Moet het vernieuwde AfricaMuseum een museum over kolonisatie worden?
AfricaMuseum: De toekomst van het verleden
Samira Bendadi, Gie Goris
06 december 2018
Wat verwacht een jong en divers publiek van de heropening van een museum dat de meesten onder hen niet eens kennen? MO* en het AfricaMuseum zetten een tweedaagse denkoefening op over koloniale erfenis en hedendaagse beeldvorming, over hedendaags racisme en de Belgische rol in Congo honderd jaar geleden, over de superdiverse toekomst en de herinnering aan het gewelddadig ongelijke verleden.
© Elien Spillebeen
Het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren gaat op 8 december, na vijf jaar reflectie en renovatie, opnieuw open voor het grote publiek. Stefaan Anrys schreef maanden geleden al hoe internationale experts en directeur Guido Gryseels aankijken tegen het vernieuwde AfricaMuseum. Maar wat verwacht een jong en divers publiek van de heropening van een museum dat de meesten onder hen niet eens kennen?
Om een antwoord op die belangrijke vraag te kunnen geven, organiseerde MO* in samenwerking met het AfricaMuseum een tweedaagse denkoefening – in het onaffe maar gastvrije museum zelf – over koloniale erfenis en hedendaagse beeldvorming, over hedendaags racisme en de Belgische rol in Congo honderd jaar geleden, over de superdiverse toekomst en de herinnering aan het gewelddadig ongelijke verleden.
Eind september is het vernieuwde AfricaMuseum nog een beetje een bouwplaats. Er is uiteraard al veel gebeurd, sommige zalen lijken klaar maar zijn het niet, de rotonde is nog half ingenomen door een tijdelijke bouwkeet, nieuwe installaties worden nog uitgeprobeerd en delen van de permanente tentoonstelling zijn nog niet ter plekke. Het is op dat moment dus nog onmogelijk een echt oordeel te vellen over wat er na 8 december te zien en te ervaren zal zijn in Tervuren.
Dat is dan ook niet de opdracht voor het groepje jongeren dat als eerste gebruik mag maken van de vergaderinfrastructuur in het strakke, witte onthaalpaviljoen van architect Stéphane Beel. Wat niet wegneemt dat de teleurstelling groot is na een eerste, korte bezoek aan het museum in heropbouw. En ook de verontwaardiging. ‘Als je wilt dekoloniseren, dan moet je niet bang zijn om te choqueren. Je moet confronteren’, vinden de jongeren.
Een statement, volstaat dat?
Abubaker, Assia, Awa-Alice, Dries, Ella, Gert, Hadjira, Hanne, Lente, Liselot, Maja, Sarah, Selemani en Yasmina gingen met elkaar het gesprek aan over koloniale erfenis en hedendaagse beeldvorming, over hedendaags racisme en de Belgische rol in Congo honderd jaar geleden, over hun superdiverse toekomst en de herinnering aan het gewelddadig ongelijke verleden. Om die ideeënstorm te verbinden met het museum was die eerste rondleiding nodig, al was het maar omdat slechts drie van de jongeren ooit een bezoek aan het AfricaMuseum had gebracht.
‘Ik wist niet wat ik moest verwachten, maar het laatste was hier een zebra en een olifant te zien. Dit is toch geen dierentuin’, zegt Awa-Alice Ba verontwaardigd. ‘Als dit het vernieuwde museum is, hoe was het dan voordien, vraag ik me af’, zegt de studente journalistiek.
In nissen staan nog steeds de gouden beelden van Arsène Matton, majestueus de beschavingsmissie aankondigend : ‘België schenkt de beschaving aan Congo’
Maar de echte schok was de rotonde, of de oude entreehal van het museum. In nissen staan daar nog steeds de gouden beelden van Arsène Matton, majestueus de beschavingsmissie aankondigend in de twee landstalen: ‘België schenkt de beschaving aan Congo / La Belgique apportant la civilisation au Congo’.
De beelden mogen niet verwijderd worden, omdat de hal als geheel beschermd cultureel erfgoed is. Tegenover de koloniale beeldengalerij staat er een nieuw kunstwerk klaar, van de hand van de hedendaagse Congolese kunstenaar Aimé Mpané. Maar het monumentale Nouveau souffle ou le Congo Bourgeonnant maakt voorlopig geen indruk op de jongeren. Het kan niet op tegen de intimiderende beelden en hun witte superioriteit, is de unanieme reactie.
