Is terrorisme niet alleen een kwestie van daden, maar ook van ideeën?
Strijd tegen “politieke islam” creëert een monster dat overal en nergens is
De Oostenrijkse kanselier Sebastian Kurz wil het terrorisme aanpakken door de “politieke islam” buiten de wet te stellen. De Franse president Macron wil het doen door de islam te hervormen tot een Europese religie die zich moeiteloos inpast in de seculiere staat. Zit er een kind in het politieke badwater?
© Belga
De aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk versterken de roep om zero-tolerantie. De Oostenrijkse kanselier Sebastian Kurz wil het terrorisme aanpakken door de “politieke islam” buiten de wet te stellen, de Franse president Macron en Europees Voorzitter Charles Michel door de islam te hervormen tot een Europese religie die zich moeiteloos inpast in de seculiere staat. Maar als je de grondwettelijke en principiële vrijheid van meningsuiting weggooit, heb je dan wel goed gecontroleerd of er geen kind meer in het badwater zat?
Radicalisering en politieke islam horen niet thuis in ons land’, zei Sebastian Kurz al in 2018. Hij besliste toen zeven moskeeën te sluiten en een aantal organisaties te verbieden omdat ze buitenlandse – met name Turkse – financiering kregen of omdat ze aan politieke – Turks nationalistische – propaganda zouden doen. Hij had in 2015 zelf het wettelijke kader gecreëerd voor die stappen, door de Islamwet van 1912 aan te passen.
Macron stapt in dezelfde richting, met zijn charter van republikeinse waarden dat aan moslimorganisaties voorgelegd wordt. Le Parisien noteerde dat Macron in dat charter minstens twee zaken zwart op wit wil vastleggen: het verwerpen van politieke islam en van buitenlandse inmenging.
De redenering van Kurz, Macron en een toenemend aantal Europese politieke leiders is dat terroristisch geweld niet los staat van een bredere context. Terroristen en gewapende extremisten, van New York in 2001 tot Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk dit najaar, hebben hun eigen daden immers altijd gerechtvaardigd met een beroep op God en een bepaalde lezing van de islam. Daarom willen deze politici die hele brede omgeving – de islam, de moslims en hun verenigingen in Europa – hervormen zodat radicalisering geen kans meer maakt.
Heeft deze harde aanpak meer kans op slagen dan alle vorige beleidsreacties?
Heeft deze harde aanpak meer kans op slagen dan alle vorige beleidsreacties? Dat hangt van veel factoren af, om te beginnen van de vraag of de analyse en de vooronderstellingen ditmaal kloppen. Een heel andere vraag is of, hoe en in hoeverre een democratische rechtsstaat een overtuiging kan criminaliseren zonder net de fundamenten van die rechtsstaat aan te tasten. Wat betekent het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting als daarvoor de vrijheid van meningsuiting aan banden wordt gelegd?
‘Als deze aanslagen leiden tot overmatige angst, sociale en politieke verdeeldheid; als democratische rechten worden beknot in de nasleep van dit bloedvergieten; en als de feitelijke lacunes in preventie en terrorismebestrijding niet worden geïdentificeerd en verholpen, dan laten we ISIS de overwinning’ zegt kinder- en jeugdadvocaat Ercan Nik Nafs vanuit Wenen.
Stap voor stap: van overtuiging naar daden?
‘Terrorisme bestrijden door respectievelijk de islam, de politieke islam of islamisme aan te pakken, doet denken aan de piramidebenadering in drugsbestrijding’, zegt Werner Schiffauer vanuit Berlijn. ‘De strijd tegen heroïnegebruik moet volgens sommigen ook beginnen met het verbieden van cannabis. Het is een piramide die je stap voor stap beklimt, of een lopende band die onvermijdelijk naar de afgrond leidt. Alleen is er weinig onderzoek dat deze theorie bevestigt en alle feitelijke ervaringen van de voorbije decennia tonen aan dat ze in de praktijk niet werkt of contraproductief is.’
