Tanzania ziet te weinig terug van zijn tanzaniet

Reportage

In één klap steenrijk

Tanzania ziet te weinig terug van zijn tanzaniet

Tanzania ziet te weinig terug van zijn tanzaniet
Tanzania ziet te weinig terug van zijn tanzaniet

In de mijnen bij Mererani in het noorden van Tanzania zoeken mijnwerkers koortsachtig naar tanzaniet. Iedereen hoopt op een dag een mooi groot exemplaar van de unieke edelsteen te vinden en in één klap stinkend rijk te worden. De laatste jaren neemt de overheid extra maatregelen om zoveel mogelijk van de tanzanietopbrengst in eigen land te houden.

Edelsteenkundigen ontdekten tanzaniet in 1967 en beschreven het als een blauwe variëteit van het mineraal zoïsiet. Het waren de New Yorkse juweliers Tiffany & Co die de blauwe zoïsiet een jaar later de naam ‘tanzaniet’ gaven. Tanzaniet wordt enkel gevonden in een smalle strook in de Mereraniheuvels, amper acht kilometer lang en twee kilometer breed.

De kans dat er ooit elders op de wereld tanzaniet ontdekt wordt, schatten geologen op kleiner dan één op een miljoen. De zeldzaamheid en de diepblauwe tot paarse kleur maken de edelsteen zeer gewild, voornamelijk bij Amerikaanse, Indische en Chinese consumenten. Speculatie over de mogelijkheid dat de voorraad tanzaniet binnen een generatie uitgeput zal zijn, draagt nog verder bij aan de reputatie van tanzaniet als goede investering.

De zeldzaamheid en de diepblauwe tot paarse kleur maken de edelsteen zeer gewild.

De prijs voor bewerkt tanzaniet van goede kwaliteit schommelt tussen 500 en 1000 euro per karaat (0,2 gram). Hoewel ruwe tanzaniet een stuk minder opbrengt, trekt het idee om aan het vinden van een piepklein steentje enkele honderden, soms duizenden euro’s te verdienen heel wat gelukzoekers aan.

‘Als je gemakkelijk aan geld wilt komen, moet je naar de tanzanietmijnen’, zegt de 23-jarige student boekhouden Ismail Ndossy. Op zijn zeventiende ging hij naar Mererani om geld te verdienen voor zijn studie.

Tegen zijn moeder loog hij dat hij als leerjongen aan de slag was bij een mecanicien. ‘Als ze wist waar ik naartoe wilde gaan, had ze me nooit laten gaan.’

© Lisa Develtere

Vrouwen zoeken tussen het gruis naar steentjes die nog een beetje geld waard zijn.

© Lisa Develtere​

Wilde Westen

Mererani heeft een slechte reputatie en wordt wel eens vergeleken met het Wilde Westen. Afgezien van de harde en onveilige werkomstandigheden in de mijnen, doen ook verhalen de ronde over bendes, gevechten en moorden in en rond het uit zijn voegen gebarsten dorpje. Volgens Ndossy is dat grotendeels gebaseerd op verhalen uit het verleden. ‘Er wordt wel eens gevochten, maar niet vaak. Tegenwoordig zijn veel mensen die in de mijnen werken opgeleid. Zij vechten niet zo snel.’

Ndossy stelt voor om samen de mijn waar hij vroeger werkte te bezoeken. Mererani ligt op ongeveer 40 kilometer van de regionale hoofdstad Arusha. Naarmate we het dorp naderen, stijgt de temperatuur en wordt het landschap dorder. Op de hobbelige weg van Mererani naar de heuvels waar de mijnen liggen, kruisen we brommers en trucks met mijnwerkers. Ze zijn bedekt met een laag glimmend grijs grafietstof.

‘Toen ik in de mijnen aankwam, loog ik dat ik al negentien was. Niet iedereen geloofde me, maar ik overtuigde hen ervan dat ik sterk genoeg was en ik mocht beginnen’, vertelt Ndossy. ‘We moesten diep afdalen in de schachten en met de hand zakken puin in een rij tot boven doorgeven. Tegenwoordig gaat dat mechanisch. Het was heel zwaar werk. In het begin heb ik veel gehuild. De anderen deden heel grof tegen mij. Als ik het niet aankon moest ik maar naar school terug, zeiden ze. Maar hoe kon ik naar school zonder geld? Dus ben ik gebleven.’