Dat gevoel duikt wel vaker op. Bambi Ceuppens, een van de twee wetenschappelijk commissarissen van het AfricaMuseum, herkent het. ‘Leopold II wist heel goed wat hij deed toen hij dit imponerende gebouw liet optrekken om zijn koloniale missie te propageren. Eigenlijk kan je het gevecht tegen dit gebouw niet winnen’, geeft ze toe.
Dat is wellicht ook de reden waarom Stéphane Beel Architecten hun witte balk op grote afstand van het oude paleis in Franse stijl neerzetten. Door de glazen wand zie je het museum als een gebouw in een expositiekast. Het geeft de bezoeker een kort moment van afstand, voordat hij via een honderd meter lange, witte ondergrondse gang, naar de worsteling tussen dat verleden en een hedendaagse benadering ervan gaat.
In de overgangsruimte tussen nieuw en oud werden de meest omstreden beelden van het museum, waaronder het beeld van de schrikwekkende mythische luipaardman, samengebracht. Het was voor de meeste jongeren even slikken toen ze de beelden zagen. En dat is de bedoeling ook.
‘Het zou niet eerlijk zijn om de beelden weg te doen alsof ze nooit hebben bestaan’, zei de gids die de jongeren rondleidde. De controversiële beelden in een aparte zaal verzamelen is op zich een statement, een manier om afstand te nemen van deze neerbuigende en racistische houding ten opzichte van de Afrikanen, is de redenering van het museum.
‘Renovatie is een begin, geen eindpunt’, zegt Bambi Ceuppens. ‘Ook het beeld van Aimé Mpané hoeft niet tot de eeuwigheid te blijven. Maar vandaag is het symbolisch wel krachtig dat een Congolees zijn werk hier centraal zet.’
Het museum blijft een museum van de kolonisatie in plaats van een museum over de kolonisatie. De witte superioriteit en het propageren van de koloniale missie van toen staan nog steeds sterk op de voorgrond.
© Elien Spillebeen
Creatiever en gedurfder
Bambi Ceuppens zegt verder dat de vernieuwing in haar geheel gezien moet worden en niet zaal per zaal beoordeeld. Toch overheerst bij de vijftien jongeren het gevoel dat de hele vernieuwing slechts een oppervlakkige operatie is. Het gerenoveerde AfricaMuseum blijft een museum van de kolonisatie. Wat ze willen zien, is een museum over de kolonisatie.
‘Ik vind dat ze creatiever en gedurfder hadden mogen omspringen met het gebouw zelf. Men probeert nu met verklarende bordjes de meest aanvaardbare uitleg te bieden. Een tekst die voor iedereen min of meer acceptabel is. Ik zou het interessanter vinden als ze voor één voorwerp verschillende duidingen gaven. Er zijn verschillende perspectieven, verschillende manieren om ernaar te kijken’, zegt historicus Gert Huskens, die werkt rond de voorstelling van Lumumba in de hedendaagse pop- en rapmuziek.
Want wat is de functie van een museum? Waar dient het voor? Een museum zou jongeren moeten leren positie in te nemen, vindt Yasmine. ‘Kolonialisme is een misdaad tegen de menselijkheid en niemand kan er voor zijn, toch? Men zou kunnen zeggen: “Kijk, dit is wat we gedaan hebben, en dat is slecht. Daar zijn we niet trots op.” Dat betekent niet dat alle Belgen slecht zijn, dat ze allemaal voor het kolonialisme waren, maar het is wél onze geschiedenis. Ik denk dat men nu te veel doet alsof het niet gebeurd is’, zegt de zeventienjarige Yasmine Nadir nog.
‘ Louis Michel noemde in 2010 Leopold II nog “visionair” en een “held”. Het is duidelijk dat veel mensen een flinke bijscholing kunnen gebruiken en dat kan de taak van het museum zijn.’