Analyses bevestigden dat terroristen eerder geschoold waren in het nachtleven en de criminaliteit dan in een politieke theologie.
Schiffauer is een antropoloog die al van in de vroege jaren 1980 onderzoek doet naar extremisme onder moslim-immigranten. Hem moet je er dus niet van overtuigen dat extremisme bestaat of dat bepaalde kringen – vaak hoger opgeleiden en studenten, zegt hij – radicaliseren.
Die laatste term, met zijn impliciete frame van individuele trajecten en psychologische dynamiek, raakte pas na 9/11 in 2001 in zwang, maar de realiteit is ouder. ‘Het cynische voordeel van zo’n individueel, psychologisch frame is dat collectieve oorzaken én verantwoordelijkheden uit de weg gegaan kunnen worden’, merkt Mattias De Backer, onderzoeker aan de KU Leuven en de Université de Liège daarover op.
De vaststellingen die Schiffauer in Duitsland deed doorheen de decennia, zijn redelijk consistent: de meeste extremisten komen niet uit conservatieve moslimgezinnen, maar uit eerder seculiere middenklassefamilies. Analyses na de aanslagen in Frankrijk en België in 2015-2016 bevestigden dat de terroristen eerder geschoold waren in het nachtleven en de criminaliteit dan in een politieke theologie.
Er mag dan weinig aantoonbaar verband zijn tussen het feitelijke geweld door individuele of georganiseerde terroristen en het geloof waarop ze zich beroepen, de uitspraken en beleidsinitiatieven van Kurz en Macron komen niet uit de lucht vallen, zegt Nederlands terrorisme-expert Peter Knoope vanuit Den Haag. ‘Al jaren zie je dat het bestraffen van ontoelaatbare daden uitgebreid wordt. Eeerst naar wie verdacht werd van hulp bij de voorbereiding en uitvoering van die daden, dan naar wie verdacht wordt van steun voor die daden of sympathie voor de acties. Tot men bijna onvermijdelijk aanbelandt bij iedereen die ervan verdacht wordt ideeën te delen met de daders. Steeds meer overheden willen niet langer politiek geweld bestrijden, maar radicale overtuigingen.’
Dat laatste geldt bij uitstek als het gaat om radicale religieuze ideeën, want ‘Tanja Niemeijer, de Nederlandse die zich in Colombia aansloot bij de guerrillero’s van de FARC, kan op veel meer begrip voor haar keuze als buitenlandse strijder rekenen dan degenen die naar Syrië trokken.’
De Belgische onderzoekers Mattias De Backer (KU Leuven/UdLiège), Erik Claes (Odisee), Hassan Bousetta (UdLiège) en jeugdwerkers Tom Flachet en Ali Moustatine (beiden werkzaam in de Brusselse jongerenwerking D’Broej) waarschuwen in hun artikel De radicaliseringsmachine ook voor de beperkingen en gevaren die verbonden zijn aan het bestrijden van “radicalisering”.
‘Het geeft een overheid en veiligheidsdiensten verregaande bevoegdheden in het opsporen van mensen met “radicale” religieuze of politieke overtuigingen vooraleer ze iets onwettelijks hebben gedaan. Zolang een term zoals radicalisering wordt gebruikt — een term die dus niet enkel verwijst naar het voorbereiden of plegen van terroristisch geweld maar ook naar individuen met extreme opinies — zal een overheid en haar veiligheidsactoren het ook legitiem vinden om middels grootschalige bewaking en datascreenings op het internet kwetsbare, “radicaliseerbare” individuen en groepen te identificeren en categoriseren. Daardoor komen volledige groepen ten onrechte in het vizier en ontdekken individuen dat ze op ontransparante manier op een “zwarte lijst” terechtkwamen.’
Het monster van Macron
Die waarschuwing geldt nog meer nu het discours verder opengentrokken wordt naar het buiten de wet stellen van “politieke islam”. In het recente artikel Politischer Islam: Muslime in Mithaftung in Die Zeit wijst journalist Hannes Leitlein er op dat de conservatieve Beierse christendemocraten al in 2016 voor een resolutie stemden waarin ‘de politieke islam als de grootste uitdaging van onze tijd’ aangemerkt werd.