Omdat de compressor waarop de ventilatie en de boren draaiden overdag oververhit raakte, werd er ’s nachts gewerkt. Net als in de meeste kleine tanzanietmijnen kregen de mijnwerkers geen loon. ‘Er werd ons beloofd dat wanneer we mineralen zouden vinden, we een deel zouden krijgen’, vertelt Ndossy. ‘We kregen één maaltijd per dag en sliepen in kleine barakken op het perceel. De meeste mijnen hebben geen watervoorziening, dus als je je wilt wassen, moet je terug naar het dorp.’

© Lisa Develtere

Over hoeveel tanzaniet jaarlijks geproduceerd wordt, bestaan momenteel geen correcte cijfers.

© Lisa Develtere​

Blaster

Wanneer we in de mijn aankomen, liggen de werkzaamheden stil omdat er een elektriciteitsstoring is. Het is een klein perceel van ongeveer vijftig bij vijftig meter. Onder een afdak van golfplaten bevinden zich de ingang van de mijnschacht en de kabelmachine die de puinzakken naar boven brengt. Door de mechanisering wordt er tegenwoordig in ploegen van 24 uur gewerkt. Verder is er niet veel veranderd sinds hij hier in 2011 wegging, vertelt Ndossy. Dat ze geen loon krijgen, vindt de groep mijnwerkers aan wie Ismail me voorstelt niet erg. ‘Als we een salaris zouden krijgen, zouden we geen tanzaniet krijgen’, klinkt het. Bovendien is de beveiliging minder streng. ‘Je kunt dus gewoon mineralen meenemen wanneer de baas het niet ziet.’

Tanzaniet wordt samen met andere edelstenen gevonden in het grafietgesteente in vervormde aders die ‘boudins’ genoemd worden. Soms duurt het jaren voor een mijn tanzaniet produceert. De boudins kunnen zeer diep onder de oppervlakte liggen, ze opsporen is complex en niet elke boudin bevat tanzaniet. Ndossy werkte al bijna drie jaar in de mijn voor ze op tanzaniet stootten. Op dat moment was hij als “blaster” verantwoordelijk voor het aanbrengen en tot ontploffing brengen van de explosieven.

‘Werken in de mijn was een marteling, maar toen ik het tanzaniet zag, wist ik dat het dat allemaal waard was geweest.’

‘Ik vermoedde die dag dat we in de buurt kwamen van tanzaniet, dus ik installeerde de ontstekingsdraden op zo’n manier dat alleen ik kon horen of alle dynamietstaven ontploft waren of niet. Ik wist dat de kust veilig was, maar ik zei tegen de rest dat we nog even moesten wachten. Iedereen luistert naar de blaster, want anders gebeuren er ongelukken.’ Toen er niets gebeurde, werd de manager ongeduldig en zei hij dat Ndossy moest gaan kijken wat er aan de hand was.

‘Er was veel rook door de ontploffing, maar in het licht van mijn koplamp zag ik tanzaniet schitteren’, vertelt Ismail glunderend.

‘Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik begon over mijn hele lijf te bibberen, maar ik wist dat ik me moest haasten omdat de manager snel argwaan zou beginnen krijgen. Ik stak stukjes tanzaniet in mijn zakken en verstopte er ook enkele kleine en een mooie grote onder mijn riem in de zoom van mijn broek. Toen de anderen mijn stralend gezicht zagen, zeiden ze meteen: ‘Jij hebt mineralen gevonden.’ De manager liet me fouilleren en vond de steentjes in mijn zakken. Ik wist dat ze die zouden vinden, maar het zou verdacht geweest zijn als ik helemaal niets genomen had. Als ik nog meer had genomen, had ik nu heel rijk kunnen zijn.’