‘Er is duidelijk behoefte aan feitelijke verduidelijking van het koloniale verleden van België’, vindt Hanne Peeters. ‘Oud-minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel noemde in 2010 Leopold II nog “visionair” en “een held” en vond dat “we ons makkelijk laten verleiden tot overdrijving als het over Congo gaat”. Het is duidelijk dat veel mensen een flinke bijscholing kunnen gebruiken en dat kan de taak van het museum zijn.’
Wie daarvoor op onderwijs of media rekent, komt bedrogen uit, zo klinkt het. Beide hebben de voorbije jaren veel aandacht geschonken aan de Vlaamse slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, maar wat er in die zelfde periode in Congo is gebeurd, wordt gezien als iets dat ver weg is, zowel geografisch als in ons geheugen, vindt Dries Vanden Broecke. ‘Men hoopt dat de tijd de wonden heelt, maar het probleem is dat de musea, tunnels, stations en monumenten die opgericht werden ter ere van de controversiële figuur van Leopold II er wel nog altijd allemaal staan.’
Niet alleen het verleden moet aan bod komen. Belangrijk is ook een brug te slaan naar het heden, vindt Gloria Djemba Selemani: ‘Want wat is het verband tussen de koloniale geschiedenis en het racisme van vandaag?’
© Elien Spillebeen
Choqueren in plaats van bewustmaken
‘Als we van Leopold II toch niet kunnen winnen, laat dan het hele verhaal zien, omarm die afschuwelijke geschiedenis. Toon waarop die pracht en praal is gebouwd, choqueer de mensen maar. Er zijn tal van musea waar dat gedaan wordt’, zegt Awa-Alice Ba. ‘In plaats van een hedendaags kunstwerk tegenover de koloniale beelden in de hal te zetten, zet er dan die schedel waarover ik in de krant heb gelezen’, stelt ze voor.
Het museum heeft in het verleden verscheidene schedels bewaard. De bekendste is de schedel van het lokale dorpshoofd Lusinga, die in 1884 door de troepen van de Belgische militair Emile Storms werd gedood. Ook zo’n vijftig dorpelingen kwamen toen om het leven. Storms liet Lusinga onthoofden en bracht zijn schedel mee naar België. Tijdens zijn expeditie liet hij overigens nog andere overwonnen leiders onthoofden. Storms bewaarde de schedels tot aan zijn dood in 1918 thuis. In de jaren dertig schonk zijn weduwe de schedels aan het museum, samen met een tiental andere objecten. In 1964 werden de schedels en andere menselijke resten die in Tervuren werden bewaard, overgebracht naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, waar ze vandaag nog steeds berusten.
De vraag is hoe het museum, maar ook het onderwijs en de media omgaan met en antwoorden op de onderliggende vraag en vaststelling: anno 2018 is afstand tot het koloniale verleden een manier om er geen afstand van te nemen.
‘In de oude hal loop je nog altijd over dat marmer. Doe iets met die vloer, zoiets als in het Holocaustmuseum in Berlijn, waar je over ijzeren elementen moet lopen, zodat het een ervaring wordt’, zegt Gert Huskens. ‘Waarom geen rode kleurstof op de grond aanbrengen, zodat mensen, wanneer ze naar buiten gaan, echte bloedrode voetafdrukken achterlaten? Je kan ook het economisch leegzuigen van Congo laten zien. Hoeveel arbeid zit er in de productie van een rubberen autoband? Hoeveel werkuren zitten daarin, hoeveel grondstoffen heb je nodig? Dat kan allemaal aan bod komen. Je kunt dat gemakkelijk visualiseren.’
De behoefte om niet alleen een aanvaardbaar intellectueel verhaal te krijgen, maar ook emotionele ervaring te bieden, zette ook tijdens de slotsessie van de tweedaagse de toon. Een van de groepjes stelde voor om tegenover de gouden beelden van Matton telkens een eenvoudig scherm te zetten waarop zonder omwegen de werkelijkheid getoond wordt van wat propagandistisch wordt aangekondigd.
‘Als de plaquette belooft dat België de beschaving schenkt, tóón dan hoe die beschaving eruitzag voor de mensen die op de rubberplantages moesten werken of die van hun grond verdreven werden voor de plantages of de mijnbouw’, klonk het.