Leitlein citeert de Berlijnse islamkenner Gudrun Krämer, die stelt dat de vage definitie van “politieke islam” ertoe kan leiden dat de term ‘op alle mogelijke manieren wordt gebruikt en geïnstrumentaliseerd’. ‘In deze vaagheid wordt de term volledig nutteloos. Er wordt hier een monster gecreëerd dat overal en nergens is’, zei Krämer.
Eigenlijk zijn alle experts die ik contacteer het daarover eens. Mattias De Backer voegt daar nog aan toe dat de brede en vaag gedefinieerde preventieve actie die voorgesteld wordt ook juridisch erg twijfelachtig is. ‘Zo’n ingrijpen conflicteert met de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van gedachten én met de scheiding van Kerk en staat. Het is erg twijfelachtig dat de staat een bepaalde vorm van de islam wil laten uitdragen en een andere verbieden. Het is erg ironisch dat een staat die een streng secularisme voorstaat tegelijkertijd zegt wélke religie sommige van haar onderdanen mogen aanhangen.’
De gedachten zijn (toch niet helemaal) vrij
‘De geschiedenis leert ons hoe we de veerkracht van samenleving en politiek kunnen versterken’, reageert Ercan Nik Nafs. ‘We moeten de democratische rechtsstaat en haar instellingen versterken, samen met een duidelijke strijd tegen de acties en ideologieën van zowel islamistische als extreemrechtse groeperingen.’ Johan Leman, antropoloog, bezieler van de Foyer in Molenbeek en tussen 1989 en 2004 de centrale figuur in het Belgische beleid voor gelijke kansen en racismebestrijding, vindt wel dat onderzocht kan en moet worden of bepaalde vormen van islamisme de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden. De huidige antiracismewetgeving zou daarvoor het wettelijke paradigma kunnen leveren, denkt hij.
‘De geschiedenis leert ons hoe we de veerkracht van samenleving en politiek kunnen versterken’
Nadia Fadil, hoofddocent antropologie aan de KULeuven, wijst er op dat Sharia4Belgium al in 2010 voor de eerste keer aangeklaagd en later veroordeeld werd vanwege het propageren van haat. ‘De huidige wetgeving covert dus reeds alle vormen van systematische haatpropaganda of oproepen tot geweld. Maar men moet blijven focussen op daden, niet op groepen als zodanig. Dat geldt ook voor extreemrechts. De nieuwe wet in Frankrijk wil net het omgekeerde doen: ze viseert organisaties – ook mensenrechtenorganisaties – in plaats van concrete handelingen en daden.’ Nadia Fadil deed sinds 2016 verschillende onderzoeken over het thema en publiceerde samen met Francesco Ragazzi en Martijn De Koning vorig jaar Radicalization in Belgium and the Netherlands. Critical Perspectives on Violence and Security.
Johan Leman onderstreept ook dat de overheid bijzonder voorzichtig moet omgaan met deze aanpak. ‘Zo lang het puur over een uitdrukking van een mening gaat, moet men het tolereren. Zodra er echter langs die weg aangezet wordt tot onwettige discriminatie, haat of geweld, moet men zoals bij racisme de wet toepassen. Dat onderscheid kan wel degelijk gemaakt worden, maar daarvoor moet de overheid een geëigend expertise-centrum hebben dat eventuele klachten opvolgt en tijdig een dossier voorlegt bij de rechter indien nodig. Organisaties die er zich in specialiseren om continu de grens op te zoeken om anderen aan te zetten ze te passeren, mag men, als er een systeem in zit, verbieden. Individuele en occasionele overtredingen kan men toelaten. Zoals bij de antiracismewet.’
