Deze drie vrouwen verkiezen de onzekerheid boven de veiligheid
‘Thuis is thuis’: Waarom keren Oekraïense vrouwen terug en wat staat hen thuis te wachten?
Vier maanden ver van huis en van hun familie doen een aantal Oekraïense vrouwen terugkeren naar huis. Ook al is de Russische invasie verre van voorbij en is hun veiligheid niet gegarandeerd. Maar de koffers blijven klaarstaan. ‘Wie weet wat een volgende dag met zich meebrengt?’
Ala en haar tienerdochter Diana vluchtten naar het westen van Oekraïne, maar zijn blij weer thuis te zijn. ‘Er is werk, en mijn echtgenoot wacht op ons.’
© Marek Kowalczyk
Sinds april trekken meer en meer gevluchte Oekraïense vrouwen weer huiswaarts. Ze verkiezen onzekerheid thuis boven veiligheid in het westen van Oekraïne en in het buitenland. MO*journaliste Ula Idzikowska sprak met drie Oekraïense vrouwen die terugkeerden. ‘Ik ga niet meer naar de kelder. Hoelang kun je je verstoppen?’
Ala schuift het gordijn opzij. Ze geniet van het landschap. Ook al kan ze amper iets zien, want de ramen in de trein zijn beplakt met beschermfolie, opdat glassplinters de passagiers niet verwonden bij een explosie. ‘Eindelijk! Ons land, Oost-Oekraïne’, zegt Ala vermoeid.
Ze heeft een nachtelijke treinreis door het hartland van Oekraïne achter de rug. De trein van Lviv in West-Oekraïne naar de stad Tsjernihiv in het noordoosten, op 80 kilometer van de Russische grens, zat op 30 mei bijna vol.
Weg van de bombardementen
De eerste 22 dagen van de Russische invasie brachten Ala en haar tienerdochter Diana door in een schuilkelder, samen met 300 anderen. ‘Zolang er licht en water was, was de situatie draaglijk. Wanneer de duisternis viel, werd het moeilijk’, vertelt de vrouw. Overdag probeerden sommige mensen eten en extra kleren te halen uit hun huis. ‘Maar ze keerden na een kwartier terug, omdat de beschietingen maar niet stopten.’
Ala kon pas weg uit Tsjernihiv toen er humanitaire corridors werden ingesteld. ‘We reisden in konvooi. Er waren in totaal 20 bussen. Plots reed de derde bus over een gat en kon die niet meer verder’, zegt ze. ‘Er brak paniek uit en we hoorden schoten van dichtbij. Voor ons reden personenauto’s. Gelukkig was het snel opgelost. Wij zijn gevlucht.’
De helft van de vluchtelingen had eind mei het gevoel dat het veilig is in zijn regio, zo bleek uit een bevraging.
De twee kwamen terecht in het stadje Zbarazj, in de buurt van de westelijke stad Ternopil. Een vrouw met drie kinderen bood hen onderdak. Nog lang na hun vertrek bleef Ala schrikken van het geluid van sirenes. ‘In het westen van het land negeert zo goed als iedereen luchtafweeralarmen. Ook wij zijn er uiteindelijk aan gewend geraakt.’
Na twee maanden besloot Ala terug te keren naar Tsjernihiv. ‘Er is werk, en mijn echtgenoot wacht op ons. En laat ons eerlijk zijn: thuis is thuis.’ Vóór de Russische invasie werkte ze in een supermarkt, maar het gebouw is nu zwaar vernield. ‘De schade is zo groot dat ze het niet zullen herbouwen. Maar ik kreeg een jobaanbieding van een andere keten.’ Ze begint de dag na ons gesprek.
Glasscherven
Ala wilde in Oekraïne blijven, net als de bijna 8 miljoen andere Oekraïners die naar het westen van het land vluchtten. Anderen, in totaal 6,5 miljoen Oekraïners, besloten om tijdelijk het land te verlaten. Zonder enig idee van hoelang dat ‘tijdelijk’ zou zijn.