Een andere groep tekende een entree die bezoekers aan het begin verdeelt: een leidt naar een gang met het Congolese perspectief op onze gezamenlijke geschiedenis, een andere naar een gang waarin het Belgische perspectief centraal staat. Beide gangen worden gescheiden door een glazen wand, zodat het besef van het andere perspectief wel voortdurend aanwezig blijft.
Het zijn ideeën die, als je ze zou voorleggen aan tentoonstellingsmakers of de beheerders van het paleis van terbvuren, snel op onoverkomelijke bezwaren zouden stuiten. Maar de vraag is hoe het museum, maar ook het onderwijs en de media omgaan met en antwoorden op de onderliggende vraag en vaststelling: anno 2018 is afstand tot het koloniale verleden een manier om er geen afstand van te nemen. Het klinkt deze jongeren als vergoelijking in de oren. Ze hebben wel degelijk behoefte aan veel, wetenschappelijk onderbouwde informatie. Maar ook aan ondubbelzinnigheid als het over geweld en uitbuiting gaat.
Zegt Lente Van Hee: ‘De kennis van het verleden ontwart het complexe heden. Een herinneringscultuur zorgt dus voor een meer alomvattend begrip van de wereld waarin we leven en waarmee we de toekomst tegemoet gaan. Het koloniaal project van Leopold II kan pas volledig gedekoloniseerd zijn als de museumwerking en de maatschappij het koloniale gedachtegoed in al haar vormen erkent.’
‘Als je wilt dekoloniseren, dan moet je niet bang zijn om te choqueren. Laat het hele verhaal zien en toon waarop die pracht en praal zijn gebouwd.
© Elien Spillebeen
De diaspora
Niet alleen het verleden, in al zijn details en scherpte, moet op tafel komen – in het museum, maar ook in de samenleving – er moet ook een brug geslagen worden naar het heden. ‘Want wat is het verband tussen de koloniale geschiedenis en het racisme van vandaag? Wat is het verband tussen de geschiedenis die Tervuren toont en de scheldpartijen die een zwarte presentatrice van het weerbericht van RTL anno 2018 meemaakt?’ vraagt Gloria Djemba Selemani zich af. ‘Hoe komt het dat mensen op Pukkelpop koloniale lofzangen van buiten kennen?’ voegt Sarah Bekambo eraan toe.
En hoe zat dat ook alweer met restitutie? Natuurlijk moeten deze voorwerpen teruggegeven worden, ‘als de Congolezen er althans om vragen’, zegt de een. ‘En wat als ze niet beschikken over de geschikte ruimte om ze te bewaren? Zomaar teruggeven is misschien toch niet verstandig’, reageert een ander.
‘Alle koloniale collecties zijn verzameld in een context waarin mensen niet in een positie waren om objecten te schenken.’
‘Natuurlijk moeten die voorwerpen teruggegeven worden. Het is aan de Congolezen om te beslissen wat ze ermee doen. Zelfs als ze de voorwerpen zouden gebruiken waarvoor ze gemaakt werden, in de keuken bijvoorbeeld’, zegt Awa-Alice.
In de instelling is er geen eensgezindheid over het onderwerp. Maar wetenschappelijk commissaris Bambi Ceuppens is er honderd procent voor. ‘Er zijn objecten van oorlogsbuit, objecten van grafschennis en er zijn objecten die werden gemaakt voor Europeanen. Alle koloniale collecties zijn verzameld in een context waarin mensen niet in een positie waren om objecten te schenken.’
‘Als mijn leerkracht geschiedenis “Dit nooit meer” roept, is dat voor mij niet volledig’, zegt Gloria Djemba Selemani. ‘Mijn leerkracht had het over de oorlog van ’40-’45. Maar die herinnering heeft ons niet kunnen beschermen tegen Trump, Kabila of Kagame, tegen extreemrechts of tegen nieuwe oorlogen. Pas als iedereen in de herinnering wordt betrokken, van Pool tot Tutsi, dan pas kunnen we zeggen: “Dit nooit meer.”’
* * *
Het project Dekoloniseer het museum werd mogelijk gemaakt door een projectsubsidie van het Vlaams ministerie van Cultuur. De begeleiding was in handen van Primrose Ntumba (AfricaMuseum), Stella Nyamchama Okemwa (Hand in Hand) en Gie Goris (MO*). Video: Elien Spillebeen.
Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!