Islam als stigma
Dat voorzichtigheid geboden is, bleek al snel in Frankrijk, waar in de dagen na de moord op Samuel Paty een zeventiental jongeren, waaronder zelfs vier tienjarigen, opgepakt en tien uur ondervraagd werden ‘omdat ze terrorisme verdedigden’ in een klassegesprek. De kans is reëel, zegt Werner Schiffauer, dat dit soort harde aanpak nog meer bijdraagt tot de ervaring onder moslims in Europese landen en steden dat zij allemaal geviseerd worden. En als er één factor is die begrip creëert voor het politieke geweld van extremisten, dan is het de voortdurende ervaring van discriminatie en geviseerd worden.
Ken Hawkins (CC BY 2.0)
‘Het deradicaliseringsbeleid van de voorbije jaren versterkte al de ervaring voortdurend en in toenemende mate gestigmatiseerd te worden’, zegt Erik Claes van Odisee Hogeschool, op basis van actieonderzoek met Brusselse jongeren en jeugdwerkers. Nochtans zou het, volgenst Schiffauer, net de bedoeling moeten zijn om daders en mogelijke daders van politiek geweld te scheiden van de bredere gemeenschap. Dat vraagt niet alleen dat antiterrorismebeleid een helder en fijnmazig onderscheid hanteert, maar ook dat de brede gemeenschap van moslims op een geloofwaardige manier verzekerd wordt van volwaardig burgerschap en gelijke kansen.
Politieke theologie
Onderzoek levert weinig of geen argumenten voor de radicaliseringspiramide. En de keuze om steeds meer te focussen op de “politieke islam” dreigt grondwettelijke vrijheden te ondermijnen en de ervaring van uitsluiting te verbreden en te verdiepen. ‘De eerste vraag’, benadrukt Nadia Fadil, ‘is wat men bedoelt als er over politieke islam of salafisme gesproken wordt.’ Het is ook een vraag die Hannes Leitlein opwerpt. Hij verwijst naar politieke theologen als Jürgen Moltmann en J.B. Metz, die een uitdrukkelijk politieke lezing van het christelijk geloof voorstonden. De bevrijdingstheologie die later in Latijns-Amerika vorm kreeg, was daarvan wellicht de meest opmerkelijke vertaling. Fadil: ‘Iemand die vanuit zijn geloofsovertuiging aan politiek doet en zich inschrijft in een democratisch model, praktiseert een “politieke islam”. De meeste moslims zien trouwens politiek als een inherent onderdeel van hun geloof, net zoals christenen dat ook doen.’
Maar, vervolgt Nadia Fadil, ‘de meeste salafisten in Europa zijn eerder a- of anti-politiek. Ze zoeken een pure spiritualiteit en levenshouding. Alles wat mogelijks van een andere cultuur zou kunnen komen wordt als een vernieuwing (bid’a) gezien en om die redenen afgestoten, en het idee is om terug te gaan naar het profetische model – in zijn meest authentieke vorm – om zo dicht mogelijk te komen bij de kern van de islam.’
De missionarishouding
Toch blijft de vaststelling dat moslims in het Westen actief “ge-islamiseerd” worden. Salafisten maar ook andere missionaire bewegingen willen moslims in de diaspora behoeden voor de verlokkingen van het Westen en bekeren tot gelovigen die streng in de leer leven, en anderen daartoe ook aanzetten. ‘De Saoedi’s hebben goed gekeken hoe de koloniale mogendheden in de 19de en 20ste eeuw missionering gebruikten en organiseerden’, zegt Peter Knoope. ‘Dus, ja, met het vele oliegeld dat de Golfstaten in de koffers kregen, zetten ze een wereldwijde inspanning op poten om moslims in de vier windstreken te bekeren tot hun eigen barre en doctrinaire versie van het geloof.’
De salafistische missionarissen spreken met hun rotsvaste en onveranderlijke zekerheden mensen aan die in onzekerheid en verwarring leven, zowel in Afrika, het Midden-Oosten en Azië, als in Europese steden. Maar creëerden ze daardoor ook een voedingsbodem voor extremisme of terrorisme? ‘Toch niet bewust’, denkt Knoope. ‘Volgens mij zijn ze in Saoedi-Arabië net zo geschrokken van de gewelddadige geest die ze uit de fles gelaten hebben als in de rest van de wereld.’ De Arabische emiraten en koninkrijken reageren inderdaad hard op de gewelddadige en revolutionaire wending die het salafisme wereldwijd genomen heeft.