In Tsjernihiv en Zbarazj spreek ik met Viktoria en Ira, die pas zijn teruggekeerd uit het buitenland. Want sinds april komen mensen langzaam weer naar Oekraïne. De helft van de vluchtelingen had eind mei het gevoel dat het veilig is in zijn regio, zo bleek uit een bevraging van de VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR). Bij een gelijkaardige bevraging eind april waren dat nog één op de drie respondenten.
Op de trein van Lviv (in het westen) naar Tsjernihiv (in het oosten), die bijna vol zat. De helft van de Oekraïense vluchtelingen had eind mei het gevoel dat het veilig is in zijn regio.
© Marek Kowalczyk
Viktoria kwam enkele weken geleden terug uit Polen. Hond Balu wachtte haar twee en een halve maand op. ‘Balu is de bijnaam van mijn man, het is een afkorting van zijn achternaam’, legt de 32-jarige Oekraïense uit. Ze toont me een van de verwoeste bruggen in Tsjernihiv, haar geboortestad.
Rondom ons heerst stilte. Er zijn alleen kwakende kikkers te horen. Aan de overkant van de rivier staan verwoeste huizen. Viktoria houdt er afstand van. ‘Je weet maar nooit. Het is beter om op te passen voor mijnen.’
‘Wat voor een bescherming geeft zo’n kelder eigenlijk? Wie haalt je uit het puin als hij instort?’
Haar studio in het centrum van de stad is gespaard gebleven van het geweld. De keuken en badkamer staan vol met spullen die ze meebracht uit Polen, van chocoladerepen tot handzeep. In de gang wachten twee koffers: een grote, donkere van Viktoria en een kleine, lichtere van haar vijfjarige zoon Miroslav. ‘Voor het geval dat we weer moeten vluchten’, zegt ze.
Ze wilde Tsjernihiv eerst niet verlaten. ‘We hoorden dat de oorlog op 16 februari zou beginnen, maar er gebeurde niets. Mijn werkgever, Coca-Cola, drong er toch op aan dat alle werknemers hun auto vol zouden tanken. Zodat we zouden kunnen vluchten. Ik stelde het maar uit. Tot ik geen keus meer had.’
Viktoria bracht de eerste negen dagen van de invasie door in een kelder van een flatgebouw in haar buurt. ‘Maar wat voor een bescherming is dat eigenlijk? Wie haalt je uit het puin als zo’n kelder instort?’
Het overkwam de buren van haar vriendin. Half maart trof een raket hun huis aan de rand van Tsjernihiv. Ze zaten gekneld onder het puin. De buren hebben hen gered.
Viktoria’s vriendin is gevlucht naar Italië. Viktoria belt haar op met een webcam om te laten zien wat er nog overschiet van diens huis. Ze geeft een rondleiding: voor de ingang liggen glasscherven, in de kleine keuken staat een fluitketel op het fornuis alsof hij wacht tot iemand deze plek die tot voor kort een thuis was nieuw leven inblaast.
Viktoria (rechts) vluchtte naar het buitenland maar kwam terug. Ze toont een vriendin via een videocaal diens verwoeste huis.
© Marek Kowalczyk
‘Ze heeft geen kinderen, geen man, nu zelfs geen huis. Wat voor zin heeft het dan om terug te keren?’
Verderop is een slaapkamer, er ligt beddengoed op de slaapbank. De zijkant van een kast hangt als een gebroken arm in een draagdoek. Een deel van het raamkozijn ligt op de vloer, net als uit de muur gescheurde radiator. En er ligt veel glas. Overal glasscherven.
De laatste halte op de virtuele rondleiding is het toilet. ‘Dat is tenminste niet verwoest’, probeert Viktoria haar vriendin te troosten.
Ze vermoedt dat haar vriendin nog even in Italië zal blijven. ‘Zij heeft geen kinderen, geen man, nu zelfs geen huis. Wat voor zin heeft het dan om terug te keren?’, vraagt Viktoria zich af.
Nooit meer zoals vroeger
Viktoria is wél getrouwd. Maar ze heeft haar man Sergei de afgelopen zes maanden niet gezien, een korte ontmoeting in het ziekenhuis in Ivano-Frankivsk niet meegerekend.
