlijk bij Marokko willen horen. Het is een verdeel-en-verheerspolitiek waarop de Sahrawi overheid vooralsnog zacht reageert. Collaborateurs worden niet afgemaakt.’

Vroeger bestond er een programma waarbij Sahrawis hun families in bezette gebieden mochten bezoeken, vertelt Abdelkhader Omar, de premier van de RASD. ‘Enkele tienduizenden mensen zijn over een weer gereisd. Na de opstand (Sahrawi Intifada) vanaf 2005 zit het slot erop.’ Sindsdien steken vele vertrekkers door via Mauritanië, onder meer via Guarguarat.

© Stefaan Anrys

Keuken in één van de ziekenhuizen in de kampen. Er zijn twee ziekenhuizen met operatiekwartieren en 7 regionale hospitalen.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Spelende kinderen in Boujdour. Heel wat Sahrawi kinderen gaan nog jaarlijks op vakantie in Spanje. Naast deze “Vacaciones en Paz”, bezoeken Spaanse families de kampen, meestal beladen met spullen. Vroeger kwam dat zelfs per container.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Vergeleken met Noord-Afrika zijn relatief veel mannen en vrouwen geletterd, maar er is weinig werk in de kampen.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Meisjeshanden met henna beschilderd, klaar voor een bruiloft. Feesten zijn een belangrijke ontmoetingsplek, ook tussen de afgelegen kampen onderling.

© Stefaan Anrys​

Een kamp in alle staten

Khatri Addouh is voorzitter van het Sahrawi parlement, opgericht in 1975 wanneer Spanje zijn aanspraak op de Westelijke Sahara – toen nog Spaanse Sahara – opgaf. ‘Sinds 1991 geldt een staakt-het-vuren en de Sahrawi hebben hiervan gebruik gemaakt om zich op de toekomst voor te bereiden. Vandaag behelst onze administratie alle domeinen van het openbare leven. Behalve de noden lenigen van de vluchtelingen, willen we ook de toekomst voorbereiden. Zodat we het hoofd kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen, eens de onafhankelijkheid is bereikt. Want we hebben gezien hoe Afrikaanse landen bij hun onafhankelijkheid in zwaar weer verzeild  raakten’.

© Stefaan Anrys

Khatri Addouh is voorzitter van het Sahrawi parlement, opgericht in 1975 wanneer Spanje zijn aanspraak op de Westelijke Sahara – toen nog Spaanse Sahara – opgaf

© Stefaan Anrys​

Sinds 1975 beschikken de Sahrawi in ballingschap over een eigen regering, een parlement en een rechtsapparaat. ‘De vluchtelingenkampen zijn georganiseerd zoals provincies, waar onze mensen geen vluchtelingen, maar burgers zijn’, zeg Addouh.

‘A priori blijven wij een bevrijdingsbeweging, maar het klopt dat ons project ook de uitbouw van een Staat behelst. En we hebben ook de Republiek uitgeroepen’, zegt parlementsvoorzitter Addouh. ‘Dat is soms een delicate evenwichtsoefening. De staatsinstellingen draaien op kaderleden uit de beweging. De secretaris-generaal van het Polisario is tevens president/staatshoofd. De regeringsleider moet sowieso uit het politburo van het Polisariofront komen. Het front is eigenlijk niet echt een politieke partij, maar eerder een breed front dat vecht voor de bevrijding. Na de (verhoopte) onafhankelijkheid, belooft de regering een meerpartijenstelsel in te voeren.

De republiek is mede oprichter van de Afrikaanse Unie – was lid van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid wat Marokko bewogen heeft de Unie te verlaten – en wereldwijd zijn diplomatieke vertegenwoordigers actief, onder meer in Washington en New York. In de kampen van Tindouf worden wetten uitgevaardigd en er zijn zelfs gevangenissen. De Conseil oftewel parlement is intussen toe aan zijn tiende legislatuur en telt 53 leden, van wie 22 pct vrouwen en 70 pct jonger dan 40 jaar. Er is ook een grondwet en het parlement kan de regering terugfluiten. In 1989 kreeg de regering zo’n motie van wantrouwen en moest opstappen, een unicum in de regio, zegt Khatri Addouh trots.

De Sahrawi vluchtelingenkampen voldoen niet aan de bestaande clichés van kampen die uitpuilen van ontbering of in de handen zijn van kwaadwillige krijgsheren of gastlanden, die het doen en laten van de kampbewoners strikt controleren en de massa als pasmunt gebruiken in internationale conflicten.

© Lars Müller Publishers

From Camp to City. Refugee Camps of the Western Sahara

© Lars Müller Publishers​

In het boeiende boek From Camp to City. Refugee Camps of the Western Sahara schrijven de auteurs dat de vluchtelingenkampen best niet gezien worden als louter tijdelijke opvangplaatsen om noden te lenigen en mensen te beschermen, maar als plekken waar oude tribale groepen samengeklit zijn en zichzelf emanciperen en voorbereiden op een urbane, sedentaire samenleving, met een grote rol voor onderwijs, democratische besluitvorming en vrouwen – zij bevolkten het aanvankelijke tentenkamp toen de mannen nog vochten tegen Spanje of Marokko.