‘Werken in de mijn was een marteling, maar toen ik het tanzaniet zag, wist ik dat het dat allemaal waard was geweest.’ Ndossy vertelde niemand dat hij tanzaniet voor zichzelf had gehouden. De kleine steentjes verkocht hij de volgende dag voor 700.000 shilling (ongeveer 300 euro) in Mererani. Voor de grote steen kreeg hij in Arusha iets minder dan 9 miljoen shilling (3900 euro). ‘De manager gaf me nog mineralen ter waarde van 1,8 miljoen shilling (780 euro). Alles samen genoeg om mijn opleiding en onderkomen te kunnen betalen.’ Gekleed in een schooluniform, met het geld in zijn rugzak, ging Ndossy weer naar huis.

© Lisa Develtere

Ismail Ndossy: ‘Als je gemakkelijk aan geld wilt komen, moet je naar de tanzanietmijnen.’

© Lisa Develtere​

TanzaniteOne

Enkele jaren na de ontdekking van tanzaniet werden de tanzanietmijnen genationaliseerd en overgenomen door het staatsmijnbedrijf STAMICO. De officiële productie nam af, maar de informele en ambachtelijke mijnactiviteit floreerde. In 1990 legde de overheid die aan banden door de zone af te bakenen en op te delen in vier blokken. Blok B en D zijn bestemd voor kleinschalige mijnbouw, de mijnlicenties voor blok A en C werden toegekend aan een middelgroot en groot mijnbedrijf. Sinds 2004 is TanzaniteOne de vergunninghouder van blok C, het grootste blok.

‘Edelstenen ontginnen is eigenlijk heel eenvoudig. Je hebt er weinig machines en technologie voor nodig.’

TanzaniteOne was tot eind vorig jaar een dochteronderneming van Richland Resources, een op Bermuda geregistreerde holding die zich toelegde op ontginnen, verwerken en vermarkten van tanzaniet. Dat het als buitenlands bedrijf het grootste mijnblok toegewezen kreeg, profiteerde van verschillende belastingvoordelen en zichzelf in de markt zette als dé ethische tanzanietproducent, leidde tot heel wat wrevel bij de andere mijneigenaars. Hakimadini, een ngo die opkomt voor de rechten van kleine mijnbedrijven, was dan ook opgetogen met de nieuwe wet op de mijnbouw van 2010. ‘In die wet staat dat edelstenen voortaan enkel door Tanzanianen ontgonnen mogen worden’, zegt David Ntiruka, programmamanager van Hakimadini.

‘Edelstenen ontginnen is eigenlijk heel eenvoudig. Je hebt er weinig machines en technologie voor nodig’, zegt Ntiruka. Over de interpretatie van de nieuwe mijnbouwwet bleken de meningen uiteen te lopen. Velen dachten dat Tanzaniaanse bedrijven blok C zouden overnemen, maar in plaats daarvan verwierf de overheid, via staatsmijnbedrijf STAMICO, 50 procent van TanzaniteOne. ‘De overheid zou de kleinschalige mijnbouw moeten ondersteunen, maar is nu concurrentie geworden.’ Eind 2014 verkocht Richland Resources zijn aandeel in TanzaniteOne aan Sky Associates, een onderneming geregistreerd in Hongkong en in handen van twee Tanzanianen en een buitenlander.

Dat de kleine mijnbedrijven steun nodig hebben, bevestigt Curtis Msosa, de voorzitter van de Manyara Regional Miners Association (MAREMA). ‘De meesten hebben een gebrek aan kapitaal. Bijna de helft van de 550 kleine mijnen is niet operationeel.’ Hij kwam zelf twintig jaar geleden als tandarts naar Mererani en zag hoeveel geld te verdienen viel met tanzaniet. Hij overtuigde enkele vrienden ervan mee te investeren in een ambachtelijke mijn. ‘We zijn begonnen met graven in 2001, maar in 2012 moesten we stoppen omdat het geld op was. We hebben nooit tanzaniet gevonden. De productie begint op 275 meter onder de grond. We waren er bijna’, vertelt Msosa.