Dat belet niet dat ze wél kunnen blijven aansturen op separatisme en uiteindelijk op het ondergraven van de seculiere, liberale democratie die de burger als opperste norm hanteert, toch? Knoope: ‘Er is blijkbaar geen bewijs nodig voor zulke beweringen, waardoor de verdenking heel erg gaat lijken op het McCarthyisme uit de jaren 1950. Wat toen een grootschalige samenzwering van de Communistische Partij leek, waarbij alle progressieven verdacht werden, is nu een samenzwering onder leiding van de Moslimbroeders en opnieuw wordt iedereen verdacht die niet luidop de complottheorie verkondigt.’
De ene conservatief is de andere niet
‘De relatie tussen niet-gewelddadige orthodoxen en extremistisch geweld is erg genuanceerd’, zegt Mattias De Backer. ‘Wellicht zijn sommige terroristen deels tot geweld overgegaan omdat extremistisch gedachtegoed in hun omgeving aanvaard was. Maar tegelijkertijd is er Engels onderzoek waaruit blijkt dat orthodoxe moslimgroepen succesvol geweest zijn in het tegenhouden van jongeren die naar IS in Syrië wilden vertrekken. Ook in België is dat zo.’ Werner Schiffauer bevestigt: ‘Uit mijn onderzoek blijkt dat de conservatieve islam net de beste buffer is tegen de ontsporing die het islamistisch terrorisme is. De conservative ouders en imams zijn als de dood voor de sirenezang van Islamitische Staat of andere gewelddadige extremisten.’
‘Er zijn conservatieve salafisten die overtuigd geweldloos zijn’
De vraag is echter niet alleen of de verdringing van een meer tolerante volksislam door een fundamentalistische lezing leidt tot terrorisme – want dat causale verband lijkt verwaarloosbaar. De vraag is ook of het islamistische of salafistische gedachtengoed de context creëert waarin een extremistische factie gedijdt – omdat ze dezelfde taal van heiligheid en puurheid gebruiken, omdat ze dezelfde klemtonen op uiterlijke vroomheid en vrouwelijke bescheidenheid leggen, omdat ze de gewone gelovigen confronteren met hun zonden en tekortkomingen?
‘Moeilijke vraag’, reageert Johan Leman. ‘Het ene conservatieve geloof is het andere niet. De ouders die vasthouden aan hun dorpse geloof waarmee ze opgroeiden, zijn conservatief. Er zijn conservatieve salafisten die overtuigd geweldloos zijn. Maar er is ook de conservatieve islam van de Moslimbroeders, die soms overlapt met de jihadische salafisme van IS. Dat is een gevaarlijke alliantie, die actief opgezocht wordt door de IS-structuren, niet omgekeerd. In deze kringen zijn het uiteindelijk vaak de hardliners die de bovenhand halen en zowel het beleid als de praktijk gaan bepalen, want in een competitie van puurheid, wint de verdediger van menselijke of wereldse wetten zelden.’
Van generatiekloof naar machtsgreep
Als de ground zero van het jihadistische terrorisme – Afghanistan, Pakistan maar ook Indonesië en Zuidoost-Aziatische staten met moslimminderheden – ons iets leert over de verhouding tussen conservatieve islam en gewapende strijd, dan is het dat binnen het universum van doctrinair conservatieve gelovigen een machtsstrijd gaande is. Jonge radicalen, die eerder gevormd zijn door online theologie of “oorlogsmadrassa’s” dan door klassieke en gevestigde instellingen of geleerden, willen de macht overnemen van oudere geestelijke leiders die als zwak en te conformistisch gezien worden.