‘Sommigen onder ons kunnen naar Spanje migreren en daar een leven opbouwen. Maar het samenlevingsmodel dat we hier hebben opgebouwd is ons meer waard’, aldus Abdeslam Omar Lahsen van de mensenrechtenorganisatie Afapredesa. ‘Om dat ooit uit te dragen naar een onafhankelijke Sahara, willen velen hier blijven’.

Volgens Abdelkader Omar, premier van de Republiek, kan de Sahara ooit welvarender zijn dan Qatar of Koeweit. ‘We zijn met weinig en de Sahara heeft aanzienlijke rijkdommen. Met schaarse middelen zijn we erin geslaagd onze problemen op te lossen. Die 41 jaar beschouw ik als een leerschool voor later.’

Enerzijds bouwen de Sahrawi een eigen staat op, zij het op Algerijns grondgebied, met zelfs schoolplicht, een hogere scholingsgraad dan gemiddeld in de Maghreb en relatief goed werkende instellingen. Anderzijds willen ze hun kampen ook niet zo permanent maken dat er geen terugkeer meer mogelijk is naar het rechtmatige “vaderland”. Dat het bestand echter stand houdt en de kampen ook qua uitzicht – stenen huizen, winkels en scholen, … - een semi-permanent karakter hebben, haalt echter de druk van de ketel bij de internationale gemeenschap om werk te maken van een oplossing voor ’s werelds laatste kolonie. ‘We wachten al 26 jaar op een referendum dat er maar niet komt’, zucht Addouh.

© Stefaan Anrys

De eerste gsm’s doken in 2005 op in de kampen. Vandaag hebben vele jongeren toegang tot sociale media en zijn dus constant verbonden met de “wereld” rondom hen.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Een halte voor taxi’s in één van de kampen. Soms zijn Sahrawi “returnees” met hun Mercedes helemaal van Spanje door de woestijn komen aanrijden, tot in het kamp.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Twee dames tijdens een culturele uitwisseling tussen Spanje en de Republiek.

© Stefaan Anrys​

© Stefaan Anrys

Volgens Abdelkader Omar, premier van de Republiek, kan de Sahara ooit welvarender zijn dan Qatar of Koeweit

© Stefaan Anrys​

Een tweede Syrië?

‘We staan voor een onoplosbaar gevaar’, waarschuwt Khatri Addouh, voorzitter van het Sahrawi parlement. ‘De stabiliteit waarmee Marokko zo graag uitpakt bestaat enkel bij gratie van de verdraagzaamheid en het geduld van de Sahrawi. Wij wachten al 26 jaar op een referendum dat er maar niet komt. Wat als de frustratie ontploft?

‘De stabiliteit waarmee Marokko zo graag uitpakt bestaat enkel bij gratie van de verdraagzaamheid en het geduld van de Sahrawi. Wij wachten al 26 jaar op een referendum dat er maar niet komt. Wat als de frustratie ontploft?’

We zitten op 200 km van Noord-Mali dat al jaren geteisterd wordt door extremisten, drugsdealers en georganiseerde misdaad. Marokko tracht onze mensen ook in het bad te trekken van de drugstrafiek. Libië wordt bedreigd door Daesh en Al-Qaeda. Deze kwestie kan ontploffen! Marokko heeft het in 2016 zelfs bestaan om VN-vertegenwoordigers het land uit te zetten, die het referendum moeten voorbereiden, omdat secretaris-generaal Ban Ki-moon het woord “bezetting” in de mond had durven nemen.  Wij zijn vredelievend maar wij horen ook het ongenoegen van de jongeren, van de mensen in de bezette gebieden, die zich inhouden ondanks de brutale repressie door de Marokkaanse ordetroepen.’

Abdelkader Omar, eerste minister van de Sahrawi-regering: ‘We zitten al 43 jaar in deze situatie, maar Marokko’s speelruimte wordt nu erg krap. Marokko liet de internationale gemeenschap altijd geloven dat het voor een onderhandelde oplossing was, maar de VN verliezen hun geduld. Vijfentwintig jaar na het staakt-het-vuren van 1991 staan we nergens. Dat is de conclusie die Ban Ki-moon heeft getrokken in zijn laatste rapport. Marokko heeft daarop de civiele component van de Minurso de deur gewezen, wat tot protest heeft geleid, zelfs in de VN-Veiligheidsraad.  Het was Marokko’s manier om te zeggen: ‘Wij zitten in de Sahara en wij blijven er.’ Het enige wat Marokko interesseert zijn VN-soldaten om het staakt-het-vuren te bewaken. Wat ons betreft, is de rode lijn overschreden. Als iedereen zomaar VN-missies de deur gaat wijzen, verliest die zijn respect. En dan is Marokko nog begonnen met de bouw van een weg naar Mauritanië terwijl de akkoorden stellen dat elkeen langs zijn kant van de muur moet blijven. In de bufferzone staan beide legers nu op 120 meter van elkaar terwijl het bestand 5 km voorziet. Op ieder moment kan een soldaat een schot lossen en een oorlog ontketenen die het vredesbestand van 1991 aan diggelen slaat.’