Sergei is een sluipschutter. Hij vocht in 2014 in de Donbas gevochten, nu in gebieden die zwaar getroffen worden door de acties van het Russische leger: in Popasna, in de regio Loehansk, bijvoorbeeld. In elk geval, tot hij gewond raakte.
‘Hij gaf zes dagen lang geen teken van leven. Op 16 april was Miroslav (hun zoontje, red.) jarig. Mijn man heeft toen niet gebeld. Ik vermoedde dus al dat er iets niet klopte. We verbleven toen drie weken in de Poolse stad Szczecin, en toen we terugkwamen belde mijn moeder met het nieuws dat Sergei zwaar gewoond was geraakt. En dat hij weinig overlevingskansen had.’
Viktoria in een kerk in Tsjernihiv. De stad komt weer tot leven, maar echt veilig is het niet. ‘Wie weet wat de volgende dag met zich gaat meebrengen?
© Marek Kowalczyk
Sergei verbleef 37 dagen in het ziekenhuis. Daarna brachten vrijwilligers hem naar Dnipro (de derde grootste stad, in het zuidoosten van Oekraïne, red.). Maar daar zorgen ze alleen voor bedlegerige patiënten.’ Viktoria bewoog hemel en aarde om de overplaatsing naar Ivano-Frankivsk te regelen. Daar kreeg Sergei betere zorg.
Nu keert hij, ondanks zware verwondingen, terug naar het front. Viktoria is buiten zichzelf van ongerustheid. Ze zou graag willen dat alles weer was zoals vroeger, maar dat kan niet.
Weer leven in de stad
‘Ik zal die dag, 24 februari 2022, nooit vergeten. Om vier uur ’s ochtends kreeg ik een telefoontje: “Blij frustig, neem het kind en de documenten mee. De oorlog is begonnen. De Russen zijn de grens overgestoken, ze komen dichter bij Tsjernihiv.” Eerst drong dat bericht niet tot me door, ik liep maar heen en weer door het appartement, niet gelovend dat het echt gebeurde.’
‘Het gevoel dat je familie en vrienden sterven en je niets kunt doen, is vreselijk’, vertelt ze. ‘En het is eng wanneer je maar een paar minuten hebt om de meest nodige dingen in te pakken en naar het onbekende vertrekt. Wanneer je je dromen en plannen ziet instorten.’
In Viktoria’s geval gebeurde dat ook letterlijk. Ze toont de ruïnes van het huis dat zij en haar man de afgelopen vijf jaar aan het bouwen waren. ‘We wilden naar de stadsrand verhuizen, dicht bij de rivier en het bos. We hebben hier al ons spaargeld in gestoken. Mijn man ging regelmatig naar België om wat bij te verdienen. Alles was al klaar.’
‘We wilden naar de stadsrand verhuizen, dicht bij de rivier en het bos. We hebben hier al ons spaargeld in gestoken.’
© Marek Kowalczyk
Viktoria staart even voor zich uit en gaat terug naar de auto. Ze verbergt haar tranen achter een zonnebril. Hoe reageerde haar man op het nieuws van de verwoesting van hun toekomstdroom? ‘Hij zei dat we een mooier huis zouden bouwen,’ zegt Viktoria, en haar gezicht klaart op.
De stad mag dan weer tot leven komen, van echte veiligheid is geen sprake.
Ze is blij dat er steeds meer mensen terugkeren naar Tsjernihiv. ‘Het is opbeurend. Tien dagen geleden reden er nog geen trolleybussen, alles was gesloten.’ Nu gaan de eerste supermarkten en restaurants weer open. We zitten op het volle terras van een pizzeria. Wanneer Viktoria hoort dat ze geen Coca-Cola hebben, geeft ze de ober haar nummer. ‘Bel ons maar, we bezorgen het wel.’
Het is haar derde dag opnieuw op het werk. Ze krijgt voortdurend telefoons van oude en nieuwe klanten, noteert bestellingen in een schriftje om ze daarna in een bestelsysteem op haar tablet in te voeren. Ze waarschuwt elke klant dat de levering even kan duren. Coca-Cola gebruikt er momenteel slechts één bestelwagen, omdat er te weinig benzine is.