Enkele jaren geleden begonnen veel kleine mijnbedrijven kabelmachines te installeren om het puin naar boven te halen. ‘Dat was het begin van een nieuw tijdperk. We vinden geen mijnwerkers meer die voor ons wilden werken, maar we hebben ook geen geld om mechanisering te betalen.’ Msosa blijft hopen dat hij ooit heel rijk zal worden van tanzaniet. ‘Voorlopig heb ik aan de mijn nog geen geld verdiend, maar ik blijf het als een goede investering zien. Ik ben volop bezig met het zoeken van nieuwe geldschieters.’ Intussen houdt hij door de week een kleine apotheek open in Mererani en werkt hij in de weekends als tandarts in Arusha.

© Lisa Develtere

‘Er is een overvloed aan natuurlijke rijkdommen in Tanzania.’

© Lisa Develtere​

Smokkel

Momenteel wordt het meeste tanzaniet in Jaipur in India verwerkt. In een poging om de lokale verwerkende sector aan te zwengelen verbood de overheid in 2010 de export van onbewerkte tanzanietstenen van meer dan 1 gram. Ook de rechten die aan de overheid betaald moeten worden liggen hoger voor ruw dan voor verwerkt tanzaniet. Maar veel verschil blijken deze maatregels niet te maken. De Tanzania Mineral Dealers Association (TAMIDA) becijferde dat tussen 2010 en 2013 maar liefst 99,5 procent van het geëxporteerde tanzaniet ruw was en dus minder dan 1 gram woog.

Over hoeveel tanzaniet jaarlijks geproduceerd wordt, bestaan momenteel geen correcte cijfers. ‘Dat komt omdat er veel gesmokkeld wordt’, zegt Alex Magayane, directeur van het regionale mijnbouwkantoor van het Tanzaniaanse ministerie van Energie en Mineralen. ‘In 2013 exporteerde India tanzaniet ter waarde van 300 miljoen dollar. Buurland Kenia exporteerde voor 100 miljoen dollar. Terwijl volgens onze gegevens Tanzania maar voor 38 miljoen dollar exporteerde.’

De Tanzaniaanse overheid is van plan om de zone waar de mijnen zich bevinden volledig te omheinen, zegt Magayane. Enkel wie over de juiste documenten beschikt, mag de zone betreden of verlaten en wie ervan verdacht wordt illegaal stenen te smokkelen kan gefouilleerd worden. ‘De bedoeling is om bij de bron te controleren, zodat de overheid, en Tanzania als geheel, ook wat geld kan verdienen’, aldus Magayane. Wanneer de omheining er komt is momenteel onduidelijk. ‘In elk geval zo snel mogelijk.’

Wanneer het gaat over smokkel en belastingontwijking wordt vaak met een beschuldigende vinger in de richting van de kleine mijnen gewezen. ‘Dat is deels correct en er zou inderdaad beter gecontroleerd moeten worden’, zegt Msosa van de associatie van mijneigenaars MAREMA. ‘Maar als 90 procent van het tanzaniet illegaal het land uitgaat, kan dat onmogelijk allemaal van de kleine mijnbedrijven komen. Daar produceren we simpelweg niet genoeg voor. Bovendien vloeit het geld van de kleine mijnbedrijven naar de lokale economie. Waar het geld van de grote mijnbedrijven naartoe gaat weet ik niet, maar de ontwikkeling in Mererani is zeker niet aan hen te danken.’

‘Er is een overvloed aan natuurlijke rijkdommen in Tanzania. Als die op een verstandige manier gebruikt worden, zouden ze een enorme bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van armoede en aan economische groei’, zegt Petro Ahham, voorzitter van Arusha NGO Network (Angonet). ‘De inwoners van Tanzania hebben het recht om voordeel te halen uit de natuurlijke rijkdommen. Het moet dus duidelijker zijn hoeveel tanzaniet er geproduceerd wordt en hoeveel daarvan naar de gemeenschap terug moet vloeien. Maar problemen zoals smokkel zullen niet zo snel verdwijnen. Bedrijven voelen hoe onwetend de bevolking is en ze zullen nooit uit zichzelf meer teruggeven aan de mensen dan nodig. Daarom moeten het middenveld en de mensen in de omgeving van de mijnen alert zijn en politici aan de tand blijven voelen. Alleen dan zullen de inwoners van Tanzania krijgen waar ze recht op hebben.’

Dit artikel verscheen eerder in het herfstnummer van MO*. Een abonnement neemt u hier.

Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere journalistiek.