In de Afghaans-Pakistaanse grensregio resulteerde dat een decennium geleden in de fysieke eliminatie van tientallen dorps- en religieuze leiders. In Europa staat niet het leven, maar wel het gezag op het spel van de oudere leiders, die vaak rechtstreekse inwijkelingen zijn en dus weinig connectie hebben met de jongeren die hier geboren en geschoold werden.
Het is een mondiaal probleem, sufferd
‘De paniek die ontstaan is na de recente aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk is onterecht’, zegt Peter Knoope. ‘Om te beginnen is zowel het aantal aanslagen als het aantal slachtoffers de voorbije jaren wel degelijk flink gereduceerd. Elke aanslag is er een te veel en elk slachtoffer is er een te veel, maar je kan niet anders dan vaststellen dat de veiligheidsaanpak in Europa wel resultaten oplevert. Bovendien is het islamistisch terrorisme geen Europees maar een mondiaal probleem dat in 2020 vooral doden gemaakt heeft in Afrika, het Midden-Oosten en Azië.’
Die mondiale blik helpt, onderlijnt Knoope, om te zien wat er gaande is. Het relativeert volgens hem meteen de kreet dat het om aanslagen “tegen onze manier van leven” gaat. ‘Het jihadistische geweld in Burkina Faso, Noord-Nigeria, Mali, Noord-Mozambique, Irak of Libië heeft altijd heel lokale, concrete oorzaken, maar er zijn twee rode draden die al die verscheidenheid toch tot één verhaal weven. Eerste en belangrijkste: de opstanden zijn een wanhopige schreeuw om beter en rechtvaardiger bestuur. Tweede: de huidige onrechtvaardigheden hebben bijna altijd koloniale wortels of worden gezien als de verderzetting van koloniaal onrecht. Dat laatste verklaart het gebruik van islam als mobiliserend verhaal: het voelt nog altijd als een manier om verzet te plegen tegen de machtsgreep van buitenlandse, en daarna binnenlandse, christenen. Daarom verwijst Boko Haram naar de strijd tegen westers onderwijs onder Brits koloniaal bestuur.’
De koloniale erfenis
Johan Leman beaamt: ‘In sommige landen in Noord-Afrika maar ook daarbuiten, bestaat in bepaalde kringen verzet tegen de blijvende westerse dominantie die soms uitgroeit tot een ware haat tegen het Westen. Niet alleen extremistische jihadi’s cultiveren dat, ook machthebbers zoals de Turkse president Erdogan bespeelt dat gevoel van tijd tot tijd. Zeker als het Westen in het Midden-Oosten militair tussenkomt, kan dat duidelijk een trigger worden voor het gebruik van geweld.’
Johnny Silvercloud (CC BY-SA 2.0)
‘In islamitische landen hongeren de mensen al decennia naar meer democratie’, zegt ook Ercan Nik Nafs. ‘Maar als ze uiteindelijk vluchten en hopen in Europa in vrijheid en welvaart te kunnen leven, nemen de overheden hun verantwoordelijkheid niet op en laten ze de nieuwkomers al te vaak over aan reactionaire, antidemocratische en antiwesterse groeperingen. Dat geeft extra ruimte aan politieke leiders, partijen en islamitische organisaties in landen als Turkije, Pakistan, Bangladesh of Iran om elke actie tegen het islamisme af te doen als islamofobie. Zo stellen ze hun eigen politieke macht veilig.’
Het “neokoloniale” aspect van het jihadisme, zegt Leman, raakt in Europa soms vervlochten met het verhaal dat het Westen het teveel aan macht compenseert met een tekort aan waarden. Op dat moment is er wel degelijk sprake van een extremisme dat de seculiere samenleving verwerpt en eventueel aanvalt.
Na de scheiding, de ongewenste inmenging
Dat de rechtsstaat zich verdedigt, is noodzakelijk en goed. Er zijn wel veel vragen bij de bereidheid om de spiraal van polarisering actief mee aan te draaien. Want dat is wat de harde reacties van de voorbije weken doen, zegt onder andere de Franse juriste Rim-Sarah Alouane. Begin oktober schreef ze in The Weaponization of Laïcité: ‘Wat begon als een wettelijke maatregel om religie buiten overheidszaken te houden is intussen gemuteerd tot open onverdraagzaamheid tegenover moslims.’