De stad mag dan weer tot leven komen, van echte veiligheid is geen sprake. Viktoria maakt liever geen plannen. ‘Wie weet wat de volgende dag met zich gaat meebrengen? Ik betaal zelfs niet vooruit voor de private kleuterschool van Miroslav.’
Onzekerheid blijft
De toekomst is onzeker. Ook voor Ira, die half mei vanuit Polen terugkeerde naar Zbarazj — hetzelfde stadje waar Ala verbleef en net weer uit vertrok.
‘Ze moesten me het huis uit duwen. Ik was bang om te vluchten naar een onbekende plek.’
‘We waren van plan om deze kamer te schilderen zodat ze geschikter is voor een jongetje,’ zegt Ira, ‘maar we besloten te wachten. Het heeft geen zin om geld uit te geven als we niet weten wat ons te wachten staat.’ We staan in de kamer waar vroeger haar 17-jarige dochter sliep. Daar zou Nazariy, haar broertje van vier, intrekken.
Sofia zelf had de kamer een tijd geleden al ingeruild voor een andere, ruimere kamer in het huis, met een balkon. Ze heeft haar kamer en haar vriendinnen gemist. Daarom overtuigde ze haar moeder om terug te keren.
Ira en haar dochter zijn weer thuis, in het stadje Zbarazj, al maakt de vrouw zich ook hier zorgen over de toekomst.
© Marek Kowalczyk
Sofia (foto) overtuigde haar moeder Ira om terug naar huis te keren. Ira: ‘Ik was eerlijk gezegd bang om terug te komen.’
© Marek Kowalczyk
‘We hadden nog een paar weken in het buitenland kunnen blijven, want ik begon pas op 1 juni met werken. Ik was eerlijk gezegd bang om terug te komen. Maar Sofia drong aan. Dus we vertrokken. Helaas.’
Ira vond het leuk in Ostrzeszów, een klein Pools stadje op honderd kilometer van Wroclaw. Eerst wilde ze helemaal niet vluchten. ‘Mijn man, mijn schoonouders en mijn ouders moesten me het huis uit duwen. Ik was bang om naar een onbekende plek te gaan. Maar ik dwong mezelf. Ik wilde dat mijn kinderen veilig waren.’
Ze vertrokken begin maart met de bus. Sofia vreesde dat ze in een asielzoekerscentrum terecht zouden komen en de eerste tijd aan het zoeken van een appartement zouden besteden. Ze waren blij verrast toen bewoners van Ostrzeszów hen een privéwoning aanboden.
‘Wie weet hoelang ik nog kan werken. De economie is in verval. Veel inwoners van Zbarazj zijn hun baan kwijt.’
De eerste nacht sliepen ze met z’n drieën in één bed. ‘Sofia was zo bang dat ze van haar kamer naar ons toe kwam. Ze heeft de hele nacht geen oog dicht gedaan.’
Bang en onzeker
Hoewel Ira vast in dienst is bij het stadhuis van Zbarazj, maakt ze zich zorgen over de toekomst. ‘Wie weet hoelang ik nog kan werken. De economie is in verval. Veel inwoners van Zbarazj zijn hun baan kwijt.’
Maar het is tenminste veilig in Zbarazj. Ira heeft al een paar dagen geen sirenes meer gehoord. Het oosten van het land daarentegen wordt nog steeds gebombardeerd. Ira begrijpt niet waarom Oekraïense vrouwen terugkeren naar Kiev, Tsjernihiv of Charkiv. ‘Het is daar nog steeds gevaarlijk. Mensen gaan dood. Was ik in hun plaats, ik zou nog wegblijven.’
In Tsjernihiv luiden de sirenes op dit moment ook niet, maar om een andere reden: de infrastructuur voor telecommunicatie is er verwoest. Het geluid van de sirenes komt nu enkel uit de telefoons. Wanneer een bibliotheek gebombardeerd wordt, luidt het alarm op de smartphone van Viktoria weer aan. ‘Ik ga niet meer naar de kelder. Hoelang kun je je verstoppen?’
Maar de angst voor luchtaanvallen blijft toch. Ze heft haar hoofd op en kijkt angstig naar de hemel: ‘Dat ze ons maar niet opnieuw bombarderen.’