De oorspronkelijke betekenis van secularisme en laïcité, namelijk een verdediging van godsdienstvrijheid tegen de interventies van de staat, wordt volgens Alouane ingeruild voor een ideologie die er op gericht is moslims onzichtbaar te maken. Daardoor gaan kansen verloren om extremisme te bestrijden en terroristen te isoleren, zegt ook Werner Schiffauer. Hij heeft het vaak zien gebeuren. ‘Een initiatief vanuit eerder conservatief-islamitische hoek om campagne te voeren tegen gedwongen huwelijken kreeg geen subsidies omdat de overheid de initiatiefnemers niet vertrouwde. Een Duits feministische groep kreeg de overheidssteun wel. Zij produceerden een reeks posters en hadden zero impact.’
De boze burger…
Wantrouwen. Van de overheid tegenover haar moslimburgers. Van de migranten en moslims tegenover de ordehandhavers. Van de witte meerderheid tegen de superdiverse samenleving. Van de bevolkingen in het Globale Zuiden tegenover hun elites. Van gemarginaliseerde boeren en arbeiders tegenover het aandeelhouderskapitalisme. Enzovoort. ‘De boze burger zoekt sowieso een uitlaatklep voor zijn woede’, zegt Peter Knoope.
‘De boze burger zoekt sowieso een uitlaatklep voor zijn woede’
‘In het naoorlogse Nederland van mijn ouders hadden ze daarvoor de Communistische Partij Nederland. Die bracht de woede op straat en vertaalde haar in het parlement in politieke macht. En in het Zuiden zorgden marxistisch geïnspireerde bevrijdingsbewegingen voor belofte op rechtvaardigheid.’ Vandaag splitst de maatschappij zich in een verongelijkte witte meerderheid en een groeiende maar gediscrimineerde groep minderheden. ‘Hun woede voedt wederzijdse afwijzing en radicalisering, met zowel extreemrechts, wit nationalisme als fundamentalistisch islamisme als mobiliserende ideologieën’, volgens Knoope.
… en nette mensen
‘De overheid moet zoveel als mogelijk de gevoelens van onrechtmatige en discriminerende behandeling aan beide zijden wegnemen,’ zegt Johan Leman, ‘want frustraties en trauma’s spelen ongetwijfeld mee als individuen zich bekennen tot extremisme. De proteststem bestaat, zoals ook de anti-establishment stem bestaat. Maar je kan het succes van de extremismen daartoe niet herleiden. De doctrinaire racist en de doctrinaire jihadist bestaan ook. Beide zijn in mijn ogen gelijk te behandelen. De fascist bestaat. De KKK-christen bestaat. De islamofascist bestaat ook. Alleen moeten die consequent onderscheiden worden van de gewone godsdienstige mens.’
‘Wat de meeste migranten willen, is een gemengde buurt. Dat geeft hen een veiliger gevoel dan een homogene buurt’
Schiffauer is het daarmee eens, en hij zou eraan toevoegen: de Grijze Wolven bestaan, maar die moet je onderscheiden van gewone migranten van Turkse afkom. En Nik Nafs zegt: ‘Islamistische en extreemrechtse organisaties zoals de Moslimbroederschap en Grijze Wolven verspreiden antidemocratische ideologieën in Europese steden. Europa heeft daar onvoldoende antwoord op.’
‘Wat de meeste migranten willen, is een gemengde buurt. Dat geeft hen een veiliger gevoel dan een homogene buurt, en het biedt de kinderen betere kansen op succes in de toekomst. Ze willen volwaardig deel zijn van de westerse samenleving, maar niet door zichzelf te verloochenen. Ze willen burgers zijn die met een rechte rug de toekomst in stappen’, besluit Schiffauer.